Wekelljksche Kalender. v ALLERLEI. OPGAVE. men aannemen, zoo een man den schoen j draagt, dat hij energiek is en toegerust met (veel werkkracht, en indien een vrouw het .voetbekleedsel draagt, dat zij een trouw i echtgenoote en een goede huishoudster is. Als de buitenkant van een zool $terk afge dragen is, bewijst dit een fantastischen, Ignilligen geest, maar aan de andere zijde, als de binnenkant van de zool is aigeloopen, is de drager beschroomd en wankelmoedig. Als do schoenen afgedragen zijn aan den buitenkant en het leder bij de teemen er ver sleten begint uit te zien, terwijl de andere Ideelen der schoenen onderwijl nog zoo goed als nieuw zijn, mag men aannemen, dat de drager een schurk is. Zondag. Men kan hot goed© niet to vlug doen. Heeft het ook wel tijd te wachten? Maandag. Niets dringt op zoo zachte wijze, maar te- Yens zoo diep in de z' -1 door dam d© invloed van een goed véorbeeld. Dinsdag. Een' greintje waarheid geeft aan de leu gen kracht. Woensdag. Waar de klok van den laster wordt ge- (luid is spoedig een geloovige menigte bijeen. Donderdag. Het is ëven gemakkelijk ziohzelf te be- f driegen zonder het te bemerken, als het {moeilijk is anderen te bedriegen zonder dat (zij het bemerken. Vrijdag. Het talent zoekt den juisten weg, het ge- Inie kent hem. Zaterdag. Succes Is het kind van zwaren arbeid en Volharding. 1 EEN KUNSTSTUKJE. fOm water en bier in een glas te gieten, zoodat het bier onder en het water boyen blyft. Dit geschiedt op de navolgende wijze: Mem neemt een bierglas en vult dit half ,Tnet bier; hierop legt men een schoonen (doek over het glas, giet daar langhaam t water doorheem en zoo zal, tot groot© ver wondering der aanwezigen, het bier onder 'en het water boven blijven. - Wil men de grap verder doordrijven, dam 'biedt mem een weddenschap aan, dat men 'het bier van onder het water zal wegdrin ken. Wordt deze aangenomen, dan neemt men den steel van een nieuwe aarden ta bakspijp, houdt óeeen zoo diep 11 het glas, |dat hij in het bier reikt en men kan alzoo [het bier van onder het water wegdrinken jen de weddenschap winnen. I De gevolgen van een misverstand. On- |langs stapten te Aden uit een van Engeland ,'komende boot aan wal drie geestelijken: een jAnglikaansche reverend, eem Schotsche do- 'tomee en een pastoor. Zij waren door het Iministerie van oorlog uitgezonden, vertel- jden zij aan de plaatselijke militaire over- heid, bij welke zij zich aanmeldden, en hun (bestemming was Somaliland. De Adensche beeren keken wel wat vreemd op, maar van jhet ministerie van oorlog zijn zij wel meer zonderlinge dingen gewend en overigens, j'de geestelijke behoeften van de in Somali- (laad vechtende troepen konden zulk een uitzending wettigen. (Hoewel die troepen voor de overgroote meerderheid uit Indiérs en negers bestaan). De papieren en stukken van het drietal waren echter volkomen in orde en men zond hen naar de hoofdplaats \an Bntsch Somaliland, Berbera, door. Hier werden zij met verbaasde gezichten door den bevelvoerenden generaal en zijn staf ontvangen. Wat kwamen zij hier doen? Men begreep er hoegenaamd niets van. Eerst toen het bleek, dat de boot iets niet bracht, waar men wel om gevraagd had, be gon men te begrijpen, dat hier een allerzon derlingste vergissing in het spel was. De militaire administratie had namelijk naar Londen geseind om toezending van drie „Parsons"' (een soort pompen, naar den fabrikant aldus genoemd) en deze artikelen waren niet ontvangen. Wel daarentegen waren drie „parsons" (geestelijken) aange komen. Het was duidelijk: men had hier met een vergissing te doen, zóó kluchtig, als in de annalen der Britsche militaire administratie nog niet was opgeteekend. En officieren en minderen lachten zoo, dat de Mullah van het leven, dat zij maak ten, wel een paar mijl terugtro1-. De drie „parsons" keken intusschen op hun neus. Bij onderzoek bleek, dat de beambte te Londen, die de aanvraag om pompen in handen had gekregen, inderdaad begrepen had, dat geestelijken bedoeld waren. In de overtuiging, dat hij heel wijs handelde, zocht hij drie geestelijken uit, van iedere soort één, en dirigeerde ze allen naar So maliland. Student en. students vader. Beste Hendrik! Den brief, waarin gij ons om geld vraagt, hebben wij niet ontvangen. Hiernevens een oude jas, laat daarvan een nieuwe broek maken. Ook voegt uw brave moeder er vijf gulden bij buiten mijn weten; kocp daar nu goede boeken voor, opdat gij een verstandig mensch wordet in de maatschappij en niet dom blij vet, zooals: Den Haag. Uw liefh. Vader. Dp de schee pst immer werf. Kalfater: „Spiek joe Engelsch?" Engelsch kapitein: ,,0, yes!" Kalfater: „Nou, laat dan eens effentjes dat eindje touw afzakken if jou plies Critiek. Iemand schreef aan een dich ter, die hem een zij nor verzen ter beoordee ling had gezonden: „Amice 1 Voor poëzie behoort eenig vuur; derhalve meer vuur in uw vers, of anders uw vers in het vuur 1" Zonderlinge vraag. Commissaris: „Vriend, je bent een ezel!" Verdachte: „Mijnheer de Commissaris, ben ik uw vriend, omdat ik een ezel, of een ezel, omdat ik uw vriend ben?" „O, zool" „Zeg eens, Trui, dat onophoudelijk uit gaan begint me te vervelenZondag moet je maar eens in je keuken blijven." „Maar, mevrouw, ik heb mijn tante be loofd den namiddag bij haar te komen door brengen." Kleine Willem (tusschonbeide komend): „Och, laat haar maar gaan, mama. Haar tante is pas sergeant geworden en heeft een nieuwe jas gekregen met gouden strepen cn een mooie sabel met een koperen handvat." „Wel, juffrouw, hoe is 't met uw zoon, die aan het tooneel gegaan is? Komt hij vooruit „O ja, verleden jaar deed hij in den op tocht mee voor de achterpooten van den grooten olifant en dit jaar is hij de voor- pooten 1" De „Cork Examiner", een Iersch blad, zegt in een geestdriftige beschrijving van Koning Eduard's bezoek: „De Koning glimlacht© en rookte een dikke sigaar. D e Koningin ook." Een rijk eigenaar kwam op zijn buiten goed en vond in de remise het zoontje vaa zijn koetsier. „Kent gij mij?" vroeg hij. „Weet gij wel, wie ik ben?" „Ja, gij zijt de mijnbeer, die altijd in de koets van mijn vader mag meerijden." Dienstmeisje: „Mevrouw, daar is een heer beneden!" Mevrouw: „Laat hom in de voorkamer 1" Dienstmeisje„Maar hij is gekomen,- zegt hij, op een boodschap, dat de kacbei niet trekt." Mevrouw: „Laat hem dan in den schoor steen 1" Rechtmatige verontwaardiging. Kani- baal (een blanken Duitschen luitenant ver orberend): „Valsche kuiten, valsche heu-' pen, valsche schouders... zoo'n verval- sching van levensmiddelen heb ik nog nooit beleefd Uit een drie-stuivers-roman. j,.... De opgejaagde vrouw sprong van rots op rota. Eindelijk kon zij niet verder. "Vóór haar gaapte de afgrond en achter hs-ar de ver volger." Heer (die in de komedie achter een dame met een reuzenhoed zit): „Juffrouw, ik heb voor mijn plaats drie gulden betaald en wou dus wel wat zien." Dame: „Ik heb voor mijn hoed dertig gul den betaald en wou hem dus ook wel laten Bluffen en overbluffen. In een tredn raakte een Engelsch spekslager in gesprek met een Amerikaansch vakgenoot. Men vroeg over en weer naar de in bet vak ge bruikelijke machines. Do Engelschman blufte er brutaal op los, zeggende, dat hij een machine gebruikte,; die hem heel wat arbeidsloon uitspaarde. „Hoe dat zoo?" vroeg de Amerikaan. „Wel, wij dooden alleen onze varkens, en wachten, totdat zij koud zijn. Dan gooien wij ze in een soort van tank en brengen de machine gedurende een minuut of vijf in beweging. Als zij stil staat, halen wij den tank leeg en daarin bevinden zich dan ver- sche saucijzen, worst, hoofdkaas, varkens pasteitjes, reuzel, karbonade, enz., enz." „Net als bij ons," antwoordde de Ameri kaan, „op één ding na." „Wat is dat?" vroeg de Engelschman. „Wel, onze machine werkt zóó. Als wij 's Zaterdagsavonds niet alles verkoop©n, doen wij, wat overblijft in de machine. Wij brengen deze in beweging en zetten ze na een minuut stil. Dan komt er een biggetje uit, gemaakt van wat er overbleef. Dat big getje slachten wij des Maandag- opnieuw. Wij beginnen er de week altoos mee 1" Het volgende stukje bevat enkele woor den, die van achteren naar voren gelezen hetzelfde zijn als van voren naar achteren. Zij worden door puntjes aangeduid, welke evenwel niet het aantal der letters bepalen. Een man, van beroep...,»., had twee zoons,en.geheeten; ook twee meisjes, genaamdenZijn broeder wasin dienst van het Staatsspoor, en zat dikwijls vanwege het gure weer met eenop zijn plaats. Hij heeft menige kloekeverricht. De moeder wasen het jongste meisje liep gewoonlijk met oenomte roeren voor haardie zij van eenhad gekregen. Eens viel er vuur in het water en het meisje riep......! Haar broeder was haaran ders zop er brand gekomen zijn, en gaf haar eendie aardig kon zingen. Maar het diertje kreeg deliet geenmeer hoo- ren en was spoedigwaarna het hoein eengestopt en aan het strand begraven werd toen hetwas. De ontbrekende woorden vindt ge in het volgend Zondagsblad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 14