boekentasch. Corrie daarentegen was heel boersch gekleed, met lompe schoenen, een on ooglijken hoed, japonnen, die haar slecht zatenzij moest zelf haar boeken dragen in een leelijke, zware tasch. En de ongelijkheid ging nog verder. Me vrouw Van Dillen liet Lucie bovendien nog 'les geven in zang, piano, teekenen, dansen. Haar geliefde kleindochter moest alles lee- ren ,wat een rijke, beschaafde jonge dame moet weten, terwijl de andere werd opge voed als asschepoetster. Corrie was een heel ving en leerzaam meisje en zij was verreweg de beste van alle leerlingen, maar haar grootouders weigerden haar boeken, cahiers, pennen en inkt te geven. De onderwijzeres sen, die van medelijden voor het kind ver vuld waren, waarvan zij wisten, hoe het ge plaagd werd, verschaften haar dat alles gra tis. En daarom voelde zij ook groote gene genheid voor de onderwijzeressenop de school bracht zij haar aangenaamste uren door. Zooals een ander kind naar het begin van de vacantie verlangt en de uren telt, tot de school gesloten wordt, verlangde zij in de vacantie naar het einde daarvan, als zij weer naar school kon gaan. Lucie liet zich al de goedheid, die zij ont ving van haar grootmoeder, welgevallen. 'Haar karakter werd er echter niet beter op. Zij werd bedorven door haar grootouders. Na een paar jaren was zij een trotsch, op geblazen meisje, dat laag op haar zuster neer zag als op een minder wezen. Zij gebruikte haar vaak genoeg al6 dienstbode, liet zich 'door haar de schoenen poetsen, enz., en be greep niet, hoe zij vroeger zooveel van haar jhad kunnen houden. Corrie, altijd even zacht en geduldig, verdroeg dat alles, maar 'toch nam haar gelaat langzamerhand een 'ernstiger, harder uitdrukking aan en er [kwam zelden meer een lachje op. i Toen Corrie vijftien jaar oud was, vond i mevrouw Van Dillen, dat zij genoeg geleerd had, en moest zij maar een handwerk leeren. Eiken morgen, nadat zij haar bed had opge maakt en haar kamertje had schoon ge maakt, moest ze zich haasten om in den trein te komen, die haar naar een naburige stad bracht, waar zij op een naaiwinkel was geplaatst. Daar bleef zij dan tot zeven uren 's avonds en zij kreeg van haar grootmoe der een hard gekookt ei, een stuk brood en een fleschje melk mee, zij at veel minder dan sommige der andere naaimeisjes, die bovendien met haar spotten ,wijl zij, klein dochter van rijke menschen, die op een vil- i la woonden, zich de handen bedierf met 'door het zware katoen te prikken. De marteling van Corrie duurde acht jaar; ze dacht die te moeten dulden tot ze meerderjarig was; dan was ze vrij, dan zou ze wel weten wat ze deed. Maar een onvoor ziene gebeurtenis deed plotseling al de 'vreugd en hoop der oude feeks sterven. Na een landelijke partij, een pic-nic in de bos- schen in den omtrek, werd Lucie ziek, moest 'ze te bed gaan en bleek zij typhus te hebben. 1 De ziekte pakte haar geweldig aan, dagen 'achtereen lag zij in ijlende koortsen, ten slotte bleek haar jong lichaam niet sterk genoeg voor de kwaal: zonder medelijden voor haar jeugd en schoonheid, maakte de dood een einde aan haar leven, wischte in eens weg haar toekomst vol rijkdom, liefde en.luihei d. De smart van mevrouw Van Dillen was vreeseiijk. Het was alsof haar alles was ont- i nomen en twee dagen lang weerklonken 'door de villa haar gesnik en gejammer, j Corrie schreide ook, want zij hield nog al- 'tijd van haar zuster, al had deze ook nooit [moeite gedaan om van haar macht in het huis gebruik te maken om in den toestand 'harer oudere zuster verandering te brengen. Toen men van het kerkhof terugkeerde, j ging men zitten in dezelfde eetzaal, waar lacht jaren vroeger de beide jonge meisjes in haar rouwkleederen waren aangekomen met de grootmoeder. J Corrie dacht daarover na. Er was veel overeenkomst. Ook nu treurde men over een doode. Maar het was toch ook h^cl an ders. De grootouders waren veel ouder ge worden, ofschoon grootma nog denzelfden saamgeknepen mond, nog denzelfden spit sen neus had, en ook nog dezelfde koude. strenge oogen, al was hun blik wat doffer geworden. Nu keken 'die oogen het achttienjarige meisje aan, de overgeblevene van het twee tal. Zij keken haar aan met een hardnekkig heid, die Corrie, hoe kalm zij overigens al tijd was en hoe goed zij zich wist te beheer- schen, toch eenigszins in de war bracht. Wat ging er om in haar hart? Werd er een vreeselijke strijd gestreden tusschen de be hoefte om te beminnen en de vreugde om te haten, die zij in de laatste acht jaren had getoond? Niemand kan het zeggen, maar de oude vrouw schreide in elk geval niet meer. Haar blik bleef zich hechten aan het jonge meis je, staarde naar het jeugdig gelaat, daalde af naar de gestalte, de handen, klom weer op naar het blonde haar... Plotseling kwam er een glans van teederheid op het gerimpel de gelaat, de blik der oogen werd zachter, een glimlach plooide haar lippen. Zij ging opstaan, liep naar Corrie en wilde het jon ge meisje omhelzen. Deze echter verhief zich ook van haar stoel en week achteruit. De oude vrouw dacht, dat zij bang was voor een klap, en daarom riep zij uit met een stem, bevende van teederheid Vrees niets, lieveling, ik wilde je omhel zen. Ik ben vroeger boos tegen je geweest, dat was slecht van me. Nu heb ik je lief met heel mijn hart. Je moet me vergeven." Maar langzaam bewoog Corrie het hoofd van links naar rechts. „Ja, ja, je moet me vergeven. Ik heb nu alleen jou nog om lief te hebben. Je bent het eenige, waarvoor ik iets gevoel. Je zult mijn prinses, mijn koningin zijn." „Heb is te laat, grootmoeder; het is on mogelijk Die woorden werden op zoo'n vasten, kal- men toon gesproken, dat de grootmoeder langzaam terugging naar haar plaats, ge heel verslagen. Zij begreep, dat deze woor den even onverbiddelijk waren als de dood; dat zij in dit kleinkind haar heele leven, wat zij ook zou doen of zeggen, nimmer meer eenig gevoel van liefde of dankbaarheid zou kunnen opwekken, maar alleen haat en ver achting. Het was, zooals Corrie gezegd had, het was nu te laat; voor de oude vrouw begon de straf: een vreugdeloos, liefdeloos leven. D© Tb.ee, Er wae eens een Indisch vorst, zoon van koning Darma, die erg op de eenzaamheid gesteld was. Des avonds trok hij zich terug in zijn tuin, en daar, verre van heb ge- druisch van het Hof, verre van al de ver strooiingen, gaf hij zich over aan zijn phi- loeopliische overwegingen tot het opkomen van de zon. Maar het was een vorst, die werkkracht bezat; hij wilde niet in slaap vallen, en hij viol ook niet in slaap. Ik zal niemand aanraden de middelen aan te wenden van den indischen vorst, om wakker te blijven. Men heeft verwoede denkers gezien, die een bal in de hand namen, en die hand bo ven een klankrijke kom hielden, opdat het gedruisch van den vallenden bal hen zou doen ontwaken, zoo zij het ongeluk hadden in slaap te vallen. De Indische vorst nam zijn toevlucht tot veel krachtdadiger middelen; hij rukte zich de oogleden uit en wierp ze tegen den grond. Dit is het zekerste middel om niet in slaap te kunnen vallen. Men moet werkelijk Hindoe zijn en een beetje vorst om op dergelijke hulpmiddelen te komen. Daarenboven, het zijn Chineezen, die het verhalen, en men is niet verplicht de Chineezen te gelooven. De Chineezen zijn evenals de Cretenzers: zij zien niet te beet het verschil tusschen waarheid en leugen, een optisch gebrek. Vorstelijke oogleden, uitgerukt als op voornoemde wijze en om de hierboven ver melde reden, konden niet op den grond blijven liggen evenals de oogleden van den eerste den beste. Alle andere oogleden zouden tot verrot ting zijn overgegaan, insecten of andere kleine beestjes zouden ze verslonden hebben. en binnen weinig tijds zou er niets van over gebleven zijn dan de ooghaartjes. Mogen wij de Chineezen gehwreu, dan hadden de oogleden des Indischen vorszen, koning Darma's zoon, een geheel ander lot. De ooghaartjes schoten wortel, de huid diende tot meststof, en nit dit alles kwam een mooi klein stniikje van twee meter hoogte te voorschijn, met witte bloemen cn met bladeren, gelijkende op die van de camelia. Dit was de t-heebloem, die ter wereld kwam. En al degenen, die het aftreksel der blade ren van dien boom drinken, doen niets an dere dan een aftreksel drinken van de oogle- den van den Indischen vorst. Ziedaar de opheldering waarom de thee hulp biedt om lang wakker te blijven, waar- om zij de werking van den geest bevordert. De Chineezen zijn wel op de hoogte op het gebied van beeldspraak. De scheikundige oplossing ontdekt in de thee looistof, een vluchtige olie, was, hars, gom, een bijzondere stof, bestanddeelen rijk aan stikstof, tamelijk gelijk aan albumine (eiwit), eenige zouten en een alcaloïde, waaraan men den naam heeft gegeven van t h n e. Het zetten van thee is een belangrijk iets: naar gelang het water min of meer zuiver is, is de smaak min of meer aromatisch. Dat de trekpot vooral heel zindelijk, dat het water vooral zuiver zij. Wanneer net water kookt, vuile men den trekpot zoowat tot op de helft zóó, dat de bladeren geheel en al bedekt zijn. Doe den trekpot dicht, laat het water trekken een zes of acht minuten lang; doe er vervolgens water bij voor het aamtal kop jes, dat gij wilt hebben, en dan nog eens een tweetal minuten trekken, opdat het meng- sol goed bewerkt zij. Thee vereischt de grootste zindelijkheid; om ..de bladeren goed te conserveeren, moe ten zij opgesloten zijn in met lood bekleede kistjes of blikken bussen, doch waaruit vooraf, door eenig aftreksel van thee, de lucht moet verwijderd worden, veroorzaakt door de terpentijn, waarvan men zich bij het soldeeren heeft bediend. Drink dus thee, maar maak geen mis bruik van de groene thee, welke opwekt; meng de twee soorten thee door elkaar. Drink, wanneer ge behoefte gevoelt aan transpireeren, tenzij dit niet te verzwak kend is. Drink, zoo ge behoefte gevoelt u te ont wennen aan geestrijke dranken en uw maag te herstellen van het overmatig gebruik van alcohol. Vermelden wij, ten genoegen van de thee drinkers, dat de Chineezen vrij zijn van jicht, van steen, enz,, en dat de Chineezen eerste thee-drinkers zijn. Maar, voegen wij hierbij, dat het ovenna tig gebruik van thee ook zijn lasten kan heb ben Ze verwekt een lijkachtig, groene lood tint; ze maakt slap en kwijnende; ze maakt oud vóór den tijd; ze maakt de tanden zwart en doet ze uit vallen ze veroorzaakt bevingen en duizelingen en maakt de reeds krachtelooze menschen al meer en rreer krachteloos. Over het algemeen is zij goed voor corpu lente, zware menschen, die een zittend leven leiden, die veel eten, vooral vette, taaie, moeilijk te verteren spijzen; voor zenuwach tige en magero menschen is zij minder ge schikt. De jongst^ redacteuren. De eer, de jongste redacteuren ter wereld te bezitten, heeft de „Gratz Park News" te Lexington, in den Amerikaanschen Staat Kentucky. De hoofdredacteur Brownfell Berryman, een jongentje, dat er zeer schrander uitziet, is e^rst onlangs 9 jaar ge- worden, en zijn collega's zijn allen tusschen de 9 en 11 jaar. De „Gratz Park News' is een weekblad en bezit ongeveer driehonderd abonnés, van wie de meesten te Lexington zelf wonen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 10