LEIDSCH DACBLAD, WOENSDAG 1 JULI. - TWEEDE BLAD.
Anuo 1903.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Opofferende Liefde.
No; 13297
is versnippering, maar is dat een roden om
er maar mee voort te gaan, zoover mogelijk
ook waar zij volstrekt onnoodig is!"
In het Weekblad van de Vereeniging
Oost en West komt een artiked voor van do
hand van den heer A, A. ter Laag, notaris
te Paramaribo, over de inrichting van een
1 a n d b o u w-c rodietban k voor Su
riname. Ziehier wat de schrijver ongeveer
zegt:
Suriname heeft een moeilijken tijd achter
zich; er zijn teekenen van vooruitgang: nu
moeten al!e zeilen bijgezet wordon. Misluk
king an den cacao-oogst, ten gevolge van
vroeger onbekende plantenziekten, is hoofd
oorzaak van de crisis geweest. Het ligt nu
voor de hand, to wijzen op de behoefte aan
een landbouw-credietbank. Dat die behoefte
bestaat, wordt volgons schrijver voor een
groot gedeelte veroorzaakt doordat do Suri-
naamsche Bank niet, zooals do Javasckc,
haar operaties in Europa inkrimpt, naar
mate op Suriname meer behoefte is. Geld
op hypotheek is zeer Behaarsch. Hiermede
wil de schrijver de directie dor Surinaam-
sche Bank geen verwijten maken; persoon
lijk is dio directie zeer welwillend, maar zij
is gehouden aan een systeem, dat belem
merend werkt, omdat do bolangon der aan
deelhouders, die buiten Suriname wonon,
moeten gaan boven dio der Kolonie.
De schrijver meent verder, dat de Suri-
naamsche Bank tijdens de landbouwcrisis
wel had kunnen en mogen helpen, zonder
zichzelf al te veel in do waagschaal te Btcl-
lon; nu echter ia Surinamo aan de Bank
ontgroeid en het ligt voor do hand, dat dezo
tijdig haar kapitaal en haar ondernemingen
zal moeten uitbreiden, of dat ccn tweede
Bank naast haar zal verrijzen. Zoo'n tweede
Bank, die zeker zal beginnen als landbouw-
credietbank, zal, naar schrijvers mcening,
na de eerste wordingsgeschiedenis doorloo-
pen tc hebben, zich ontpoppen als algemeeno
Bank. Als zelfstandig lichaam zal een land-
bouw-credietbrnk geen toekomst hebben.
Is het nu de tijd, om zoo'n Bank op te
richten?"
Dc schrijver zegt daaromtrent:
,,Dc Surinaamscho Bank neemt voorloo-
pig een zeer sterke positie in, haar octrooi
loopt tot 9 November 191-1, wat echter de
mogelijkheid niet uitsluit, dat aan een
andere instelling gelijke voordeelen of voor
rechten kunnen worden toegekend. Wij
stellen ons hier dan ook do zaak niet al te
licht voor, immers de stoot zal van hier
moeten komen. Evenmin als geldschieters
onder de tegenwoordige tijdsomstandig
heden ooron zullen hebben voor belegging in
hypotheken of cultuurondernemingen, zul
len zij, zonder meer, geldon beschikbaar
stellen voor een Bank, dio daarvan zijn
hoofdschotel zou maken. Zij, dio in tijden
van deconfiture gelden steken in landbouw
ondernemingen, aanvaarden dc gcheelo ri
sico, maar nemen tevens allo kansen op dc
volle winst. Wij zullen geduld moeten oefe
nen tot de tijden iets gunstiger vorden, om
dan to doen blijken, voor welk bedrag Su
riname zelf wil en kan deelnemen in het
eventueelo kapitaal van oprichting, cn ma
ken ons sterk, dat dit. bedrag voldoende zal
zijn, om kapitaal van buiten het noodigc
vertrouwen in de onderneming te schenken."
Ten aanzien van een eventueel op te rich
ten Bank in die richting, zegt de schrijver:
Mochten wij dan den tijden nog verder
vooruitloopen en aanwijzen welke voorwaar
den moeten gesteld worden voor crcdietver-
leening, dan zouden het deze zijn:
le. hypothecair verband op dc onderne
ming;
2e. toezicht op het beheer;
3o. bevoegdheid, om onder bijzondere om
standigheden het beheer geheel in handen te
nemen
4e. aanleg of uitbreiding en onderhoud
van meer dan één cultuur.
Voorts zou bij de statuten in bcginsol aan
genomen moeten worden, dat inkoop van
ondernemingen niet uitgesloten is, al zou
het bezit slechts tijdelijk mogen zijn.
Indien aan dezo voorwaarden wordt vol
daan, zijn bij eon behoorlijko inrichting der
Bank alle factoren aanwezig om veilig cro-
diet to kunnen geven aan cultuurondomc-
mingen, niet om ze van den grond af tot
stand te brengen daarvoor blijvo het par
ticulier initiatief aanwezig maar om bo-
ataando ondernemingen het leven to verge
makkelijken. Do cijfers betreffende bo-
staande plantages, van de daarin gestoken
kapitalen en de verkregen winsten, zullen
mooten uitmaken of ons plan op con gezon
den grondslag rust. Hebben de nu bestaan-
do oudernemingen eenmaal den steun van
eon credietinstelling, dan i6 do tijd voorbij,
waarin haar waarde zolfs niet bij benado-
ring is te bepalen, do tijd, waarin wel be
schouwd, eigenlijk alleen kapitalisten zich
met landbouwondernemingen in dezo Ko
lonie zouden mogon inlaten I"
De Nieuwe Rott-crdamsche Courant heeft
met groote ingenomonhoid kennis genomen
van het Voorloopig Verslag over de wotsont-
worpen betreffende do Ncderlandsche
Bank on do intrekking der muntbiljetten,
vooral omdat daaruit sohijnt te blijken, dat
de minister van financiën ,,bij do verdedi
ging van die beide wetsvoorstellen geen zwa-
ro taak le vervullen zal hobbon."
Na zijn tevredenheid breedvoerig te heb
ben toegelicht, zegt het blad nog over ons
mu n t w o z e n
,,Do Bank is go woon, zoodra do wissel
koersen op het buitenland een hoogte be
reiken, die, als zij verder stegen, deprecia
tie van ons ruilmiddel zou betcokoncn, goud
af te geven tot ongeveer don muntprijs. Dat
heeft zij gedaan, zoolang do wet van 1875 in
werking is, cn zij moet daarmedo voortgaan.
Het is niet aan ieder duidolijk, misschien,
hoeveol beteekonie dit heeft voor den gocdon
gang van zakenhot belang is echter zeer
groot en eenigszina te vergelijken mot dat
van hot tijdig openzotten van een sluis bij te
hoogon waterstand in een polder. Inder
daad, dc directie der Ncderlandsche Bank
beheert do sluis van ons muntwezen. Is er
6ohaarsohte van ruilmiddel, dan moet zij
goud aankoopenzoo voorkomt zij verdor
daling van dc wisselkoereen of appreciatie
van het geld. Is or overmaat, dan moet zij
goud vorkoopen; zoo voorkomt zij verdere
rijzing a n de wisselkoersen of depreciatie
van hot geld. Dc sluis moet beurtelings in-
en uitlaten, on dat n oot. geschieden met do
regelmatigheid van een klok. lucn moot er
vast op kunnen bouwen, dat dit geschieden
zal,, on sedert bijna 30 jaron was dit altijd
zoo De stabiliteit, die onze zilveren munt,
ondanks sterke wisselingen in do waarde
van het motaalzilvor, al dien tijd behouden
heeft, is niet vanzelf verkregenwij hebben
haar voor een groot deel to danken aan do
standvastige goudpolitiek der Noderland-
8cho Bank. Zij liet zich ten dezo nooit van do
wijs brengen. Als de wisselkoersen stijgen
zijn or altijd snuggere gasten, dio beworen,
dat. men het goud niet moot afgeven, daar
anders de rente moet worden verhoogd; als
of hot vorhoeden van dat euvel niot to duur
gekocht ware tot den prijs van onvastheid
in dc waarde van ons gold. Do Bank hield
zich aan haar vosten regel, cn niet weinig
heeft zij het krediet van ods land on dat van
onzen Staat daardoor verhoogd. Do vreem
deling wist hot nu: verder dan tusschen
f 12.01 en 12.15 zouden do kooraon op Lon
den niet kunnen dobberen; die op Berlijn
zouden zich altijd om do 59.20 bewogen
Welk een kracht gaf dit aan onze markt,
bijvoorbeeld bij het plaatsen van Noderland-
sohe Schuld of van obligation van Ncdor-
landscho Maatschap pijen in het buitenland!
In het Voorloopig Verslag wordt nu ge
vraagd
Bestaat er voldoende waarborg, dat de
Bank deze godragsliju zal blijven volgen?"
Er wordt op gewezen, dat door mr. N. G.
Pierson en door den heer G. M. Boissevain
is aanbovolon de Banlc bij een wetsbepaling
daartoe to vorplichten, en men wenscht to
weten of bij dc onderhandelingen tusschen
do Regeering on de B_nk dit punt ter spra
ke is gekomen. Heeft de Regeering „zich al
thans vergewist, dat do directie dor Bank
hot voornemen heeft, om do tot dusverre go-
vol gdo gedragslijn to volgen? Een verkla
ring van deze strekking zou... wel geen zeke
ren waarborg geven, maar sommigo leefon
aobtlon zulk een verklaring toch niot zonder
belang, waar zij zou strekken tot bevestiging
van de tot dusverre steeds gevolgde tra
dities."
Wij hopen, dat do Memorie van Antwoord
hierover dc gowcnschto inlichting zal ver-
De Standaard constateert met blijdschap
den machtigen omkeer, die er allengs in de
publieke opinio beeft plaate gehad, waar
door het mogelijk werd, dat het Regeorings-
voorstel tot wijziging en aanvulling der
Wet op het Hooger Onderwijs in de
pers over het algemeen een welwillende ont
vangst genoot.
Als uitzonderingen noemt zij het stand
punt van de Arnhemsche Courant en do
meening van prof. Van Geor, neergelegd in
de brochure „Ons Hooger Onderwijl"
Daartegenover stelt zij de warme sympa-
thio van het Sociaal Weekblad voor gelijk
stelling in beginsel van bijzonder en open
baar hooger onderwijs. Maar inzonderheid
begroet zij met genoegen den steun van De
Nederlander.
Waar in de beschouwingen eenig verschil
met De Nederlander te bespeuren is, meent
zij. dat ruimte voor vriensohappelijko dis
cussie opengelaten is. De meening van De
Nederlanderdat De Standaard heeft wil
len betoogen, dat de bijzondere hoogeschool
tot de Rijksuniversiteiten in dezelfde ver
houding staat als de bijzondere lagere tot de
openbare school, berust, naar zij verzekert,
althans voor een deel, op misverstand. De
parallel, die tusschen beide verhoudingen
getrokken werd, geeft geen recht tot dc con
clusie, dat beide door haar als volkomen
idcntisch worden beschouwd. Vergelijking
is nog geen gelijkstelling.
Maar De Standaard houdt vol, dat de he
rwaren tegen het openbaar hooger onder
wijs in kleiner kring van dcnzelfd^n aard
zijn, ale die togen het openbaar lager en
middelbaar onderwijs.
Natuurlijk waren en zijn die bezwaren
niet gericht tegen deugdelijk onderwijs cn
echte wetenschap. De werkelijke resultaten
van liet wetensohappelijk onderzoek worden
door De Standaard evengoed als door alle
anderen aanvaard.
,,Hct verzet bij het openbaar hooger, even
als bij het openbaar lager onderwijs, is dan
ook uitsluitend gericht tegen het beginsel
en de methode, tegen de richting en den
geest, welke jarenlang op wetenschappelijk
gebied aan die scholen goheerscht cn die in
Staat en maatschappij, van christelijk
standpunt uit beschouwd, een verderfelij-
ken invloed uitgeoefend hebben."
Hiermee acht De Standaard de subsidiee-
ring zoowel als hot promotierecht cumof-
feefcu civili gerechtvaardigd. Wat de
quaestio van de Grondwet betreft, door De
Nederlander opgeworpen, erkent De Stan
daard gulweg, dat de Grondwet niet zegt,
dat er bijzonder hooger onderwijs is of zal
zijn; zij bevat alleen de bepaling, dat het
geven van onderwijs vrij is, maar
zij doet dam toch dit opmerken:
Hierdoor verleent do Grondwet een vrij
heid, die, wanneer een aanzienlijk deel des
volks uit ernstige overwegingen van dio vrij
heid gebruik maakt en een bijzondere hooge
school opricht, den wetgever als vanzelf cr
toe leidt, om een stap verder te gaan en
het. bestaan en den bloei van zulk een school
ook mogelijk te maken. Op enkele uitzonde
ringen na, hebben dan ook allen, die tot
dusver over het wetsvoorstel zioh uitspra
ken, erkend, dat in beginsel geen wetsarti
kel en geen Staatsbelang tegen do aanne
ming er van zich verzet. Wol is waar gold
de^o orkenning alleen de door de Regeering
voorgestelde verlecning van bet promotie-
recht oum effectu civili aan de bij
zondere universiteiten, en niet oe subsidi-
ecring, welke immers door de Regeering
niet in haar voorstel is opgenomen. Maar
tusschon beide is toch hefc onderscheid niet
zoo groot, dat het een onder de bestaande
wetgeving als geoorloofd on bet andere als
ongeoorloofd kan worden beschouwd."
Natuurlijk is or in geen van beide geval
len van ccn wettelijken plicht der Regee
ring sprake, maar wel van een zedelijken
plicht" meent De Standaard, want ia er
tot op zekere hoogte bij het lager onderwijs
nog eenige neutraliteit mogelijk, bij het
hooger onderwijs kan daarvan uit den aard
der zaak hoegenaamd geen sprake zijn. Zijn
invloed is grooter; de universiteit be-
10)
„Toen het jacht, aan welks boord ik m|J
bevond, in het gezicht kwam, legden belden
groote onrust aan den dag; vooral de vrouw
scheen zeer zenuwachtig te z\jn. Haar geheele
wezen toonde trouwens onzekerheid en angst,
zy geeft van een voor haar leeftijd ongewone
gelatenheid en onverschilligheid blijk."
„Misschien heeft zU eon smartelijke teleur
stelling ten opzichte van liaar huwelijk
ondervonden," bracht Holm weifelend in het
midden.
„Ik bestrijd volstrekt niets," antwoordde
do voorzichtige politie beambte, die oen on
kreukbaar gevoel van recht bezat. „Ik hecht
slechts de eeno schakel aan de andere
en reeds bestaat er oen vrU groote keten;
mogelijk, dat do beschroomdheid, wolko zy
voor haar echtgonoot aan den dag legt, de
waarlijk zonderlinge terughouding, do ken
merken van innerlijke vervreemding zijn,
maar mogelijk ook, dat die juist aan de eigen
aardige verhouding, waarin beiden tot elkaar
staan, hun oorsprong hebben to danken."
„Zou dat echter niet van een innerlijke
tegenspraak getuigen?"
„Hoezoo?"
„Als do jonge damo, wier goode naam toch
haar tot dusver beweerd onbesproken gedrag
waarborgt, tot zulk een wauhopigen stap bo-
Bloten heeft, dan kan slechts een hartstochte
lijke genegenheid daarvan de oorzaak zijn. Zy
moest dus van. teederheid en innigheid over
roeien, in plaats van hem uit de hoogte en
heerscht voor een groot deel het denken en
leven van heed een volk.
De onderscheiding tusschen de instelling
en de daaraan verbonden personen, door
De Nederlander gemaakt, kan De Stan
daard uit een practisoh oogpunt niet aan
vaarden.
Na uitvoerig uiteengezot te hebben de
beide overtuigingen, die naast elkander
staan: heb ideaal van De Nederlanderdie
de volledige leervrijheid huldigt, en dat van
hen, die vasthouden aan de overtuiging, dat
de wetenschap in waren cn vollen zin alleen
tieren kan op een christolijken bodem,
noemt De Standaard het een der grootste
voordeelen, die door de aannoming van het
Regceringsvoorstel verkregen zal worden,
dab er, ovenals door de wet-Mackay op het
gebied van het lager onderwijs, zoo door de
ze wet op het gebied van het hooger onder
wijs paoifioatie zal komen en elke
overtuiging zich vrijelijk zal kunnen ont
wikkelen.
In het Christelijk Schoolblad komt een
klacht voor. Men kan goen onderwij-
zeressen krijgen. De schrijver heeft ad
vertentie op advertentie geplaatst om een
onderwijzeres, het salaris flink hoog en
er kwam geen enkele sollicitante, voor een
flinke groote plaate in de provincie! Hij
onderzocht bij mannen, die het konden we
ten en welke antwoorden kreeg hij? „Ik
zal de namen der schrijve ra niet noemen, dat
begrijpt go, lezer. Een schrijft: „Er zijn er
hier genoeg, doch ze bedanken er voor om
uit weg té gaan." Een ander: was zeer
geschikt, ze is als volontair werkzaam,
wachtend op een betrekking hier, want zo
bedankte er voor om uit weg te gaan."
En intusschon verloopt de tijd on beloopt
straks het Schoolbestuur kans van mis
schien twaalf-, dertienhonderd gulden sub
sidie minstons te kunnen verliezen.
Men waarschuwde, De Standaard voorop,
voor het gevaar personeel toe te laten, voor
de openbare school bestemd. Terecht. Maar
wanneer nu do onderwijzeressen bedan
ken om onzo scholen te dienen, omdatja
omdat ze niet in de groote plaatsen van het
laad gelegen zijn, dan bestaat het gevaar,
dat. sommige onzer scholen de subsidie ver
liezend, niet meer kunnen bestaan en dat
cloor do weigering van haar, die door onze
Chr. kweekscholen of normaallessen zijn op
geleid. Een gevaar, dat onder eigen perso
neel schuilt."
Het Christelijk Schoolblad voegt hier aan
toe:
Het is voorzeker schrikkelijk jammer, dab,
terwijl in grootero plaatsen, inzonderheid in
Holland, een aantal onderwijzeressen bo-
schikbaar is, die als „volontaires" voor klei-
no salarissen verzoeken te mogon werkzaam
zijn, er plaatsen zijn, waar geen onderwijze
res tc krijgen is.
Er is van enkele onderwijzorsverconigin-
gen wel eens aanmerking op gemaakt, dat
er besturen waren, die soms onderwijzeres
sen voor het bedrag der Rijksbijdrage lieten
werkon, maar dio dhmes vragen dat als een
gunst.
De collega, die het bovenstaande inzond,
heeft er ons persoonlijk reeds vroeger over
geschreven, doch wij zijn onmachtig om hem
te helpen, schoon de vooruitzichten reeds
voor de onmiddellijke toekomst van zijn
school zeer goed zijn. Hoe goed kon voor een
bleekneuzige, witgestudeerdo onderwijzeres
niet een jaartje verblijf in de frissohe, rus
tige buitenlucht zijn, boven dat blijven han
gen op een loon, dat inderdaad achterstaat
bij dat eener dienstmaagd.
Laten we nog eens met goeden raad tot
dezulken komen.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant wijdt
eon artikel aan hot uiteenspatten van
hot Algemeen Nedorlandsch
Werkliedenverbond. Aan het slot
van dit artikel zegt kot blad: ,,Moet nu in
derdaad bet Algemeen Nederlandsch Werk
liedenverbond uiteenspatten? Niemand zal
kunnen beweren, dat deze beslissing noodig
was, om te voorkomen, dat dit Verbond een
beginselloos allegaartje zou worden. Is er
geen middel om do wond te heelen? Of
wenscht men misschien geen heeling, en
vindt men hot zóó beter? ,,Èr is nu eenmaal
versnippering", zei de voorzitter. Zeker, er
koel to behandelen. Dat is toch met olkaarin
tegenspraak."
„My komt dat niet zoo voor," hield de in
specteur vol. „Juist wyi wy met een op
zichzelf edel karakter te doen hebben, moeten
wy op dergeiyko tegenstrydighedon voorbe
reid zy'n. Zy heeft ln ovoryiing gehandeld.
Pas, nadat bot te laat was, kwam zy tot het
volle besef van hetgeen zy gedaan had Heel
dikwyis verandert dan de aanvankeiyko libfde
ln haat, evenals zy ook allo moeite zal doen,
om zyn hartstocht binnen de perken te houden,
totdat oen wettig huweiyksverbond beideff
voreenlgt."
Professor Gerold moest de juistheid van dit
argument toegeven. „Waarom draalt gy, als
gy zoo zekor van uw zaak zyt," bracht by
nog in bet midden, „met het inhechtenisnemen
van den kassier, en waarom naamt gy hem,
en ook haar niot, tydens ons verbiyf in de
haven van Antwerpen gevangen?"
„Waarom? Wyi er toch nog oenlgo twijfel
by my ie overgebleven en ik in een buiten-
landscho haven gevaar loopen moest, dat de
overheid daar do schuldigen weer liet loopen,
zoodra ik niet het volle en onaantastbare
bewys van hun schuld kon leveren. Ja, als
het my gelukte, eens een blik in den koffer
te werpen, dien de heer Leonardi in zUn hut
onder het bed heeft liggen."
„Denkt gy, dat daarin d© verduisterde som
ie geborgen?"
„Ik ben daarvan overtuigd. De koffer moet
ook zeer zwaar zyn, zooals de steward, die hem
naar binnen gedragen heeft, my verzekerde
- „En wat verlangt gy nu van my? Gy hebt
my dat nog niet geiegd."
„Van u? Ik De inspecteur hield plot
seling met spreken op, boog het hoofd naar
voren en luisterde.
„Wat 1b er?"
„Hoort u niots?"
„Neen."
De inspecteur sloop op de teenon naar do
op het promenade-dek opgerichte Imnen tenten
tor beschutting voor de zonnestralen. Hy keek
eerst ln het oen, vervolgens in het ander,
daarna achtor do tenten, zag echtor niets.
Hoofdschuddend keerde hy terug.
„Ik had er op willen zworen; naar ik hoop,
heeft men ons niet beluisterd."
„Wy hebben zeer zacht gesproken."
„In de stilte van den avond hoort men elk
woord. Het zou fataal zyn. Voor den duivell"
mompelde hy weer en snelde naar do trap,
welke naar de kajuit leidde.
De professor volgdo hem.
Nadat de politiebeambte de treden afgegaan
was en een blik door de deur van do eetzaal
had geworpen, voegde hy zich weer by den
professor.
„Heeft u iemand gezien?"
„Neen, neen; maar het kwam my voor
alsof er een donkere schaduw van de tenten
naar de trap sloop."
„Ik heb niets gemerkt."
„Met zekerheid kan ik het evenmin beweren.
Ik moot echter op myn hoede zyn. Laten wy
er een eind aan maken, professor. U gaat
met de dame om; deze stelt biykbaar belang
in u."
„Daarin zou u zich kunnen vergissen, myn
heer de Inspecteur."
„Zeg advocaat of mynheer Flohr, dat ls
beter,vermaande de ander. „Of ik my ver
gis of niet", verklaarde hy daarop, „in elk
geval is u in de gelegenheid, u met de dame
te onderhouden, haar gade te slaan, evenals
den man."
„Den man? Hoezoo?"
„U heeft uw hut naast do zUne. Links
van u logeert het jonge menscli, do
„Relnhold K&mpf."
„Ja, roebts de lieer Leonardi."
„Het laatste hoor ik nu pas door u."
„U ziet dus, dat hot slechts aan uw goeden
wil ligt, om my in myn taak te steunen,
profossor. Zonder nu bijzonder te spionnooren,
kunt gy vool afluisteren, voel te weten komen.
Wil u my uw bystand vorleenen?"
De professor bleef staan. Nooit 1" riep hy
beslist. „Zelfs in den besten zin van hot woord
is een spion een spion en ik wil en mag
my niet tot do rol van een dusdanige ver
lagen. U is een politieman, dat ls iets anders;
maar gy zoudt u wel wachten, voor stille
verklikker te spelen 1"
Ondanks alle tegenwerpingen van don be
ambte, die in hot gevraagde niets onwaardigs
zag, bleef Holm by zyn besluit. Met moeite
had by geduronde do bespreking zyn zelfbe-
hoorsching bewaard, doch zoodra hy zyn hut
betrad, en by begaf zich na liet verlaten van
het dek onverwyid daarkeon begaf bom
dio. Zonder zich uit te kloeden, wierp hy zich
op zyn bed, om over de onthullingen van don
inspecteur van politie na te denkon. Het
waren treurigo, diep treurigo gedachten, welke
door zyn pyniyk hoofd trokken, en zolfs het
gezegde van don inspecteur, dat Eda even
veel belang stelde in hem als hy in haar,
bracht geen lichtstraal in den nacht van zyn
vertwyfeling. Want hot was hem duideiyk ge
worden, voor het eerst duideiyk sinds by
Eda of Eiisa gezien bad: dat by baar be
minde, beminde met al den gloed van zyn
ziel, met al de kracht en innigheid van oen
eereten, reinon en ernstigen hartstocht. Voor
het eerst overmande hem dat machtigste ge
voel van alle gevoelens, hetwelk ons tot een
sohaffon. Ook wij zouden aan zulk een ver
klaring, mits zéér scherp geformuleerd, bij
zondere waarde h och ton. En i ij kunnen ona
niet voorstellen, dat de Bankdiroctio weige
ren zal haar of te loggen. Haar sedert 1875
gevolgde politiek iieeft haar nooit in ver
legenheid gebracht, en haar bij allon, die
der zake kundig waren, grooten dank doen
inoogsten. Do heilzame u.lwerking daarvan
trekt ook in het buitonland moer on meer de
aandacht. De Bank zal wol niet aarzelen in
ondubbolzinnigo bewoordingen to vorklaren,
dat zij daarbij volharden zal."
Zooals men wcofc, was hot o.m. do Nieuwe
Arnhemsche Courantdio niet instemde met
de aanschrijving van den Minister van Bin-
nonl. Zaken over do schoolbibliothe
ken aan do Hoogero Qurgorsoho-
le n.
De Residentiebode neemt dat artikel on
der handon en bestrijdt o.m. de bevoegdheid
van leeraren cn directeuren om to booordee-
Ion, wat bun leerlingen in handon kan wor
den gogoven.
„De directeuren en leeraren zijn in zeer
veol gevallen en bij zeer veel karaktore ab
soluut niot bevoegd om te booordcclen,
wat op wijsgeerig, cn vooral op lottcrkun-
dig gebied voor hun leerlingen, elk indivi
dueel genomen, past. Do toepassing om
trent het al of niet geoorloofde is op dit
stuk zeker niet naar algemeeno regelen
vast te stellon. Do practijk zaJ hier voor
ieder individu verscheiden mooten zijn en
wordt daarom con quaestio niot van onder
wijs, maar van opvoeding.
Nu weten wij zoor good, dat ook van libc-
ralo zijdo wordt op den voorgrond gesteld,
dab onderwijs on opvooding onafscheidelijk
samengaan. Doch zoo men dit hier zou wil
len aanvoeren, dan luidt ons wedorwoord,
dat men daarmede komt Ln het brandpunt
van den sohoolstrijd. Want hot ia juist aan
onderwijzers van gohcol andoro lovonsop- at-
ting en geestesrichting dan do onze, dat wij
heb reoht cn dc bevoegdheid ontzeggen, onzo
kinderen op te voedon.
En niob slechte hob reoht on do bevoegd
heid daartoe ontzeggen wij dien onderwij
zers, ovoneons het kennen en kunnen. Im
mers, zonder op hun kennis on opleiding,
waarvoor wij in don regel hoogclijk eor-
biod koesteren, hot allerminst te wil
len afdingen, beweren wij toch, dat. zij, met
don besten wil toegerust, zich veeltijds niet
kunnen verplaatsen op het standpunt en <n
do geestesrichting, welke vele oudera voor
de opvoeding hunner kinderen als voor
waarde stellen."
Hier blijkt opnieuw, wolk een onding de
neutraliteit bij hot onderwijs is:
„Hoezeer do neutraliteit bij het onderwijs
een onding is, blijkt hier opnieuw. Want
dio neutraliteit zou do individualiteit van
den directeur of leoraar, dio de boeken uit
zoekt, zoozeer aan bandon mooten legeren,
dat zij bijna geheel tot zwijgen we I'd ge
bracht. Wat hij, do directeur of leeraar,
mooi of belangrijk vindt, mag bij bet plaat
sen van boeken in do school bibliotheken
geen maatstaf wezen. Zijn individualiteit
zou telkenmale moeten wijken voor dc indi
vidualiteit van den leerling. Hij zou hot bo-
heer der bihliothekon, indien die niet ondor
zoor ongc beperking samengesteld werden,
geheel onder zich mooten hou don on gcon
boek zou uit. mogon gaan zonder zijn toe
stemming. Bij hot geven van zeer vool boo-
kon, zou hij zich dn.n in zcor vcol gevallen
moeien afvragen: Is dat voor dozen of go-
nen jongen wel geschikt?
Is zulks tot heden gebruikelijk?
Zulks trouwens zou een taak van opvoo
ding wceen, te veol omvattend en te groote
nauwgezetheid oischcnd. dan dat zij b ij
voortduring van directeuren en leer
aren kon gevraagd wordon."
Dot geen der leerlingen in hot tegenwoor
dige stelsel gedwongen wordt, ongewenschto
boeken, te lezen, acht. De Residentiebode con
de zaak verdraaiende opmerking:
,,Mot allo respect gesproken, dezo uit
spraak wil do zaak verdraaien. Men bo-
weert onzerzijds niet, dat de leerlingen ge
dwongen worden; zij zullen dien dwang
niet noodig hebben, als zij maar permissio
krijgen de boekon, die zorgvuldige ouders
Éot dan uit bun banden hielden, te lezen, on
zo krijgen <lio permissie niet allcon, maar
speoltuig van ons hart maakt, krUgors In
schapen, koningen In elaven, leeuwon in lam
meren on zwakke lammeren in razendo loeuwon
verandert. Voor het eerst klopten zyn poison
snollor en onstulmigor in het bedwelmende
bewustzyn van werkeiyko liefdo.
Maar hot voorworp zUnor liofdo was zyner
onwaardig of het eigendom van een ander;
in boide gevallen onherstelbaar voor hom ver
loren.
IV.
Do nacht is niet de vriend van don monech,
hy begunstigt do dieven, moordenaars, enz.
en slochtB de gelukkige liefde vindt ondor
zyn vleugels oen welkome bescherming. Ons
loven stamt van het licht af, daaruit komt
al onze kracht voort, onzo moed, onzo hoop,
zelfs don lafhartige richt het op, het brengt
nieuwe hoop in het gemoed van don zioko;
met eon goudon glans verheldert hot ons dik
werf naargeestig bostaan, doch zoodra de
nacht invalt en zyn zwarte netton uitspant,
verdwynon do machtige lovensgeeston uit
onze borst, do smart wordt nog smarteiyker,
hot lood neemt een nog pynlyker gestalte aan.
Zulko gedachten doorkruisten martelend
hot brein van den professor, toon by zich
onrustig telkons weer van de eene zydo op
do andere wierp en zichzolven kweldo door
voortdurend in zyn verdriet te woolen.
Waarom, zoo klaagde hy, is de schoonheid,
als het 't lot van den mensch is, haar lief te
hebben, niet altyd ook de toinpel der deugd
en waardigheid?
(Wordt vervolgd.)