- TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Opofferende Liefde. No. 13309 Anno 1903. Til hob Juli-nuramer van het Tijdschrift van Nijverheid bespreekt X. het vooront werp van do A r b e i d s w e t, o. a. betoo- i gen de, dat in bet voorschrijven van den werktijd de llegecring te ver gaat. Het komt hem voor, dat deze materie geregeld behoort te worden door werkgevers en ar- bei dors, gesteund door bun vakorganisaties. Hij haalt het voorbeeld aan van de werk vrouwen op do steenfabrieken in Zuid-Hol land, dio begonnen te schaterlachen, toen 'haar gevraagd werd of zij niet te moe wer- l'den van den arbeid. Inderdaad, door al te groote belangstel ling worden misstanden geboren. Het is zooals de heer D. W. Stork in zijn belangrij- kc Nutsrcde gezegd heeft, „dat in onzen tijd ioder zirii bevoegd en geroepen acht om mede te spreken en mede te oordeelen over arbcidsquaosties en over de vorhouding tus- schon werkgevecc en werklieden, tcrwijï toch vooral hier de praktijk van het leven i den weg aanwijzen, dien men te be wandelen heeft." X. meent, dat dezo woorden geheel van 'toepassing zijn op de bedoeling van den wetsontwerper, die werk- en rusttijden heeft •getracht te generaliseeren. Een algemecne maatregel is niet aan te geven. Onder de arbeiders zijn er velen, die bard werken en 1 daarin evenmin schande vinden als zieh er j door verzwakt gevoelen De radicale heeren spreken van fabrickslaven, doch er zijn veel zoogenaamde kapitalisten, die vrij wat imcer afwerken dan een hunner arbeiders en wier leven inderdaad een rusteloos stre- ,vcn is, om de zaak, waardoor het gchccle personeel een bestaan vindt, vooruit te brengen. Indien zij veel cischen van ande ren, rij doen het in de eerste plaats van zichzclL Men zegt, dat de werkman meer tijd moet hebben om zich te ontwikkelen, maar waaruit blijkt die grooto behoefte aan ,mccr tijd voor ontwikkeling Behoefte aan jontwikkeling laat zich niet opdringen, al lerminst aan iemand, cue er geen natuurlij ken aanleg voor heeft; de schooljongen uit de gegoede klasse laat, nadat de examens achter den rug zijn, de verdere ontwikke- ling vaak even gaarne aan de studickop- pen over als de werkman in de fabriek. Bo vendien blijft er na een tien-uurs-werkdag nog tijd genoeg over voor geestelijke ont spanning. X. hoopt, dat de nieuwe wet de Tweede Kamer niet zal bereiken, vóórdat de regc- ling der werk- cn rusttijden zal zijn gewij- zigd in een vorm, die geen hinderpalen in den weg legt aan de vrije beweging in onze nijverheids-ondernemingen. Do minister van financiën heeft, gelijk mon weet, do mogoLijkheid eenor s u r I ax o in uitricht gesteld voor bet geval, dat door groeten invoer van buitenlandsclio suiker daarvoor do noodzakelijkheid blijkt. De Mi nister zou beginnen mot gebruik to maken van het aanbod dor suikorfabrikaziben om hun boeken to laten onderzoeken, opdat, zal blijken, wolko do productiekosten zijn cn of do zaken bij do tegenwoordige suikerprij zen nog winst kunnen opleveren. De Haagscho correspondent van do Zut- ftnsche Courant acht dit bedenkelijk ©n zegt dien aangaande „Als straks do algomcenc wot tot verhoo ging van invoerrechten aan de orde komt, kan do Minister van dit antecedent wel een6 laat krijgen. Er zullen dan duizenden andustrieelen zijn, dio beweren, dat rij zon der verhoogd invoerrecht niet kunnen blij ven bestaan en dat zij gaarne hun boeken zullen overleggen om dat te bewijzen. En als de Minister daarop Ingaat, zal hij een ge heel korps Rijkaaoooun&ants moeten aan stellen voor boekenonderzoek. In eon asterisk ,,8ociale quaestie" *ogt De Standaard: Zeer terecht wijst De Rotterdammer er op, dat wij, antirevolutionairen, steeds 'do geoetelijko en nooit de stoffe lijke belangen op den voorgrond heb ben te stellen, on mot name de onderwijs- bolangen nooit mogen opofferen aan oeco- iDomische vraagstukken. Verstaat men dan ook on dor de social© quaoeti© alleen do oeconomiecho, dan blijft stellig het onderwijsvraagstuk op ons pro gram de eerste plaats innemen. Juist editor tegen die opvatting is steeds door ons geprotesteerd. De onderwijsquaestie zelve ia de sociale vraag van eerste orde, dio hot eerstgeboor terecht bezit boven elke andere. Hot social© vraagstuk zelf heeft een gees telijke on con stoffelijke zijde, en we kun nen niet medegaaa mot hen, die den schoo- non titel van sociaal vraagstuk tot het ma terieoio beperken. Als sociaal diende de Troonrede van 1901 bedde èn de vrijmaking van het onderwijs èn de voorziening en regeling der oeoono- miBohe vraagstukken aan, en het zou ons achteruit, niet vooruit brengen, als we deze tweo, dio óón zijn, weer scheiden lieten. De Tijd vindt hot niet anders dan na tuurlijk, dat oen Christelijk minister van binnealaiidaoh© zaken, dio zich als zooda nig met het oppertoezicht over het open baar onderwijs belast ziet, aan de school bibliotheken zijn aandacht gewijd heeft. Het blad verwacht echter van dit op treden geen afdoende resultaten. Al mogen enkele bijzonder aanstootelijhj boeken van de lijst geechrapt worden, de algemeen© denkbeelden omtrent hetgeen wel en het geen niet als geschikte lectuur moet be schouwd worden voor knapen en meisjes van bepaalde leeftijden, zal daardoor zeker niet bij het- personeel onzer openbare inrich tingen van onderwijs gowijzigd worden; en de schoolbibliotheken zullen In hoofdzaak blijven wat zo waren: voor veol scholieren een gevaar, hetwelk door ouders en voogden niet onderschat mag worden. Definitieve afschaffing van dc schoolbi bliotheken aan alle inrichtingen van mid delbaar cn gymnasiaal onderwijs erkent De Tijd als hot meest radicale on ook het meest prinoipicele middel. Daar ziet het blad echter tegen ophet vreest, dat de leer lingen dan uit andere leesbibliotheken slechte boeken zouden gaan lezen. Wat het blad dan wèl zou willen, komt hierop neor, dat aan elke openbare inrich ting van middelbaar of gymnasiaal onder wijs, aan welke een schoolbibliotheek be- Cjtaai, de catalogus daarvan gedrukt cn elk jaar met zorg bijgeschreven moet wor den. Aan den vader of voogd van iederen nieuwen leerling zou deze catalogus moeten worden toegezonden met een formulier, dat hun ter ondcrteekening wordt toegezonden en waarbij hij verklaart al of niet te ver langen, dat aan zijn kind of pupil uit de schoolbibliotheek lectuur wordt verschaft. Aan dit verlangen zou dan door directeur cn leeraren dor school moeten worden vol daan. De Tijd is van oordeel, dat daardoor ook op dat gebied samenwerking tusschen ouders en school zou verkregen wordcD, en dat meermalen de onverplicht© medcdeeling van een vader of voogd, dat één of meer bepaalde nummers van den catalogus voor hem reden waren om hot gebruik voor zijn zoon of pupil ondienstig te achten, ben ge volge hebben, dat dese nummers uit de bi bliotheek werden verwijderd. Over Arboidsbcu rzen zegt De Stan, daard; Nog altoos missen we te onzent goed in gerichte arbeidsbeurzen. Wel is hier en daar de oprichting van iets, dab er op lijkt, beproefd, maar de proeve kon niet slagen, omdat wat gesticht werd noch een algemeen, noch ren officieel karakter droeg. Alleen Zwitoe-rland sloeg reeds in 1S88 den goeden weg in, door de oprichting van arbeidsbeurzen van Gemeentewege, en de Wurlembergsche, zoowel als de Beicrsche Rogoering poogde de gemeentebesturen op gelijken weg to leiden. Vermoedelijk zou men dan ook reeds verder gekomen zijn, zoo Parijs niet alles bedorven had. Daar stiohtte de Gemeente een gebouw, dat een millioen gulden kostte, en droeg jaarlijks voor de organisatie f 50,000 f 60,000 bij, maar ze liet de zaak, en dit was de fout, in handen van de syndicaten. Dien tengevolge installeerde zioh in dit prachti ge gebouw de revolutionaire arbeidersorga nisatie, en hot werd zoodoende oen burcht, van waar uit de patroons bestreden en de autoriteiten bemoeilijkt werden. Dit nu heeft de Gemeenteraden almeer van de zaak afgeschrikt, en hierin ligt do oorzaak, dat wo ook be onzont nog niet ver der zijn. Op een beurs moet vrijheid en gelijkheid tusschen vragor en aanbieder bestaan, en zoodra bespeurt niet 'do één, dat do inrich ting strekt, om den man, mot wicn hij han delen moet, tegenover hem te bevoorrechten, of hij trekt zioh terug. Slagen on bloeien kan zulk een beurs daarom dó-n alleen, zoo ze van de Gcroecnto uitgaat en door de Gemeente beheerd wordt, aidus stipt neutraal blijft, en rich tot het vergemakkelijken van het doen van vraag en aanbod bepaalt. Vooral in tijden van stakingen komt d© noodzakelijkheid van dit strong officieclo karakter uit. Elke poging toch, om de arbcidersbcurB invloed op een staking te laten uitoefenen, brengt haar onverbiddelijk in discrodfct. Do ambtenaren van den Burger lijken Stand. Do bepalingen inzak© do regeling van den Burgerlijken Stond, vervat in het wetsontwerp tot wijziging der Gemeentewet, geven De Stan daard aanleiding tot ©enige opmerkingen. Do bedoeling van do wet, om door de persoonlijke tegenwoordigheid van een openbaar ambtenaar voor de authentici teit en de onvorvalsohthoid der akten in te slaan, is door do praotijk ton conenmalo Il lusoir gamaakt Alleen het huwelijk ge schiedt nog ten overstaan van een ambte naar in persoon; al het overige wordt een voudig door een gewoon gemeente-ambte naar der sccrotario afgedaan. Daar d© hondtcekening van de ambtenaren B. 8. vereischt wordt door de wet, teekenden dezo er maar op los, zonder van het wezenlijk gebeurde iet© persoonlijk af te weten. Om hieraan een eind te maken èn om weer wegens de grooto daarbij betrokken rechtsbelangen hot verlijden van con akte B. S. steods te doon geschieden in tegen woordigheid van een ambtenaar, heeft do Regeering een voorstel ingediend om art. 149 Gemeentewet te vervangen door een stel nieuwe bepalingen, wier voornaamste dool is, dat voortaan altijd weder allo op neming van do openbare registers en alle opmaking van akten- ton overstaan van een ambtenaar B. S. zelf zullon geschieden. Daartoe was noodig, dat mannen buiten den Raad om ook tot die betrekking zou den kunnen worden geroepen. Uitgesloten zijn alleen de betrekkingen, die de Gemeen tewet on vereen igbaar maakt met hot lid maatschap van den Raad. Alleen zullen wel do secretarie-ambtenaren benoembaar zijn en eveneens do gemeentelijke belasting ambtenaren. Wordt hét ontwerp'wet, dan zal er een einde zijn gemaakt aan den laster, dio thans door prof. Oppenheim terecht ge brandmerkt wordt in deze bewoordingen: „dat ondergeschikte secretarie-ambtenaren feitelijk den ambtenaar van den Burger lijken Stand spelen en de akten opmaken, waarvan het Burgerlijk Wetboek gebiedend voorschrijft, dat de ambtenaar zelf die zal verlijden en waarvoor hij verantwoordelijk is, zoodat dag op dag intelleotucele valsch- hedon bij massa's worden begaan, en in de diepste minachting voor do wet door de Overheid zelf het voorbeeld wordt gegeven." Dc Standaard veroorlooft zioh „drie kleine critisohe opmerkingen": lo. zou zij wensohen, dat dc verplichting bleef bestaan, dat één der ambtenaren ge kozen werd uit den Raad zelf, uitsluitend voor de sluiting der huwelijken, on dat we! in hot belang van de hooghouding van het huwelijk als sociaal instituut; 2o. acht zij won schel ijk een bepaling, dat ambtenaren B. S. moeten zijn ingezetenen der gemeente (onder de oude regeling over bodig, omdat dc Raadsleden krachtens de wet ingezetenen moeten zijn); 3o. uitgesloten worden thans alle ambte naren van het Openbaar Ministerie. De vraag rijst, of daarvan niet moeten worden uitgezonderd de ambtenaren O. M. bij do kantongerechten. Op kleine plaatsen heb ben deze heeren niet altijd veel to doon en overmatig is hun bezoldiging al evenmin. Do reden van art. 28 B. W., waarnaar de Memorie van Toelichting verwijst, geldt voor hen niet. Zij bevitten m hun qualitcit zeken gezag. Dc Bode, Orgaan van den Bond van Ned. Onderwijzors, bovat hot volgende schrijven, dat wij hier lottcrlijk weergeven Open brief aan do Weledelgestrenge Heer Mr. J. A. Levy. Weledelgestrenge Heer, Door ons is mot do nodige aandacht en h. jjgstelling Uw artikel gelezon, voorko mende in het Voklijdsohrift voor Onderwij zers, 7do jaargang, afl. 2 en getiteld: Vrq- heidsoanranding on de Lagere School. Wij kunnen oii6 ©ohter niet verholen, dat het ons buitengewoon onaangenaam getrof fen hooft, dat iemand als Gij, die zozeer op kalmte en bezadigdheid bij onderen aan dringt, U hebt laten verleiden, bij 't pu blick dc indruk te vcetigon, dat do „Bond van Nedcrlandeche Onderwijzers" zou deel genomen hebben aan dc aksie van 't „Co mité van Verweer." Op blz. 71 o. a. loeon wij het volgende: „Met allen eerbied, voor hot standpunt der beide genoemd© Heeren, wcn6ch ik niet te verholen, dat hot mijne, lijnrecht daaraan tegengesteld is. Afkeurenswaar dig schijnt mij, in gansoh hot beloop der treurig© geschiedenis, voorafgaande aan de jongste etrafrcchtnovolle, de houding van spoorwegpersoneel en zich noemend Comité van Verweer. Dubbol afkeurens waardig, schier niet to vergooi ij ken, de deelneming van den „Bond van Neder- landschc Onderwijzers "aan bedoelde droeve feiten. Men ruoot voor den geest zich stellen de macht der onderlinge op winding en zelfmisleiding, om te Lunneo golooven, dat voorgangers van hoog©, volgelingen toch altoos van ccnigc onfc- wikkeling, door hunne eigene zinsbogoo- ohclinc, aldus, lieten zioh medcsloepem.' Icdor, die niet mot de loop der zaken be kend is, moet, wel hioruit afleiden, dot de „Bond van Ncderlandschc Ondci wij zots' deel heeft uitgemaakt van de gro^p vereni gingen, die 't „Comité van Verweer" kozen. Op blz. 76 en 77 lozen wij verder: „De tweede feitenreeks is ernstiger. Toon het zioh noemend „Comité van Ver weer", dat de geschiedenis: Comité van Weor en Wind doopen zal, de politieke staking proclameerde, vernam men, van den „Bond", niet één woord van terecht wijzing of afkeuring. Begreep dc „Bond" niet, dat men, van dat oogenbith af, te doen kreeg niet im*t stakers, maar met muitors, waarmede, zoo noodig korte motten worden gemaakt! Begreep hij niet, hoezeer liij verzeild rookte in het vaarwater van het Marxistisch© d.w.z. door en door rovolutionnaire socia- lisn>e? Of heeft de „Bond," in zijn argo- looze onnooz&llvd, gemeend, dar, do po ging van het Comité om dc regeering aan zich te trekken, dat is op straat i© brengen, slagen zou! Lag het boven zijn bevattingsvermogen, dat de vraag, al dus gesteld: intrekking of staking, ge steld, brutaalweg, zonder omwegen, vlak op d<in man af, gesteld, gelijk do roovcr: beurs of loven oisoht, tot zelfs, gaf het pas, eene oude vrouw van haar spinne wiel, naar hot Binnenhof zou doen vlie gen, om voor do wet te stemmen? Hoe kortzichtig en bok rompen kan men dan wel zijn, en tooh nog, naar het oordeel van don „Bond", bekwaam en in staat om Nederlandsch onderwijzer te wezen? Men schaamt zich over zooveel idiote domheid van hen, die aan kinderen verlichting moeten bijbrengen." Naar aanleiding van dezo passage vra gen wij U wederom, of het publiok niet de indruk moet krijgen, dat onze Bond bij 'fc „Comité van Vorweor" was aangesloten? Wat toch zou anders betekenen do uit drukking: „dat hij d. i. de Bond verzeild „raakte in het vaarwater van hot Marxis tische, d.w.z. door en door rovolutionnai- „rc socialisme?" Ten slotte lozen wij op blz. 80: „De treurige lijst is niet uitgeput, maar daarvoor konden wij dnn ook, dag aan dag, ia barbiers- en sigaxonwinkels, ons vermeien met de vodden, die aIs „Manifesten" werden rondgebazuind, een soort van literatuur, waaraan de „Bond" God betere hot 1 zijn zegel hechtte. Mogen wij U verzoeken de manifesten t© noemen, waaraan onze Bond zijn zegel hechtte? In do hoop, dat het U geliovcn zal, ons j op bo \«c n bedoel do vragen een afdoend ant woord te geven, tekenen wij, met verschuldigde gevoelens, Natnent 't Hoofdbestuur van de B i«an N. O.: F. L. OSSENDORP, Voorzitter. Th. M KETELAAR, AlgemSecr. Gemeenteraad van Sassenheim, V.iondttcr: do burgemocster, de lieer 8. barou van Heemstra. Aanwezig alle loden. D© notulen dor vorige vergadering wor den door don secretaris voorgelezen cn daarna onveranderd goedgekeurd. Ingekomen stukken: lo. Eon missive van God. Staten, waar bij goedg©kourd wordt teruggezonden hot Raadsbesluit, waarin besloten word tot hot voeren van oen proces naar aanloiding van het ondcrlioud vaa de® Warraonderdam- sohen straatweg. 2o. Een schrijven van don heer Thorbeokc, .advocaat ©n procureur te 's-Gravonhagc, waarin meegedeeld wordt, dot mot dc pro- orduro in zako den Wanuonderdamsclvon vog oen aanvang zal worden gemaakt. Beide stukken worden voor kennisgeving asngenomen. 3o. Drie reclames tegen hun aanslag in den hoofdei ijken omslag vain A. van Dorp, P Rotteveel en W. H. dc Graaf f. Doao worden in handen der commissie gesteld. De Voorzitter doet nu mododcoling, dat bij de laatst gehouden kasopnoming van don gomeontc-on tv anger gebleken is, dat de booken in orde waren en een bedrag van f 1111.79 aanwezig was. Vervolgens stelt do Raad het sohoolgol- d'jnkohicr ovor liet 3do kwartaal 1903 op een bedrag van 49.10 vast. A'anu stellen B. en Ws. don Raad voor or., den begrootingspoet, benoodigd voor hot onderhoud der brandspuiten, mot f 188 te verboogen, daar een dring^mdc reparatie aan dc slangen noodzakelijk was. Conform wordt besloten. Vervolgons ia aan do orde het punt op de agenda betreffende dc verbetering van riolen. B. cn Ws. stellen voor om hot riool, loo- pemde van dc openbaro school tot den Min- ncw ïg, voor welks onderhoud 200 was uit getrokken, geheel to vernieuwen. Dit riool is 211 motor lang en dc kosten zullen onge veer f 700 bedragen. Verder stollen B. en Ws. voor om do sloot aan het begin van den Minncweg cn do sloot tuEBchon do boerderij, bewoond door L. J. Godofroy aan de Oudo Post- Brug en dc huizen van W. T. Papendrcdifc en H. de Graaff op kosten der gemeento te dempen en van riolen to voorzien. Do kosten hiorvan komen op f 1300, waarin door particulieren 42.r> zal wor den bijgedragen. Do Raad kan zich geheel met dit voorwtol vore enigen, zoodat besloten wordt om een geld loaning van 2000 aan tc gaan tegiyn •1 pCt. met een jaarlijksehe aflossing van minstens 100, om in de kosten te voor zien, terwijl met een en ander in het najaar een- aanvang zal worden gemaakt en wel onder toezicht van den heer Don Hoed, aannemer te Delft. Nog deelt de Voorzitter mede, dat de hear Zuijlhof te Voorbout bereid is om dc sloot gelegen bij do Blauwe Buurt op eigen kos ten to dempen, waardoor een einde wordt gemaakt aan den slechten toestand. Voorts besluit dc Raad met zes stemmen (tegen de heer Kruijff) om het voorberei dend militair onderricht in do openbare srhool tc doen plaats hebben. De agenda, hiermede afgeloopen zijnde, deelt dc Voorzitter nog mede, dat de toe- 80) Tot laat in don nacht zaten zoowel de pas sagiers van de kajuit als van het tusschendek do vreeseiyke gebeurtenissen van hun reis te bespreken. Over de schuld van het jonge meisje bestond maar óón opinie: niemand twyfelde daaraan, ook dokter Wehrmann niet, ofschoon dezo in zyn oordeel de door zyn beroep aan gewonde terughouding bewaarde. Slechts over do grootte van haar schuld was men het niet eons. De vrouwen veroordeelden haar onbarm hartig, de mannen voerden voor het meeren- deel verzachtende omstandigheden aan, terwijl zij wezen op de algemeene onbekendheid met do oigenlijke beweegredenen en op de voor treffelijke eigenschappen, welke de gevangene op de lange reis had getoond te bezitten. Zoowel aan de vergevensgezinde stemming der heeren als de vijandelijke gezindheid der dames lag dezelfde oorzaak ten grondslag en wel de buitengewone schoonheid van Eliza, In welker aanschouwing de eersten zich hadden verlustigd, terwyi de laatsten daardoor tot jaloezie werden geprikkeld. Geheel op de zijde der dames stonden slechts enkele heeren van de kajuitde handelsrei ziger met den formidabolen knevel, Reinhold Kkmpf, een jong officier van de scheepsbe manning en natuurlijk: de inspecteur. De laatste nam echter in z|jn uitingen de voor zichtigheid in acht, welke zijn beroep hem op- legdo. Omtrent de redenen der drie jonge lieden kon overigens geen twijfel bestsan; alle drie hadden getracht, de mooie dame het hof te maken en alle drie waren op een trotsche ongenaakbaarheid gestooton, welke hen verbitterdo en prikkelde. Professor Gerold vermeed het gezelschap in bet salon. Hij zat eeDzaam op het dek. De tactlooze, ja dikwijls bepaald hatelijke op merkingen van zijn reisgenooten kwetsten zijn oor. Hij begreep zeor goed, dat de ont dekking van de daderes der vreeseiyks mis daad een zekero opluchting in de algemeene stemming moest teweegbrengen, ieder voelde zich toch als van een last bevrijd, nadat by zich- zelven niet meer met wantrouwenden blik zag beschouwd en ook niet in de verzoeking kwam een ander met hetzelfde gevoel op te nemen. Het wederzydsche vertrouwen was hersteld. Aan zyn kwellende gedachten maakte elnde- lyk een der oppasseressen een eind, door hem van het dek by de kleine Hilde te roepen. Het kind was in zyn gewoon bedje gelegd, in de hut, tot dusver door Eliza bewoond; door de voor spiegeling, dat Eliza slechts even naar het salon was gegaan en spoedig zou terugkomen, had men het in slaap kunnen krygen. Nu was het wakker geworden en weende on riep om tante Eda. De professor begaf zich onmiddeliyk naar zyn kleinen lieveling. Toen Hilde hem zag, hield zy dadeiyk met schreien op, stak hem verheugd haar handjes toe en verzocht hem, tante Eda te halen. „Tante Eda is ziek, Hilde; zy heeft hoofd- pyn en slaapt Gy wilt toch die arme tante met storen?" „Neen, oom Holm." „Dan moet gy lief zyn en zoet gaan slapen, Hilde, anders weent tante Eda. Wilt ge?" „Ja, oom, maar gy moet by my biyven; ik ben anders zoo bang." „Ik biyf by je, myn kind; wees maar gerust.'' En de professor schoof een stoel voor het bed van de kleine, Dam een van haar bandjes in zyn linkerhand en bleef evenals een moedor geduldig by haar zitten. Het kind was moe en babbelde zich spoedig weer in slaap; maar door het hoofd van den man trokken ernstige en zwaarmoedige gedachten. „Arm kindl" mompelde hy droevig. „Gy hebt nu niomand dan my. Ik wil jo vaderen beschermer zyn; gy zyt een dubbele nalaten schap en my daarom dubbel heilig. Je moeder heeft my je voor de eerste, Eliza voor de tweede maal toevertrouwd. Ik zal te allen tyde myn verantwoording indachtig zyn." De edele man hield woord. Toen de kleine was ingesluimerd, droeg hy haar zelf naar zyn kamer, waar hy zyn sofa tot een bod voor had laten in orde brengen. Hier zou de kleine van nu af aan biyven en de professor bracht den hal ven nacht door met er over te denken hoe hy haar tante Eda's voortdurende afwezigheid zou verklaren. En werkeiyk was de eerste vraag, die Hilda den volgenden morgen deed: „Is tante Eda weer gezoDd, oom Holm?" „Ja, Hildje." „Waar is zy?" „Verbeeld je eens, myn kind, die goede tante is onverwachts op reis moeten gaan. En zy zal niet spoedig terugkeeren." „Waar is zy dan heengereisd „Naar huls, met een schip, dat ons van nacht voorby voer. Haar vader Is ziek ge worden, Hilde, en verlangde naar haar. Zy moest dus wel dadeiyk gehoorzamen, niet waar? Een kind moet zyn oudere volgen, Hilde." „Maar tante Eda is geen kind." „Neen, Hilde, maar daarom tooh een dochter en eveneens ais gy, verplicht haar ouders ge hoorzaam te zyn. Zy laat je zoggon, dat gy zoet moet wezon en doen wat oom Holm zegt, hoort go?" Hilde hoorde wel, maar schreide daarom niet minder. Slechts met moeite gelukle het den onervaren jonggezel het kind wat tot bodaren to brengen. De arme kleine was immers ter nauwernood het verlies van haar goode mama te bovon gekomen I Do ooratvolgende dagen vroeg zy dan ook telkens, of tante Eda er nog niet weer was, zoodat de professor ge noeg te doen had met haar gedachten af to leiden en haar te troosten. Eindeiyk nam Holm een voor hem belang- ryk besluit. Hy wilde de gevangene zelve spreken, haar naar haar verhouding tot Möbius vragen en uit haar antwoorden xich de over tuiging van haar schuld of onschuld ver schaffen. „Professor," waarschuwde de inspecteur hem, toen by dezen zyn voornemen te kennen gaf, „ik zie wel, hoe de diügen staan. Uw laten wy zeggen vooringenomenheid met de jonge dame zou u wel eens een leeiyke poets kunnen spolon. Ik wil u volgaarne myn toestemming tot het voorgenomen onder houd geven, maar als u een raad van my wil aan nemen, dan zou ik daarvan liever afzien Ter wille van uw gemoedsrust. U voedt een vlam, welke slechts verzengen en verteren kan, en wakkert een hoop a&n, wolko nimmer ver- wezeniykt kan worden. Vertrouw op myn ervaring. U weet niet, tot welk een geraffineerd gehuichel een vrouw in staat Is. Bestryd liever uw genegenheid, bekommer u niet meer om het lot van een verlorene, tracht haar te vergeten l De waarheid zult gy toch niet uit haar mond vernemen." „Dat zal ik wel," verzekerde Holm op den toon van de diepste overtuiging. „Nu, beproef dan uw geluk 1 Ik zal naar benodon, naar do juffrouw, gaan, on haar uw verzoek meedeelen." Ondanks zyn sceptische donkwyzo, koesterde de Inspecteur toch eenlge hoop, dat Eliza, wior belangstelling voor don professor hem nlot ontgaan was, zich door dozon tot bokontonisson zou laten verleidon. In deze verwachting haastte hy zich, Holm's opdracht uit voeren. Nauweiyka een kwartier later keerde hy met een verdrietig gelaat terug. „Zy wil niemand zien, professor „My ook niet?" „Ook u niet, ja, u vooral nfot." „Zbide zy dat?" „Ja." Holm's trekken verrieden by het weigerend antwoord zooveel toleuretelling en verslagen heid, dat de inspecteur hem trachtte te troosten. „Do gevangone is nog te zenuwachtig, profoesor. Het is boel natuuriyk, dat zy in haar wanhoop do eonzaamheld zoektdat zy zich in de eerste plaats voor degenen schaamt, aan wier achting haar het moost is gelegen." De professor knikte droevig. Hy had zich van dio ontmoeting zooveel voorgostold. In somber gepeins Hop hy rond, de vermaning van den politiebeamto had toch meer indruk op hem gemaakt, dan het in het eerste oogenblik het geval scheen te zyn. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5