No. 13300 LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAC 4 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Opofferende Liefde. denticbode wensoht, waarbij men geheel af hangt van de persoonlijkheid en de geestes richting van don beoordeelbar, is eon in grijpen in de tot nu too bestaande vrijheid van onderwijs, dat o.i. niet mag geduld worden door wie niet medeplichtig wil zijn aan de reactionaire strooming, waarvan de ze missive getuigt." Hot nieuwe adree, aan de Tweede Kamer ingezonden door do ,,Yereeniging van Bee-fc- wortelsuikorfabrikajiten," is in don veld tocht dier Yereoniging tot verkrijging van con surtaxe op de suiker, naar de Nieuwe Rotterdamsche Courant meont, wel een van de zwakste* batterijen, welke zij tot dusver in het vuur heeft gebracht. .Nederland heeft bij do Brussel.sclio Con ventie zich verbonden tot afschaffing der suikerpremiën op 1 September a. s. cn is derhalve verplicht de artikelen, krachlens welke in onze suikerwet van 1S97 die pro- miën worden verleend, vóór dien datum in te trokken. Nu de Minis', r van Financiën bij Memorie van Antwoord d. d. 10 Juni zijn voorstellen, omtrent accijnsverlaging cn sur- taxo heeft teruggenomen, is het Regeer ings- ontwerp beperkt geworden tot datgene, wat als een rcchtstrceksch uitvloeisel der Con ventie moet worden aangemerkt. Deson danks vragen de fabrikanten verdaging van dc eerstdaags aan de orde gestelde be handeling van hot ontwerp, tot tijd cn wijle een enquête over don toestand hunner in dustrie zou hebben geleid tot een positief re sultaat over de surtaxe-vraag. Uitstel van behandeling dus van een drin gende zaak, omdat een andere aangelegen heid nog niet voor beslissing rijp zou zijn! Dat hierin van dc zijde der Regeering niet kan worden getreden, spreekt- o. i, zoo van zelf, dat wij er geen woord verdor over zou den schrijven, waren niet de motieven, om welke uitstel van behandeling wordt ge vraagd, allermerkwaardigst. De fabrikantenvereniging namelijk voert conige redenecringen aan ten bate cener surtaxe op suiker, dook eindigt met de be kentenis, dat haar aanwijzingen cn beschou wingen slechts con betrekkelijke waarde hebben", cn dat zij verplicht is lo komen met stellige gegevens". Deze gegevens even wel kunnen door haar niet op tafel worden gelegd: zij moeten alsnog geput worden uit do boeken van een twaalf met name genoem de vennootschappen. Tot dit volumineus nieuw onderzoek wordt do Tweede Kamer uitgenoodigd. Is dit alles niet als het ware een noodschot van een in staat van zinking verkcerend schip? Men heeft maandenlang aan de Ite- gcering on dc volksvertegenwoordiging uit voerige adrA >n gericht, en ook thans weder draagt men bosajiouwingen nan, om te ein digen met do bekentenis, dat- deze., niots bewijzen l Dit is maar al te waar. De surtaxe zou moeten dienen om den groofcon invoer van buitoniandscho suiker te weren, en in dien zin sprak op 2 Juli 1902 in dc Eerste Kamer een groot voorstander van surtaxe j mr. Van don Biescn, dc vrees uit, dat du vreemde sui ker ,,als een lawine onze gouwen zou be dekken." Hierop is altijd geantwoord, dat men aan die ovèrstrooming niet gelooft. Do Rcgooring heeft zelfs met de cijfers van in voer in uc hand aangetoond, dat do invoer niet klimt. En thans... thans komen de fa brikanten verkondigen, dat die overstroo- mung ook eigenlijk niot bestaat anders dan in vorm van beeldspraak; immers, dat zij enkel is con ..stroom van tel eg nun men, zonder dat hot object in natura over dc grenzen wordt gezonden." Zoo wordt een nieuwe beeldspraak in do plaats dor oudo gesteld. Zoolang de heeren voor hun gedachten geen helderder vorm hebben govonden, zullen zij omtrent dc „be trekkelijke waarde hunnor aanwijzingen en beschouwingen" op veler instemming kun nen rekenen. ,,Hct buitenland voert pas daadwerkelijk in", sohrijven onze fabrikan ten, „als do inlandscho voorraad is uitge put." Maar waarover beklagen zij zich dan eigenlijk? Zouden zij, na lum gohcclen in-' landschen voorraad to hebben verkocht, dan nog wensohon, dat or van buiten niets bin- nenkwamc? Dit waro vééleischend. Gewoon lijk klagon biimcnlancLschc voortbrengers over invoer, omdat do verkoop van huo eigen voortbrengsel or door wordt belem merd. Hier editor ontmoeten wij het merk-, waardig geval, dat binnonlandsoho voort brengers gaaf erkennen hun geheolo produot éérst te kunnen van de hand zetten on slechts daarna invoer to zion ontstaan, cn dat zij ook nu nog klagen. Wij zullen onzo opmerkingen over do won derlijke argumenten, dio voor een surtaxe in het adres zyn a-augovoerd, niot voortzetten. Er is op liet oogenblik geen voorstel tot do hoffing ce-uor surtaxe aan do ordo. Zij, dia over een surtaxe het nog niot mot zitliaolvoj eens zijn, althans zich buiten st-aai gevoelen om overtuigende gronden er voor hij to bron gen, kunnen kwalijk vcrlangoa, dot men to hunnen behoeve een deugdelijk aan do ordo gestold en dringend wotavoorsbol over een ander onderwerp niot bohandelc." In do Juli-aflovering van Onze Eeu*o geeft mr. L. J. Plemp van Duivel and een overzicht dor staking s-gcachied o- n is en ecnigo persoonlijko beschouwingen over de politieke, do oeoaomischo en dcmoroologovolgon daarvan. Do omstandigheden, zegt hij, zijn het mi nisterie ditmaal, voor hot eerst sedert zijn optreden, uitermate gunstig geweest. Reeds bijna geheel vorgetcn Ï3 dc gouvcrncmeiitcc- lo fout van 31 Januari en over breedo kringen van kiezers breidt zich do mooning uit, do schrijver gelooft niet, dat zij in haar uitsluiting juist is dat in tijden als nu achter ons liggen, mon liet van con man als Kuypor toch maar hebben inoet. Do premier is opgetreden als verpersoonlij king van hot gezag cn als zoodanig heeft hij geïmponeerd. De conservatieve elemen ten van do rechterzijde hebben mot voldoo- ning geconstateerd, dat clr. Kuypcr, demo cratisch als hij zich bijwijlen mocht teonon, niot in beginsel, maar ook in practijk vóór alles anti revolutionair is gebleven Do band tusschen dc verschillend-? groepen der rech terzijde is versterkt cn zal het nog meer worden, nu do fusie tusschen vrij-nntire volutionairen cn christclijk-historischcn du prikkelbaarheid der Roomschcn aanmerke lijk zal doen afnemen Dr. Kuypcr heeft in de Eerste Kamer een gelugcnheidsklacht laten hooren ovor don kostbaren tijd, dien de werkstakingen aan de voorbereiding der „sociale" plannen van het kabinet hadden ontroofd. Intus- schon zijn thans gansche lijsten van wetten, ook op sociaal gebied, als zeer aanstaande aangekondigd en 1905 zal heel wat werk onafgedaan vinden. Dat is aimed geen kwaad ding voor dc stcmbuscampagnc dor, rechterzijde. Haar zullen voorshands bovendien velo stemmen ten goede komen van conservatie ve kiezers zonder politieko kleur, dio veelal gewoon waren den liberalen candidaat te steunen. Dc liberale adresbeweging tegen do strafwetten heeft bij hen wrevel gewekt. Moer dan ten bate van de rechls-libcralcn nl hadden deze voor een niet gering doel aan de gebeurtenissen van het voorjaar de herovering van den Alkmaargchon ze tel op de vrijzinnig-democraten tc danken zal die wrevel strekken ter versterking van de nieuwe christulijk-historische groep der liecren Lobman en Dc Visser Links is een meerdere toenadering tus schen do oud-liberalen" en de Unie niet onmogelijk to achten. Reeds stonden zij ver eend bij du eindstemming over de stakings- wetten, terwijl do vrijzinnig-democraten met do socialisten tegenstemden. Er zijn nog storondo factoren en beletselen genoeg tegen zulk een toenadering, maar in dc Ka mer zelve staat zij er niet ongunstig voor cn dal is een voornaam ding. De invloed van degenen, die naar hcrecniging van ,,Lib Unie" en ,,Vrijz.-Dcm. Bond" stre ven, is door de adresbeweging en haar v( - loop niet vcrstorkl. In dc gunst van het kiezerspubliek zijn, voor zoover men kan nagaan, de vrijzinr. rg- dcmocratcn niet gerezen. Dat een frontverandering, die don „Vrij zinnig-Dein. Bond." tot een „arbeiderspar tij" onder loiding van wetenschappelijk ontwikkelde cn van hun verantwoordelijk heid bewuste mannen zou maken, don li beralen, die geen „arbeiderspartij" zijn of Zoo als men weet, had de „Bond van Ne- derlandsche Onderwijzers" bij het ministerie yan justitie statuten ingebonden, ter goedkeuring door H. M. de Koningin. 1 Terugzending geschiedde, onder de op merking, dat enkele formalite-ite-n moesten worden vervuld, waarna, opnieuw, inzen ding geschieden kon „van een verbeterd exemplaar", mits gezuiverd van taal fouten. Het bestuur van den Bond gaf in zijn or gaan daarvan kennis, onder opmerking, „dat hetgeen men aan het departement van justitie voor „taalfouten" scheen aan te rien, dit niet waren, doch slechts een gevolg waren van de vereenvoudigde spelling, waarin cle statuten geschreven waren." (Achter hetgeen: subject waren 1) Renvooi opnieuw, door den Minister, on der mededeeling, dat „do hier bijgaande ge wijzigde statuten alsnog in do gebruikelijke spelling behooren te worden gesteld." In het weekblad De Amsterdammer spreekt mr. J. A. Levy als zijn oordeel uit, dat zij, die prijs stellen op het ongeschon den behoud onzer schoone moedertaal, in dit voorval een aanleiding tot hart lijken gc- lukwensch aan onze Regcering zullen vin den voor de, naar bewoordingen en zin, niet rnal6ohe terechtwijzing, aan den Bond van :Nederlandsche onderwijzers, toege- j diond. De heer Lovy voegt daar bot volgende aan toe: „Kort geleden werd mij een advies ge vraagd tot het uitbrengen waarvan, het 1 doorworstelen van cenige pennevruchten i van meergomelden „Bond" noodig bleek. Ik nam de gelegenheid to baat om over den vorm dier ontboezemingen mijn mee- ning te zeggen, en herhaal haar hier, woor del ijk, on met opzet. Eon woord, tori slotto, over een punt, bui ten verband met mijn thema. Ik bedoel: dc «taal, waarin De Bode, waarvan i! ettelijke exemplaren doorworstelen moest, wordt ge schreven: een soort van bargoensch, dat om naamval noch spelregel zich bekreunt, en waarover een waas van vulgariteit is ver spreid. Ware De Bode voor hlannckemaai- ors bestemd, die zeker hot „wenschelik" achten, „bij de boer" work te vindon, ik zou die verwantschap van zegswijs vatten. In een „Onderwijzers-orgaan" lijkt deze t-aal- verknoeiing buitengewoon zonderling. Ge>- schieddo zij op do. school, er zou, terecht, uit hoofde van onbekwaamheid, ontslag volgen Hoo komt men er too, daarbuiten, als mid del van gedachtonwisseling, bij voorkeur, koeterwaalsch to sproken. De taal van hot Nedorlandscho volk, de taal, waarin "Vondel dichtte en Hooft schreef, is eon heiligdom, waarborg van ons volksbestaan, dat wij in eere te houden heb ben. Het voegt allerminst den Neder! and- eóhon onderwijzer er de schermende hand aan te slaan. Gelijk iedere keiter zijn letter heeft, zoo heeft ieder wanstaltig product van betweterij, in bond met „Wichtigma- chereï", zijn uitvlucht cn vergoelijking. Iu dit geval heeft men er op gevonden, dat „phonetisch" schrijft, wie om den taaieisch zich niet bekommert. Het rechtstreeksche gevolg daarvan is, dat iedere polderjongen een diploma van taalkennis venverven, en iodcro stovenzetster als declamatrioc optre den kan. Ook hier, wonsch ik, onomwonden, mijn meening te zeggen. Zij is deze, dat uitingen in dezer voege gekleed, naar gezicht en ge hoor, mij kort en goed walgelijk voorkomen. Zuiverheid van taal en kieschhoid van smaak zijn innig verwant. Het valt niet in te zien, waarom de on derwijzer, dio aan het hoofd cener volks school staat, derhalve verheffend werken moet, voor eigen gebruik, een vorm bezigt, dio onophoudelijk aan de achterbuurt her innert, omdat hij daaraan is ontleend. Moest reeds de beduchtheid, dat de beden kingen tegen de openbare school, door die gedragslijn met een worden vermeerderd, daan-an hem niet weerhouden? Ik vat, dat gomakzuent haar baat daarbij vindt. Voor haar echter mag in cle school en in het ge moed van den man, die de school liefheeft, ge«a plaats zijn. Duizenden van hen, dio haar bezoeken, kennen een andere geestes- gymnastiek niet, noch zullen, straks, haar leeren kennen, dan die, welke gelegen is in zorgvuldige beoefening en naleving der taal- en spelregels. Hun, haar, minst geno men, door een voorbeeld van het tegendeel, te ontrooven, is een vergrijp aan het geeste lijk bezit juist van die klassen onzea volks, die het karigst er mede omgaan moeten. Laksheid van taal maakt sloven in huis, en brekebeenen er buiten. Zooeven zeide ik, dat tusschen dit punt, en mijn thema, ver band niet bestond. Ik vergisto mij. Het ver band bestaat wèl." De heer Levy meent, dat, nu liet hoofd van een departement van landsbestuur zijn zwaarwichtige stem heeft doen hooren, het to bezien zal staan, of de Bond dezo waar schuwing ter harte nomen, in arren moede, bij zijn verwaandheid volharden zal. „Waartoe de zoogenaamde ..vereenvoudi ging" leidt, behoeft mon slechts af te me ten naar het kreupele Hollandsch, waarin hij zijn kennisgeving van de ondergane ver- neelering kleedt. Driemaal achtereen „wa ren", waar de drankwetten driemaal ach tereen: „zijn" eischen. Men geve zich rekenschap van den toe stand. Dat de taal tot de kostbaarste bezittin gen eens volks behoort, zal wel nauwelijks vermelding behoeven Overbodig behoort tevens dc opmerking te zijn, dat de volks school, in de allereerste plaats, de stipte on jaloersohe bewaakster van de zuiverheid onzer taal wezen moet. Alleen langs dien weg kan aanranding van dit onmisbaar voertuig der gedachte, tot in de onderste volkslagen, geweerd en gekeerd worden. Een woordenboek onzer taal, aan do zor gen van tal van geleerden toevertrouwd, i3 in bewerking. En nu onderstaat zich een „Bond van Nederlandscho onderwijzers", van mannen, krachtens de wet, verplicht onderricht te ge ven in, dus kennis t>e hebben van „dc be ginselen der Nederlandschc taal", die taal eigendunkelijk en eigenmachtig in het aan gezicht te slaan, onder voorwendsel van „vereenvoudiging". Alsof de eersten, de besten zich opwerpen kunncon om over taaleisch, taalvorm, taalregels en taalwet een oordeel te vellen l Alsof Jan Alleman ge roepen en bevoegd ware, aan het kind in de school, dus aan ons volk in dc toekomst, op te dringen, hetgeen hem, in zijn kortzich tigheid, „eenvoudiger" lijkt! Zal ons volk dit bedrijf, waarvan onze ge meenschappelijke gedachtcnwisseling het slachtoffer is, nog langer dulden? Zal, in het meest kenmerkende onzer nationaliteit, gaandeweg mogen binnensluipen een onuit sprekelijk platte toon, een vulgariteit, die eerst de*n vorm ontluistert, om straks haar natuurlijke verwoesting tot het wezen uit te breiden? Of zal, nu het nog tijd is, dit voortwoe kerende ziekteproces, door het machtwoord der Regcering, worden gestuit, cn zal zij on verbiddelijk. ontslag stellen, op de daad van hem, die uit gemakzucht of betweterij met de taal- en spelregels knutselt, ten einde ons nationaal geestelijk eigendom in den grond te bederven? Moge do thans gegeven waarschuwing, in die richting, een gunstig voorteeken zijn. Dat ook zonder medehulp van den onder wijzer, aan onze kernachtige, krachtige taal op deze wijze geweld wordt geploegd, toont mr. Levy met dc volgende voorbeelden aan: 1. Op het uurwerk van de nieuwe Beurs, te Amsterdam, kan men lezen: Duur uw uur. Wat mag de diepzinnige stcllor wel ver hevens, bij dien onzin, zich voorgesteld hebben? Duron is bestaan, met dc nuance: voortdurend, gestadig bestaan. Ik zet het alzoo iemand: zijn uur niet te duren, of, te duren in eens andermans uur! 2. Korten tijd geleden, konden voorbij gangers in een onzer winkelstraten een te gel aanstaren, waarop letterlijk tc lezen stond: Deze gedenktegcl weid aan het nieu we gebouw van de openbare Handels school aangeboden, door dc oud-leerlin gen bij golegonhcid van do opening op 25 Sopt. 1901. In dit luttel aantal regels zit een donk- fout-, een taalfout on con stijlfout. Mein Licbchen, was wilist du noch mohrï Aanbieden, onderstelt hot vermogen om aan te nemen of te weigeren. Wio ziet do Handelsschool niet goedkeurend knik ken, bij het- haar voreereud geschenk? Dot is de denkfout. Bij gelegenheid, beteekent: occasioneel, als het zoo treft. Men bedoelt: ter gelegenlKid. Dat is de taalfout. „Do opening" hinkt achteraan. Maar, rampzaligende opening is hier, kort on goed, alles, het albehcerschend, alverdrin gend feit. Als iets voorop moet, is het de opening. Dat is de stijlfout." Dc Nieuwe Arnliennche Courantdie over censuur op schoolbibliotheken reeds schreef, komt thans op dit onderwérp terug, nu bedoelde censuur, in plaats van to worden begraven onder „lo ridicule", door kerkelijke bladen met groote ingenomenheid wordt besproken als eon daad van wijs be leid. Waarom vraagt hot blad wat op de Rijks h.b. scholen wordt t-oegepast, dan ook niet bij de gemeente Kb. scholen cn gymnasia in practijk gebracht? De minister van binnenl. zaken heeft dit t.ch in zijn hand, door aan de Rijkssubsidie voor die instellingen de voorwaarde to verbinden, dat alleen door dien Minister als „goed" gestempelde boeken in do bibliotheken voor handen mogen zijn. En ookop kweek- on normaalscholen kan dc maatregel worden toegepast. Het zou ccn niot to verdedigen zwakheid zijn, als do Minister halverwege bleef staan. Zou het ook geen aanbeveling verdienen dc oensuur toe tc passen op dag bladen en tijdschriften? Do Grondwet biedt hier wol eonigo moeilijkheden, maar daar over moet men, om het zieleheil van zooveel duizenden, durven lie en stappen. Dit zal echter waarschijnlijk voor dc toe-komst be waard blijven. Voorloopig zal men zich moe ten tevreden stellen met do aanstelling van ccn censor ten behoeve van onzo jongelui alleen. De Standaard en De Residentiebode zijn heb eens, clat het verbod niet behoeft i*e worden uitgestrekt tot de Latijnsche cn Grieksche schrijvers, „omdat doze door dc leerlingen niet zoo coulant gelezen worden als een verkeerd boek in onze taal", wat niet pleit voor de resultaten van het onderwijs, maar waarbij bovendien vergeten wordt, dat er ook vertalingen van dio boeken be staan „Wij vertrouwen dan ook, dat dc censor de werken van den hartst-ochten-op wek ken den Homeros, van Virgilius, enz. evenzeer in den ban zal doen, *als die van Gocthe en De Musset, die, naar de mooning van Dc De* idem ticbode, wel degelijk in don ban be hooren te worden gedaan, evenals Heine, Schiller, Lessing, Multatuli, Alphonse Dau- det, in één woord alle beroemde schrijvers en dichters van vroegeron en latoron tijd, waaronder nal u urlijk ook Bosboom Tous- saint, de schrijfster van ,;Het huis Lauer- ncsso", Jacob van Lennep, Hooft, Brcdci'o en Starter, Starter vooral, wiens ondeugend Monnistenzusjede diepe verontwaardi ging van don censor zal opwekken; wellicht ziet hij er con bespotting in van dc „bestaan" de orde van zaken." De Nieuwe Arnhemsche Courant is het met de anbirovoutionairo Nieuwe Provinciale Groninger eens, dat »tmen, eenmaal op dien weg van keur, licht vorder afglijdt en tob hinderlijke oensuur komt." En na betoogd te hebben, dat men mot do censuur toch niet bereikt, wat men beoogt, zegt het blad ten slotte: „Ieder verstandig mensoh gooft toe, dat niet alle lectuur goed is voor dc jeugd; dat er met zorg geschift cn gekozen moet wor den, in overeenstemming met don leeftijd, den aard cn dc ontwikkeling van den lezer. Doch dit kan het best geschieden door hen, die dagelijks met de jongelui vorkeeren, hun leeraren, en die daarbij tevens rekening hou den met de wenschon van ouders cn voog den. Een officieelc censuur evenwel: een van hoogor hand ingestelde keuring van do pro ducten „der moderne~wetonschaj) cn vooral der moderne letterkunde", zooals De Resi- omtrent de waarheid van de verdenking van den inspecteur zekerheid to verschaffen. By bet vertrouwelijke samenleven tydens een zeereis hoort men vele dingen, die mon eigeniyk niot moet, noch mag hooren, daar de zelfbeheersching, vooral van de heot ge bakerde passagiors, zich niet altUd binnen de gepaste perken houdt. Zulke gelegenheden ontweek do vorstandige geleerde zoovoel moge lijk of waarscliuwdo de onvoorzlchtigen bij tijds door een kuchen of oen ander geluid. Nu echter was de spanning van zijn gemoed niet alleen te groot, maar hy meende ook voor zyn handelwyze niot alleen oen zedeiyk rocht, maar zelfs zedelyke verplichting te be zitten. Niet om do ontmaskering van den dlof was het hem te doen, dat was het werk van don inspecteur en hy voelde goon roeping tot detective in zich, maar wellicht had de de geliefde zijn hulp noodig. Argeloos had zich de ongelukkige aan dezon schurk toe vertrouwd, zonder eenig vermoeden, dat de man, voor wien zy haar eer opofferde, oen misdadiger was, die van haars vaders ver trouwen on dat van zyn superieuren oen scliandelyk misbruik had gemaakt. De mogelyklieid van een dergeiyke toedracht der zask gaf den professor lotleriyk oen go- voel van troost. Rechtop In bed zittend, mot het hoofd dicht tegen het houten beschot godrukt, angstig olk geluid vermijdend, luis terde hy, vast besloten, zich Eda's lot aan te trokken, in geval zy zyn hulp noodig had on bereid was dio aan te nemen. Een zucht van verlichting was het eerste, wat hem in de ooren drong. Die gold de vor- zekering van den man, dat hy, de professor, buiten het gehoor was. Daarop ging de vorige sproker, terwijl hy zyn orgaan nog meer onder bedwang hield, voort: „Gy weet wat ons te doen staat, Eda. Jouw gedrag jogens my is niet dat van een vrouw tegen haar ochtgonoot. Het valt alge meen op. Qy ontzegt mU do meest gewone attenties, gy zyt niet eoüs beleefd jegens mU. Onder zulke omstandigheden „Vergeet niet, hoo zwaar ik l(jd", viel zy hem zachter in de rede dan zü tot dusver had gesproken. „Ik ben genogen je zooveel mogeiyk te ontzien", begon hy opnieuw, „doch gy dryft hot to ver. Gy steekt lotterltyk den draak met my „Dat is niet waar!" „Waarom weigerdet ge dan daar straks om aan myn verzoek te voldoen?" „Wyi ik niet gestemd bon, om vroolyke wy6jes te spelen; gy badt met miln gevoe lens, welke gy toch waariyk begrypeiyk moest vinden, rekening moeten houden." Hy lachte schamper. „Wyi gy niot gosterad zyt is het niet veeleer, omdat ge niot van je vriend kondet scheiden?" „De professor is myn vriend niot, maar wel een zeer aangenaam reisgenoot. Ik verbied je dus hem zoo to noomen, want myn godrag, zoowel jegens hom als jegens u, geeft daar toe geen aanleiding." Do trotsche toon, dien zy aansloeg, deed zyn toom nog toenemen. „Ik weet wel, dat gy meer van hem houdt dan van my," riep hy geraakt. Zy antwoordde niet; waarschyniyk trok zy de schouders op. „Ontkent gy het?" „Ik ontken niets. Ik heb je myn hand, niet myn hart beloofd; gy kunt niet moer eischen dan ik kan geven. Wat zou het voor jou ook uitmaken, al had lk een ander lief? Ik zou immers slechts alleen daaronder ïyden, want jou behoor ik immers toe." Zy sprak zoo berustond, zoo schynbaar kalm en onvorschllllg, en toch hoordo do professor uit haar woorden don onuitsprokeiyken wee moed van haar binnonato. Welke botrokkingen bostonden er toch tusschen dozen man en dezq vrouw? Tovorgeefs brak de luisteraar zyn hoofd daarover. Ook hotgeon hy verder ver nam gaf hom geonorlei opheldering; hy hoorde niets dan vage toospelingon, een raadselachtig spel mot woorden en bodrolgingon, rnet ver- wyten en smoekboden. „En kunt gU my werkelijk ook niot een weinig liefhebbon, Eda?" vroog Leonardl plotseling met een teodoren klank. Geen antwoord. „Niet waar, gy haat my? Zeg do waar heid!" drong hy hartstochteiyk by haar aan. „Laat raU nu gaan," antwoorddo Eda zacht. „Plaats noch tyd zyn voor do voortzetting van deze bespreking geschikt." „Ik verlang een antwoord, Eda ik o, g'y weet hoo hot my te moede is ik ben in staat terug te keeron by den hemel, Ik ben daartoe in staat 1" Hy was vroeseiyk opgewonden. Do professor hoorde hom met de vooton stampen en zonuw- achtig mot do vingers op de tafel trommelon. Daarop werd bU weer bedaard, deemoedig, week. Hy smeokto haar, slechts oonmaal uit eigen beweging een vriend6iyk woord togen hem te zeggen, hem de hand too to steken, haar lippen op do zyno te drukken. Waar-; schyniyk lag hy zelfs voor haar op de knieön. Eda bleof onverbiddolyk. „Later," antwoordde zy op al zyn onstuimige smeekbeden. (Wo/dt vervolgd.) 15) Weer lag hy een tUdlang tusschen slapen 'en waken, In onverkwikkeiyke overpeinzingen verdiept, toen hy zacht de deur van het aan grenzende vertrek hoorde opengaan. In het eerst lette hy daar niet op; zyn buurman.de heer Leonardi, begaf zich zeker ter ruste. Plotseling echter spitste by zyn ooren: hy vernam Eda's stem. „Wat hebt ge my te zeggen?" vroeg do jonge dame zacht. Hoe onverschillig en natuur- lyk dio vraag op zichzelve ook was, zoo merkte de professer toch uit den klank van den toon de gejaagdheid van de spreekster op. „Kom nu ten minste eerst geheel binnen, Eda," klonk eveneens gedempt de harde stem van haar echtgenoot. „Of zyt gy bang?" „Ik?" De professor hoorde haar nadorby komen. Zy had dus vóór dien tyd op den drempel gestaan; waarschyniyk had haar man haar verzocht hem ter willo van een onderhoud onder vier oogen daarheen te vergezellen, wyi zy hem noodzakelyk over Iets moest te woord staan. De oerstvolgendo woorden overtuigden Holm, dat hy met zyn vermoeden geiyk had. „Ik moet je dringend spreken," begon Leo nardi woer op denzelfden brommerigen, wreve- ligen toon, waarop hy een uur te voren op het promonadedek had gesproken. „Is voor hetgeen gy my hebt mee te deelen, zulke plechtige voorbereiding noodig? Gy kent ons contract. Ik wyk daarvan af, door myn voet over dezen drempel to zetten. Spreek, want ik 6ta op kolen; ik zal geen minuut langer biyven dan ik moet." „Wees gerust, ik zal je niet houden. Ik wil anders niets dan jou opnieuw aan je be lofte herinneren. Gy „Heb ik die verbroken?" vroeg zy koel. „Eda!" Een hartstochteiyk, kermend geluid kwam over zyn lippen. Hy trachtte blijkbaar haar hand machtig te worden, die zy hem ontrukte, want de luisteraar hoorde weer de verwytende klacht: „Ben ik niet eens je hand waard?" „Nog is het uur der vervulling niet aange broken". Met deze woorden wees de jonge dame den smeeker af, „Kom ter zako; wy zyn hier niet veilig voor luisterende ooren." „Wees onbezorgd," antwoordde Leonardi; „juist daarom heb ik je verzocht hier te komen. Aan dezen kant logeert niemand." „En hior?" „Je lange vriend, de professor." ,,De professor?" riep zy verschrikt. Leonardi lachte. „Maak je niet ongerust, hy is er nog niet in." „Maar hy is niet moer in het salon." „Gy let zeer op zyn doen en laten. Neen, hy is daar niet meer; geloof echter, dat ik nauwkeurig heb geïnformeerd, voordat ik je hier bracht. Jouw vriendLeonardi legdo op opvallende wyze den nadruk op dat woord, „sluipt zooals gowoonlyk op het dek boven rond en beschouwt de haaien by maanver- lichting." „Hoe weet ge dat?" „Onze steward heeft hem naar boven zien gaan; ik heb hem juist gevraagd, of de profes sor zich reeds ter ruste had begeven." Dat heeft de steward niet uit zyn duim gezogen, dacht Holm, ditmaal besloteo, zich

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5