N°. 13311 "Vrijdag \7 Juli. A®. 1903. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Offieieele Kennisgeving. FEUILLETON. Opofferende Liefde. IEIDSCH DAG-BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per week 9 Oentsj per 3 maanden I 2 1.10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zijn 1.30. Franco per post1.65. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 10 regels fL05. Iedere regel meer fO.YI^. Grootere letten oaar plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 80 woorden 40 Oents ooDtant; elk tiental woorden meer 10 Oenta.-Voor bet inoasseeron wordt/"0.05 berekend. Burgemooater en Wethouders dor gemeente L°'den brengen ter algemeene kennla dat de passage langs doLangegracht, Zuidzijde, tus8chen de Volmolengracht en de Mare op Zaterdag 18 Juli en langs de Yolmolongracht, Oostzijde, op Maan* dag 20 Juli a. 8. en volgende dagen, wegens bet leggen van een hoofdgaslelding voor rjj- en voertuigen zal zyn afge sloten. Burgemeester en Wethouders voorn. H. C. JÜTA, Weth. loc.-Burgem. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 17 Juli 1903. Burgemeester on Wethouders van Leiden; Geilon art. 8, late alinea, der Hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat door hen vergunning is verleend aan E. VOCKING en rechtverkrijgenden tot het oprichten van een bewaarplaats van vluchtige pro- 3 u c t e n, in het perceel Hoogewoerd No. 36, kad. bekend Sectie D No. 506. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in het „Leldsch Dagblad". Burgemeester en Wethouders voornoomd, H. C. JÜTA, weth., loc.-Burgem. VAN HEYST, Secretaris. Lelden, 17 Juli 1903. LEIDEN, 17 Juli. By Gemeenteraadsbesluit van 23 December 1902 word don heer M. H. van Waveren vergunning verleend tot het dempen van de sloot langs den Rünsburgerweg vóór hot cafó restaurant „het Posthof'. Eonlgen tijd daarna, in April van dit jaar, bleek B. en Ws., dat door den heer Yan Waveren een gedeelte der sloot gedempt was, zonder dat de door den gemeenteraad aan de vergunning vorbonden voorwaarden behoorlijk waren in acht genomen. Hot zuidelijk gedeolte der sloot, gelegen tusschen de bolde dammen, die toegang geven, de eone tot „het Postkof' en de andere tot het daarnaast gelegen welland, was namelijk grootendeels gedempt, zonder dat tevens het door den Raad voorgeschreven riool met aanverwante werken was gelegd. B. en Ws. hebben toen gemeend, geheel overeenkomstig het advies der commissie van fabricage, den heer Yan Waveren te moeten aanschrijven, dat het door hem gedempte gedeelte dor sloot binnen 14 dagen weder in den vorlgen toestand moest zijn hersteld of wol een aanvang moest zijn gemaakt met het dempen der 6loot geheel overeenkomstig de by Raadsbesluit van 23 December 1902 opgelegde voorwaarden, by gebreko waarvan B. en Ws. zich genoodzaakt zouden zien, met toepassing van art. 180 der Gemeentewet, van gemeentewege op zijn kosten tot de op ruiming van do uitgevoerde werken te doen overgaan. De heer Yan Wavoren verzocht B. en Ws. daarop bij adres van 2 Mei alsnog in de door hem tot stand gebrachte verbreeding van den dam (gelijk hU het noemt) aan den Rünsbur gerweg te willon berusten. Overwegend be zwaar bestond daartegen bü de commissie van fabricage en ook by het college van B. en Ws. niet. Zoolang de sloot slechts gedeel telik gedempt is, doet de al-of nlet-aanwezig- heid van een riool weinig tor zake, mits Blechts de waarborg biyve bestaan, dat by een ovontueele demping der gehoele sloot ook in het thans reeds gedempte slootgedeelte alsnog een riool wordt gelegd. Daar evonwel de beschikking op het verzoek niet tot de competentie van B. en Ws. behoorde, ver wezen zy adressant naar den gemeenteraad. Yandaar het thans ingediend verzoek van 26 Juni, waarop zü gunstig meenen te mogen advlseoren. Iu de tweede plaats wordt thans door adressant vergunning gevraagd tot het dem pen van do «loot langs den Haarlemmerweg vóór het perceel, kaddastraal bekend onder Sectie K. No. 44. Ook tegen de demping dezer sloot, die voor de helft aan de gemeente en voor de andere helft aan adressant behoort en een lengte heeft van 39 Meter, bestaat geen bezwaar. Een riool Is hier niet noodig, omdat de ter plaatse te bouwen perceelen aan den achterkant zullen loozen, hetxy in noordeiyke richting naar de ontworpen Brug straat, hetzy in zuideiyke richting naar de Groenoordstraat. Er zal dus alleen voor een behoorlyke afwatering van hot door demping verkregen terrein bekooren te worden gezorgd. By tot den gemeenteraad gericht adres wordt door den heer C. J. van Pypen eervol ontslag gevraagd uit zyn betrokking van stadstorenwachtor, met verzoek tevens om hem nevens het hem toekomend pensioen van f 2*20 een jaariyksche gratificatie te ver- leenen van f 80 (zyn traktement bedraagt f 330). Hoe zeer ook geneigd, waar adressant de gemeente welhaast 50 jaren trouw en yverig heeft gediend, ook op het laatste gedeelte van het verzoek gunstig te adviseoren, zoo hebben B. en Ws. toch gemeend, uit vrees voor het stellen van een zoer gevaariyk antecedent, daartoe niet te mogen overgaan, en dit te minder, waar adressant immers reeds zyn volle pensioen, zynde hot ge deelte der door hem hem genoten jaarwedde, heeft verdiend. Mocht echter de gemoenteraad van meoning zyn, dat in dit geval de excep tioneel lange dienstbetrekking van adressant tot do gemeente het toekennen eener gratifi catie wettigt, dan zou daartegen by B. en Ws. geen overwegond bezwaar bestaan. Tegoiykertyd echter wenschon zy by deze gelegenheid '6 Raads aandacht te vestigen op een ander punt. Nu, door het verleenen van ontslag aan den tegenwoordigen titularis, hot ambt van torenwachter weldra zal vaceeren, komt het hun voor, dat zonder bezwaar tot do opheffing der betrekking zelve zou kunnen wordon overgegaan. Moge ook de torenwachter in vroeger tyden voor de openbare veiligheid zeer goede diensten bobben bewezen, thans nu het brandwezon zoo geheel anders geregeld is en het politie wezen een zoo groote uitbreiding heeft ouder gaan, zyn zyn diensten overbodig geworden en heeft dus de betrekking geen andere reden van bestaan meer, dan haar bestaan zelve. En om nu alleen daarom, uit eerbied voor de traditie en ter willo van de bekoring, die ongotwyfeld in het middernachteiyk uur van do weemoedige tonen van den torenwachter uitgaat, een belrekking te handhaven, die jaariyks van de gemeonte een uitgave eischt van f 330, zou, dunkt B. en Ws., niet wel te verdedigen zyn in een tyd, waar zoo tal van noodzakeiyke uitgaven de gemeentekas bestormen, dat geheel het streven der ge meentebesturen op bezuiniging ln do niet strikt noodzakeiyke uitgaven behoort gericht te zyn. Ter voorziening in de met 1 September a. 8. vacant komonde botrekking van leerares ln de Nederlandsche taal aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, ten gevolge van het met Ingang van dien datum verleend eervol ontslag aan mej. J. M. Nassau Noorde wier, is den gemeenteraad de volgende aanbe- velingsiyst aangeboden: lo.Mej. 0.Llgtenberg, doctoranda in de Nederlandsche letteron te Amstordam; 2o. Moj. J. A. H. van Yelzen, doctoranda in de Nederlandsohe letteren te Lolden. Aangezien B. en Ws. zich geheel vereenigen met het voorstel van de Commissie van Toezicht en van den Inspecteur op het Mid delbaar Onderwys om de benoeming vooralsnog een tydeiyk karakter te doen dragen, geven zy ln overweging de benoeming te doen plaat» hebben voor den tyd van éón jaar en wel voor den cursus 1903/1904. Nu aan de Jongensschool 2de klasse een lste en 2de klasse en het volgend jaar ook een 8de klasse zal verbonden zyn, wenscht het hoofd dier school, biykens zyn ln de Leeskamer ter Inzage liggend schryven, toe passing gogevon te zien aan art. 25 der Wet op hot Lager Onderwys, luidende: „Wanneer de school in verscheidene klassen verdeeld is, wordt het onderwys in de laagste klassen by voorkeur aan onderwUzereBson, dat ln de hoogste klassen, behalve aan do scholen, uit sluitend voor meisjes bestemd, by voorkeur aan onderwyzers opgedragen." De plaatseiyke schoolcommissie, te dezer zake door B. en Ws. gehoord, is mede van meening, dat de mogelykheid behoort te worden geopend, dat het onderwys in de 3 laagste klassen dier school aan onderwyzossen wordt opgedragen. Ook by B. en W». bestaat daartegen geen bezwaar. Daartoe zal het echter noodig zyn art. 5 der desbetreffende verordening van 6 Juli 1902 eenigszlDB te wyzlgen, aangezien volgens dat artikel aan de JongenssohooJ 2do klasse uit sluitend onderwyzers verbonden zyn. Zy doen daartoe dan ook een voorstel. In verband met een adres van den heer H. Eokhout, houdende verzoek om vrijstelling van do betaling van schoolgold, geven B. en Ws. in overweging «tan adres sant vrijstelling van de betaling van school geld te verleenen over de eerste drie kwar talen van don loopenden cursus, aangezien zijn dochter, wegens vestiging in de ge meente, eerst sedert 1 Juni j.l. do lessen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens volgt. Door den heer W. Th. A. Bergers, spekslager alhier, wordt bij adres schade vergoeding gevraagd wegens het, ten ge volge van de oprichting van het openbaar slachthuis, nutteloos worden van zijn in 1898 ingerichte slachtplaats. Het komt B. en Ws. voor, dat op dit ver zoek afwijzend behoort to worden beschikt. Het steunt op het h. i. onjuist beginsel, dat de gemeente tot schadevergoeding ver plicht zou zijn in al die gevallen, waar ton gevolge van in het algemeen belang onder nomen werken aan bijzondere personen schade wordt toegebracht Moest dit b^rin- sel worden aangenomen, een haast on draaglijke financieelo last zou den gemeen ten on aan andere openbare lichamen worden opgelegd en angstvallig zouden in hot vervolg ook do indirecte financieele ge volgen moeten worden onder do oogen gezien, alvorens tot de uitvoering van een of ander werk van openbaar nut zou kun nen worden overgegaan. Dat vele dier wer ken, ten nadeele van het algemeen, dan niet zouden tot stand komen, spreekt wol van zelf. Maar ook al mocht men hierovor anders denkon en van oordcel zijn, dat de billijk heid meebrengt in ieder bijzonder geval na te gaan óf en hoeveel schade is toegebracht, ten einde deze aan den indirectolijk bena deelde te kunnen vergoeden dan nog zou den daartoe in dit geval, zeggen B. en Ws., geenerlei termen aanwezig zijn. Uit het ten overvloede door hen ingesteld onderzoek is hun toch goblcken, dat de in 1898 door adressant voor do rookorij on zou torij en het verblijf der varkens gemaakte ge bouwtjes alle in gebruik zullen blijven voor het doel, waarvoor zij destijds zijn inge richt, en dat alleen de Blaohtplaate dus overbodig is geworden. En nu zijn juist aan die slachtplaats, daar immers reeds in 1898 door B. en Ws. met do mogelijke oprichting van een open baar slachthuis werd rekening gehouden, zeer bescheiden eisohon geabold. Zij is niet overdekt en bestaat slechts uit een stconon vloer met kolk en afvoerriool. De koeten daarvan waren dan ook betrekkelijk gering. Op grond van het bovenstaande geven B. en Ws. den Raad dus in overweging afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken. B. en Ws. geven in overweging aan den heer G. P. van Tol de bij art. 3b der verordening op het bouwen en sloopen ver- eischto vergunning te verleenen voor hot maken van oon houten gebouw vo~r het ber gen van groenten en houtwaren op het ter rein aan den Marodijk No. 27a, gemeente- Leiden, ovoreenkomstig de overgelegde tee- kening. Ingevolge art. D dor Woning- et zul len verhuurders van woningen, welke drie of minder ter bewoning bestemde vertrek ken bevatten binnen een weldra door B. en Ws. va-st te stellen tormijn do bij dat artikel voorgesohroven aangifte behooren te doon. Het model voor deze aangifte werd vast gesteld door den Minister van Binnen- landsche Zaken bij beschikking van 14 Fe bruari 1903; de formulieren van aangifte moeten ingevolge de wet ter gemeente secretarie koeteloos verkrijgbaar worden gestold. Yoorte bepaalt het laatste lid van ge noemd artikel, dat bij algomcencn maatre gel van bestuur nadere voorschriften wor den vastgesteld betreffende de inrichting van registers van aangifte. Deze zijn goge von bij do artikelen 36 van het Konink lijk Besluit van 28 Juli 1902, „StebL* No. 160. Don gomeenteraad deel en B. en Ws. mede, dat met het drukken van het materiaal reeds oen aanvang werd gemaakt. Het zal weldra gereed zijn en een uitgave vor- cisohen van pl.m. f 400. Voorts zal het noo dig zijn voorloopig, to beginnen met 1 Augustus, een tijdelijk ambtenaar aan te stellen, die zich eerst met de eerste orde ning en daarna met do inschrijving van do rogisbere zal kunnen belasten. Een salaris van f 60 's msands komt B. on Ws. voor dezen ambtenaar voldoende voor. Zijn traktement zal dus in dit jaar nog een uit gave vcreischen van f 300. Voor bet examen als leeraros ln Huis houdkunde, gehouden te Amsterdam, slaagde o.a. moj. Q. J. Mulder, van Lolden. Gisteravond had do inwydlng plaats van hot aan den Morschweg alhier nlouw go- stlcht „Te huls voor Militairen." De gewone bezoekers, waaronder ook de Zondags trouw komende matroosjes, hadden met de daarvoor expres uit hun woonplaatsen overgekomen oud-bezoekers, te halfacht de oon- versatiezaal gevuld, waarin door de militairen,- onder leiding van hun kapitein Kraak, en met diens welwillende medoworklng prachtige plantengroepen, bloemen en passende deco- ratiön waren aangebracht, een der groepen' prykendo met het beeld oozer geOorbiodlgd» Koningin. Het bestuur had zich Inmiddels ln do lees zaal met eenlge gonoodlgden voroenlgd en trad binnen. Onder de genoodigdon werden opgemerkt de garnizoenscommandant en kapitein Kraak, het lid van het hoofdbestuur van den Militairen Bond de gep. kolonel' Schoch, de agent van dien Bond de heer Del Oude, de arohiteot de heer Fontein en de aannemer de heor Bink. Do voorzitter, de heer 8. J. Lo Poole, gaf na hot gemeensobappeiyk zingen van een Psalmvers en na gebed, ln zyn openings woord een kort overzloht van de geschiedenis van het Militaire Te huis te Lelden, en van den bouw van dit nieuwe huls in 't byzonder. Hy herdacht de verschillende medowerkers en de huisvaders, die zich allen voor den soldaat hadden geïnteresseerd, vond in het feit der opening zelve reden om te roemen in de groote dingon, die God gedaan hoeft, on spoorde do mllltairon aan tot hot hoog houden der sohriftwoorden Vreest God, Eert den Koning! Verder sprak hy genoodigdon en allen, die aan den bouw haddon medegewerkt of op eenlgerlei wyze haddon gesteund, leder af- zonderiyk too, en eindigde met een „Leve Koningin WUhelmlna 1", dat met een driewerf herhaald hoezee door do aanwezigen word beantwoord. Do bezoekers zeiven toonden de moeite, die voor bon gedaan ie, ton zoorsto op prys te stellen. Zy hadden reeds lang onder olkandor ge spaard, en kwamon nu voor den dag mot een mooien spiegel en drie platen ln lyst, waarby oen evoneens in lyst gevatte op dracht. Was dit alles tot vorsiorlng van de zaal bestemd, ook voor hot bosluur hadden zy een met zilver gomonteord sigarenstel ge kocht, ton gebruiko ln de bestuursvergade ringen. Do aanbioding van eon on ander ging gepaard met een hartolUko toespraak by monde van sergeant Van Zeventer, en werd govolgd door oon zangnummor door de militairen. Ook de malrozon bleven nlot achter; een der kleinste en oen kleurling boden namens allen oon mooie mand mot bloomen aan, en de Janmaats zongon hun lied. Later op don avond werd door de be- zoekers oen aardige verrassing bozorgd aan den huisvader, in den vorm vsn oen mooien stoel, waarin hy zal kunnen uitrusten, na afloop van den dagoiykschen orboid. Eon treffend bowys voor do goede vorstandhouding t De avond werd verder gezellig doorgebracht Voordrachten, toespraken on zangnummers wisseldon olkander af; or werden vorvor- schingen gebruikt en er word gerookt, en Van Houten uit Weosp sond voor lederen bezoeker oen pakje chooolade, waarvoor hem dank werd gobracht. De stemming was en bleef prettig. To olf uren vertrokken de Janmaats met een drie- 85) „A zoo, ja juist. Ziet u hom, mejuffrouw „Ik dank u, ja." „Heeft hy zyn dochter sinds haar komst reeds gezion en gesproken?" wendde de jonge officier zich nieuwsgierig tot don referendaris. „Neen, hy is reeds in verhoor genomen, doch niet ln haar bijzijn." „Wilde hy' niets van haar weten?" „Toch we!. Hy heeft verscheidene malen beproefd haar te spreken, maar „Weigerde men hom de toestemming daar toe?" „Dat niet, maar zy zelve wilde niet." „De beschuldigde?" „Ja juist. Waarschyniyk schaamt zy zich voor hem. Met des. te moer spanning mag men des nu de ontmoeting tusschen vader en dochter te gemoet zien. Ik geloof, dat het een pakkond tooneel zal worden. Dergeiyke gesprekken werden ook door de overige groepen gevoerd, doch aller oogen vestigden zich op don ongelukkigen vader van de beschuldigde. De oude heer zag er ernstig uit on Hop gebogen; de hooge, aristocratische gestalte mGt de voorname, waardige bewegin gen verwekte in hot eerste oogenblik de be wondering en sympathie van alle aanwezigen. Langzaan en aarzelend trad hy nu, zonder om zich been te zien op den verdediger, den advocaat Walldörfer, toe, met wien hy zich levendig onderhield. Even daarna werd de beschuldigde binnen- É[eIelcl\ 1° haar schoonheid en waardigheid was zU geheel de dochter liaars vaders. Als een lelie uit een donkoren kelk verhief zich de Bneouwblanke hals en het mooie ovale hoofd met het albastwitto gelaat uit de zwarte, eenvoudige wollen japon, welke de impo- neerende gestalte van de bevallige Yrouw nauw omsloot. Haar lichtblond haar was in oen eenvoudige wrong opgestoken, de groote, blauwo oogen verdwenen byna onder de zyden wimpers. Ook zy wierp geen blik om zich heen; hot hoofd een weinig gebogen, volgdo zy haar geleider naar do bank der beschuldigden, waarop zy zwygond plaats nam. „Drommels, wat is zy mooil" fluisterde de referendaris zyn vriend, den luitenant, toe. „Jammer van zulk een mooi schepsel, dat het in het tuchthuis moet wegkwynen," mom pelde deze. De vertegenwoordigers van het gerechtshof, de procureur-generaal en de gezworenen namen nu hun zitplaatsen in. De president kondigde door het gebruikeiyke schellen het begin der verhandeling aan. „Ik open deze zitting en tevens het zitting jaar van de rechtbank van gezworenen," be gon hy met plechtige stem, waarop hy de gezworenen welkom heette en hun in korte woorden, maar met veel nadruk aan do be- teekenis en de moeilykheden van hun ambt herinnerde. Nadat de naamiyst was opge lezen en de loting van de voor de verhandeling uitverkorene twaalf gezworenen had plaats gevonden, riep de voorzitter de getuigen op. Er waren er niet veel. In do eerste plaats inspecteur Flohr, de voornaamste getuige, bovendien kapitein Frank en de geneesheer van het schip, dokter "Webrmann, eenige passagiers en bedienden van de „Slogfrled", onder andoren do steward en de vrouw, die Eliza Norden op de boot had bewaakt, alsook verscheidene beambten van de Maatschappy, welke door den vermoorden kassier waren bena deeld. Als laatste getuige word dirooteurNorden opgoroopen, do vader van do beschuldigde. „Directeur Norden." „Hier." De directeur trad voor de tafel der gozworenon. By het oproepen van den naam van haar vader, ging er, als do weerkaatsing van oen plotselingen schrik, een rilling door Eliza's lichaam; voor het eerst, sinds zy zich in de zaal bevond, liet zy haar oogen over haar omgeving dwalen. Zy schenen dengeno te zooken, dien men juist had genoemd. Nu zag zy den eerwaardigen grysaard, en een oogenblik rustten hRar oogen in de zyne. De hooge gestalte van den ouden man scheen letteriyk ineen te zakken by hot zien van zyn dochter, die zoo lang de trots en het kleinood van zyn hart was geweest. In zyn blik lag geen schaduw van een vorwyt, maar een uitdrukking van ontsteltenis en inneriyke verslagenheid, terwijl Eliza's gelaat een onultsprekeiyke smart weerspiegelde. Yoor een oogenblik alle perken en omstandigheden vergetend, slechts aan eon opwelling van liefde gevolg gevend, stak zy de armen naar hem uit, hy deed uit een zelfden drang twee stappen naar haar toe, maar de verdediger, een oud vriend van de familie Norden, trad haastig tusschenbeide. „Beheersch u, mynheer Norden. Voer hier geen aandoeniyke scène voor het publiek op. Na de zitting of tydens de pauze zal ik zien te bewerken, dat gy met uw dochter kunt spreken. „U heeft goiyk," antwoordde de oude man, met gesmoorde stem. Treurig wendde hy zich af, en Eliza bracht haar hand voor het ge laat, om de tranen, welke over haai' wangen vloeiden, te verbergen. Nadat de getuigen waren gehoord, las do griffier van de rechtbank de beschuldiging voor. Deze behelsde een moord, met voorbe dachten rade, en de medeplichtigheid aan oon diefstal. „Beschuldigde," zoo bogon do president van de rechtbank hot verhoor, „ik heb u in de eerste plaats do vraag te doen of gy u schuldig erkent aan de u ten laste gelegde handelingen?" Eliza stond op. Haastig droogdo zy haar oogen met haar zakdoek af, en al haar moed en trots byeenrapend, haar blik vast en opon op den president gericht, antwoordde zy met luide, overal verneembare stem: „Neon." „Wilt gy daarmee zeggen, dat gy uw schuld ten opzichte Yan bolde beschuldigingen ontkent?" .Ja." De president schudde afkeurend het hoofd. Zyn gelaat betrokde aanvankeiyk welwil lende uitdrukking daarop verdween. „Eliza Norden, gy deedt boter, wanneer gy ons de waarheid zeidet. Gy moet dat doen, als er nog eenige achting voor u zelve in u sluimert. Gy hebt over uw familie smaad en schande gebracht, hebt doornen gestrooid op het gryze hoofd van uw edelen vader, wiens hoop en trots gy zyt geweest. Verlicht niet alleen uw hart, maar verminder uw schuld door ten minste berouw te toonen. Gy zult daardoor uw rechters zachter stemmen dan door een ongemotiveerd ontkennen." „Mynheer de president, Ik zal steeds de waarheid zoggen. Maar dat doen, wil niet zeggen iets te bekennen, waaraan lk onschul dig ben." „Er bestaan zwaarwichtige bewijzen tegen u." „Dat weet ik en ik ken het gevaar, waarin ik zweef. Ik ben het offer van een aaneen schakeling van omst; ndighedon, waar ik machteloos tegenover sta." De beschuldigde had alios, mot uitzondering van hot „noon" on „ja" In don aanvang van hot verboor, met zachte slem gesproken, maar door haar antwoordon klonk zulk een toon van vastheid, dat haar woorden duldeiyk tot In don verst verwydorden hoek van de zaal konden wordon verstaan. Het publlok luistorde dan ook in ademloozo stille naar hotgeen voor de balie voorviel. „Goed", nam do president na oon pauze wederom het woord, „zoo biyft my nlots over, dan den gewonen weg te gaan on u door de. getuigen te overtuigen. Antwoord my op myn J vragen. Sinds wanneor kondet gy den kasslorl Möbius „Sinds ongeveer tien jaar." „Kwam hy by u aan huls?" „Af en toe." „Alleen voor zaken?" „De laatsto Jaren werd by ook menigmaal op onze partyen verzocht." „Wannoer zyt gy ln een nauwere betrek-' king tot hem gekomen Ellza aarzolde. „Even vóór myn vertrek.", „Bemindet gy hem?" Weer draalde het jonge meisje met het antwoord. „Ten minste ln hot begin?" vroeg de presi dent verder. ,Ja." „Qy moet hem Immers liefgehad bobben, andors zoudt gy hem niet gevolgd zyn. Wist, gy, waarom Möbius genoodzaakt was, to vluchten (Wordt vervólgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 1