N£. 13324. Derde Blad. 1 Augustus 1903. Jean of Jeanne? Jeanne Richard, een mooie brunette, doch ter van een bloemist, die zijn zaken aan kant had gedaan, leefde alleen met haar moeder na den dood haars vaders. Zij was een aller liefst meisje en werd door den kapitein der brandweer, een onden snorbaard en meisjesgek, die een vriend der familie was, een lelie genoemd, opgegroeid te midden der rozen Zij was meerderjarig geworden en zou nu gaan trouwen met een jonkman uit de streek, waar zij woonde, Anselme Boneau geheeten. De verloofden wachtten vol onge duld den dag af, waarop zij het plechtige „ja" zouden uitspreken voor den burgemees ter, niet vermoedend, dat het bestuur, het welk de Hottentotten ons benijden, daar voor wel een stokje zou weten te steken Anselme bracht de noodige stukken bij een Daar hij wees was, moest hij de over lijdensakte van zijn vader en die zijner moe der hebben, dezelfde akte van den vader zijns vaders en die van den vader zijner moeder; bovendien de overlijdensakte van de moeder zijns vaders en die van de moe der zijner moeder. Het meisje moest overleggen de overlij densakte van haar vader en die van haar grootvader en grootmoeder van vaderszijde, plus dezelfde akten betreffende de ouders van haar moeder, die ook overleden waren, met nog een aantal andere akten en docu menten. Met deze stukken ging Anselme naar de secretarie om een afschrift te vragen van zijn geboórte-akte en die zijner bruid, en hij deed hiertoe de noodige opgaven. De secretaris zag het geboorte-register in en zeide: „Het is onmogelijk u te trouwen." „Waarom?" vroeg Anselme. „Althans met de door u opgegeven per soon". „Waarom?" vroeg Anselme weder. „De reden is afdoende; het is verboden twee mannen met elkander in het huwelijk te verbinden." „Twee mannen!..." riep Anselme uit; „wat bedoelt u hiermede?" „Dat de geboorte-akte van uw zich noe mende verloofde aantoont, dat zij van het mannelijk geslacht is." „Juffrouw Jeanne van het mannelijk ge slacht?" „Jean Richard", hernam de ambtenaar, „een en twintig jaar oud, staat te boek als van het mannelijk geslacht. Lees zelf maar", vervolgde hij, den jonkman, die ongeloovig het hoofd schudde, inzage gevend van het geboorte-register. „Inderdaad staat het er," zei Anselme, „maar het is een vergissingde beambte heeft twee letters vergeten, Jean in plaats van Jeanne geschrevenhet is heel gomakke- lijk die fout te verbeteren." „Verbeteren!" riep de secretaris ontzet uit, „knoeien in het register van den bur gerlijken stand!... Weet u'wel, dat daar tuchthuisstraf op staat?" „Ik wil toch trouwen," zei de jonkman. „Het is onmogelijk, absoluut verboden Anselme ging in zeer verdrietige stem ming naar zijn verloofde en bracht haar op de hoogte van de omstandigheden. „Het is niet denkbaar", zei het meisje, „dat een vergissing van dien aard ons zou kunnen beletten te trouwen; het bewijs voor het tegendeel is heel gemakkelijk te le veren." „Laten we naar den burgemeester gaan!" stelde de moeder voor. Het drietal begaf zich naar het stadhuis. De burgemeester was met den secretaris in gesprek. De moeder stelde haar dochter voor aan het hoofd der gemeente. „Ik hoop, mijnheer," zeide zij, „dat u mijn dochter maar even behoeft aan te zien om geen twijfel te koesteren aangaande haar sekse." „Wat i- Ijzelf betreft," zei de burgemees ter, „heb ik geen den minsten twijfel.' „U erkent dus, dat ze een meisje is?" vroeg juffrouw Richard. „En een heel mooi meisje ook", voegde de burgemeester er galant aan toe. „Dus hebt u er geen bezwaar tegen om haar te trouwen?" „Volstrekt niet, ab de stukken in orde zijn." „Hier zijn ze", zei Anselme, de documen ten aan den burgemeester gevend; „ik ben de aanstaande." „Ik maak u wel mijn compliment," zei de burgemeester, de stukken inkijkend; „An selme Boneau, Jeanne Richard!" „Dit huwelijk is onmogelijk, burgemees ter", merkte de secretaris op. „Waarom?" „Jeanne Richard bestaat niet in de re gisters van den burgerlijken stand." „Zoo, zool" zei de burgemeester, „ik kan u niet trouwen met een persoon, die niet bestaat." „Nu besta ik al niet eens I" zei het meisje. „Wij kennen alleen Jean Richard," ver volgde de secretaris; „de geboorte-akte wijst het uit." „Zoo, zoo!" zei de ourgemeester, „dan is het huwelijk onmogelijkhet is nadrukkelijk verboden twee mannen in het huwelijk te verbinden." „Het is een vergissing", merkte het meis je op,,u hebt immers zelf erkend, dat ik van de vrouwelijke sekse ben." „Ik had uw geboorte-extract nog niet ge zien," gaf nu de burgemeester te kennen. „Heeft dit u van inzicht doen veran deren V' „Ja, zeker... u ziet er uit als een meisje, maar we moeten ons aan het geboorte-ex tract houden," stamelde de burgemeester verlegen. „U bent het met zelf niet eens." „Persoonlijk geloof ik, dat u een meisje bent, maar als burg neester moet ik ver klaren, dat u een jongen is; ik kan u trou wen met een meisje, ab ge het verlangt." ,.Het is bespottelijk!" riep juffrouw Ri chard uit; „zulke ergerlijke vergissingen moesten geen plaats vinden." „Ik heb haar niet begaan, juffrouw," protesteerde de secretaris; „een en twintig jaar geleden was ik hier nog niet in functie." „Wat moeten we beginnen?" vroeg juf frouw Richard. „Mijn dochter kan toch geen oude vrijster blijven, omdat een amb tenaar door een schrijffout haar sekse heeft veranderd?" ,,Er moet een vonnis zijn van de recht bank om de verkeerde akte nietig te ver klaren," zeide ue burgemeester, „en een an der, dat de jonge juffrouw een regelmati- gen burgerlijken stand aanwijst." „Hoeveel tijd gaat daarmede heen?" vroeg juffrouw Richard. „Ongeveer zes maanden." „En kost het geld?" „Natuurlijk!" zei de burgemeester. „Het is afschuwelijk!" riep het meisje uit, dat haar tranen niet kon bedwingen. In een tamelijk wanhopigen toestand keerde het drietal huiswaarts. Nauwelijks waren zij in hub gegaan, of twee gendarmen te paard hielden stil voor het hekje van den tuin. De een wierp de teugeb toe aan den ander en belde aan. De meid deed open. „Gendarmen 1" riep juffrouw Richard verbaas'1, uit: „die zijn hier zeker niet te recht." De gendarme trad binnen, maakte het mi litaire saluut, haalde een papier uit zijn tasch en verklaarde, dat hij in hechtenis kwam nemen den persoon Jean Richard, een en twintig jaar oud, zoon van de echtelieden Richard, wegens weerspannigheid tegen de militaire wet. „Weet u waar deze weerspannige zich ver schuilt?" vroeg de gendarme. „Jean Richard bestaat niet," zei juffrouw Richard; „hier is aU.jn mijn dochter Jeanne Richard." „Probeer niet mij te bedriegen," zei de gendarme; „met Jeanne Richard heb ik; niets te makenik ken alleen het ontvan gen bevel; ik heb alleen met Jean te' maken." „Ik heb geen zoon, alleen een dochter." „Dus", zei de gendarme, zich tot het meis-, je wendend, „gij wilt dus doorgaan voor een meisje, hoewel gij tot de mannelijke eek-' se behoort?" „Het is een vergissing," kwam Anselme nu tusschenbeide, „een vergissing in het re gister van den burgerlijken stand." „Daar heb ik niets mede te maken; ik volg alleen de bevelen op, deze jonkman is weerspannig, hij moet mij volgen. Aan do militaire autoriteit kan hij zijn belangen voordragen." „Kijk mijn dochter eens aan 1" merkte de moeder op. „Zeker," zei de gendarme, „bij den eer sten aanblik en te oor eelen naar zekere eigenaardigheden zou men zeggen, dat de weerspannige een r-eisje is. Maar wie zegt mij, dat zij zich niet als zoodanig voordoet;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 11