LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 18 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903 No. 13312 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Opofferende Liefde. Over do Leidschc verk iczingon *egt jDe Standaard: Ook de Lcidscho vrijzinnigheid is er bij do gemeenteraadsverkiezingen niet al te best afgekomen. •Dat was te voorzien. Bij de jongste Kamerverkiezing kon een man als Prof. Van der Vlugt slechts een meerderheid van zegge elf stemmen halen; en na de bekende Wethouderskeuze, waarbij het enghartigsb liberalisme weer het onsma kelijke uitsluitingssysteem toepaste, was het ie voorzien, dat. de meerderheid der kie zers zich van deze vrijzinnigheid zou af wenden- En zoo is liet geschied. De candidaton der Christelijke partijen, tfe hceren Van Hoeken en Mulder, zijn tweemaal gekozen, zoodat er straks dus voor die twee plaatsen een nieuwe verkie zing zal moeten plaats hebben. Wel een bewijs, dat hot liberalisme bij deze stembus met nadruk geslagen is. Toch zal het hard werken worden"om deze twee zetels te behouden. Nu staat hot in den Raad 16 Christelijke leden tegenover 15 vrijzinnigen, cn is de Loidsche Raad dus om. Gelukt het aan de laatsten om meer kracht to ontwikkelen en zouden de onzen daarin n i o t slagen, dan zou de Raad weer omgaan en dan in ons nadeel. Doch dat zien onze Leidschc broeders vanzelf ook wel in. Dat deze verkiezing voor hen uitermate leerrijk en bemoedigend is, is buiten kijf In eerste instantie is de overwinning schitterend behaald, is revanche genomen over -de jongste Kamerverkiezingen. Onze mannen zullen nu het hunne doen om bij den einduitslag zoo mogelijk de overwin ning definitief te maken. In De Bode, orgaan van den Bond van (Ned. onderwijzers, komen voor L-t volgen de Antwoord van m r. JA, Levy en Naschrift van 't Hoofdbe stuur. Antwoord van Mr. J. A. Levy. Aan het Hoofdbestuur van den Bond van Ned. Onderwijzers Mijne Heeren. Gij zendt mij „Do Bode" van 3 Juli j.l., waarin een ..Open brief" aan mijn adres. Bedoeld schijnt: een openbare brief. Althans een op on brief heb ik, in hot blad, niet gevonden. Uit dit uw schrijven blijkt uwe beducht heid, dat een opstel van mij den dunk zou kuiken geven, als liadt gij het zoogena.and „G*nitc van Verweer" holpen kiezen, of &Aarbij u aangesloten. \%it or zij, van deze foi ton, zal u, be ter San mij, bekend zijn. Wat cr blijkt uit mij»* woorden, kan ieder nagaan, die lezen kan. Ik kan het toch waarlijk niet ge beteren, zoo iemand het met vluchtige in drukken voor lief neemt, cn straks, als oordeelvellingen van mij, zo wraakt. Wion of wat gij koost, bij wien of wat gij u aansloot, weet ik niot, dus heb ik er niet over gesproken. Wèl weet en zeido ik letterlijk, dat ,,Do Bond van Ncderland- eohe Ondorwijzere" ,,slippedragor on schildknaap van het Comité van Verweer" i3 geweest. Wèl zeido ik, dat ,,nict ëén woord van terechtwijzing of afkeuring" van den Bond is uitgegaan, ook niet, toon de berg van misdruk: Manifesten" gedoopt, voor onzo oogon zich opstapelde. Ia hot u onbekend, dat men bijwijlen, ook door z w ij g c n, medeplichtig wordt 1 Laat mij van deze gelegenheid gebruik maken, om u te zeggen, dat zij. die de open bare school liefhebben, door de houding, neen, door de schuld van den Bond, droeve en pijnlijke oogenblikkon hebben door leefd. Gij, gij, Nederlandsche onderwijzers, liadt u van uwen plicht bowust moeten zijn, en andoren, verstandelijk uwe minderen, tobden hunnen moeten brengen! V ragen- rhetoriek verhelpt de diep bedroevende Voorvallen niot. En moclit go, voor uwe, naar den vovm, kreupele, naar inhoud, onverdedigbare motie" van 13 Maart j-L achter den psy- ohologischen invloed Van mededaderschap u willen verschuilen, de geschiedschrijver dezer treurige bladzijde, zou mot meer recht, dan do Spanjaard het onzen Vador des Vaderlands deed, u kunnen toevoegen: non vos Estados, ma vos, vos. Dat komt, omdat gij niet volgen moogt, maar voor gaan moet. Noblesse oblige. Gelooft mij, hoogachtend, J. A, LEVY. Amsterdam, 6 Juli '03. N asohrift van 't Hoofdbestuur. Dat mr. Levy met zijn antwoord verle gen zou zitten, indien hij niet ronduit wil de zeggen: ik heb mij vergist, ik ben te ver gegaan en heb de Bond deelneming aan handelingen toegedicht, waaraan hij inder daad niet deelgenomen heeft, konden wij vooraf weten; dat het antwoord van mr. Levy, nu het niet die ruiterlike verkla ring bevat, zo weinig zeggend zou zijn, als 't bovenstaande, is ons toch nog tegenge vallen. Mr. Levy, in eigen oog de taalzuive raar bij Gods genade, blijft, geheel in zijn rol, waar hij dc „aardigheid" debiteert over open en openbare brief. Wij gaan daarop niet zulke dingen leiden slechts van de hoofdzaak af. En deze hoofdzaak is: heeft mr. Levy in zijn artikel in 't Vaktijdschrift geschreven, dat do Bond bij 't Comité van Verweer is aangesloten geweest of niet? En nu antwoordt mr. Levy daarop: dat zult gij beter weten dan ik; ik hob 't niet geschreven. Ik kan niet helpen', dat men oppervlakkig leest en daardoor ver- keerdo gevolgtrekkingen maakt. Maar hoeft mr. Levy dan niet 't vol gende geschreven: „Afkeurenswaardig schijnt mij, in gansch het beloop dor treurige geschiede nis, voorafgaande aan de jongste straf- rechtnovello, de houding van spoorwegper soneel en zich noemend Comité van Ver weer. Dubbel afkeurenswaardig, sohier niet te vergoelijken, do deelneming van den „Bond van Nederlandsche Onderwijzers" aan bedoelde droeve feiten." Niet om „vragen-rethoriek" is 't ons te doen, maar om te wijzen op de meer dan lichtzinnige wijze, waarop do heer Levy geschiedonis wenst te schrijven. Ieder on bevooroordeeld lezer zal uit 't bovenstaan de lezen, dat de „Bond van Nederlandsche onderwijzers" bij 't „Comité van Verweer" was aangesloten. En dan kan mr Levy niet volstaan mot. een „bij wien of wat gij u aansloot, weet ik niet," want wie over een zaak schrijft en nog wel in zulk diep beledigendo termen voor dc ondei-wijzers als mr. Lev j dcod, moet weten, moet alle feiten nauwkeurig vermelden, zoals zij geschied zijn. wil hij niot te recht worden aangezien voor con bevooroordeeld, in de slechte zin des woords partijdig, rechter, die om zijn voorop gestelde konklusie, niet om de waarheid tc doen is. En al6 mr. Lovy schrijft: „Begreep de „Bond" niet, dat men, van dat oogenblik af, te doen kreeg niot mot stakers, ma^r met muiters, waar mede, zoo noodig, korte wetten worden ge maakt? Begreep hij niet, hoe zeer hij ver zeild raakte in het vaarwater van bet Mar xistische, d.w z. door en door revolution- naire socialisme dan kan dit geen zin hebben, indien de Bond niet zou aangesloten geweest zijn bij 't „Comité van Verweer." En nu kan mr. Lovy zich niot er mee afmaken, „dat men bij wijlen, ook door z w ij g e n, medeplichtig wordt. Want waarom heeft mr. Levy dan niot de vele andere verenigingen, die cok ge zwegen hebben, zijn verwijten naar 't hoofd geslingerd? Van onze Bond heette het: „De treurige lijst is niet uitgeput, maar daarvoor kondon wij dan ook, dag aan dag, in barbiers- on sigarenwinkols, ons ver meien met dc vodden, die als .Manifesten" werden rondgebazuind, een soort van literatuur, waaraan dc „Bond" God be fore het! zijn zegel hechtte." 86) Do beklaagde bleef het antwoord schuldig „Dan wil ik myn vraag zóó inrichten: Om welke redenen achttet gy een heimeiyke ont snapping noodzakeiyk? Qobeurde dat alleen ter wille van uw genegenheid voor den kas sier, omdat gy wellicht geloofdet, dat uw vader u zyn toestemming tot oen huweiyk met hem zou weigeren?" De jonge dame haalde diep adem. Zy wist wel hoeveel er voor haar van haar antwoord afhing. Zy kon het echter niet over zich ver- krygen bepaald te liegen. „Neen, het gebeurde niet daarom/' zeide zy eindeiyk. „Gy wist dus, dat Möbius tor wille van zyn veiligheid Dultschland moest verlaten Ditmaal aarzelde de beschuldigde niet. „Ja," antwoordde zy. „Wist u reeds langen tyd, dat by misbruik van het vertrouwen zyner patroons maakte?" „Neen." „Hebt gy geen deel aan zyn overtredingen genomen?" „Nooit. Ik heb daarvan pae in het aller laatst gehoord." „Toen hy zich genoodzaakt zag te ver- dwynen?" „Ja, juist „Gy wilt dus zeggen, dat gy wol de reden van zyn vlucht hebt gekend, maar dat alleen uw genegenheid er u toe gebracht heeft, den vluchteliog te vergezellen?" „Zoo is het." ^Beschuldigdeik o>u dit," de president sprak nu met verheffing van stem, „voor waar aannemen, als daar tegenover niet een zonderling foit stond. De heer Inspecteur Flohr, die met het onderzoek op de stoomboot was belast, heeft eon wissel van duizend peso's by u gevonden. Hoe zUt gy in het bezit van deze assignatie gekomen?" „Ik heb my dio door den heer Möbius laten geven." „Tot wolk dool?" „Dat mag ik niot zeggen." „Moogt ge dat niet? Waarom niet?" „Sta my toe, hierop het antwoord schuldig te biyven." „U ls reeds vroeger by het bespreken van dit' punt met u zelve in tegenspraak gekomen, hebt gezegd, dat Möbius u dat papier had gegeven om te bewaren, wyi hy het by u voor voiliger hield." „Ik acht my niet gerechtigd iets andera te zeggen." „Aha! U verschuilt u in uw verlegenheid achter het bekende: „Ik mag nietl" en wyst met den vinger op een geheimzinnig iets, dat niemand kan raden. Ons zult ge daarmee niet om den tuin leiden, verlaat u daarop. Het zou ons beter aanstaan, als gy de waarheid omtrent den wissel bokendet." Eliza zweeg. „Dan verder. In het nauw gedreven, herin- nerdet gy u plotseling het bestaan van een tweeden wissel, dien de vermoorde volgens uw beweren by zich droeg." „Ik heb daarmee slechts de waarheid gezegd." „Zoo? Maar u wist evenmin hoe groot het bedrag, als waar het document afgegeven en betaalbaar was?" „Ik heb dat nooit van naby bekeken." .Weet u ook niot, hoe groot de som was, Wil hebben gevraagd aan welke manifes ten ae Bond zijn zegel hechtte on mr. Le vy moest 't antwoord schuldig blijven. Over 't overige van mr. Levy's ant woord zullen we niete zeggen, omdat 't geen antwoord op onzo drie vragen geeft. We hebben een afdoend antwoord op onze <lrie vragen verzocht, niet een stol nieuwe raadgevingen van mr. Levy, hoe gaarne we die misschien anders zouden ontvangen. We konstateeren, dat mr. Levy geen af doend antwoord gegeven heeft, omdat hij 't niet kon geven. Wc konstateren, dat mr. Lovy op hoog- hartigo wijze van uit zijn studeerkamer een stroom van invectieven over do onderwij zers heeft uitgestort, waarbij dezen voor idioot en voor wat niet al worden uitge maakt, maar dat mr. Levy dit alles ge daan heeft, zonder naar zijn eigen hierboven afgedrukte bekentenis volko men op de hoogte te zijn van wot do Bond eigenlik gedaan had. We willen niet mr. Levy's voorbeold volgen en een reeks van adjectieven neer schrijven, om onze verontwaardiging daar over lucht te geven. We willen alleen opmerken, dat, als in 't vervolg in de onderwijzers—ereld van iets gezegd zal worden: mr. Levy hooft 't gezegd, of mr. Levy hooft 't ge schreven, 't gebaar of 't woord, waar mode deze mededeling ontvangen wordt, cuphemist.ies gesproken, niot van grobo be wondering voor den heer Levy zal getui gen. En de 6chuld van decze weinige eerbied moet dan niot gezocht worden bij dc hoor ders, maar bij mr. Levy's houding uit de laatste tijden. Onder het hoofd Staatscommissie zegt De Standaard in een asterisk: De Staatsoommissie voor do gemoon- tcfinancicn heeft niet de eer, in den smaak van do radicale en liberale pers te vallen. Tooh was hot geheel natuurlijk, dat do Regeering in doze coin missie niet de meor- derhead aan haar politieke tegenstanders schonk. In dc Enquête-commissie deed ze dit, cn het werd goloofd. Nu dcod ze dit niet, en het wordt gelaakt. Wie minder openhartdgo critiek oefent, acht dat er al te veel Kamerleden in zit ten; dat de Universiteit niet genoegzaam vertegenwoordigd is, en dat de benoemden niet voldoende specialiteiten zijn. Op de keper bezien heeft deze critiek weinig om hot lijf. Dat do wethouder van financiën tc Amsterdam, èn de heer Van Nierop, tevens lid der Staten-Gonoraal zijn, bowijst nog niet, dat zo als leden der Staten-Gencraal benoemd zijn. Of mocefc misschien do oud-Minister van Financiën Godin de Beaufort, of de Burgemeester van Den Bosch opzettelijk buiten zijn gesloten, omdat ze ode in do Eerste Kamor zitten? Dat de heeren van do Universiteiten als financiers hoog staan aangeschreven, zal wel niemand beweron. Juist voor ingewik kelde financieclc vraagstukkon hebt go niets aan de mannen van de theorie, en komt het aan op praetischen zin. En wat de specialiteiten betreft, weet men toch ook wel, dat ge niot beter een commissie in onoplosbare verwarring kunt helpen, dan door ze uit specialiteiten saam te stollen. Elko specialiteit stolt er een eore in, een eigen stokpaard jo to borijden, cn kourt bijna als rogel elk ander stokpaardje dan 't zijne onvoorwaardelijk af. Hot Sociaal Weekblad zegt: Terwijl het woteontworp tot verandering van de Gemeentewet rijpt voor do openbare beraadslaging, brengt de Regeering ons de lang beloofde (immers reeds in Januari bij de behandeling van de Staatsbegrooting in de Eerste Kamer) commissie voor de herziening van de gemeontefi- n a n c i n. Ons baarde die commissie en haar samenstelling teleurstelling. Niet om trent de bekwaamheid van do individueel© leden koesterden wij vreos, niot ook ontken nen wij, dat de drie grootste gemeenten van het land er in vertegenwoordigd zijn, maar wel treft hot ons, dat do linkervleu- welke Möbius op zyn vlucht hoeft meegenomen?" „Neen." „Ook niet, waar die gebleven is?" „Tk weet het niet." „Vreemd l Er moet byzonder weinig ver trouwen tusschen u belden bestaan hobben. Men zou van een hartstocht, dio tot zulk een wanhopigon stap voert, meer innigheid ver wacht hebben. Bestond er zulk een innigheid niet tusschen u?" „Neen." „Zyt gü spoedig van elkaar vervroemd?Of heeft het berouw verandering in uw gevoelens ten opzichte van Möbius gebracht?" „Ik kan my daarover niet uitlaten." „Weer niet? Nu, geheel zooals u wil. Gy waart niet met hem getrouwd?" „Neen." „"Waart echter wel van plan te trouwen?" „Ja; het huwelUk zou dadeiyk na onze aankomst in Argentiniö plaats hebben." „Bestond het voornemen ook nog op den dag, waarop Möbius werd vermoord?" „Ja, het bostond nog." „Waart ook gy nog in uw binnenste be sloten het verbond voor 't leven met hem te •luiten?" Eliza wendde onzeker haar gelaat af. „Gy waart dat niet meer. Uw liefde heeft zich in wrok veranderd. Gy hebt zelve tegen over den inspecteur toegegeven, dat het zoo zou kunnen zyn, maar u over de redenen van uw veranderde gezindheid niet uitgelaten. Want hy was tot het laatst hartstochteiyk verliefd op u. Misschien heeft juist dit zyn gedrag de verandering bewerkt. Hy heeft zich op het schip niet zoo jegens u gedragen als gy dat verwachttet en verlangdet, Diet waar?" Een donkere blos kleurde de wangen van het jonge meisje. gel van de vrijzinnigen niet of bijna niet is vertegenwoordigd. Geen enkel vrij zinnig-democraat en van do „Liberale Unie" alleen de heer Rink, misschien ook (zoo hij er toe behoort) de heer Siokenga. Do vrijzinnig-democraten worden in den regel door deee Regeering niet voorbijge gaan; des te meer is hot to verwonderen, dat dit hier is geschied. Iuimerc, de linkervleugol dor vrijzinnige partijen heeft een richting op het gebied van gomeente- lijke politiek, die èn scherp omlijnd is in programma's èn van veel invloed is op de gemeente-financiën. Wilde men de verschil lende stelsels op dit gebied tot hun recht doen komen in den boezem der commissie, dan kon men eerder con der meer recht- sche partijen uitsluiten dan de vrijzinnig- democraten. Hun gemeente-program ver tegenwoordigt een systeem, ook voor de gemeente-finanoiën. Daarmee had rekening gehouden moeten zijn, opdat ook do klank van d i e stem in de commissie kon worden gehoord. Intusschen, de commissie zal zeggen: waöht op onzo daden enwe wachten. Omtrent het wotsontwerp tot ver andering van de Gomoontewet, zegt het Sociaal Weekblad: Dit wotsontwerp heeft het voorbereidend Radium doorloopen. Do Regeering heeft, gebruik makende van do opmerkingen, die van do zijdo dor Kamer zijn gemaakt, een gewijzigd ontwerp ingediend, maar eerlijk gezegd kunnen wo niet getuigen, dat dio veranderingen, veel boteokenend zijn. Den belangrijken vraagstukkon, dio bij een her ziening van ons gemeenterecht op den voor grond treden om nu van do gemeento- financiön niet to sprekon is men ook bij dezo tweedo editie uit den weg gegaan. Noch do quaestio hoever het begrip „uit voering" moet reiken, noch do gronzon van do verordenende bevoegdheid van don Raad, noch de nadere interpretatie van hot interpellatie-recht, noch eindelijk do verantwoordclijkhoid van ieder der wet houders voor do daden van zijn collega's, zijn bij do tweede uitgave in hot ontwerp opgenomen. Dat was tc verwachten cn wo zouden dan ook op dit weinig betcekenendo wotje niet zijn teruggekomen, ware hot niot, dat we do aandacht nogmaals wilden vestigen op de uitdrukkelijke uit sluiting van vrouwen, niet slechte van hot lidmaatschap van den Raad, maar ook van do betrekkingen van ontvanger cn secre taris. Zooals men zioh zal horjnnoron, ge schiedt dec.e uitsluiting door het woord „mannelijk" te plaateen in de desbetreffen de artikelen, een woord, dat daar tot nog toe niet staat. Do motieven, dio do Ro- gcering bij haar memorie van antwoord na der opgcoft voor de inlassohing van het woord „mannelijke" zijn naar onze meening al zeor eigenaardig. ..Ondcrgcteckende" aldus dc memorie van antwoord „deelt geheel in dc meaning van die leden, die oordeelden, dat or geen sprake van kan zijn, om terloops door een wetsontworp als hot onderhavige eem beslissing uit te lok ken over de vTaag, of voortaan ook vrou wen tot hot gemeente-secretariaat benoem baar zullen verklaard worden. Deze voor dracht bedoelt dan ook niet anders, cran deze aangelegenheid te laten wat ze was, en juist daartoe strekt do invoeging van ..„mannelijke"" voor „„Nederlander"". Hierdoor toch wordt niete veranderd, maar slechte hot bestaande bevestigd. Terecht is opgemerkt, dat do wetgover van 1851 aan geen ander dan mannelijke secretarissen of ontvangers godaoht heeft." Wo nemen gaarne aan, dat do wotgover van 1851 aan geen vrouwolijke secretarissen of ontvangers heeft godacht. Maar is dit nu een reden, indien men hot vraagstuk, zooals do Regeering zegt, wil laten in do phoeo, waarin het vorkcert om thans ook door do woorden van do wet don vrouwen het boklceden van dio betrekkingen onmogelijk te maken? Begrij- po wie het kan. Do wotgever van 1833 hooft waarschijnlijk evenmin gedacht aan vrou welijke advooatcndo woorden van do wet verboden echter hot optreden van vrou wen als advocaten niot cn zooals do prae- tijk heeft bewezen, do vrouwelijke advocaat „Nu, boschuldigde, wilt gy ons niet eonig antwoord geven?" „Bespaar my deze pyniyke ulteonzetting - ik - ik „Wilt gy hierover niets uitlaton?" „Neen." „Geeft gy toe, eenmaal uitgeroepen te hebben: „Aan dezen toestand moet een einde komen, al moet het ook een loven kosten?"" De beschuldigde drukte de handen voor het gelaat. „Ik ik weet het niet. Het kan zyn misschien heb ik „myn leven" gezegd, want ik dacht toen werkeiyk aan zelfmoord." „Mevrouw von Erbia heeft met beslistheid beweerd, dat het gezegde zoo of zelfs nog bezwarender had geklonken. Gy zoudt ook kunnen geroepen hebbon: eijn in plaats van een leven." „Dat heb ik stellig niet gezegd, want eon andore gedachte dan die, om aan myn eigon verloren bestaan een einde te maken, ls nooit bU my opgekomen." „En toch hebt gy tegen uw verloofde eenige uren vóór zyn dood bodrelglngen geuit." „Daarvan weet ik niets af." De president nam een blad papier uit de voor hem liggende akten. „Wy zullen later bet geheele onderhoud hooren. Voor het oogen blik la het voldoende u de volgende woorden in 't geheugen te roepon: „En laat je waar schuwen span den boog niet te strak, hy zou kunnen springen I Ik heb gedaan, wat een vrouw maar kan doen en was bereid, den beker tot op den bodem te ledigen. Aan u de verantwoording ais het anders uitkomt l" Hebt gy deze woorden gezegd of niet?" „Ik heb die gezegd." „Zyt gy het niet met my eens, als Ik con stateer, dat die iets buitengewoons te kennen Ls langs deze grammaticale uitleg ging van de wet de rechtszaal binnengeko men. Men kan hieruit zien, iioo do Regeo- ring, zeggende de zaak to willen laten, zoo als zij was, feitelijk do toestond veran dert. Tot nog toe stond dc kwestie open; thans sluit do Regeoring de deur. Tot hoe lang? Tot do definitieve herziening van do Gemeentewet, en die is we twijfelen er niet aan, als we letten op don stapel work, die de Kamers in do eerste paar jaar krij gen te doorworstelen nog ver af. Wij noemden hierboven de vraag omtrent do positie van de wethouders. Die vr.uig wordt ook in do memorie van antwoord nog even aangeroerd, doch slechts om er op te antwoorden, dat al wat aangaat do benoeming van wethouders buiten den Raad, de zelfstandigheid van don wethou der van z ij n tak van dienst zonder ver antwoordelijkheid voor zijn collega's, ein delijk de commission van bijmand in hot gemeentelijk bohcor, pas aan de orde zal komen bij die zoover af zijnde algeheeïe ver andering in ons gemeenterecht. Toch heeft de Regeering een kleine ver andering gebracht in haar oorspronkelijk ontwerp, die aan do zelfstandigheid der ge meenten kan ton goede komen. Terwijl in het eerste voorstel verhooging vaa het aan tal wethouders boven hei getal vier ge bonden wna aan de goedkeuring van Gede puteerde Staten, is dit bij het gewijzigd ont werp onnoodig geacht. Het zijn dus voortaan niet cn terecht de Gedeputeerd^ Staten, dio in l.aatelo ressort beslissen oF het aantal wethouders in een gemeente van meer dan 100,000 in woners zal stijgen boven het getal vier, maar de Raad zelf zal dit als souverein be slissen. En daar wo bij dit wetsontwerpio al dankbaar zijn voor iedero bete broods, erkennen wij. dat we deze wijziging toe juichen. Naar aanleiding van het bezoek van minister Kuypor aan V c n 1 o o schrijft De Tijd, dat do voorstanders van hot bijzonder onderwijs van dc zijdo dor go- meontolijko autoriteiten aldaar „op genie pige wijzo werden tegongewerkt". In plaats van too to juiohen, dat do geestelijkheid zich inspande cn do burgerij vrijwillig of- forde voor dat onderwijs, toonden burge meester on schoolopzieners behept te zijn „met vooroordcolen, welke stammen uit den tijd der liberale overheersohing, toon dc staatsambtenaren meenden te moeten libcraliseeren, omdat dc Rcgec- ring liberaal was." Deze heeren worden er nu aan herinnerd, dat dio tijd voorbij is, door hot voor do geestverwanten van De Tijd bomoodigend optreden van minister Kuyper in do Venlooscho schoolquaeatio, hotwelk door De Nieuwe Koerier gesolietst wordt als volgt: „Naar wij thans uit zeer goede bron vornomen, heeft het door minis ter Kuyper ingesteld onderzoek tot een be slist succes geloid van do voorstanders van liet bijzondor onderwijs. In zcor duidolijko bewoordingen zou dr. Kuyper gezegd heb ben wat overigens geheel met zijn steo<la geuite mconing overeenstemt dat hot bij-, zonder onderwijs te Venloo met alle kracht moet gesteund worden, cn dat cr mot goe den wil veel is tot stand te brengen. Wat de nieuwe soholcn van do Eorw. Broeders be treft, deze vond do Minister zeer goed, cn hij zou cr gaarne genoegon mcc nemen, dat vóór 1 November alles in orde is. Hieruit blijkt, dat de voorstellen van het bijzondor onderwijs wel in dc hoogste in stantie zullen worden aanvaard, en dat do oisohen van het liberale schooltoezicht geen steun vinden bij de Hoogc Regeoring. Ondor don titel „Noodig verweer" heeft de hoogleeraar dr. S. Cramer, to Am sterdam, een opstel in Tcyler's Thcoloyi.ch Tijdschrift geschreven naar aanleiding van do broohure „Bijzondere Universi teiten on bijzondoro profess o- r o n", die prof. Holwcrda, van Lei den, ton gunste van hot wetsontwerp op het hooger onderwijs heeft uitgegeven. Prof. Cramer's „Verweer" geldt drio punten uit dr. Holwerda's advies: lo. do voorstelling, door dezen gegeven van do voordcelen van hot nieuwe stelsel en van do geven, iets als de aankondiging van oon op handen zUnde catastrophe?" „Ik wilde hem alechts beduidon, dat hl? zich niet al te zeker van myn bezit moest govoolen, dat er nog eon middel bestond, om hem dat te onttrekken." „Do booron gezworonon zullen moeten bo- Bli8sen, welko uitlegging hun als de moest vertrouwbare voorkomt. In elk goval slaan do volgende feiton vast: Eenigo uron na hot opgowondon gesprok tusschon u on den kassier word de laatste doodgestoken, doodgestoken mot zyn eigen mes, dat gowoonlyk op hot tafeltje voor zyn bod lag. De dader kon slechts iemand zyn, dio geheel op do hoogte was met do gewoonten van zijn slachtoffer en vryon toegang tot zyn hut had. Hy moest groolor zyn dan hy, daar de stooten van boven naar boneden zUn toegebracht, en beschuldigde wint het van Möbius aan lichaamegrootte. Al deze omstandigheden, gepaard met het togenstry- digo in de beworingen van beschuldigde en met haar gedrag by het zien van het lyk zoowel als het bezit van den wissel, vormen een keten van bewyzen, waarvan het gewicht zwa&rder weegt dan de betuigingen van onschuld van beschuldigde. Hebt gy nog iet» in het midden te brengen, beschuldigde? Anders ga ik tot het verhoor der getulgon over." Eliza schudde met een zachte beweging der lippen het hoofd. De president belde en beval, dat de voor naamste getuige, de politle-lnspecteur FJobr, moest verschijnen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5