No. 13300
LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAC 4 JULI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Opofferende Liefde.
denticbode wensoht, waarbij men geheel af
hangt van de persoonlijkheid en de geestes
richting van don beoordeelbar, is eon in
grijpen in de tot nu too bestaande vrijheid
van onderwijs, dat o.i. niet mag geduld
worden door wie niet medeplichtig wil zijn
aan de reactionaire strooming, waarvan de
ze missive getuigt."
Hot nieuwe adree, aan de Tweede Kamer
ingezonden door do ,,Yereeniging van Bee-fc-
wortelsuikorfabrikajiten," is in don veld
tocht dier Yereoniging tot verkrijging van
con surtaxe op de suiker, naar de
Nieuwe Rotterdamsche Courant meont, wel
een van de zwakste* batterijen, welke zij tot
dusver in het vuur heeft gebracht.
.Nederland heeft bij do Brussel.sclio Con
ventie zich verbonden tot afschaffing der
suikerpremiën op 1 September a. s. cn is
derhalve verplicht de artikelen, krachlens
welke in onze suikerwet van 1S97 die pro-
miën worden verleend, vóór dien datum in
te trokken. Nu de Minis', r van Financiën
bij Memorie van Antwoord d. d. 10 Juni zijn
voorstellen, omtrent accijnsverlaging cn sur-
taxo heeft teruggenomen, is het Regeer ings-
ontwerp beperkt geworden tot datgene, wat
als een rcchtstrceksch uitvloeisel der Con
ventie moet worden aangemerkt. Deson
danks vragen de fabrikanten verdaging
van dc eerstdaags aan de orde gestelde be
handeling van hot ontwerp, tot tijd cn wijle
een enquête over don toestand hunner in
dustrie zou hebben geleid tot een positief re
sultaat over de surtaxe-vraag.
Uitstel van behandeling dus van een drin
gende zaak, omdat een andere aangelegen
heid nog niet voor beslissing rijp zou zijn!
Dat hierin van dc zijde der Regeering niet
kan worden getreden, spreekt- o. i, zoo van
zelf, dat wij er geen woord verdor over zou
den schrijven, waren niet de motieven, om
welke uitstel van behandeling wordt ge
vraagd, allermerkwaardigst.
De fabrikantenvereniging namelijk voert
conige redenecringen aan ten bate cener
surtaxe op suiker, dook eindigt met de be
kentenis, dat haar aanwijzingen cn beschou
wingen slechts con betrekkelijke waarde
hebben", cn dat zij verplicht is lo komen
met stellige gegevens". Deze gegevens even
wel kunnen door haar niet op tafel worden
gelegd: zij moeten alsnog geput worden uit
do boeken van een twaalf met name genoem
de vennootschappen. Tot dit volumineus
nieuw onderzoek wordt do Tweede Kamer
uitgenoodigd.
Is dit alles niet als het ware een noodschot
van een in staat van zinking verkcerend
schip? Men heeft maandenlang aan de Ite-
gcering on dc volksvertegenwoordiging uit
voerige adrA >n gericht, en ook thans weder
draagt men bosajiouwingen nan, om te ein
digen met do bekentenis, dat- deze., niots
bewijzen l
Dit is maar al te waar. De surtaxe zou
moeten dienen om den groofcon invoer van
buitoniandscho suiker te weren, en in dien
zin sprak op 2 Juli 1902 in dc Eerste Kamer
een groot voorstander van surtaxe j mr. Van
don Biescn, dc vrees uit, dat du vreemde sui
ker ,,als een lawine onze gouwen zou be
dekken." Hierop is altijd geantwoord, dat
men aan die ovèrstrooming niet gelooft. Do
Rcgooring heeft zelfs met de cijfers van in
voer in uc hand aangetoond, dat do invoer
niet klimt. En thans... thans komen de fa
brikanten verkondigen, dat die overstroo-
mung ook eigenlijk niot bestaat anders dan
in vorm van beeldspraak; immers, dat zij
enkel is con ..stroom van tel eg nun men,
zonder dat hot object in natura over dc
grenzen wordt gezonden."
Zoo wordt een nieuwe beeldspraak in do
plaats dor oudo gesteld. Zoolang de heeren
voor hun gedachten geen helderder vorm
hebben govonden, zullen zij omtrent dc „be
trekkelijke waarde hunnor aanwijzingen en
beschouwingen" op veler instemming kun
nen rekenen. ,,Hct buitenland voert pas
daadwerkelijk in", sohrijven onze fabrikan
ten, „als do inlandscho voorraad is uitge
put." Maar waarover beklagen zij zich dan
eigenlijk? Zouden zij, na lum gohcclen in-'
landschen voorraad to hebben verkocht, dan
nog wensohon, dat or van buiten niets bin-
nenkwamc? Dit waro vééleischend. Gewoon
lijk klagon biimcnlancLschc voortbrengers
over invoer, omdat do verkoop van huo
eigen voortbrengsel or door wordt belem
merd. Hier editor ontmoeten wij het merk-,
waardig geval, dat binnonlandsoho voort
brengers gaaf erkennen hun geheolo produot
éérst te kunnen van de hand zetten on slechts
daarna invoer to zion ontstaan, cn dat zij
ook nu nog klagen.
Wij zullen onzo opmerkingen over do won
derlijke argumenten, dio voor een surtaxe in
het adres zyn a-augovoerd, niot voortzetten.
Er is op liet oogenblik geen voorstel tot do
hoffing ce-uor surtaxe aan do ordo. Zij, dia
over een surtaxe het nog niot mot zitliaolvoj
eens zijn, althans zich buiten st-aai gevoelen
om overtuigende gronden er voor hij to bron
gen, kunnen kwalijk vcrlangoa, dot men to
hunnen behoeve een deugdelijk aan do ordo
gestold en dringend wotavoorsbol over een
ander onderwerp niot bohandelc."
In do Juli-aflovering van Onze Eeu*o
geeft mr. L. J. Plemp van Duivel and een
overzicht dor staking s-gcachied o-
n is en ecnigo persoonlijko beschouwingen
over de politieke, do oeoaomischo
en dcmoroologovolgon daarvan.
Do omstandigheden, zegt hij, zijn het mi
nisterie ditmaal, voor hot eerst sedert zijn
optreden, uitermate gunstig geweest. Reeds
bijna geheel vorgetcn Ï3 dc gouvcrncmeiitcc-
lo fout van 31 Januari en over breedo
kringen van kiezers breidt zich do mooning
uit, do schrijver gelooft niet, dat zij in
haar uitsluiting juist is dat in tijden
als nu achter ons liggen, mon liet van con
man als Kuypor toch maar hebben inoet. Do
premier is opgetreden als verpersoonlij
king van hot gezag cn als zoodanig heeft
hij geïmponeerd. De conservatieve elemen
ten van do rechterzijde hebben mot voldoo-
ning geconstateerd, dat clr. Kuypcr, demo
cratisch als hij zich bijwijlen mocht teonon,
niot in beginsel, maar ook in practijk vóór
alles anti revolutionair is gebleven Do band
tusschen dc verschillend-? groepen der rech
terzijde is versterkt cn zal het nog meer
worden, nu do fusie tusschen vrij-nntire
volutionairen cn christclijk-historischcn du
prikkelbaarheid der Roomschcn aanmerke
lijk zal doen afnemen
Dr. Kuypcr heeft in de Eerste Kamer
een gelugcnheidsklacht laten hooren ovor
don kostbaren tijd, dien de werkstakingen
aan de voorbereiding der „sociale" plannen
van het kabinet hadden ontroofd. Intus-
schon zijn thans gansche lijsten van wetten,
ook op sociaal gebied, als zeer aanstaande
aangekondigd en 1905 zal heel wat werk
onafgedaan vinden. Dat is aimed geen
kwaad ding voor dc stcmbuscampagnc dor,
rechterzijde.
Haar zullen voorshands bovendien velo
stemmen ten goede komen van conservatie
ve kiezers zonder politieko kleur, dio veelal
gewoon waren den liberalen candidaat te
steunen. Dc liberale adresbeweging tegen do
strafwetten heeft bij hen wrevel gewekt.
Moer dan ten bate van de rechls-libcralcn
nl hadden deze voor een niet gering doel
aan de gebeurtenissen van het voorjaar
de herovering van den Alkmaargchon ze
tel op de vrijzinnig-democraten tc danken
zal die wrevel strekken ter versterking
van de nieuwe christulijk-historische groep
der liecren Lobman en Dc Visser
Links is een meerdere toenadering tus
schen do oud-liberalen" en de Unie niet
onmogelijk to achten. Reeds stonden zij ver
eend bij du eindstemming over de stakings-
wetten, terwijl do vrijzinnig-democraten
met do socialisten tegenstemden. Er zijn
nog storondo factoren en beletselen genoeg
tegen zulk een toenadering, maar in dc Ka
mer zelve staat zij er niet ongunstig voor
cn dal is een voornaam ding. De invloed
van degenen, die naar hcrecniging van
,,Lib Unie" en ,,Vrijz.-Dcm. Bond" stre
ven, is door de adresbeweging en haar v( -
loop niet vcrstorkl.
In dc gunst van het kiezerspubliek zijn,
voor zoover men kan nagaan, de vrijzinr. rg-
dcmocratcn niet gerezen.
Dat een frontverandering, die don „Vrij
zinnig-Dein. Bond." tot een „arbeiderspar
tij" onder loiding van wetenschappelijk
ontwikkelde cn van hun verantwoordelijk
heid bewuste mannen zou maken, don li
beralen, die geen „arbeiderspartij" zijn of
Zoo als men weet, had de „Bond van Ne-
derlandsche Onderwijzers" bij het ministerie
yan justitie statuten ingebonden, ter
goedkeuring door H. M. de Koningin.
1 Terugzending geschiedde, onder de op
merking, dat enkele formalite-ite-n moesten
worden vervuld, waarna, opnieuw, inzen
ding geschieden kon „van een verbeterd
exemplaar", mits gezuiverd van taal
fouten.
Het bestuur van den Bond gaf in zijn or
gaan daarvan kennis, onder opmerking,
„dat hetgeen men aan het departement van
justitie voor „taalfouten" scheen aan te
rien, dit niet waren, doch slechts een gevolg
waren van de vereenvoudigde spelling,
waarin cle statuten geschreven waren."
(Achter hetgeen: subject waren 1)
Renvooi opnieuw, door den Minister, on
der mededeeling, dat „do hier bijgaande ge
wijzigde statuten alsnog in do gebruikelijke
spelling behooren te worden gesteld."
In het weekblad De Amsterdammer
spreekt mr. J. A. Levy als zijn oordeel uit,
dat zij, die prijs stellen op het ongeschon
den behoud onzer schoone moedertaal, in dit
voorval een aanleiding tot hart lijken gc-
lukwensch aan onze Regcering zullen vin
den voor de, naar bewoordingen en zin, niet
rnal6ohe terechtwijzing, aan den Bond van
:Nederlandsche onderwijzers, toege-
j diond.
De heer Lovy voegt daar bot volgende
aan toe:
„Kort geleden werd mij een advies ge
vraagd tot het uitbrengen waarvan, het
1 doorworstelen van cenige pennevruchten
i van meergomelden „Bond" noodig bleek.
Ik nam de gelegenheid to baat om over
den vorm dier ontboezemingen mijn mee-
ning te zeggen, en herhaal haar hier, woor
del ijk, on met opzet.
Eon woord, tori slotto, over een punt, bui
ten verband met mijn thema. Ik bedoel: dc
«taal, waarin De Bode, waarvan i! ettelijke
exemplaren doorworstelen moest, wordt ge
schreven: een soort van bargoensch, dat om
naamval noch spelregel zich bekreunt, en
waarover een waas van vulgariteit is ver
spreid. Ware De Bode voor hlannckemaai-
ors bestemd, die zeker hot „wenschelik"
achten, „bij de boer" work te vindon, ik zou
die verwantschap van zegswijs vatten. In
een „Onderwijzers-orgaan" lijkt deze t-aal-
verknoeiing buitengewoon zonderling. Ge>-
schieddo zij op do. school, er zou, terecht, uit
hoofde van onbekwaamheid, ontslag volgen
Hoo komt men er too, daarbuiten, als mid
del van gedachtonwisseling, bij voorkeur,
koeterwaalsch to sproken.
De taal van hot Nedorlandscho volk, de
taal, waarin "Vondel dichtte en Hooft
schreef, is eon heiligdom, waarborg van ons
volksbestaan, dat wij in eere te houden heb
ben. Het voegt allerminst den Neder! and-
eóhon onderwijzer er de schermende hand
aan te slaan. Gelijk iedere keiter zijn letter
heeft, zoo heeft ieder wanstaltig product
van betweterij, in bond met „Wichtigma-
chereï", zijn uitvlucht cn vergoelijking. Iu
dit geval heeft men er op gevonden, dat
„phonetisch" schrijft, wie om den taaieisch
zich niet bekommert. Het rechtstreeksche
gevolg daarvan is, dat iedere polderjongen
een diploma van taalkennis venverven, en
iodcro stovenzetster als declamatrioc optre
den kan.
Ook hier, wonsch ik, onomwonden, mijn
meening te zeggen. Zij is deze, dat uitingen
in dezer voege gekleed, naar gezicht en ge
hoor, mij kort en goed walgelijk voorkomen.
Zuiverheid van taal en kieschhoid van
smaak zijn innig verwant.
Het valt niet in te zien, waarom de on
derwijzer, dio aan het hoofd cener volks
school staat, derhalve verheffend werken
moet, voor eigen gebruik, een vorm bezigt,
dio onophoudelijk aan de achterbuurt her
innert, omdat hij daaraan is ontleend.
Moest reeds de beduchtheid, dat de beden
kingen tegen de openbare school, door die
gedragslijn met een worden vermeerderd,
daan-an hem niet weerhouden? Ik vat, dat
gomakzuent haar baat daarbij vindt. Voor
haar echter mag in cle school en in het ge
moed van den man, die de school liefheeft,
ge«a plaats zijn. Duizenden van hen, dio
haar bezoeken, kennen een andere geestes-
gymnastiek niet, noch zullen, straks, haar
leeren kennen, dan die, welke gelegen is in
zorgvuldige beoefening en naleving der
taal- en spelregels. Hun, haar, minst geno
men, door een voorbeeld van het tegendeel,
te ontrooven, is een vergrijp aan het geeste
lijk bezit juist van die klassen onzea volks,
die het karigst er mede omgaan moeten.
Laksheid van taal maakt sloven in huis, en
brekebeenen er buiten. Zooeven zeide ik,
dat tusschen dit punt, en mijn thema, ver
band niet bestond. Ik vergisto mij. Het ver
band bestaat wèl."
De heer Levy meent, dat, nu liet hoofd
van een departement van landsbestuur zijn
zwaarwichtige stem heeft doen hooren, het
to bezien zal staan, of de Bond dezo waar
schuwing ter harte nomen, in arren moede,
bij zijn verwaandheid volharden zal.
„Waartoe de zoogenaamde ..vereenvoudi
ging" leidt, behoeft mon slechts af te me
ten naar het kreupele Hollandsch, waarin
hij zijn kennisgeving van de ondergane ver-
neelering kleedt. Driemaal achtereen „wa
ren", waar de drankwetten driemaal ach
tereen: „zijn" eischen.
Men geve zich rekenschap van den toe
stand.
Dat de taal tot de kostbaarste bezittin
gen eens volks behoort, zal wel nauwelijks
vermelding behoeven Overbodig behoort
tevens dc opmerking te zijn, dat de volks
school, in de allereerste plaats, de stipte on
jaloersohe bewaakster van de zuiverheid
onzer taal wezen moet. Alleen langs dien
weg kan aanranding van dit onmisbaar
voertuig der gedachte, tot in de onderste
volkslagen, geweerd en gekeerd worden.
Een woordenboek onzer taal, aan do zor
gen van tal van geleerden toevertrouwd,
i3 in bewerking.
En nu onderstaat zich een „Bond van
Nederlandscho onderwijzers", van mannen,
krachtens de wet, verplicht onderricht te ge
ven in, dus kennis t>e hebben van „dc be
ginselen der Nederlandschc taal", die taal
eigendunkelijk en eigenmachtig in het aan
gezicht te slaan, onder voorwendsel van
„vereenvoudiging". Alsof de eersten, de
besten zich opwerpen kunncon om over
taaleisch, taalvorm, taalregels en taalwet een
oordeel te vellen l Alsof Jan Alleman ge
roepen en bevoegd ware, aan het kind in de
school, dus aan ons volk in dc toekomst,
op te dringen, hetgeen hem, in zijn kortzich
tigheid, „eenvoudiger" lijkt!
Zal ons volk dit bedrijf, waarvan onze ge
meenschappelijke gedachtcnwisseling het
slachtoffer is, nog langer dulden? Zal, in
het meest kenmerkende onzer nationaliteit,
gaandeweg mogen binnensluipen een onuit
sprekelijk platte toon, een vulgariteit, die
eerst de*n vorm ontluistert, om straks haar
natuurlijke verwoesting tot het wezen uit
te breiden?
Of zal, nu het nog tijd is, dit voortwoe
kerende ziekteproces, door het machtwoord
der Regcering, worden gestuit, cn zal zij on
verbiddelijk. ontslag stellen, op de daad
van hem, die uit gemakzucht of betweterij
met de taal- en spelregels knutselt, ten einde
ons nationaal geestelijk eigendom in den
grond te bederven?
Moge do thans gegeven waarschuwing, in
die richting, een gunstig voorteeken zijn.
Dat ook zonder medehulp van den onder
wijzer, aan onze kernachtige, krachtige taal
op deze wijze geweld wordt geploegd, toont
mr. Levy met dc volgende voorbeelden aan:
1. Op het uurwerk van de nieuwe Beurs,
te Amsterdam, kan men lezen:
Duur uw uur.
Wat mag de diepzinnige stcllor wel ver
hevens, bij dien onzin, zich voorgesteld
hebben? Duron is bestaan, met dc nuance:
voortdurend, gestadig bestaan. Ik zet het
alzoo iemand: zijn uur niet te duren, of,
te duren in eens andermans uur!
2. Korten tijd geleden, konden voorbij
gangers in een onzer winkelstraten een te
gel aanstaren, waarop letterlijk tc lezen
stond:
Deze gedenktegcl weid aan het nieu
we gebouw van de openbare Handels
school aangeboden, door dc oud-leerlin
gen bij golegonhcid van do opening
op 25 Sopt. 1901.
In dit luttel aantal regels zit een donk-
fout-, een taalfout on con stijlfout. Mein
Licbchen, was wilist du noch mohrï
Aanbieden, onderstelt hot vermogen
om aan te nemen of te weigeren. Wio ziet
do Handelsschool niet goedkeurend knik
ken, bij het- haar voreereud geschenk? Dot
is de denkfout.
Bij gelegenheid, beteekent: occasioneel, als
het zoo treft. Men bedoelt: ter gelegenlKid.
Dat is de taalfout.
„Do opening" hinkt achteraan. Maar,
rampzaligende opening is hier, kort on
goed, alles, het albehcerschend, alverdrin
gend feit. Als iets voorop moet, is het de
opening. Dat is de stijlfout."
Dc Nieuwe Arnliennche Courantdie over
censuur op schoolbibliotheken
reeds schreef, komt thans op dit onderwérp
terug, nu bedoelde censuur, in plaats van to
worden begraven onder „lo ridicule", door
kerkelijke bladen met groote ingenomenheid
wordt besproken als eon daad van wijs be
leid.
Waarom vraagt hot blad wat op
de Rijks h.b. scholen wordt t-oegepast, dan
ook niet bij de gemeente Kb. scholen cn
gymnasia in practijk gebracht? De minister
van binnenl. zaken heeft dit t.ch in zijn
hand, door aan de Rijkssubsidie voor die
instellingen de voorwaarde to verbinden,
dat alleen door dien Minister als „goed"
gestempelde boeken in do bibliotheken voor
handen mogen zijn. En ookop kweek- on
normaalscholen kan dc maatregel worden
toegepast. Het zou ccn niot to verdedigen
zwakheid zijn, als do Minister halverwege
bleef staan. Zou het ook geen aanbeveling
verdienen dc oensuur toe tc passen op dag
bladen en tijdschriften? Do Grondwet biedt
hier wol eonigo moeilijkheden, maar daar
over moet men, om het zieleheil van zooveel
duizenden, durven lie en stappen. Dit zal
echter waarschijnlijk voor dc toe-komst be
waard blijven. Voorloopig zal men zich moe
ten tevreden stellen met do aanstelling van
ccn censor ten behoeve van onzo jongelui
alleen.
De Standaard en De Residentiebode zijn
heb eens, clat het verbod niet behoeft i*e
worden uitgestrekt tot de Latijnsche cn
Grieksche schrijvers, „omdat doze door dc
leerlingen niet zoo coulant gelezen worden
als een verkeerd boek in onze taal", wat niet
pleit voor de resultaten van het onderwijs,
maar waarbij bovendien vergeten wordt,
dat er ook vertalingen van dio boeken be
staan
„Wij vertrouwen dan ook, dat dc censor
de werken van den hartst-ochten-op wek ken
den Homeros, van Virgilius, enz. evenzeer
in den ban zal doen, *als die van Gocthe en
De Musset, die, naar de mooning van Dc
De* idem ticbode, wel degelijk in don ban be
hooren te worden gedaan, evenals Heine,
Schiller, Lessing, Multatuli, Alphonse Dau-
det, in één woord alle beroemde schrijvers
en dichters van vroegeron en latoron tijd,
waaronder nal u urlijk ook Bosboom Tous-
saint, de schrijfster van ,;Het huis Lauer-
ncsso", Jacob van Lennep, Hooft, Brcdci'o
en Starter, Starter vooral, wiens ondeugend
Monnistenzusjede diepe verontwaardi
ging van don censor zal opwekken; wellicht
ziet hij er con bespotting in van dc „bestaan"
de orde van zaken."
De Nieuwe Arnhemsche Courant is het met
de anbirovoutionairo Nieuwe Provinciale
Groninger eens, dat »tmen, eenmaal op dien
weg van keur, licht vorder afglijdt en tob
hinderlijke oensuur komt."
En na betoogd te hebben, dat men mot do
censuur toch niet bereikt, wat men beoogt,
zegt het blad ten slotte:
„Ieder verstandig mensoh gooft toe, dat
niet alle lectuur goed is voor dc jeugd; dat
er met zorg geschift cn gekozen moet wor
den, in overeenstemming met don leeftijd,
den aard cn dc ontwikkeling van den lezer.
Doch dit kan het best geschieden door hen,
die dagelijks met de jongelui vorkeeren, hun
leeraren, en die daarbij tevens rekening hou
den met de wenschon van ouders cn voog
den.
Een officieelc censuur evenwel: een van
hoogor hand ingestelde keuring van do pro
ducten „der moderne~wetonschaj) cn vooral
der moderne letterkunde", zooals De Resi-
omtrent de waarheid van de verdenking van
den inspecteur zekerheid to verschaffen. By
bet vertrouwelijke samenleven tydens een
zeereis hoort men vele dingen, die mon
eigeniyk niot moet, noch mag hooren, daar
de zelfbeheersching, vooral van de heot ge
bakerde passagiors, zich niet altUd binnen de
gepaste perken houdt. Zulke gelegenheden
ontweek do vorstandige geleerde zoovoel moge
lijk of waarscliuwdo de onvoorzlchtigen bij
tijds door een kuchen of oen ander geluid.
Nu echter was de spanning van zijn gemoed
niet alleen te groot, maar hy meende ook
voor zyn handelwyze niot alleen oen zedeiyk
rocht, maar zelfs zedelyke verplichting te be
zitten. Niet om do ontmaskering van den dlof
was het hem te doen, dat was het werk van
don inspecteur en hy voelde goon roeping tot
detective in zich, maar wellicht had de
de geliefde zijn hulp noodig. Argeloos had
zich de ongelukkige aan dezon schurk toe
vertrouwd, zonder eenig vermoeden, dat de
man, voor wien zy haar eer opofferde, oen
misdadiger was, die van haars vaders ver
trouwen on dat van zyn superieuren oen
scliandelyk misbruik had gemaakt.
De mogelyklieid van een dergeiyke toedracht
der zask gaf den professor lotleriyk oen go-
voel van troost. Rechtop In bed zittend, mot
het hoofd dicht tegen het houten beschot
godrukt, angstig olk geluid vermijdend, luis
terde hy, vast besloten, zich Eda's lot aan te
trokken, in geval zy zyn hulp noodig had
on bereid was dio aan te nemen.
Een zucht van verlichting was het eerste,
wat hem in de ooren drong. Die gold de vor-
zekering van den man, dat hy, de professor,
buiten het gehoor was.
Daarop ging de vorige sproker, terwijl hy
zyn orgaan nog meer onder bedwang hield,
voort: „Gy weet wat ons te doen staat, Eda.
Jouw gedrag jogens my is niet dat van een
vrouw tegen haar ochtgonoot. Het valt alge
meen op. Qy ontzegt mU do meest gewone
attenties, gy zyt niet eoüs beleefd jegens mU.
Onder zulke omstandigheden
„Vergeet niet, hoo zwaar ik l(jd", viel zy
hem zachter in de rede dan zü tot dusver
had gesproken.
„Ik ben genogen je zooveel mogeiyk te
ontzien", begon hy opnieuw, „doch gy dryft
hot to ver. Gy steekt lotterltyk den draak met
my
„Dat is niet waar!"
„Waarom weigerdet ge dan daar straks
om aan myn verzoek te voldoen?"
„Wyi ik niet gestemd bon, om vroolyke
wy6jes te spelen; gy badt met miln gevoe
lens, welke gy toch waariyk begrypeiyk moest
vinden, rekening moeten houden."
Hy lachte schamper. „Wyi gy niot gosterad
zyt is het niet veeleer, omdat ge niot van
je vriend kondet scheiden?"
„De professor is myn vriend niot, maar wel
een zeer aangenaam reisgenoot. Ik verbied je
dus hem zoo to noomen, want myn godrag,
zoowel jegens hom als jegens u, geeft daar
toe geen aanleiding."
Do trotsche toon, dien zy aansloeg, deed zyn
toom nog toenemen. „Ik weet wel, dat gy meer
van hem houdt dan van my," riep hy geraakt.
Zy antwoordde niet; waarschyniyk trok zy
de schouders op.
„Ontkent gy het?"
„Ik ontken niets. Ik heb je myn hand, niet
myn hart beloofd; gy kunt niet moer eischen
dan ik kan geven. Wat zou het voor jou ook
uitmaken, al had lk een ander lief? Ik zou
immers slechts alleen daaronder ïyden, want
jou behoor ik immers toe."
Zy sprak zoo berustond, zoo schynbaar kalm
en onvorschllllg, en toch hoordo do professor
uit haar woorden don onuitsprokeiyken wee
moed van haar binnonato. Welke botrokkingen
bostonden er toch tusschen dozen man en dezq
vrouw? Tovorgeefs brak de luisteraar zyn
hoofd daarover. Ook hotgeon hy verder ver
nam gaf hom geonorlei opheldering; hy hoorde
niets dan vage toospelingon, een raadselachtig
spel mot woorden en bodrolgingon, rnet ver-
wyten en smoekboden.
„En kunt gU my werkelijk ook niot een
weinig liefhebbon, Eda?" vroog Leonardl
plotseling met een teodoren klank.
Geen antwoord.
„Niet waar, gy haat my? Zeg do waar
heid!" drong hy hartstochteiyk by haar aan.
„Laat raU nu gaan," antwoorddo Eda zacht.
„Plaats noch tyd zyn voor do voortzetting
van deze bespreking geschikt."
„Ik verlang een antwoord, Eda ik o,
g'y weet hoo hot my te moede is ik ben
in staat terug te keeron by den hemel, Ik
ben daartoe in staat 1"
Hy was vroeseiyk opgewonden. Do professor
hoorde hom met de vooton stampen en zonuw-
achtig mot do vingers op de tafel trommelon.
Daarop werd bU weer bedaard, deemoedig,
week. Hy smeokto haar, slechts oonmaal uit
eigen beweging een vriend6iyk woord togen
hem te zeggen, hem de hand too to steken,
haar lippen op do zyno te drukken. Waar-;
schyniyk lag hy zelfs voor haar op de knieön.
Eda bleof onverbiddolyk. „Later," antwoordde
zy op al zyn onstuimige smeekbeden.
(Wo/dt vervolgd.)
15)
Weer lag hy een tUdlang tusschen slapen
'en waken, In onverkwikkeiyke overpeinzingen
verdiept, toen hy zacht de deur van het aan
grenzende vertrek hoorde opengaan. In het
eerst lette hy daar niet op; zyn buurman.de
heer Leonardi, begaf zich zeker ter ruste.
Plotseling echter spitste by zyn ooren: hy
vernam Eda's stem.
„Wat hebt ge my te zeggen?" vroeg do
jonge dame zacht. Hoe onverschillig en natuur-
lyk dio vraag op zichzelve ook was, zoo
merkte de professer toch uit den klank van
den toon de gejaagdheid van de spreekster op.
„Kom nu ten minste eerst geheel binnen,
Eda," klonk eveneens gedempt de harde stem
van haar echtgenoot. „Of zyt gy bang?"
„Ik?"
De professor hoorde haar nadorby komen.
Zy had dus vóór dien tyd op den drempel
gestaan; waarschyniyk had haar man haar
verzocht hem ter willo van een onderhoud
onder vier oogen daarheen te vergezellen,
wyi zy hem noodzakelyk over Iets moest
te woord staan. De oerstvolgendo woorden
overtuigden Holm, dat hy met zyn vermoeden
geiyk had.
„Ik moet je dringend spreken," begon Leo
nardi woer op denzelfden brommerigen, wreve-
ligen toon, waarop hy een uur te voren op
het promonadedek had gesproken.
„Is voor hetgeen gy my hebt mee te deelen,
zulke plechtige voorbereiding noodig? Gy kent
ons contract. Ik wyk daarvan af, door myn
voet over dezen drempel to zetten. Spreek,
want ik 6ta op kolen; ik zal geen minuut
langer biyven dan ik moet."
„Wees gerust, ik zal je niet houden. Ik
wil anders niets dan jou opnieuw aan je be
lofte herinneren. Gy
„Heb ik die verbroken?" vroeg zy koel.
„Eda!" Een hartstochteiyk, kermend geluid
kwam over zyn lippen. Hy trachtte blijkbaar
haar hand machtig te worden, die zy hem
ontrukte, want de luisteraar hoorde weer de
verwytende klacht: „Ben ik niet eens je hand
waard?"
„Nog is het uur der vervulling niet aange
broken". Met deze woorden wees de jonge
dame den smeeker af, „Kom ter zako; wy
zyn hier niet veilig voor luisterende ooren."
„Wees onbezorgd," antwoordde Leonardi;
„juist daarom heb ik je verzocht hier te komen.
Aan dezen kant logeert niemand."
„En hior?"
„Je lange vriend, de professor."
,,De professor?" riep zy verschrikt.
Leonardi lachte. „Maak je niet ongerust,
hy is er nog niet in."
„Maar hy is niet moer in het salon."
„Gy let zeer op zyn doen en laten. Neen,
hy is daar niet meer; geloof echter, dat ik
nauwkeurig heb geïnformeerd, voordat ik je
hier bracht. Jouw vriendLeonardi legdo
op opvallende wyze den nadruk op dat woord,
„sluipt zooals gowoonlyk op het dek boven
rond en beschouwt de haaien by maanver-
lichting."
„Hoe weet ge dat?"
„Onze steward heeft hem naar boven zien
gaan; ik heb hem juist gevraagd, of de profes
sor zich reeds ter ruste had begeven."
Dat heeft de steward niet uit zyn duim
gezogen, dacht Holm, ditmaal besloteo, zich