- TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Opofferende Liefde.
No. 13309
Anno 1903.
Til hob Juli-nuramer van het Tijdschrift
van Nijverheid bespreekt X. het vooront
werp van do A r b e i d s w e t, o. a. betoo-
i gen de, dat in bet voorschrijven van den
werktijd de llegecring te ver gaat. Het
komt hem voor, dat deze materie geregeld
behoort te worden door werkgevers en ar-
bei dors, gesteund door bun vakorganisaties.
Hij haalt het voorbeeld aan van de werk
vrouwen op do steenfabrieken in Zuid-Hol
land, dio begonnen te schaterlachen, toen
'haar gevraagd werd of zij niet te moe wer-
l'den van den arbeid.
Inderdaad, door al te groote belangstel
ling worden misstanden geboren. Het is
zooals de heer D. W. Stork in zijn belangrij-
kc Nutsrcde gezegd heeft, „dat in onzen
tijd ioder zirii bevoegd en geroepen acht om
mede te spreken en mede te oordeelen over
arbcidsquaosties en over de vorhouding tus-
schon werkgevecc en werklieden, tcrwijï
toch vooral hier de praktijk van het leven
i den weg aanwijzen, dien men te be
wandelen heeft."
X. meent, dat dezo woorden geheel van
'toepassing zijn op de bedoeling van den
wetsontwerper, die werk- en rusttijden heeft
•getracht te generaliseeren. Een algemecne
maatregel is niet aan te geven. Onder de
arbeiders zijn er velen, die bard werken en
1 daarin evenmin schande vinden als zieh er
j door verzwakt gevoelen De radicale heeren
spreken van fabrickslaven, doch er zijn veel
zoogenaamde kapitalisten, die vrij wat
imcer afwerken dan een hunner arbeiders
en wier leven inderdaad een rusteloos stre-
,vcn is, om de zaak, waardoor het gchccle
personeel een bestaan vindt, vooruit te
brengen. Indien zij veel cischen van ande
ren, rij doen het in de eerste plaats van
zichzclL Men zegt, dat de werkman meer
tijd moet hebben om zich te ontwikkelen,
maar waaruit blijkt die grooto behoefte aan
,mccr tijd voor ontwikkeling Behoefte aan
jontwikkeling laat zich niet opdringen, al
lerminst aan iemand, cue er geen natuurlij
ken aanleg voor heeft; de schooljongen uit
de gegoede klasse laat, nadat de examens
achter den rug zijn, de verdere ontwikke-
ling vaak even gaarne aan de studickop-
pen over als de werkman in de fabriek. Bo
vendien blijft er na een tien-uurs-werkdag
nog tijd genoeg over voor geestelijke ont
spanning.
X. hoopt, dat de nieuwe wet de Tweede
Kamer niet zal bereiken, vóórdat de regc-
ling der werk- cn rusttijden zal zijn gewij-
zigd in een vorm, die geen hinderpalen in
den weg legt aan de vrije beweging in onze
nijverheids-ondernemingen.
Do minister van financiën heeft, gelijk
mon weet, do mogoLijkheid eenor s u r I ax o
in uitricht gesteld voor bet geval, dat door
groeten invoer van buitenlandsclio suiker
daarvoor do noodzakelijkheid blijkt. De Mi
nister zou beginnen mot gebruik to maken
van het aanbod dor suikorfabrikaziben om
hun boeken to laten onderzoeken, opdat, zal
blijken, wolko do productiekosten zijn cn
of do zaken bij do tegenwoordige suikerprij
zen nog winst kunnen opleveren.
De Haagscho correspondent van do Zut-
ftnsche Courant acht dit bedenkelijk ©n zegt
dien aangaande
„Als straks do algomcenc wot tot verhoo
ging van invoerrechten aan de orde komt,
kan do Minister van dit antecedent wel
een6 laat krijgen. Er zullen dan duizenden
andustrieelen zijn, dio beweren, dat rij zon
der verhoogd invoerrecht niet kunnen blij
ven bestaan en dat zij gaarne hun boeken
zullen overleggen om dat te bewijzen. En als
de Minister daarop Ingaat, zal hij een ge
heel korps Rijkaaoooun&ants moeten aan
stellen voor boekenonderzoek.
In eon asterisk ,,8ociale quaestie"
*ogt De Standaard:
Zeer terecht wijst De Rotterdammer er
op, dat wij, antirevolutionairen, steeds
'do geoetelijko en nooit de stoffe
lijke belangen op den voorgrond heb
ben te stellen, on mot name de onderwijs-
bolangen nooit mogen opofferen aan oeco-
iDomische vraagstukken.
Verstaat men dan ook on dor de social©
quaoeti© alleen do oeconomiecho, dan blijft
stellig het onderwijsvraagstuk op ons pro
gram de eerste plaats innemen.
Juist editor tegen die opvatting is steeds
door ons geprotesteerd.
De onderwijsquaestie zelve ia de sociale
vraag van eerste orde, dio hot eerstgeboor
terecht bezit boven elke andere.
Hot social© vraagstuk zelf heeft een gees
telijke on con stoffelijke zijde, en we kun
nen niet medegaaa mot hen, die den schoo-
non titel van sociaal vraagstuk tot het ma
terieoio beperken.
Als sociaal diende de Troonrede van 1901
bedde èn de vrijmaking van het onderwijs
èn de voorziening en regeling der oeoono-
miBohe vraagstukken aan, en het zou ons
achteruit, niet vooruit brengen, als we deze
tweo, dio óón zijn, weer scheiden lieten.
De Tijd vindt hot niet anders dan na
tuurlijk, dat oen Christelijk minister van
binnealaiidaoh© zaken, dio zich als zooda
nig met het oppertoezicht over het open
baar onderwijs belast ziet, aan de school
bibliotheken zijn aandacht gewijd
heeft. Het blad verwacht echter van dit op
treden geen afdoende resultaten. Al mogen
enkele bijzonder aanstootelijhj boeken van
de lijst geechrapt worden, de algemeen©
denkbeelden omtrent hetgeen wel en het
geen niet als geschikte lectuur moet be
schouwd worden voor knapen en meisjes
van bepaalde leeftijden, zal daardoor zeker
niet bij het- personeel onzer openbare inrich
tingen van onderwijs gowijzigd worden; en
de schoolbibliotheken zullen In hoofdzaak
blijven wat zo waren: voor veol scholieren
een gevaar, hetwelk door ouders en voogden
niet onderschat mag worden.
Definitieve afschaffing van dc schoolbi
bliotheken aan alle inrichtingen van mid
delbaar cn gymnasiaal onderwijs erkent
De Tijd als hot meest radicale on ook het
meest prinoipicele middel. Daar ziet het
blad echter tegen ophet vreest, dat de leer
lingen dan uit andere leesbibliotheken
slechte boeken zouden gaan lezen.
Wat het blad dan wèl zou willen, komt
hierop neor, dat aan elke openbare inrich
ting van middelbaar of gymnasiaal onder
wijs, aan welke een schoolbibliotheek be-
Cjtaai, de catalogus daarvan gedrukt cn
elk jaar met zorg bijgeschreven moet wor
den. Aan den vader of voogd van iederen
nieuwen leerling zou deze catalogus moeten
worden toegezonden met een formulier, dat
hun ter ondcrteekening wordt toegezonden
en waarbij hij verklaart al of niet te ver
langen, dat aan zijn kind of pupil uit de
schoolbibliotheek lectuur wordt verschaft.
Aan dit verlangen zou dan door directeur
cn leeraren dor school moeten worden vol
daan.
De Tijd is van oordeel, dat daardoor ook
op dat gebied samenwerking tusschen ouders
en school zou verkregen wordcD, en dat
meermalen de onverplicht© medcdeeling
van een vader of voogd, dat één of meer
bepaalde nummers van den catalogus voor
hem reden waren om hot gebruik voor zijn
zoon of pupil ondienstig te achten, ben ge
volge hebben, dat dese nummers uit de bi
bliotheek werden verwijderd.
Over Arboidsbcu rzen zegt De Stan,
daard;
Nog altoos missen we te onzent goed in
gerichte arbeidsbeurzen.
Wel is hier en daar de oprichting van
iets, dab er op lijkt, beproefd, maar de
proeve kon niet slagen, omdat wat gesticht
werd noch een algemeen, noch ren officieel
karakter droeg.
Alleen Zwitoe-rland sloeg reeds in 1S88
den goeden weg in, door de oprichting van
arbeidsbeurzen van Gemeentewege, en de
Wurlembergsche, zoowel als de Beicrsche
Rogoering poogde de gemeentebesturen op
gelijken weg to leiden. Vermoedelijk zou
men dan ook reeds verder gekomen zijn, zoo
Parijs niet alles bedorven had.
Daar stiohtte de Gemeente een gebouw,
dat een millioen gulden kostte, en droeg
jaarlijks voor de organisatie f 50,000
f 60,000 bij, maar ze liet de zaak, en dit was
de fout, in handen van de syndicaten. Dien
tengevolge installeerde zioh in dit prachti
ge gebouw de revolutionaire arbeidersorga
nisatie, en hot werd zoodoende oen burcht,
van waar uit de patroons bestreden en de
autoriteiten bemoeilijkt werden.
Dit nu heeft de Gemeenteraden almeer
van de zaak afgeschrikt, en hierin ligt do
oorzaak, dat wo ook be onzont nog niet ver
der zijn.
Op een beurs moet vrijheid en gelijkheid
tusschen vragor en aanbieder bestaan, en
zoodra bespeurt niet 'do één, dat do inrich
ting strekt, om den man, mot wicn hij han
delen moet, tegenover hem te bevoorrechten,
of hij trekt zioh terug.
Slagen on bloeien kan zulk een beurs
daarom dó-n alleen, zoo ze van de Gcroecnto
uitgaat en door de Gemeente beheerd wordt,
aidus stipt neutraal blijft, en rich tot het
vergemakkelijken van het doen van vraag
en aanbod bepaalt.
Vooral in tijden van stakingen komt d©
noodzakelijkheid van dit strong officieclo
karakter uit.
Elke poging toch, om de arbcidersbcurB
invloed op een staking te laten uitoefenen,
brengt haar onverbiddelijk in discrodfct.
Do ambtenaren van den Burger
lijken Stand. Do bepalingen inzak©
do regeling van den Burgerlijken Stond,
vervat in het wetsontwerp tot wijziging
der Gemeentewet, geven De Stan
daard aanleiding tot ©enige opmerkingen.
Do bedoeling van do wet, om door de
persoonlijke tegenwoordigheid van een
openbaar ambtenaar voor de authentici
teit en de onvorvalsohthoid der akten in te
slaan, is door do praotijk ton conenmalo Il
lusoir gamaakt Alleen het huwelijk ge
schiedt nog ten overstaan van een ambte
naar in persoon; al het overige wordt een
voudig door een gewoon gemeente-ambte
naar der sccrotario afgedaan. Daar d©
hondtcekening van de ambtenaren B. 8.
vereischt wordt door de wet, teekenden dezo
er maar op los, zonder van het wezenlijk
gebeurde iet© persoonlijk af te weten.
Om hieraan een eind te maken èn om
weer wegens de grooto daarbij betrokken
rechtsbelangen hot verlijden van con akte
B. S. steods te doon geschieden in tegen
woordigheid van een ambtenaar, heeft do
Regeering een voorstel ingediend om art.
149 Gemeentewet te vervangen door een
stel nieuwe bepalingen, wier voornaamste
dool is, dat voortaan altijd weder allo op
neming van do openbare registers en alle
opmaking van akten- ton overstaan van
een ambtenaar B. S. zelf zullon geschieden.
Daartoe was noodig, dat mannen buiten
den Raad om ook tot die betrekking zou
den kunnen worden geroepen. Uitgesloten
zijn alleen de betrekkingen, die de Gemeen
tewet on vereen igbaar maakt met hot lid
maatschap van den Raad. Alleen zullen wel
do secretarie-ambtenaren benoembaar zijn
en eveneens do gemeentelijke belasting
ambtenaren.
Wordt hét ontwerp'wet, dan zal er een
einde zijn gemaakt aan den laster, dio
thans door prof. Oppenheim terecht ge
brandmerkt wordt in deze bewoordingen:
„dat ondergeschikte secretarie-ambtenaren
feitelijk den ambtenaar van den Burger
lijken Stand spelen en de akten opmaken,
waarvan het Burgerlijk Wetboek gebiedend
voorschrijft, dat de ambtenaar zelf die zal
verlijden en waarvoor hij verantwoordelijk
is, zoodat dag op dag intelleotucele valsch-
hedon bij massa's worden begaan, en in de
diepste minachting voor do wet door de
Overheid zelf het voorbeeld wordt gegeven."
Dc Standaard veroorlooft zioh „drie
kleine critisohe opmerkingen":
lo. zou zij wensohen, dat dc verplichting
bleef bestaan, dat één der ambtenaren ge
kozen werd uit den Raad zelf, uitsluitend
voor de sluiting der huwelijken, on dat we!
in hot belang van de hooghouding van het
huwelijk als sociaal instituut;
2o. acht zij won schel ijk een bepaling, dat
ambtenaren B. S. moeten zijn ingezetenen
der gemeente (onder de oude regeling over
bodig, omdat dc Raadsleden krachtens de
wet ingezetenen moeten zijn);
3o. uitgesloten worden thans alle ambte
naren van het Openbaar Ministerie. De
vraag rijst, of daarvan niet moeten worden
uitgezonderd de ambtenaren O. M. bij do
kantongerechten. Op kleine plaatsen heb
ben deze heeren niet altijd veel to doon en
overmatig is hun bezoldiging al evenmin.
Do reden van art. 28 B. W., waarnaar de
Memorie van Toelichting verwijst, geldt
voor hen niet. Zij bevitten m hun qualitcit
zeken gezag.
Dc Bode, Orgaan van den Bond
van Ned. Onderwijzors, bovat hot
volgende schrijven, dat wij hier lottcrlijk
weergeven
Open brief aan do Weledelgestrenge Heer
Mr. J. A. Levy.
Weledelgestrenge Heer,
Door ons is mot do nodige aandacht en
h. jjgstelling Uw artikel gelezon, voorko
mende in het Voklijdsohrift voor Onderwij
zers, 7do jaargang, afl. 2 en getiteld: Vrq-
heidsoanranding on de Lagere School.
Wij kunnen oii6 ©ohter niet verholen, dat
het ons buitengewoon onaangenaam getrof
fen hooft, dat iemand als Gij, die zozeer
op kalmte en bezadigdheid bij onderen aan
dringt, U hebt laten verleiden, bij 't pu
blick dc indruk te vcetigon, dat do „Bond
van Nedcrlandeche Onderwijzers" zou deel
genomen hebben aan dc aksie van 't „Co
mité van Verweer."
Op blz. 71 o. a. loeon wij het volgende:
„Met allen eerbied, voor hot standpunt
der beide genoemd© Heeren, wcn6ch ik
niet te verholen, dat hot mijne, lijnrecht
daaraan tegengesteld is. Afkeurenswaar
dig schijnt mij, in gansoh hot beloop der
treurig© geschiedenis, voorafgaande aan
de jongste etrafrcchtnovolle, de houding
van spoorwegpersoneel en zich noemend
Comité van Verweer. Dubbol afkeurens
waardig, schier niet to vergooi ij ken, de
deelneming van den „Bond van Neder-
landschc Onderwijzers "aan bedoelde
droeve feiten. Men ruoot voor den geest
zich stellen de macht der onderlinge op
winding en zelfmisleiding, om te Lunneo
golooven, dat voorgangers van hoog©,
volgelingen toch altoos van ccnigc onfc-
wikkeling, door hunne eigene zinsbogoo-
ohclinc, aldus, lieten zioh medcsloepem.'
Icdor, die niet mot de loop der zaken be
kend is, moet, wel hioruit afleiden, dot de
„Bond van Ncderlandschc Ondci wij zots'
deel heeft uitgemaakt van de gro^p vereni
gingen, die 't „Comité van Verweer" kozen.
Op blz. 76 en 77 lozen wij verder:
„De tweede feitenreeks is ernstiger.
Toon het zioh noemend „Comité van Ver
weer", dat de geschiedenis: Comité van
Weor en Wind doopen zal, de politieke
staking proclameerde, vernam men, van
den „Bond", niet één woord van terecht
wijzing of afkeuring. Begreep dc „Bond"
niet, dat men, van dat oogenbith af, te
doen kreeg niet im*t stakers, maar met
muitors, waarmede, zoo noodig korte
motten worden gemaakt! Begreep hij
niet, hoezeer liij verzeild rookte in het
vaarwater van het Marxistisch© d.w.z.
door en door rovolutionnaire socia-
lisn>e? Of heeft de „Bond," in zijn argo-
looze onnooz&llvd, gemeend, dar, do po
ging van het Comité om dc regeering
aan zich te trekken, dat is op straat i©
brengen, slagen zou! Lag het boven zijn
bevattingsvermogen, dat de vraag, al
dus gesteld: intrekking of staking, ge
steld, brutaalweg, zonder omwegen, vlak
op d<in man af, gesteld, gelijk do roovcr:
beurs of loven oisoht, tot zelfs, gaf het
pas, eene oude vrouw van haar spinne
wiel, naar hot Binnenhof zou doen vlie
gen, om voor do wet te stemmen? Hoe
kortzichtig en bok rompen kan men dan
wel zijn, en tooh nog, naar het oordeel
van don „Bond", bekwaam en in staat
om Nederlandsch onderwijzer te wezen?
Men schaamt zich over zooveel idiote
domheid van hen, die aan kinderen
verlichting moeten bijbrengen."
Naar aanleiding van dezo passage vra
gen wij U wederom, of het publiok niet de
indruk moet krijgen, dat onze Bond bij 'fc
„Comité van Vorweor" was aangesloten?
Wat toch zou anders betekenen do uit
drukking: „dat hij d. i. de Bond verzeild
„raakte in het vaarwater van hot Marxis
tische, d.w.z. door en door rovolutionnai-
„rc socialisme?"
Ten slotte lozen wij op blz. 80:
„De treurige lijst is niet uitgeput,
maar daarvoor konden wij dnn ook, dag
aan dag, ia barbiers- en sigaxonwinkels,
ons vermeien met de vodden, die aIs
„Manifesten" werden rondgebazuind,
een soort van literatuur, waaraan de
„Bond" God betere hot 1 zijn zegel
hechtte.
Mogen wij U verzoeken de manifesten t©
noemen, waaraan onze Bond zijn zegel
hechtte?
In do hoop, dat het U geliovcn zal, ons j
op bo \«c n bedoel do vragen een afdoend ant
woord te geven, tekenen wij,
met verschuldigde gevoelens,
Natnent 't Hoofdbestuur van
de B i«an N. O.:
F. L. OSSENDORP, Voorzitter.
Th. M KETELAAR, AlgemSecr.
Gemeenteraad van Sassenheim,
V.iondttcr: do burgemocster, de lieer 8.
barou van Heemstra.
Aanwezig alle loden.
D© notulen dor vorige vergadering wor
den door don secretaris voorgelezen cn
daarna onveranderd goedgekeurd.
Ingekomen stukken:
lo. Eon missive van God. Staten, waar
bij goedg©kourd wordt teruggezonden hot
Raadsbesluit, waarin besloten word tot hot
voeren van oen proces naar aanloiding van
het ondcrlioud vaa de® Warraonderdam-
sohen straatweg.
2o. Een schrijven van don heer Thorbeokc,
.advocaat ©n procureur te 's-Gravonhagc,
waarin meegedeeld wordt, dot mot dc pro-
orduro in zako den Wanuonderdamsclvon
vog oen aanvang zal worden gemaakt.
Beide stukken worden voor kennisgeving
asngenomen.
3o. Drie reclames tegen hun aanslag in
den hoofdei ijken omslag vain A. van Dorp,
P Rotteveel en W. H. dc Graaf f. Doao
worden in handen der commissie gesteld.
De Voorzitter doet nu mododcoling, dat
bij de laatst gehouden kasopnoming van
don gomeontc-on tv anger gebleken is, dat
de booken in orde waren en een bedrag van
f 1111.79 aanwezig was.
Vervolgens stelt do Raad het sohoolgol-
d'jnkohicr ovor liet 3do kwartaal 1903 op
een bedrag van 49.10 vast.
A'anu stellen B. en Ws. don Raad voor
or., den begrootingspoet, benoodigd voor hot
onderhoud der brandspuiten, mot f 188 te
verboogen, daar een dring^mdc reparatie
aan dc slangen noodzakelijk was.
Conform wordt besloten.
Vervolgons ia aan do orde het punt op
de agenda betreffende dc verbetering van
riolen.
B. cn Ws. stellen voor om hot riool, loo-
pemde van dc openbaro school tot den Min-
ncw ïg, voor welks onderhoud 200 was uit
getrokken, geheel to vernieuwen. Dit riool
is 211 motor lang en dc kosten zullen onge
veer f 700 bedragen.
Verder stollen B. en Ws. voor om do
sloot aan het begin van den Minncweg cn
do sloot tuEBchon do boerderij, bewoond
door L. J. Godofroy aan de Oudo Post-
Brug en dc huizen van W. T. Papendrcdifc
en H. de Graaff op kosten der gemeento
te dempen en van riolen to voorzien.
Do kosten hiorvan komen op f 1300,
waarin door particulieren 42.r> zal wor
den bijgedragen.
Do Raad kan zich geheel met dit voorwtol
vore enigen, zoodat besloten wordt om een
geld loaning van 2000 aan tc gaan tegiyn
•1 pCt. met een jaarlijksehe aflossing van
minstens 100, om in de kosten te voor
zien, terwijl met een en ander in het najaar
een- aanvang zal worden gemaakt en wel
onder toezicht van den heer Don Hoed,
aannemer te Delft.
Nog deelt de Voorzitter mede, dat de hear
Zuijlhof te Voorbout bereid is om dc sloot
gelegen bij do Blauwe Buurt op eigen kos
ten to dempen, waardoor een einde wordt
gemaakt aan den slechten toestand.
Voorts besluit dc Raad met zes stemmen
(tegen de heer Kruijff) om het voorberei
dend militair onderricht in do openbare
srhool tc doen plaats hebben.
De agenda, hiermede afgeloopen zijnde,
deelt dc Voorzitter nog mede, dat de toe-
80)
Tot laat in don nacht zaten zoowel de pas
sagiers van de kajuit als van het tusschendek
do vreeseiyke gebeurtenissen van hun reis te
bespreken. Over de schuld van het jonge meisje
bestond maar óón opinie: niemand twyfelde
daaraan, ook dokter Wehrmann niet, ofschoon
dezo in zyn oordeel de door zyn beroep aan
gewonde terughouding bewaarde. Slechts over
do grootte van haar schuld was men het niet
eons. De vrouwen veroordeelden haar onbarm
hartig, de mannen voerden voor het meeren-
deel verzachtende omstandigheden aan, terwijl
zij wezen op de algemeene onbekendheid met
do oigenlijke beweegredenen en op de voor
treffelijke eigenschappen, welke de gevangene
op de lange reis had getoond te bezitten.
Zoowel aan de vergevensgezinde stemming
der heeren als de vijandelijke gezindheid der
dames lag dezelfde oorzaak ten grondslag en
wel de buitengewone schoonheid van Eliza,
In welker aanschouwing de eersten zich hadden
verlustigd, terwyi de laatsten daardoor tot
jaloezie werden geprikkeld.
Geheel op de zijde der dames stonden slechts
enkele heeren van de kajuitde handelsrei
ziger met den formidabolen knevel, Reinhold
Kkmpf, een jong officier van de scheepsbe
manning en natuurlijk: de inspecteur. De
laatste nam echter in z|jn uitingen de voor
zichtigheid in acht, welke zijn beroep hem op-
legdo. Omtrent de redenen der drie jonge
lieden kon overigens geen twijfel bestsan;
alle drie hadden getracht, de mooie dame
het hof te maken en alle drie waren op een
trotsche ongenaakbaarheid gestooton, welke
hen verbitterdo en prikkelde.
Professor Gerold vermeed het gezelschap
in bet salon. Hij zat eeDzaam op het dek.
De tactlooze, ja dikwijls bepaald hatelijke op
merkingen van zijn reisgenooten kwetsten
zijn oor. Hij begreep zeor goed, dat de ont
dekking van de daderes der vreeseiyks mis
daad een zekero opluchting in de algemeene
stemming moest teweegbrengen, ieder voelde
zich toch als van een last bevrijd, nadat by zich-
zelven niet meer met wantrouwenden blik zag
beschouwd en ook niet in de verzoeking kwam
een ander met hetzelfde gevoel op te nemen.
Het wederzydsche vertrouwen was hersteld.
Aan zyn kwellende gedachten maakte elnde-
lyk een der oppasseressen een eind, door hem
van het dek by de kleine Hilde te roepen. Het
kind was in zyn gewoon bedje gelegd, in de hut,
tot dusver door Eliza bewoond; door de voor
spiegeling, dat Eliza slechts even naar het salon
was gegaan en spoedig zou terugkomen, had
men het in slaap kunnen krygen. Nu was
het wakker geworden en weende on riep om
tante Eda.
De professor begaf zich onmiddeliyk naar
zyn kleinen lieveling. Toen Hilde hem zag,
hield zy dadeiyk met schreien op, stak hem
verheugd haar handjes toe en verzocht hem,
tante Eda te halen.
„Tante Eda is ziek, Hilde; zy heeft hoofd-
pyn en slaapt Gy wilt toch die arme tante
met storen?"
„Neen, oom Holm."
„Dan moet gy lief zyn en zoet gaan slapen,
Hilde, anders weent tante Eda. Wilt ge?"
„Ja, oom, maar gy moet by my biyven;
ik ben anders zoo bang."
„Ik biyf by je, myn kind; wees maar
gerust.''
En de professor schoof een stoel voor het
bed van de kleine, Dam een van haar bandjes
in zyn linkerhand en bleef evenals een moedor
geduldig by haar zitten. Het kind was moe
en babbelde zich spoedig weer in slaap; maar
door het hoofd van den man trokken ernstige
en zwaarmoedige gedachten.
„Arm kindl" mompelde hy droevig. „Gy
hebt nu niomand dan my. Ik wil jo vaderen
beschermer zyn; gy zyt een dubbele nalaten
schap en my daarom dubbel heilig. Je moeder
heeft my je voor de eerste, Eliza voor de
tweede maal toevertrouwd. Ik zal te allen
tyde myn verantwoording indachtig zyn."
De edele man hield woord. Toen de kleine
was ingesluimerd, droeg hy haar zelf naar
zyn kamer, waar hy zyn sofa tot een bod
voor had laten in orde brengen. Hier zou de
kleine van nu af aan biyven en de professor
bracht den hal ven nacht door met er over te
denken hoe hy haar tante Eda's voortdurende
afwezigheid zou verklaren.
En werkeiyk was de eerste vraag, die Hilda
den volgenden morgen deed: „Is tante Eda
weer gezoDd, oom Holm?"
„Ja, Hildje."
„Waar is zy?"
„Verbeeld je eens, myn kind, die goede
tante is onverwachts op reis moeten gaan.
En zy zal niet spoedig terugkeeren."
„Waar is zy dan heengereisd
„Naar huls, met een schip, dat ons van
nacht voorby voer. Haar vader Is ziek ge
worden, Hilde, en verlangde naar haar. Zy
moest dus wel dadeiyk gehoorzamen, niet
waar? Een kind moet zyn oudere volgen,
Hilde."
„Maar tante Eda is geen kind."
„Neen, Hilde, maar daarom tooh een dochter
en eveneens ais gy, verplicht haar ouders ge
hoorzaam te zyn. Zy laat je zoggon, dat gy
zoet moet wezon en doen wat oom Holm
zegt, hoort go?"
Hilde hoorde wel, maar schreide daarom niet
minder. Slechts met moeite gelukle het den
onervaren jonggezel het kind wat tot bodaren
to brengen. De arme kleine was immers ter
nauwernood het verlies van haar goode mama
te bovon gekomen I Do ooratvolgende dagen
vroeg zy dan ook telkens, of tante Eda er
nog niet weer was, zoodat de professor ge
noeg te doen had met haar gedachten af to
leiden en haar te troosten.
Eindeiyk nam Holm een voor hem belang-
ryk besluit. Hy wilde de gevangene zelve
spreken, haar naar haar verhouding tot Möbius
vragen en uit haar antwoorden xich de over
tuiging van haar schuld of onschuld ver
schaffen.
„Professor," waarschuwde de inspecteur
hem, toen by dezen zyn voornemen te kennen
gaf, „ik zie wel, hoe de diügen staan.
Uw laten wy zeggen vooringenomenheid
met de jonge dame zou u wel eens een leeiyke
poets kunnen spolon. Ik wil u volgaarne
myn toestemming tot het voorgenomen onder
houd geven, maar als u een raad van my wil aan
nemen, dan zou ik daarvan liever afzien Ter
wille van uw gemoedsrust. U voedt een vlam,
welke slechts verzengen en verteren kan, en
wakkert een hoop a&n, wolko nimmer ver-
wezeniykt kan worden. Vertrouw op myn
ervaring. U weet niet, tot welk een geraffineerd
gehuichel een vrouw in staat Is. Bestryd
liever uw genegenheid, bekommer u niet
meer om het lot van een verlorene, tracht
haar te vergeten l De waarheid zult gy toch
niet uit haar mond vernemen."
„Dat zal ik wel," verzekerde Holm op den
toon van de diepste overtuiging.
„Nu, beproef dan uw geluk 1 Ik zal naar
benodon, naar do juffrouw, gaan, on haar uw
verzoek meedeelen."
Ondanks zyn sceptische donkwyzo, koesterde
de Inspecteur toch eenlge hoop, dat Eliza,
wior belangstelling voor don professor hem nlot
ontgaan was, zich door dozon tot bokontonisson
zou laten verleidon.
In deze verwachting haastte hy zich, Holm's
opdracht uit voeren.
Nauweiyka een kwartier later keerde hy
met een verdrietig gelaat terug. „Zy wil
niemand zien, professor
„My ook niet?"
„Ook u niet, ja, u vooral nfot."
„Zbide zy dat?"
„Ja."
Holm's trekken verrieden by het weigerend
antwoord zooveel toleuretelling en verslagen
heid, dat de inspecteur hem trachtte te
troosten.
„Do gevangone is nog te zenuwachtig,
profoesor. Het is boel natuuriyk, dat zy in
haar wanhoop do eonzaamheld zoektdat zy
zich in de eerste plaats voor degenen schaamt,
aan wier achting haar het moost is gelegen."
De professor knikte droevig. Hy had zich van
dio ontmoeting zooveel voorgostold. In somber
gepeins Hop hy rond, de vermaning van den
politiebeamto had toch meer indruk op hem
gemaakt, dan het in het eerste oogenblik het
geval scheen te zyn.
Wordt vervolgd.)