LEIDSCH DACBLAD, WOENSDAG 1 JULI. - TWEEDE BLAD. Anuo 1903. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Opofferende Liefde. No; 13297 is versnippering, maar is dat een roden om er maar mee voort te gaan, zoover mogelijk ook waar zij volstrekt onnoodig is!" In het Weekblad van de Vereeniging Oost en West komt een artiked voor van do hand van den heer A, A. ter Laag, notaris te Paramaribo, over de inrichting van een 1 a n d b o u w-c rodietban k voor Su riname. Ziehier wat de schrijver ongeveer zegt: Suriname heeft een moeilijken tijd achter zich; er zijn teekenen van vooruitgang: nu moeten al!e zeilen bijgezet wordon. Misluk king an den cacao-oogst, ten gevolge van vroeger onbekende plantenziekten, is hoofd oorzaak van de crisis geweest. Het ligt nu voor de hand, to wijzen op de behoefte aan een landbouw-credietbank. Dat die behoefte bestaat, wordt volgons schrijver voor een groot gedeelte veroorzaakt doordat do Suri- naamsche Bank niet, zooals do Javasckc, haar operaties in Europa inkrimpt, naar mate op Suriname meer behoefte is. Geld op hypotheek is zeer Behaarsch. Hiermede wil de schrijver de directie dor Surinaam- sche Bank geen verwijten maken; persoon lijk is dio directie zeer welwillend, maar zij is gehouden aan een systeem, dat belem merend werkt, omdat do bolangon der aan deelhouders, die buiten Suriname wonon, moeten gaan boven dio der Kolonie. De schrijver meent verder, dat de Suri- naamsche Bank tijdens de landbouwcrisis wel had kunnen en mogen helpen, zonder zichzelf al te veel in do waagschaal te Btcl- lon; nu echter ia Surinamo aan de Bank ontgroeid en het ligt voor do hand, dat dezo tijdig haar kapitaal en haar ondernemingen zal moeten uitbreiden, of dat ccn tweede Bank naast haar zal verrijzen. Zoo'n tweede Bank, die zeker zal beginnen als landbouw- credietbank, zal, naar schrijvers mcening, na de eerste wordingsgeschiedenis doorloo- pen tc hebben, zich ontpoppen als algemeeno Bank. Als zelfstandig lichaam zal een land- bouw-credietbrnk geen toekomst hebben. Is het nu de tijd, om zoo'n Bank op te richten?" Dc schrijver zegt daaromtrent: ,,Dc Surinaamscho Bank neemt voorloo- pig een zeer sterke positie in, haar octrooi loopt tot 9 November 191-1, wat echter de mogelijkheid niet uitsluit, dat aan een andere instelling gelijke voordeelen of voor rechten kunnen worden toegekend. Wij stellen ons hier dan ook do zaak niet al te licht voor, immers de stoot zal van hier moeten komen. Evenmin als geldschieters onder de tegenwoordige tijdsomstandig heden ooron zullen hebben voor belegging in hypotheken of cultuurondernemingen, zul len zij, zonder meer, geldon beschikbaar stellen voor een Bank, dio daarvan zijn hoofdschotel zou maken. Zij, dio in tijden van deconfiture gelden steken in landbouw ondernemingen, aanvaarden dc gcheelo ri sico, maar nemen tevens allo kansen op dc volle winst. Wij zullen geduld moeten oefe nen tot de tijden iets gunstiger vorden, om dan to doen blijken, voor welk bedrag Su riname zelf wil en kan deelnemen in het eventueelo kapitaal van oprichting, cn ma ken ons sterk, dat dit. bedrag voldoende zal zijn, om kapitaal van buiten het noodigc vertrouwen in de onderneming te schenken." Ten aanzien van een eventueel op te rich ten Bank in die richting, zegt de schrijver: Mochten wij dan den tijden nog verder vooruitloopen en aanwijzen welke voorwaar den moeten gesteld worden voor crcdietver- leening, dan zouden het deze zijn: le. hypothecair verband op dc onderne ming; 2e. toezicht op het beheer; 3o. bevoegdheid, om onder bijzondere om standigheden het beheer geheel in handen te nemen 4e. aanleg of uitbreiding en onderhoud van meer dan één cultuur. Voorts zou bij de statuten in bcginsol aan genomen moeten worden, dat inkoop van ondernemingen niet uitgesloten is, al zou het bezit slechts tijdelijk mogen zijn. Indien aan dezo voorwaarden wordt vol daan, zijn bij eon behoorlijko inrichting der Bank alle factoren aanwezig om veilig cro- diet to kunnen geven aan cultuurondomc- mingen, niet om ze van den grond af tot stand te brengen daarvoor blijvo het par ticulier initiatief aanwezig maar om bo- ataando ondernemingen het leven to verge makkelijken. Do cijfers betreffende bo- staande plantages, van de daarin gestoken kapitalen en de verkregen winsten, zullen mooten uitmaken of ons plan op con gezon den grondslag rust. Hebben de nu bestaan- do oudernemingen eenmaal den steun van eon credietinstelling, dan i6 do tijd voorbij, waarin haar waarde zolfs niet bij benado- ring is te bepalen, do tijd, waarin wel be schouwd, eigenlijk alleen kapitalisten zich met landbouwondernemingen in dezo Ko lonie zouden mogon inlaten I" De Nieuwe Rott-crdamsche Courant heeft met groote ingenomonhoid kennis genomen van het Voorloopig Verslag over de wotsont- worpen betreffende do Ncderlandsche Bank on do intrekking der muntbiljetten, vooral omdat daaruit sohijnt te blijken, dat de minister van financiën ,,bij do verdedi ging van die beide wetsvoorstellen geen zwa- ro taak le vervullen zal hobbon." Na zijn tevredenheid breedvoerig te heb ben toegelicht, zegt het blad nog over ons mu n t w o z e n ,,Do Bank is go woon, zoodra do wissel koersen op het buitenland een hoogte be reiken, die, als zij verder stegen, deprecia tie van ons ruilmiddel zou betcokoncn, goud af te geven tot ongeveer don muntprijs. Dat heeft zij gedaan, zoolang do wet van 1875 in werking is, cn zij moet daarmedo voortgaan. Het is niet aan ieder duidolijk, misschien, hoeveol beteekonie dit heeft voor den gocdon gang van zakenhot belang is echter zeer groot en eenigszina te vergelijken mot dat van hot tijdig openzotten van een sluis bij te hoogon waterstand in een polder. Inder daad, dc directie der Ncderlandsche Bank beheert do sluis van ons muntwezen. Is er 6ohaarsohte van ruilmiddel, dan moet zij goud aankoopenzoo voorkomt zij verdor daling van dc wisselkoereen of appreciatie van het geld. Is or overmaat, dan moet zij goud vorkoopen; zoo voorkomt zij verdere rijzing a n de wisselkoersen of depreciatie van hot geld. Dc sluis moet beurtelings in- en uitlaten, on dat n oot. geschieden met do regelmatigheid van een klok. lucn moot er vast op kunnen bouwen, dat dit geschieden zal,, on sedert bijna 30 jaron was dit altijd zoo De stabiliteit, die onze zilveren munt, ondanks sterke wisselingen in do waarde van het motaalzilvor, al dien tijd behouden heeft, is niet vanzelf verkregenwij hebben haar voor een groot deel to danken aan do standvastige goudpolitiek der Noderland- 8cho Bank. Zij liet zich ten dezo nooit van do wijs brengen. Als de wisselkoersen stijgen zijn or altijd snuggere gasten, dio beworen, dat. men het goud niet moot afgeven, daar anders de rente moet worden verhoogd; als of hot vorhoeden van dat euvel niot to duur gekocht ware tot den prijs van onvastheid in dc waarde van ons gold. Do Bank hield zich aan haar vosten regel, cn niet weinig heeft zij het krediet van ods land on dat van onzen Staat daardoor verhoogd. Do vreem deling wist hot nu: verder dan tusschen f 12.01 en 12.15 zouden do kooraon op Lon den niet kunnen dobberen; die op Berlijn zouden zich altijd om do 59.20 bewogen Welk een kracht gaf dit aan onze markt, bijvoorbeeld bij het plaatsen van Noderland- sohe Schuld of van obligation van Ncdor- landscho Maatschap pijen in het buitenland! In het Voorloopig Verslag wordt nu ge vraagd Bestaat er voldoende waarborg, dat de Bank deze godragsliju zal blijven volgen?" Er wordt op gewezen, dat door mr. N. G. Pierson en door den heer G. M. Boissevain is aanbovolon de Banlc bij een wetsbepaling daartoe to vorplichten, en men wenscht to weten of bij dc onderhandelingen tusschen do Regeering on de B_nk dit punt ter spra ke is gekomen. Heeft de Regeering „zich al thans vergewist, dat do directie dor Bank hot voornemen heeft, om do tot dusverre go- vol gdo gedragslijn to volgen? Een verkla ring van deze strekking zou... wel geen zeke ren waarborg geven, maar sommigo leefon aobtlon zulk een verklaring toch niot zonder belang, waar zij zou strekken tot bevestiging van de tot dusverre steeds gevolgde tra dities." Wij hopen, dat do Memorie van Antwoord hierover dc gowcnschto inlichting zal ver- De Standaard constateert met blijdschap den machtigen omkeer, die er allengs in de publieke opinio beeft plaate gehad, waar door het mogelijk werd, dat het Regeorings- voorstel tot wijziging en aanvulling der Wet op het Hooger Onderwijs in de pers over het algemeen een welwillende ont vangst genoot. Als uitzonderingen noemt zij het stand punt van de Arnhemsche Courant en do meening van prof. Van Geor, neergelegd in de brochure „Ons Hooger Onderwijl" Daartegenover stelt zij de warme sympa- thio van het Sociaal Weekblad voor gelijk stelling in beginsel van bijzonder en open baar hooger onderwijs. Maar inzonderheid begroet zij met genoegen den steun van De Nederlander. Waar in de beschouwingen eenig verschil met De Nederlander te bespeuren is, meent zij. dat ruimte voor vriensohappelijko dis cussie opengelaten is. De meening van De Nederlanderdat De Standaard heeft wil len betoogen, dat de bijzondere hoogeschool tot de Rijksuniversiteiten in dezelfde ver houding staat als de bijzondere lagere tot de openbare school, berust, naar zij verzekert, althans voor een deel, op misverstand. De parallel, die tusschen beide verhoudingen getrokken werd, geeft geen recht tot dc con clusie, dat beide door haar als volkomen idcntisch worden beschouwd. Vergelijking is nog geen gelijkstelling. Maar De Standaard houdt vol, dat de he rwaren tegen het openbaar hooger onder wijs in kleiner kring van dcnzelfd^n aard zijn, ale die togen het openbaar lager en middelbaar onderwijs. Natuurlijk waren en zijn die bezwaren niet gericht tegen deugdelijk onderwijs cn echte wetenschap. De werkelijke resultaten van liet wetensohappelijk onderzoek worden door De Standaard evengoed als door alle anderen aanvaard. ,,Hct verzet bij het openbaar hooger, even als bij het openbaar lager onderwijs, is dan ook uitsluitend gericht tegen het beginsel en de methode, tegen de richting en den geest, welke jarenlang op wetenschappelijk gebied aan die scholen goheerscht cn die in Staat en maatschappij, van christelijk standpunt uit beschouwd, een verderfelij- ken invloed uitgeoefend hebben." Hiermee acht De Standaard de subsidiee- ring zoowel als hot promotierecht cumof- feefcu civili gerechtvaardigd. Wat de quaestio van de Grondwet betreft, door De Nederlander opgeworpen, erkent De Stan daard gulweg, dat de Grondwet niet zegt, dat er bijzonder hooger onderwijs is of zal zijn; zij bevat alleen de bepaling, dat het geven van onderwijs vrij is, maar zij doet dam toch dit opmerken: Hierdoor verleent do Grondwet een vrij heid, die, wanneer een aanzienlijk deel des volks uit ernstige overwegingen van dio vrij heid gebruik maakt en een bijzondere hooge school opricht, den wetgever als vanzelf cr toe leidt, om een stap verder te gaan en het. bestaan en den bloei van zulk een school ook mogelijk te maken. Op enkele uitzonde ringen na, hebben dan ook allen, die tot dusver over het wetsvoorstel zioh uitspra ken, erkend, dat in beginsel geen wetsarti kel en geen Staatsbelang tegen do aanne ming er van zich verzet. Wol is waar gold de^o orkenning alleen de door de Regeering voorgestelde verlecning van bet promotie- recht oum effectu civili aan de bij zondere universiteiten, en niet oe subsidi- ecring, welke immers door de Regeering niet in haar voorstel is opgenomen. Maar tusschon beide is toch hefc onderscheid niet zoo groot, dat het een onder de bestaande wetgeving als geoorloofd on bet andere als ongeoorloofd kan worden beschouwd." Natuurlijk is or in geen van beide geval len van ccn wettelijken plicht der Regee ring sprake, maar wel van een zedelijken plicht" meent De Standaard, want ia er tot op zekere hoogte bij het lager onderwijs nog eenige neutraliteit mogelijk, bij het hooger onderwijs kan daarvan uit den aard der zaak hoegenaamd geen sprake zijn. Zijn invloed is grooter; de universiteit be- 10) „Toen het jacht, aan welks boord ik m|J bevond, in het gezicht kwam, legden belden groote onrust aan den dag; vooral de vrouw scheen zeer zenuwachtig te z\jn. Haar geheele wezen toonde trouwens onzekerheid en angst, zy geeft van een voor haar leeftijd ongewone gelatenheid en onverschilligheid blijk." „Misschien heeft zU eon smartelijke teleur stelling ten opzichte van liaar huwelijk ondervonden," bracht Holm weifelend in het midden. „Ik bestrijd volstrekt niets," antwoordde do voorzichtige politie beambte, die oen on kreukbaar gevoel van recht bezat. „Ik hecht slechts de eeno schakel aan de andere en reeds bestaat er oen vrU groote keten; mogelijk, dat do beschroomdheid, wolko zy voor haar echtgonoot aan den dag legt, de waarlijk zonderlinge terughouding, do ken merken van innerlijke vervreemding zijn, maar mogelijk ook, dat die juist aan de eigen aardige verhouding, waarin beiden tot elkaar staan, hun oorsprong hebben to danken." „Zou dat echter niet van een innerlijke tegenspraak getuigen?" „Hoezoo?" „Als do jonge damo, wier goode naam toch haar tot dusver beweerd onbesproken gedrag waarborgt, tot zulk een wauhopigen stap bo- Bloten heeft, dan kan slechts een hartstochte lijke genegenheid daarvan de oorzaak zijn. Zy moest dus van. teederheid en innigheid over roeien, in plaats van hem uit de hoogte en heerscht voor een groot deel het denken en leven van heed een volk. De onderscheiding tusschen de instelling en de daaraan verbonden personen, door De Nederlander gemaakt, kan De Stan daard uit een practisoh oogpunt niet aan vaarden. Na uitvoerig uiteengezot te hebben de beide overtuigingen, die naast elkander staan: heb ideaal van De Nederlanderdie de volledige leervrijheid huldigt, en dat van hen, die vasthouden aan de overtuiging, dat de wetenschap in waren cn vollen zin alleen tieren kan op een christolijken bodem, noemt De Standaard het een der grootste voordeelen, die door de aannoming van het Regceringsvoorstel verkregen zal worden, dab er, ovenals door de wet-Mackay op het gebied van het lager onderwijs, zoo door de ze wet op het gebied van het hooger onder wijs paoifioatie zal komen en elke overtuiging zich vrijelijk zal kunnen ont wikkelen. In het Christelijk Schoolblad komt een klacht voor. Men kan goen onderwij- zeressen krijgen. De schrijver heeft ad vertentie op advertentie geplaatst om een onderwijzeres, het salaris flink hoog en er kwam geen enkele sollicitante, voor een flinke groote plaate in de provincie! Hij onderzocht bij mannen, die het konden we ten en welke antwoorden kreeg hij? „Ik zal de namen der schrijve ra niet noemen, dat begrijpt go, lezer. Een schrijft: „Er zijn er hier genoeg, doch ze bedanken er voor om uit weg té gaan." Een ander: was zeer geschikt, ze is als volontair werkzaam, wachtend op een betrekking hier, want zo bedankte er voor om uit weg te gaan." En intusschon verloopt de tijd on beloopt straks het Schoolbestuur kans van mis schien twaalf-, dertienhonderd gulden sub sidie minstons te kunnen verliezen. Men waarschuwde, De Standaard voorop, voor het gevaar personeel toe te laten, voor de openbare school bestemd. Terecht. Maar wanneer nu do onderwijzeressen bedan ken om onzo scholen te dienen, omdatja omdat ze niet in de groote plaatsen van het laad gelegen zijn, dan bestaat het gevaar, dat. sommige onzer scholen de subsidie ver liezend, niet meer kunnen bestaan en dat cloor do weigering van haar, die door onze Chr. kweekscholen of normaallessen zijn op geleid. Een gevaar, dat onder eigen perso neel schuilt." Het Christelijk Schoolblad voegt hier aan toe: Het is voorzeker schrikkelijk jammer, dab, terwijl in grootero plaatsen, inzonderheid in Holland, een aantal onderwijzeressen bo- schikbaar is, die als „volontaires" voor klei- no salarissen verzoeken te mogon werkzaam zijn, er plaatsen zijn, waar geen onderwijze res tc krijgen is. Er is van enkele onderwijzorsverconigin- gen wel eens aanmerking op gemaakt, dat er besturen waren, die soms onderwijzeres sen voor het bedrag der Rijksbijdrage lieten werkon, maar dio dhmes vragen dat als een gunst. De collega, die het bovenstaande inzond, heeft er ons persoonlijk reeds vroeger over geschreven, doch wij zijn onmachtig om hem te helpen, schoon de vooruitzichten reeds voor de onmiddellijke toekomst van zijn school zeer goed zijn. Hoe goed kon voor een bleekneuzige, witgestudeerdo onderwijzeres niet een jaartje verblijf in de frissohe, rus tige buitenlucht zijn, boven dat blijven han gen op een loon, dat inderdaad achterstaat bij dat eener dienstmaagd. Laten we nog eens met goeden raad tot dezulken komen. De Nieuwe Rotterdamsche Courant wijdt eon artikel aan hot uiteenspatten van hot Algemeen Nedorlandsch Werkliedenverbond. Aan het slot van dit artikel zegt kot blad: ,,Moet nu in derdaad bet Algemeen Nederlandsch Werk liedenverbond uiteenspatten? Niemand zal kunnen beweren, dat deze beslissing noodig was, om te voorkomen, dat dit Verbond een beginselloos allegaartje zou worden. Is er geen middel om do wond te heelen? Of wenscht men misschien geen heeling, en vindt men hot zóó beter? ,,Èr is nu eenmaal versnippering", zei de voorzitter. Zeker, er koel to behandelen. Dat is toch met olkaarin tegenspraak." „My komt dat niet zoo voor," hield de in specteur vol. „Juist wyi wy met een op zichzelf edel karakter te doen hebben, moeten wy op dergeiyko tegenstrydighedon voorbe reid zy'n. Zy heeft ln ovoryiing gehandeld. Pas, nadat bot te laat was, kwam zy tot het volle besef van hetgeen zy gedaan had Heel dikwyis verandert dan de aanvankeiyko libfde ln haat, evenals zy ook allo moeite zal doen, om zyn hartstocht binnen de perken te houden, totdat oen wettig huweiyksverbond beideff voreenlgt." Professor Gerold moest de juistheid van dit argument toegeven. „Waarom draalt gy, als gy zoo zekor van uw zaak zyt," bracht by nog in bet midden, „met het inhechtenisnemen van den kassier, en waarom naamt gy hem, en ook haar niot, tydens ons verbiyf in de haven van Antwerpen gevangen?" „Waarom? Wyi er toch nog oenlgo twijfel by my ie overgebleven en ik in een buiten- landscho haven gevaar loopen moest, dat de overheid daar do schuldigen weer liet loopen, zoodra ik niet het volle en onaantastbare bewys van hun schuld kon leveren. Ja, als het my gelukte, eens een blik in den koffer te werpen, dien de heer Leonardi in zUn hut onder het bed heeft liggen." „Denkt gy, dat daarin d© verduisterde som ie geborgen?" „Ik ben daarvan overtuigd. De koffer moet ook zeer zwaar zyn, zooals de steward, die hem naar binnen gedragen heeft, my verzekerde - „En wat verlangt gy nu van my? Gy hebt my dat nog niet geiegd." „Van u? Ik De inspecteur hield plot seling met spreken op, boog het hoofd naar voren en luisterde. „Wat 1b er?" „Hoort u niots?" „Neen." De inspecteur sloop op de teenon naar do op het promenade-dek opgerichte Imnen tenten tor beschutting voor de zonnestralen. Hy keek eerst ln het oen, vervolgens in het ander, daarna achtor do tenten, zag echtor niets. Hoofdschuddend keerde hy terug. „Ik had er op willen zworen; naar ik hoop, heeft men ons niet beluisterd." „Wy hebben zeer zacht gesproken." „In de stilte van den avond hoort men elk woord. Het zou fataal zyn. Voor den duivell" mompelde hy weer en snelde naar do trap, welke naar de kajuit leidde. De professor volgdo hem. Nadat de politiebeambte de treden afgegaan was en een blik door de deur van do eetzaal had geworpen, voegde hy zich weer by den professor. „Heeft u iemand gezien?" „Neen, neen; maar het kwam my voor alsof er een donkere schaduw van de tenten naar de trap sloop." „Ik heb niets gemerkt." „Met zekerheid kan ik het evenmin beweren. Ik moot echter op myn hoede zyn. Laten wy er een eind aan maken, professor. U gaat met de dame om; deze stelt biykbaar belang in u." „Daarin zou u zich kunnen vergissen, myn heer de Inspecteur." „Zeg advocaat of mynheer Flohr, dat ls beter,vermaande de ander. „Of ik my ver gis of niet", verklaarde hy daarop, „in elk geval is u in de gelegenheid, u met de dame te onderhouden, haar gade te slaan, evenals den man." „Den man? Hoezoo?" „U heeft uw hut naast do zUne. Links van u logeert het jonge menscli, do „Relnhold K&mpf." „Ja, roebts de lieer Leonardi." „Het laatste hoor ik nu pas door u." „U ziet dus, dat hot slechts aan uw goeden wil ligt, om my in myn taak te steunen, profossor. Zonder nu bijzonder te spionnooren, kunt gy vool afluisteren, voel te weten komen. Wil u my uw bystand vorleenen?" De professor bleef staan. Nooit 1" riep hy beslist. „Zelfs in den besten zin van hot woord is een spion een spion en ik wil en mag my niet tot do rol van een dusdanige ver lagen. U is een politieman, dat ls iets anders; maar gy zoudt u wel wachten, voor stille verklikker te spelen 1" Ondanks alle tegenwerpingen van don be ambte, die in hot gevraagde niets onwaardigs zag, bleef Holm by zyn besluit. Met moeite had by geduronde do bespreking zyn zelfbe- hoorsching bewaard, doch zoodra hy zyn hut betrad, en by begaf zich na liet verlaten van het dek onverwyid daarkeon begaf bom dio. Zonder zich uit te kloeden, wierp hy zich op zyn bed, om over de onthullingen van don inspecteur van politie na te denkon. Het waren treurigo, diep treurigo gedachten, welke door zyn pyniyk hoofd trokken, en zolfs het gezegde van don inspecteur, dat Eda even veel belang stelde in hem als hy in haar, bracht geen lichtstraal in den nacht van zyn vertwyfeling. Want hot was hem duideiyk ge worden, voor het eerst duideiyk sinds by Eda of Eiisa gezien bad: dat by baar be minde, beminde met al den gloed van zyn ziel, met al de kracht en innigheid van oen eereten, reinon en ernstigen hartstocht. Voor het eerst overmande hem dat machtigste ge voel van alle gevoelens, hetwelk ons tot een sohaffon. Ook wij zouden aan zulk een ver klaring, mits zéér scherp geformuleerd, bij zondere waarde h och ton. En i ij kunnen ona niet voorstellen, dat de Bankdiroctio weige ren zal haar of te loggen. Haar sedert 1875 gevolgde politiek iieeft haar nooit in ver legenheid gebracht, en haar bij allon, die der zake kundig waren, grooten dank doen inoogsten. Do heilzame u.lwerking daarvan trekt ook in het buitonland moer on meer de aandacht. De Bank zal wol niet aarzelen in ondubbolzinnigo bewoordingen to vorklaren, dat zij daarbij volharden zal." Zooals men wcofc, was hot o.m. do Nieuwe Arnhemsche Courantdio niet instemde met de aanschrijving van den Minister van Bin- nonl. Zaken over do schoolbibliothe ken aan do Hoogero Qurgorsoho- le n. De Residentiebode neemt dat artikel on der handon en bestrijdt o.m. de bevoegdheid van leeraren cn directeuren om to booordee- Ion, wat bun leerlingen in handon kan wor den gogoven. „De directeuren en leeraren zijn in zeer veol gevallen en bij zeer veel karaktore ab soluut niot bevoegd om te booordcclen, wat op wijsgeerig, cn vooral op lottcrkun- dig gebied voor hun leerlingen, elk indivi dueel genomen, past. Do toepassing om trent het al of niet geoorloofde is op dit stuk zeker niet naar algemeeno regelen vast te stellon. Do practijk zaJ hier voor ieder individu verscheiden mooten zijn en wordt daarom con quaestio niot van onder wijs, maar van opvoeding. Nu weten wij zoor good, dat ook van libc- ralo zijdo wordt op den voorgrond gesteld, dab onderwijs on opvooding onafscheidelijk samengaan. Doch zoo men dit hier zou wil len aanvoeren, dan luidt ons wedorwoord, dat men daarmede komt Ln het brandpunt van den sohoolstrijd. Want hot ia juist aan onderwijzers van gohcol andoro lovonsop- at- ting en geestesrichting dan do onze, dat wij heb reoht cn dc bevoegdheid ontzeggen, onzo kinderen op te voedon. En niob slechte hob reoht on do bevoegd heid daartoe ontzeggen wij dien onderwij zers, ovoneons het kennen en kunnen. Im mers, zonder op hun kennis on opleiding, waarvoor wij in don regel hoogclijk eor- biod koesteren, hot allerminst te wil len afdingen, beweren wij toch, dat. zij, met don besten wil toegerust, zich veeltijds niet kunnen verplaatsen op het standpunt en <n do geestesrichting, welke vele oudera voor de opvoeding hunner kinderen als voor waarde stellen." Hier blijkt opnieuw, wolk een onding de neutraliteit bij hot onderwijs is: „Hoezeer do neutraliteit bij het onderwijs een onding is, blijkt hier opnieuw. Want dio neutraliteit zou do individualiteit van den directeur of leoraar, dio de boeken uit zoekt, zoozeer aan bandon mooten legeren, dat zij bijna geheel tot zwijgen we I'd ge bracht. Wat hij, do directeur of leeraar, mooi of belangrijk vindt, mag bij bet plaat sen van boeken in do school bibliotheken geen maatstaf wezen. Zijn individualiteit zou telkenmale moeten wijken voor dc indi vidualiteit van den leerling. Hij zou hot bo- heer der bihliothekon, indien die niet ondor zoor ongc beperking samengesteld werden, geheel onder zich mooten hou don on gcon boek zou uit. mogon gaan zonder zijn toe stemming. Bij hot geven van zeer vool boo- kon, zou hij zich dn.n in zcor vcol gevallen moeien afvragen: Is dat voor dozen of go- nen jongen wel geschikt? Is zulks tot heden gebruikelijk? Zulks trouwens zou een taak van opvoo ding wceen, te veol omvattend en te groote nauwgezetheid oischcnd. dan dat zij b ij voortduring van directeuren en leer aren kon gevraagd wordon." Dot geen der leerlingen in hot tegenwoor dige stelsel gedwongen wordt, ongewenschto boeken, te lezen, acht. De Residentiebode con de zaak verdraaiende opmerking: ,,Mot allo respect gesproken, dezo uit spraak wil do zaak verdraaien. Men bo- weert onzerzijds niet, dat de leerlingen ge dwongen worden; zij zullen dien dwang niet noodig hebben, als zij maar permissio krijgen de boekon, die zorgvuldige ouders Éot dan uit bun banden hielden, te lezen, on zo krijgen <lio permissie niet allcon, maar speoltuig van ons hart maakt, krUgors In schapen, koningen In elaven, leeuwon in lam meren on zwakke lammeren in razendo loeuwon verandert. Voor het eerst klopten zyn poison snollor en onstulmigor in het bedwelmende bewustzyn van werkeiyko liefdo. Maar hot voorworp zUnor liofdo was zyner onwaardig of het eigendom van een ander; in boide gevallen onherstelbaar voor hom ver loren. IV. Do nacht is niet de vriend van don monech, hy begunstigt do dieven, moordenaars, enz. en slochtB de gelukkige liefde vindt ondor zyn vleugels oen welkome bescherming. Ons loven stamt van het licht af, daaruit komt al onze kracht voort, onzo moed, onzo hoop, zelfs don lafhartige richt het op, het brengt nieuwe hoop in het gemoed van don zioko; met eon goudon glans verheldert hot ons dik werf naargeestig bostaan, doch zoodra de nacht invalt en zyn zwarte netton uitspant, verdwynon do machtige lovensgeeston uit onze borst, do smart wordt nog smarteiyker, hot lood neemt een nog pynlyker gestalte aan. Zulko gedachten doorkruisten martelend hot brein van den professor, toon by zich onrustig telkons weer van de eene zydo op do andere wierp en zichzolven kweldo door voortdurend in zyn verdriet te woolen. Waarom, zoo klaagde hy, is de schoonheid, als het 't lot van den mensch is, haar lief te hebben, niet altyd ook de toinpel der deugd en waardigheid? (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5