NE. 13294.
Derde Blad.
27 Juni 190&
Te Laat.
22 NDACSBLAE)
1 Nadat de heer Yan Dillen een groot for
tuin in den graanhandel bijeen gebracht
had, had hij zich met zijn vrouw terugge
trokken op een villa in Gelderland. Zij leef
den daar heel rijk, maar stil, als twee oude
egoïsten, wier hart verhard is en wier han
den altijd gesloten waren, als er sprake was
van weldadigheid. Yan tijd tot tijd kregen
zij bezoek van hun eenige dochter, weduwe
geworden na een huwelijk van vijf jaren en
die sedert met haar beide meisjes Corrie en
Lucie in Den Haag woonde.
De Yan Dillcns onderhielden wel eenige
betrekkingen met de menschen in de buurt,
maar zij waren in den omtrek over 't alge
meen niet bemind. Daar zij evenwel niemand
iets kwaads deden, niemand hinderden,
bekommerde men zich ook niet heel veel om
hen. De buren zeiden hoofdschuddend tot
elkander: ,,'tZiju twee oude menschen, die
de rijkdom gierig heeft gemaakt en hard
vochtig, maar overigens geen booze lui".
Yerder haalde men de schouders op en liet
de Yan Dillens leven zooals zij wilden.
Maar nu kwam hun dochter te overlijden,
en zij moesten de beide meisjes, twee mooie
blondkopjes van acht en tien jaar, bij zich
in huis nemen. De arme kinderen kwamen
bevend het groote, stille huis binnen, waar
men altijd zacht moest loopen en op ge-
dempten toon spreken. Zij wisten nog, wat
haar moeder gezegd had, vroeger, toen zij
er wel eens op bezoek waren:
,,Weest altijd zoet, kindertjes, blijft op je
stoelen zitten, loopt niet in den tuinJe
grootouders zijn bejaard en kunnen niet te
gen lawaai."
Bij die bezoeken verlangden ze dan ook
altijd om terug te keeren naar Den Haag;
met even groote blijdschap verlieten zij de
villa der grootouders als een gevangene zijn
cel. Zij kwamen in Den Haag weer op het
kleine, maar vroolijke bovenhuis, waar zij
mochten lachen en stoeien en praten, zoo
veel zij wilden. Dat was nu uit, voorgoed
uit; zij zouden nu nimmer meer genieten
van de moederlijke liefkoozingen.
Toen zij ze gehaald had uit Den Haag
naar de villa, vergat mevrouw Yan Dillen
de kinderen in de eetzaal; zij had geen ge
voel voor de droefheid der kleinen. Zoo ble
ven de beide meisjes daar zitten, meer dan
een uur lang, naast elkaar, als twee som
bere standbeelden, in haar zwarte kleederen.
Eindelijk kon Lucie, de jongste en leven
digste, het niet langer uithouden; zij na
derde het raam, ofschoon de oudste haar
waarschuwde
,,Als grootmama je ziet, zal ze op ods
brommen
,,0, neen, grootma zal me niet zien," zei
Lucie; ,,ik zal er wel voor oppassen. Ik ver
berg mij achter het gordijn
Yoor grootmoeder waren zij bangdie had
zulke scherpe, koude oogen, zoo'n spitsen
neus, zulke dunne lippen en gerimpelde
wangen. Corrie vond, dat ze wel iets van
een oude heks had, al was ze ook in zijde
gekleed. De jonge meisjes hadden al heel
spoedig begrepen, dat haar grootvader niets
te zeggen had in dit huis.
Trotsch op haar stoutmoedigheid, keek
Lucie van achter het gordijn in den tuin,
die daar lag in den warmen zonneschijn van
een namiddag in Juni. Zij keek naar de
huppelende vogelen, de fladderende vlin
ders, naar de struiken en bloemen. Zij kon
daar niet langer blijven staan, haar voeten
bewogen zich, zij had een groot verlangen
om te spelen, te loopen en te springen. Ein
delijk zag zij haar grootmoeder in den tuin,
en toen kon zij het niet langer uithouden;
ondanks de waarschuwing van Corrie,
vluchtte zij weg, zoo snel haar kleine
beentjes konden loopen; zij schoof de stoe
len op zij en scheurde haar langen zwarten
sluier op aan den hoek der tafel.
Maar toen zij beneden was, hield zij zich
in, zij werd zelf verschrikt over haar stout
moedigheid; en zij naderde mevrouw Yan
Dillen heel voorzichtig, als een muis, die
haar schuilhoek verlaat om eens rond te
snuffelen. Daarna zeide Lucie met een zach
te stem, als van een kind, dat pruilen gaat:
,,Zeg eens, grootma, mag ik niet eens in
den tuin spelen?"
Mevrouw Yan Dillen antwoordde niet da
delijk; zij vestigde haar scherpen, kouden
blik op het jonge meisje, bekeek haar van
het hoofd tot de voeten, alsof zij haar nu
voor den eersten keer zag. Plotseling kwam
er een zachter uitdrukking in haar blik, op
haar gelaat; zij boog zich naar Lucie, tilde
haar op en kuste haar:
Welzeker, lieveling, je moogt in den tuin
spelen, zooveel als je maar wilt, loopen,
springen, bloemen-plukken, doen wat je
maar wilt... Arme kleine, je hebt nu niets
meer op de wereld dan mij om je lief te heb
ben... Wees maar niet bang, je zult niet on
gelukkig worden."
De oude vrouw had een plotselinge tee-
derheid over zich voelen komen, een teeder-
heid als in vroeger dagen, toen zij haar
eenig kind aan het hart drukte. Iets als moe
derlijke liefde deed haar hart trillen. Zij
drukte haar kleinkind tegen zich aan, be
dekte het met kussen, op de wangen, het
voorhoofd, de haren, en gaf het vervolgens
de vrijheid om in den tuin te spelen.
Corrie was bevend van vrees naar het ven
ster gegaan en had op haar beurt in den
tuin gekeken. Haar zuster zou zeker duch
tig beknord worden. Toen zij zag, hoe haar
grootmoeder zich boog naar Lucie, dacht zij,
dat deze klappen kreeg, en reeds wilde
Corrie naar buiten snellen om haar zusje te
verdedigen, om er in elk geval vergiffenis
voor af te smeekentoen zij echter zag, dat
de oude vrouw haar kuste, wist zij niet wat
er van te denken, en begon peinzend voor
zich te zien. Zou grootma dan veel van haar
beiden houden en haar vertroetelen, zooals
mama ook deed Deze hoop bracht een glim
lach op haar gelaat en daar ze zich in de
sombere en koude zaal verveelde, besloot zij
ook naar buiten te gaan en zich bij haar
zusje te voegen.
Maar zij verscheen nauwelijks op de veran
da, of mevrouw Yan Dillen riep haar toe:
„Waar ga je heen, Corrie?"
,,Ik zou gaarne gaan spelen met Lucie,
grootmama," zeide het meisje met bevend#
stem.
„En wie heeft je verlof gegeven F'
„Maar... ik dacht..."
„Maak, dat je weer in huis komt..."
En met haar magere, beenige hand gaf de
oude vrouw het kind twee klappen, zoodat
het snikkend weer naar de eetzaal vluchtte.
Van dat oogenblik was den zusters een ge
heel verschillend lot beschoren. Terwijl
Lucie vertroeteld werd, geliefkoosd, over
laden met lekkernijen en behandeld als een
kleine prinses, wier wenschen alle moesten
worden vervuld, ontving de ongelukkige
Corrie niets als berispingen, at zij de kliek
jes op, sliep op een zolderkamertje.
Het lepk wel, dat het hart van mevrouw
Yan Dillen verdeeld was; aan den eenen
kant gevoelde zij een groote liefde, een moe
derlijke tecderheid, een jaloersche genegen
heid voor haar jo"2~te kleindochter; van de
andere zijde toonde zij een kwaden, bereken
den haat tegen Corrie. De heer Van Dillen
poogde wel tusschehbeide te komen, maar
hij had heel weinig te zeggen; er werd|
zelfs niet naar hem geluisterd. En om nu
maar scènes te vermijden, hulde hij zich in(
zijn gewoon egoïstisch stilzwijgen, gaf zich
geheel over aan het goede, rustige leventje,
dat hij had, en deed, alsof hij niets hoorde,
niets zag.
Corrie, die wel inzag, dat elke strijd nut
teloos was, boog zich voor al de beleedigin-
gen als een geslagen hond. Om de waar
heid te zeggen deden de slagen haar niet het
meeste verdriet, want de feeks durfdo haar
niet vaak kastijden, uit vrees voor de dienst
boden en de buren: zij was bang om opzien
te wekken. Maar de kwellingen der oude
vrouw werden er te wreeder, te lager om.
Corrie werd behandeld als een kleine sla
vin, zij werd veroordeeld om de dienstboden
te helpen in het ruwste werk, en nooit ont
ving zij een woord van toegenegenheid,
nooit een vriendelijk lachje Haar grootmoe
der noemde haar „leelijke uil"; van 's mor
gens vroeg tot 's avond laat hoorde men de
zen naam door het huis klinken. Aan ta
fel kreeg zij maar een half glas wijn, dat
mevrouw Yan Dillen haar zelf inschonk.
Yersch brood, werd betoogd, was niet goed
voor haar, en zij kreeg het ten minste nooit,
voordat zij het harde overschot van den vo-
rigen dag had opgegeten. En daar er altijd
genoeg overbleef, kreeg Corrie nooit versch
brood.
Daar zij, zooals we reeds hebben gezegd,
bang waren voor opspraak, durfden de
grootouders het niet wagen, om Corrie geen
onderwijs te laten geven, wat zij anders wel
gaarne hadden willen doen. Daarom ver
gezelde zij iederen morgen haar jongere zus
ter naar een meisjes-instituut. Maar de ver
schillende behandeling der beide meisjes
kwam daardoor nog maar te meer uit.
Lucie ging naar school als een jonge da
me, met mooie kleeren, een keurige japon,
prachtige schoenen, een mooien hoed. Zij
werd gevolgd door een dienstbode, die haar
boeken en cahiers droeg in een elegante