N°. 13311
"Vrijdag \7 Juli.
A®. 1903.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Offieieele Kennisgeving.
FEUILLETON.
Opofferende Liefde.
IEIDSCH
DAG-BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per week 9 Oentsj per 3 maanden I 2 1.10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zijn 1.30.
Franco per post1.65.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 10 regels fL05. Iedere regel meer fO.YI^. Grootere letten oaar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 80 woorden 40 Oents ooDtant; elk
tiental woorden meer 10 Oenta.-Voor bet inoasseeron wordt/"0.05 berekend.
Burgemooater en Wethouders dor gemeente
L°'den brengen ter algemeene kennla dat de
passage langs doLangegracht, Zuidzijde,
tus8chen de Volmolengracht en de
Mare op Zaterdag 18 Juli en langs de
Yolmolongracht, Oostzijde, op Maan*
dag 20 Juli a. 8. en volgende dagen, wegens
bet leggen van een hoofdgaslelding voor
rjj- en voertuigen zal zyn afge
sloten.
Burgemeester en Wethouders voorn.
H. C. JÜTA, Weth. loc.-Burgem.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 17 Juli 1903.
Burgemeester on Wethouders van Leiden;
Geilon art. 8, late alinea, der Hinderwet;
Brengen ter algemeene kennis, dat door hen
vergunning is verleend aan E. VOCKING en
rechtverkrijgenden tot het oprichten van een
bewaarplaats van vluchtige pro-
3 u c t e n, in het perceel Hoogewoerd
No. 36, kad. bekend Sectie D No. 506.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving
door plaatsing in het „Leldsch Dagblad".
Burgemeester en Wethouders voornoomd,
H. C. JÜTA, weth., loc.-Burgem.
VAN HEYST, Secretaris.
Lelden, 17 Juli 1903.
LEIDEN, 17 Juli.
By Gemeenteraadsbesluit van 23 December
1902 word don heer M. H. van Waveren
vergunning verleend tot het dempen van de
sloot langs den Rünsburgerweg vóór hot
cafó restaurant „het Posthof'.
Eonlgen tijd daarna, in April van dit jaar,
bleek B. en Ws., dat door den heer Yan
Waveren een gedeelte der sloot gedempt was,
zonder dat de door den gemeenteraad aan de
vergunning vorbonden voorwaarden behoorlijk
waren in acht genomen. Hot zuidelijk gedeolte
der sloot, gelegen tusschen de bolde dammen,
die toegang geven, de eone tot „het Postkof'
en de andere tot het daarnaast gelegen welland,
was namelijk grootendeels gedempt, zonder
dat tevens het door den Raad voorgeschreven
riool met aanverwante werken was gelegd.
B. en Ws. hebben toen gemeend, geheel
overeenkomstig het advies der commissie van
fabricage, den heer Yan Waveren te moeten
aanschrijven, dat het door hem gedempte
gedeelte dor sloot binnen 14 dagen weder
in den vorlgen toestand moest zijn hersteld
of wol een aanvang moest zijn gemaakt met
het dempen der 6loot geheel overeenkomstig
de by Raadsbesluit van 23 December 1902
opgelegde voorwaarden, by gebreko waarvan
B. en Ws. zich genoodzaakt zouden zien, met
toepassing van art. 180 der Gemeentewet,
van gemeentewege op zijn kosten tot de op
ruiming van do uitgevoerde werken te doen
overgaan.
De heer Yan Wavoren verzocht B. en Ws.
daarop bij adres van 2 Mei alsnog in de door
hem tot stand gebrachte verbreeding van den
dam (gelijk hU het noemt) aan den Rünsbur
gerweg te willon berusten. Overwegend be
zwaar bestond daartegen bü de commissie
van fabricage en ook by het college van B.
en Ws. niet. Zoolang de sloot slechts gedeel
telik gedempt is, doet de al-of nlet-aanwezig-
heid van een riool weinig tor zake, mits
Blechts de waarborg biyve bestaan, dat by
een ovontueele demping der gehoele sloot ook
in het thans reeds gedempte slootgedeelte
alsnog een riool wordt gelegd. Daar evonwel
de beschikking op het verzoek niet tot de
competentie van B. en Ws. behoorde, ver
wezen zy adressant naar den gemeenteraad.
Yandaar het thans ingediend verzoek van 26
Juni, waarop zü gunstig meenen te mogen
advlseoren.
Iu de tweede plaats wordt thans door
adressant vergunning gevraagd tot het dem
pen van do «loot langs den Haarlemmerweg
vóór het perceel, kaddastraal bekend onder
Sectie K. No. 44. Ook tegen de demping dezer
sloot, die voor de helft aan de gemeente en
voor de andere helft aan adressant behoort
en een lengte heeft van 39 Meter, bestaat
geen bezwaar. Een riool Is hier niet noodig,
omdat de ter plaatse te bouwen perceelen
aan den achterkant zullen loozen, hetxy in
noordeiyke richting naar de ontworpen Brug
straat, hetzy in zuideiyke richting naar de
Groenoordstraat. Er zal dus alleen voor een
behoorlyke afwatering van hot door demping
verkregen terrein bekooren te worden gezorgd.
By tot den gemeenteraad gericht adres
wordt door den heer C. J. van Pypen eervol
ontslag gevraagd uit zyn betrokking van
stadstorenwachtor, met verzoek tevens om
hem nevens het hem toekomend pensioen
van f 2*20 een jaariyksche gratificatie te ver-
leenen van f 80 (zyn traktement bedraagt
f 330).
Hoe zeer ook geneigd, waar adressant de
gemeente welhaast 50 jaren trouw en yverig
heeft gediend, ook op het laatste gedeelte
van het verzoek gunstig te adviseoren, zoo
hebben B. en Ws. toch gemeend, uit vrees
voor het stellen van een zoer gevaariyk
antecedent, daartoe niet te mogen overgaan,
en dit te minder, waar adressant immers
reeds zyn volle pensioen, zynde hot ge
deelte der door hem hem genoten jaarwedde,
heeft verdiend. Mocht echter de gemoenteraad
van meoning zyn, dat in dit geval de excep
tioneel lange dienstbetrekking van adressant
tot do gemeente het toekennen eener gratifi
catie wettigt, dan zou daartegen by B. en
Ws. geen overwegond bezwaar bestaan.
Tegoiykertyd echter wenschon zy by deze
gelegenheid '6 Raads aandacht te vestigen op
een ander punt. Nu, door het verleenen van
ontslag aan den tegenwoordigen titularis, hot
ambt van torenwachter weldra zal vaceeren,
komt het hun voor, dat zonder bezwaar tot
do opheffing der betrekking zelve zou kunnen
wordon overgegaan.
Moge ook de torenwachter in vroeger tyden
voor de openbare veiligheid zeer goede diensten
bobben bewezen, thans nu het brandwezon
zoo geheel anders geregeld is en het politie
wezen een zoo groote uitbreiding heeft ouder
gaan, zyn zyn diensten overbodig geworden
en heeft dus de betrekking geen andere reden
van bestaan meer, dan haar bestaan zelve.
En om nu alleen daarom, uit eerbied voor de
traditie en ter willo van de bekoring, die
ongotwyfeld in het middernachteiyk uur van
do weemoedige tonen van den torenwachter
uitgaat, een belrekking te handhaven, die
jaariyks van de gemeonte een uitgave eischt
van f 330, zou, dunkt B. en Ws., niet wel
te verdedigen zyn in een tyd, waar zoo tal
van noodzakeiyke uitgaven de gemeentekas
bestormen, dat geheel het streven der ge
meentebesturen op bezuiniging ln do niet
strikt noodzakeiyke uitgaven behoort gericht
te zyn.
Ter voorziening in de met 1 September
a. 8. vacant komonde botrekking van leerares
ln de Nederlandsche taal aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes alhier, ten gevolge
van het met Ingang van dien datum verleend
eervol ontslag aan mej. J. M. Nassau Noorde
wier, is den gemeenteraad de volgende aanbe-
velingsiyst aangeboden: lo.Mej. 0.Llgtenberg,
doctoranda in de Nederlandsche letteron te
Amstordam; 2o. Moj. J. A. H. van Yelzen,
doctoranda in de Nederlandsohe letteren te
Lolden.
Aangezien B. en Ws. zich geheel vereenigen
met het voorstel van de Commissie van
Toezicht en van den Inspecteur op het Mid
delbaar Onderwys om de benoeming vooralsnog
een tydeiyk karakter te doen dragen, geven
zy ln overweging de benoeming te doen plaat»
hebben voor den tyd van éón jaar en wel
voor den cursus 1903/1904.
Nu aan de Jongensschool 2de klasse een
lste en 2de klasse en het volgend jaar ook
een 8de klasse zal verbonden zyn, wenscht
het hoofd dier school, biykens zyn ln de
Leeskamer ter Inzage liggend schryven, toe
passing gogevon te zien aan art. 25 der Wet
op hot Lager Onderwys, luidende: „Wanneer
de school in verscheidene klassen verdeeld is,
wordt het onderwys in de laagste klassen by
voorkeur aan onderwUzereBson, dat ln de
hoogste klassen, behalve aan do scholen, uit
sluitend voor meisjes bestemd, by voorkeur
aan onderwyzers opgedragen."
De plaatseiyke schoolcommissie, te dezer
zake door B. en Ws. gehoord, is mede van
meening, dat de mogelykheid behoort te
worden geopend, dat het onderwys in de 3
laagste klassen dier school aan onderwyzossen
wordt opgedragen.
Ook by B. en W». bestaat daartegen geen
bezwaar.
Daartoe zal het echter noodig zyn art. 5
der desbetreffende verordening van 6 Juli 1902
eenigszlDB te wyzlgen, aangezien volgens dat
artikel aan de JongenssohooJ 2do klasse uit
sluitend onderwyzers verbonden zyn. Zy doen
daartoe dan ook een voorstel.
In verband met een adres van den
heer H. Eokhout, houdende verzoek om
vrijstelling van do betaling van schoolgold,
geven B. en Ws. in overweging «tan adres
sant vrijstelling van de betaling van school
geld te verleenen over de eerste drie kwar
talen van don loopenden cursus, aangezien
zijn dochter, wegens vestiging in de ge
meente, eerst sedert 1 Juni j.l. do lessen
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens
volgt.
Door den heer W. Th. A. Bergers,
spekslager alhier, wordt bij adres schade
vergoeding gevraagd wegens het, ten ge
volge van de oprichting van het openbaar
slachthuis, nutteloos worden van zijn in
1898 ingerichte slachtplaats.
Het komt B. en Ws. voor, dat op dit ver
zoek afwijzend behoort to worden beschikt.
Het steunt op het h. i. onjuist beginsel,
dat de gemeente tot schadevergoeding ver
plicht zou zijn in al die gevallen, waar ton
gevolge van in het algemeen belang onder
nomen werken aan bijzondere personen
schade wordt toegebracht Moest dit b^rin-
sel worden aangenomen, een haast on
draaglijke financieelo last zou den gemeen
ten on aan andere openbare lichamen
worden opgelegd en angstvallig zouden in
hot vervolg ook do indirecte financieele ge
volgen moeten worden onder do oogen
gezien, alvorens tot de uitvoering van een
of ander werk van openbaar nut zou kun
nen worden overgegaan. Dat vele dier wer
ken, ten nadeele van het algemeen, dan niet
zouden tot stand komen, spreekt wol van
zelf.
Maar ook al mocht men hierovor anders
denkon en van oordcel zijn, dat de billijk
heid meebrengt in ieder bijzonder geval na
te gaan óf en hoeveel schade is toegebracht,
ten einde deze aan den indirectolijk bena
deelde te kunnen vergoeden dan nog zou
den daartoe in dit geval, zeggen B. en Ws.,
geenerlei termen aanwezig zijn. Uit het ten
overvloede door hen ingesteld onderzoek is
hun toch goblcken, dat de in 1898 door
adressant voor do rookorij on zou torij en
het verblijf der varkens gemaakte ge
bouwtjes alle in gebruik zullen blijven voor
het doel, waarvoor zij destijds zijn inge
richt, en dat alleen de Blaohtplaate dus
overbodig is geworden.
En nu zijn juist aan die slachtplaats,
daar immers reeds in 1898 door B. en Ws.
met do mogelijke oprichting van een open
baar slachthuis werd rekening gehouden,
zeer bescheiden eisohon geabold. Zij is niet
overdekt en bestaat slechts uit een stconon
vloer met kolk en afvoerriool. De koeten
daarvan waren dan ook betrekkelijk gering.
Op grond van het bovenstaande geven
B. en Ws. den Raad dus in overweging
afwijzend op het verzoek van adressant te
beschikken.
B. en Ws. geven in overweging aan
den heer G. P. van Tol de bij art. 3b der
verordening op het bouwen en sloopen ver-
eischto vergunning te verleenen voor hot
maken van oon houten gebouw vo~r het ber
gen van groenten en houtwaren op het ter
rein aan den Marodijk No. 27a, gemeente-
Leiden, ovoreenkomstig de overgelegde tee-
kening.
Ingevolge art. D dor Woning- et zul
len verhuurders van woningen, welke drie
of minder ter bewoning bestemde vertrek
ken bevatten binnen een weldra door B. en
Ws. va-st te stellen tormijn do bij dat artikel
voorgesohroven aangifte behooren te doon.
Het model voor deze aangifte werd vast
gesteld door den Minister van Binnen-
landsche Zaken bij beschikking van 14 Fe
bruari 1903; de formulieren van aangifte
moeten ingevolge de wet ter gemeente
secretarie koeteloos verkrijgbaar worden
gestold.
Yoorte bepaalt het laatste lid van ge
noemd artikel, dat bij algomcencn maatre
gel van bestuur nadere voorschriften wor
den vastgesteld betreffende de inrichting
van registers van aangifte. Deze zijn goge
von bij do artikelen 36 van het Konink
lijk Besluit van 28 Juli 1902, „StebL*
No. 160.
Don gomeenteraad deel en B. en Ws. mede,
dat met het drukken van het materiaal
reeds oen aanvang werd gemaakt. Het zal
weldra gereed zijn en een uitgave vor-
cisohen van pl.m. f 400. Voorts zal het noo
dig zijn voorloopig, to beginnen met 1
Augustus, een tijdelijk ambtenaar aan te
stellen, die zich eerst met de eerste orde
ning en daarna met do inschrijving van do
rogisbere zal kunnen belasten. Een salaris
van f 60 's msands komt B. on Ws. voor
dezen ambtenaar voldoende voor. Zijn
traktement zal dus in dit jaar nog een uit
gave vcreischen van f 300.
Voor bet examen als leeraros ln Huis
houdkunde, gehouden te Amsterdam, slaagde
o.a. moj. Q. J. Mulder, van Lolden.
Gisteravond had do inwydlng plaats van
hot aan den Morschweg alhier nlouw go-
stlcht „Te huls voor Militairen."
De gewone bezoekers, waaronder ook de
Zondags trouw komende matroosjes, hadden
met de daarvoor expres uit hun woonplaatsen
overgekomen oud-bezoekers, te halfacht de oon-
versatiezaal gevuld, waarin door de militairen,-
onder leiding van hun kapitein Kraak, en met
diens welwillende medoworklng prachtige
plantengroepen, bloemen en passende deco-
ratiön waren aangebracht, een der groepen'
prykendo met het beeld oozer geOorbiodlgd»
Koningin.
Het bestuur had zich Inmiddels ln do lees
zaal met eenlge gonoodlgden voroenlgd en
trad binnen. Onder de genoodigdon werden
opgemerkt de garnizoenscommandant en
kapitein Kraak, het lid van het hoofdbestuur
van den Militairen Bond de gep. kolonel'
Schoch, de agent van dien Bond de heer Del
Oude, de arohiteot de heer Fontein en de
aannemer de heor Bink.
Do voorzitter, de heer 8. J. Lo Poole, gaf
na hot gemeensobappeiyk zingen van een
Psalmvers en na gebed, ln zyn openings
woord een kort overzloht van de geschiedenis
van het Militaire Te huis te Lelden, en van
den bouw van dit nieuwe huls in 't byzonder.
Hy herdacht de verschillende medowerkers
en de huisvaders, die zich allen voor den
soldaat hadden geïnteresseerd, vond in het
feit der opening zelve reden om te roemen
in de groote dingon, die God gedaan hoeft,
on spoorde do mllltairon aan tot hot hoog
houden der sohriftwoorden
Vreest God, Eert den Koning!
Verder sprak hy genoodigdon en allen, die
aan den bouw haddon medegewerkt of op
eenlgerlei wyze haddon gesteund, leder af-
zonderiyk too, en eindigde met een „Leve
Koningin WUhelmlna 1", dat met een driewerf
herhaald hoezee door do aanwezigen word
beantwoord.
Do bezoekers zeiven toonden de moeite,
die voor bon gedaan ie, ton zoorsto op prys
te stellen.
Zy hadden reeds lang onder olkandor ge
spaard, en kwamon nu voor den dag mot
een mooien spiegel en drie platen ln lyst,
waarby oen evoneens in lyst gevatte op
dracht. Was dit alles tot vorsiorlng van de
zaal bestemd, ook voor hot bosluur hadden
zy een met zilver gomonteord sigarenstel ge
kocht, ton gebruiko ln de bestuursvergade
ringen. Do aanbioding van eon on ander
ging gepaard met een hartolUko toespraak
by monde van sergeant Van Zeventer, en
werd govolgd door oon zangnummor door de
militairen.
Ook de malrozon bleven nlot achter; een
der kleinste en oen kleurling boden namens
allen oon mooie mand mot bloomen aan, en
de Janmaats zongon hun lied.
Later op don avond werd door de be-
zoekers oen aardige verrassing bozorgd aan
den huisvader, in den vorm vsn oen mooien
stoel, waarin hy zal kunnen uitrusten, na
afloop van den dagoiykschen orboid. Eon
treffend bowys voor do goede vorstandhouding t
De avond werd verder gezellig doorgebracht
Voordrachten, toespraken on zangnummers
wisseldon olkander af; or werden vorvor-
schingen gebruikt en er word gerookt, en
Van Houten uit Weosp sond voor lederen
bezoeker oen pakje chooolade, waarvoor hem
dank werd gobracht.
De stemming was en bleef prettig. To olf
uren vertrokken de Janmaats met een drie-
85)
„A zoo, ja juist. Ziet u hom, mejuffrouw
„Ik dank u, ja."
„Heeft hy zyn dochter sinds haar komst
reeds gezion en gesproken?" wendde de jonge
officier zich nieuwsgierig tot don referendaris.
„Neen, hy is reeds in verhoor genomen,
doch niet ln haar bijzijn."
„Wilde hy' niets van haar weten?"
„Toch we!. Hy heeft verscheidene malen
beproefd haar te spreken, maar
„Weigerde men hom de toestemming daar
toe?"
„Dat niet, maar zy zelve wilde niet."
„De beschuldigde?"
„Ja juist. Waarschyniyk schaamt zy zich
voor hem. Met des. te moer spanning mag
men des nu de ontmoeting tusschen vader
en dochter te gemoet zien. Ik geloof, dat het
een pakkond tooneel zal worden.
Dergeiyke gesprekken werden ook door de
overige groepen gevoerd, doch aller oogen
vestigden zich op don ongelukkigen vader van
de beschuldigde. De oude heer zag er ernstig
uit on Hop gebogen; de hooge, aristocratische
gestalte mGt de voorname, waardige bewegin
gen verwekte in hot eerste oogenblik de be
wondering en sympathie van alle aanwezigen.
Langzaan en aarzelend trad hy nu, zonder
om zich been te zien op den verdediger, den
advocaat Walldörfer, toe, met wien hy zich
levendig onderhield.
Even daarna werd de beschuldigde binnen-
É[eIelcl\ 1° haar schoonheid en waardigheid
was zU geheel de dochter liaars vaders. Als
een lelie uit een donkoren kelk verhief zich
de Bneouwblanke hals en het mooie ovale
hoofd met het albastwitto gelaat uit de zwarte,
eenvoudige wollen japon, welke de impo-
neerende gestalte van de bevallige Yrouw
nauw omsloot. Haar lichtblond haar was in
oen eenvoudige wrong opgestoken, de groote,
blauwo oogen verdwenen byna onder de
zyden wimpers. Ook zy wierp geen blik om
zich heen; hot hoofd een weinig gebogen,
volgdo zy haar geleider naar do bank der
beschuldigden, waarop zy zwygond plaats nam.
„Drommels, wat is zy mooil" fluisterde
de referendaris zyn vriend, den luitenant, toe.
„Jammer van zulk een mooi schepsel, dat
het in het tuchthuis moet wegkwynen," mom
pelde deze.
De vertegenwoordigers van het gerechtshof,
de procureur-generaal en de gezworenen namen
nu hun zitplaatsen in. De president kondigde
door het gebruikeiyke schellen het begin der
verhandeling aan.
„Ik open deze zitting en tevens het zitting
jaar van de rechtbank van gezworenen," be
gon hy met plechtige stem, waarop hy de
gezworenen welkom heette en hun in korte
woorden, maar met veel nadruk aan do be-
teekenis en de moeilykheden van hun ambt
herinnerde. Nadat de naamiyst was opge
lezen en de loting van de voor de verhandeling
uitverkorene twaalf gezworenen had plaats
gevonden, riep de voorzitter de getuigen op.
Er waren er niet veel. In do eerste plaats
inspecteur Flohr, de voornaamste getuige,
bovendien kapitein Frank en de geneesheer
van het schip, dokter "Webrmann, eenige
passagiers en bedienden van de „Slogfrled",
onder andoren do steward en de vrouw, die
Eliza Norden op de boot had bewaakt, alsook
verscheidene beambten van de Maatschappy,
welke door den vermoorden kassier waren bena
deeld. Als laatste getuige word dirooteurNorden
opgoroopen, do vader van do beschuldigde.
„Directeur Norden."
„Hier." De directeur trad voor de tafel der
gozworenon. By het oproepen van den naam
van haar vader, ging er, als do weerkaatsing
van oen plotselingen schrik, een rilling door
Eliza's lichaam; voor het eerst, sinds zy zich
in de zaal bevond, liet zy haar oogen over
haar omgeving dwalen. Zy schenen dengeno
te zooken, dien men juist had genoemd. Nu
zag zy den eerwaardigen grysaard, en een
oogenblik rustten hRar oogen in de zyne.
De hooge gestalte van den ouden man
scheen letteriyk ineen te zakken by hot zien
van zyn dochter, die zoo lang de trots en
het kleinood van zyn hart was geweest. In
zyn blik lag geen schaduw van een vorwyt,
maar een uitdrukking van ontsteltenis en
inneriyke verslagenheid, terwijl Eliza's gelaat
een onultsprekeiyke smart weerspiegelde. Yoor
een oogenblik alle perken en omstandigheden
vergetend, slechts aan eon opwelling van
liefde gevolg gevend, stak zy de armen naar
hem uit, hy deed uit een zelfden drang twee
stappen naar haar toe, maar de verdediger,
een oud vriend van de familie Norden, trad
haastig tusschenbeide.
„Beheersch u, mynheer Norden. Voer hier
geen aandoeniyke scène voor het publiek op.
Na de zitting of tydens de pauze zal ik zien
te bewerken, dat gy met uw dochter kunt
spreken.
„U heeft goiyk," antwoordde de oude man,
met gesmoorde stem. Treurig wendde hy zich
af, en Eliza bracht haar hand voor het ge
laat, om de tranen, welke over haai' wangen
vloeiden, te verbergen.
Nadat de getuigen waren gehoord, las do
griffier van de rechtbank de beschuldiging
voor. Deze behelsde een moord, met voorbe
dachten rade, en de medeplichtigheid aan oon
diefstal.
„Beschuldigde," zoo bogon do president van
de rechtbank hot verhoor, „ik heb u in de
eerste plaats do vraag te doen of gy u
schuldig erkent aan de u ten laste gelegde
handelingen?"
Eliza stond op. Haastig droogdo zy haar
oogen met haar zakdoek af, en al haar moed
en trots byeenrapend, haar blik vast en opon
op den president gericht, antwoordde zy met
luide, overal verneembare stem: „Neon."
„Wilt gy daarmee zeggen, dat gy uw
schuld ten opzichte Yan bolde beschuldigingen
ontkent?"
.Ja."
De president schudde afkeurend het hoofd.
Zyn gelaat betrokde aanvankeiyk welwil
lende uitdrukking daarop verdween.
„Eliza Norden, gy deedt boter, wanneer gy
ons de waarheid zeidet. Gy moet dat doen,
als er nog eenige achting voor u zelve in u
sluimert. Gy hebt over uw familie smaad en
schande gebracht, hebt doornen gestrooid op
het gryze hoofd van uw edelen vader, wiens
hoop en trots gy zyt geweest. Verlicht niet
alleen uw hart, maar verminder uw schuld
door ten minste berouw te toonen. Gy zult
daardoor uw rechters zachter stemmen dan
door een ongemotiveerd ontkennen."
„Mynheer de president, Ik zal steeds de
waarheid zoggen. Maar dat doen, wil niet
zeggen iets te bekennen, waaraan lk onschul
dig ben."
„Er bestaan zwaarwichtige bewijzen tegen u."
„Dat weet ik en ik ken het gevaar, waarin
ik zweef. Ik ben het offer van een aaneen
schakeling van omst; ndighedon, waar ik
machteloos tegenover sta."
De beschuldigde had alios, mot uitzondering
van hot „noon" on „ja" In don aanvang van
hot verboor, met zachte slem gesproken, maar
door haar antwoordon klonk zulk een toon
van vastheid, dat haar woorden duldeiyk tot
In don verst verwydorden hoek van de zaal
konden wordon verstaan. Het publlok luistorde
dan ook in ademloozo stille naar hotgeen
voor de balie voorviel.
„Goed", nam do president na oon pauze
wederom het woord, „zoo biyft my nlots over,
dan den gewonen weg te gaan on u door de.
getuigen te overtuigen. Antwoord my op myn J
vragen. Sinds wanneor kondet gy den kasslorl
Möbius
„Sinds ongeveer tien jaar."
„Kwam hy by u aan huls?"
„Af en toe."
„Alleen voor zaken?"
„De laatsto Jaren werd by ook menigmaal
op onze partyen verzocht."
„Wannoer zyt gy ln een nauwere betrek-'
king tot hem gekomen
Ellza aarzolde. „Even vóór myn vertrek.",
„Bemindet gy hem?"
Weer draalde het jonge meisje met het
antwoord.
„Ten minste ln hot begin?" vroeg de presi
dent verder.
,Ja."
„Qy moet hem Immers liefgehad bobben,
andors zoudt gy hem niet gevolgd zyn. Wist,
gy, waarom Möbius genoodzaakt was, to
vluchten
(Wordt vervólgd.)