Geloof en Wetenschap.
Zeldzame Reisoorzaken.
rakje, bij vrouwen tusschen de ceintuur
gedragen kan, worden.
Van ddér uit loopt eesn dun koordje, als
geleiddraad, tot voor het oor en is daar be
vestigd aan een plaatje, ter grootte en dik
te van een rijksdaalder, dat aan de oor
schelp hangt..
Men kan het den geheelen dag dragen,
zonder in zijn bezigheden belemmerd te
worden.
Wat een bril is voor het oog, is de acous-
ticon voor het oor. Evenzoo treft men, ge
lijk bij brillen, bij het nieuwe hulpmiddel
versohillende sterkten aan. Meer dan 2500
verschillende kalibers zijn aanwezig, zoo
dat. voor ieder voorkomend geval uitkomst
mogelijk ia
Een meer practisch en doeltreffender
toestelletje is dan ook niet denkbaar, en ik
hunker naar het oogenblik, waarop het al
gemeen verkrijgbaar zal worden gesteld.-
De heer Planten stelde mij ook in kennis
met het adres van den agent,die te Londen
de alleen-vertegenwoordiging voor Europa
heeft.
Op een desbetreffend schrijven vernam ik
van dit agentschap, dat de „acousticon"
op dit oogenblik in Europa nog niet aan de
markt is.
Men is bezig in de verschillende landen
octrooi voor de uitvinding aan te vragen,
en zoodra deze zaak geregeld is, zal ia de
voornaamste steden de lang verbeide ont
dekking verkocht worden.
Omtrent den prijs kon men mij nog geen
inlichting geven, maar hoog wordt hij
niet.
Doel van dit schrijven is alleen om mijn
talrijken lotgenooten een Hart onder den
riem te steken en hun toe te roepen
,,Laat nog niet alle hoop varen, redding is
nabij I"
Amstbbdam, 24 Mei 1903.
Marnixstraat 154. D. M. DE BOER.
De redactie van het „Handelsblad"
schrijft hieronder:
„Wij hopen met den inzender, dat de
„redding nabij is", maar meen en elk be
langhebbende te moeten waarschuwen eerst
het oordeel van een deskundige in te win
nen over de vraag of hem persoonlijk het
toestel baten kan."
Men leest in „Le Bien Public":
Een Duitsch Protestant, dr. Dennert,
heeft een kort overzicht opgemaakt der go k-
dienstige meeningen van 300 geleerden, ge
kozen uit de meest bekenden van hen, die
zich de laatste vier eeuwen hebben beroemd
gemaakt in de natuurwetenschappen: plant
kunde, natuurkunde sterrenkunde, levens
leer, natuurleer, aardkunde, ontleedkunde,
enz.
Het werk van dr. Dennert is pas te Ber
lijn verschenen.
Hier volgen de belangrijke, aanwijzingen,
die men er in vindt.
Voor het eerste tijdperk, dat hij bestu
deert, n. 1. van de 15de tot de 17de eeuw,
haalt dr. Dennert 82 geleerden aan.
Op dit getal telt hij 79 geloovigen en onder
deze zijn iet de beroemdsten, die geloof be
lijden (qui sont pratiquants), zooals New
ton, Huygens, Leibnitz, Kepler, Galiléi,
Copernicus.
In het tweede tijdperk, de 18de eeuw, zijn
55 namen genoemd.
Wij tellen 5 ongeloovigcn of onverschilli
gen, 11 van onbekend geloof, 39 geloovigen,
die het bestaan van God, de onsterfelijkheid
der ziel en de Openbaring aannemen.
Onder de beroemdsten merken wij op
Herschell, Linnaeus, Werner, Boerhave,
Bradley.
Derde tijdperk: de 19deeeuw.
Hierin is het getal geleerden veel aanzien
lijker.
Dr. Dennert haalt 163 voorname geleerden
aan.
Op dit getal zijn 124 geloovigen, 27 hebben
geen welbekende wijsgeerige meeningen en
slechts 12 zijn ongeloovigen.
Onder deze telt men materialisten (die
alle6 als stoffelijk beschouwen en een gees
telijk bestaan ontkennen), als Tyndal, Hun-
ley, Vogt; onverschilligen als Arago, Goe
the, Laplace, Darwin.
Aangaande dezen laatste, dien dr. Dennert
onder het getal der ongeloovigen plaatst,
moet men opmerken, dat hij zich nooit voor
het materialisme verklaard heeft.
Lang heeft hij het bestaan van een Opper
wezen aangenomen en altijd heeft hij ten
minste getwijfeld.
„De vreeselijke twijïel," zeide hij, „komt
bij mij altoos terug."
Maar naast deze weifelingen, staan de ge
leerden mot schoone en stellige christelijke
verklaringen, met fierheid gedaan door Her-
mite, Pasteur Hany, Farady, J. B. Dumas,
Cauchy, Ampère en zooveel anderen.
Alles saamgenomen zijn er op 300 geleer
den, door dr. Dennert- aangehaald, 242 geloo
vigen, overtuigde spiritualisten, die rond
weg het materialisme verwerpen en heel luid
de overeenstemming verkondigen tusschen
Geloof en Wetenschap
Aan pasgeslaagden.
Men heeft geschat de schatten van uw brein:
Nu heeft tie wet u plots tot gids verheven
Op 'tpad, waarlangs zich windt het jonge
leven,
Dat spelend glijdt langs afgrond en ravijn.
Opvoeder van het volkskind moogt ge zijn,
Gezegend recht, zoo in u leoft het streven,
Om heel uw hart aan 't kleine volk te geven,
Dat gij wilt koest'ren in uw zonneschijn.
Dat uw begin een daad van liefde zij,
Die op uw werk haar heilig zegel drukk'
Tot blijvend heil van kind en meester bei:
Want liefde geven is ontvangen mede,
Stil bloeien op de velden van geluk:
Toewijding, blijdschap, reine zielevrede I
Belasting op vrijgezellen.
In de Argentijnsche Republiek zegt de
wet, dat een man huwbaar is op twintigje
rigen leeftijd. De fiscus geeft grond voor
deze opinie, door van alle vrijgezellen tus
schen twintig en dertig jaren 10 belasting
per maand te heffen. Na het dertigste tot
aan het vijf-en-dertigste levensjaar vermeer
dert die belasting met 100 pCt. Tusschen
liet 35ste en het 50ste jaar kost het alléén-ge
noten levensgeluk ƒ50 per maand. Van zijn
vijftigste tot zijn vijf-en-ze venfcigste jaar
mag een vrijgezel zijn eigen wilden weg gaan
door 60 per maand te betaLn. Daarna
komt er verlossing. Het verderflijke voor
beeld van een ongehuwd man van tusschen
de vijf en zeventig en tachtig wordt geacht
geneutraliseerd te worden door de betaling
van slechts 50 per jaar en als de tachtig
ste verjaardag voorbij is, houdt de fiscus op
met hem te plagen.
Een weduwnaar wordt drie jaar tijds ge
geven om te rouwen en een opvolgster van
zijn vrouw te kiezen, maar een man, die kan
bewijzen, dat hij drie aanzoeken heeft ge
daan en in een jaar driemaal is afgewezen,
wordt geacht recht te hebben op vrijstelling
van de vrijgezellenbelasting. Hier, zou men
zoo zeggen, is dus een middel om door de
mazen heen te kruipen, maar de wet schijnt
te werken als een toovermiddel en de op
brengst der vrijgezellenbelasting moet niet
groot zijn in Argentinië.
Om steeds pas geplukte aardbeien te kun
nen eten, reist de Engelsche millionnair
John K, Hampton het geheele jaar van het
eene deel der aarde naar het andere. Reeds
toen hij nog te Liverpool aan de Beurs spe
culeerde en dag en nacht werkte om goud
bijeen te schrappen, was het zijn grootste
genoegen, waarnaar hij negen maanden
van het jaar verlangde, in het voorjaar
versch geplukte aardbeien tc eten. In 1891
gelukte het hem, zich door een buitengewoon
gelukkige speculatie een tamelijk groot
vermogen te verwerven, dat zich in het vol
gende jaar verdrievoudigde, zoodat hij liet
voor onnoodig hield nog verder ie werken.
Het was in de maand September, toen bij
zich uit do zaken terugtrok, en dadelijk
reisde hij naar Cairo, waar in deze maand
versche aardbeien te bekomen zijn. Van
Caïro ging hij naar Algiers, reisde toen
door Spanje van het Zuiden naar het Noor
den, deed op dezelfde manier een reis door
Frankrijk, zoodat hij in Juni, het tijdstip,
dat de aardbeientijd daar voorbij is, naar
Engeland overstak, waar de oogst dan be
gint, om eindelijk in Augustus in Schot
land te zijn en aan het einde van dc maand
of in het begin van September weer naar
Cairo te trekken, om zijn reis opnieuw te
beginnen.
In tegenstelling met dezen millionnaii,
die de lente nareist, vlucht een ander voor
den herfst. In 1887 woonde de heer Frodcrik
Macdonald als gelukkig man met zija
vrouw, twee flinke zoons en een dochter to
Edinburg. Twee jaar later was hij kinder
loos weduwnaar. Zijn vrouw vatte kou in
een van de kille Schotschc herfstncvcls en
stierf na een kort ziekbed. Zijn oudste zoon
kwam om op een boottocht op de Theems in
een dikken mist; de tweede zoon verdronk
in de buurt van Folkestone in een Novem-
bermist, en eindelijk stierf zijn dochter, die
in een pensionnaat to Dresden was, ten ge
volge van gevatte koude, welke zc bij een
oogstfeest, waarop ze door een vriendin go-
noodigd was, opgeloopen had. Sedert dien
tijd reist Macdonald, door verdriet gebo
gen, over de geheele beschaafde wereld.
Steeds volgt hij den zomer, want bij heeft
gezworen nimmer weer een herfstdag to
willen zien.
Alleen des winters reist de weduwe van
den millionnair Humphrey D. Jones, die
voor eenige jaren tc Londen stierf. Eu dat
heeft dezen grond. In zijn testament ver
maakte de millionnair aan zijn weduwe een
jaarlijksch inkomen van 20,000 pond ster
ling onder voorwaarde, dat zij elk jaar den
winter in een ander Europeesch land zou
doorbrengen en daar in de groote steden
persoonlijk aan armen en zieken aalmoe
zen zou uitreiken. Voor dit doel liet hij haar
jaarlijks 15000 pd. st na (ƒ180,000), be
halve haar inkomen. Hij verklaarde in zijn
testament, dat hij in zijn jeugd dikwijls
door de landen van Europa had gereisd
zonder een cent op zak. In den zomer had
hij overal een maal eten en een slaapplaats
kunnejj verdienen, in den winter daaren
tegen had hij altijd koude en honger gele
den en eens hadden medelijdende mcnschen
hem half doodgevroren opgenomen op den
weg en hem verpleegd. Daarom moest zijn
weduwe eiken winter, dien harden tijd
voor armen en ongelukkigen, een ander
land opzoeken en daar zooveel goed doen als
zij kon.
bet nut van visschen en kikvarschen.
De menschen zijn maar al tc veel geneigd
om een dier, waarvan ze het rechlstreek-
eche nut niet beseffen, to dooden, en zelfs
■de geheele soort uit te rooien. Het kan daar
om geem kwaad, te wijzen op het nut, dat
zij ten bate der menschen verrichten, en
dit zooveel mogelijk te vermelden.
De volgende mededeeling, die we in het
„Tijdschrift voor Geneeskunde" aantrof
fen, is zeker wel waard in ruimer kring be
kend to worden.
Zooals bekend is, wordt de malaria bij
den mensch veroorzaakt door plasmodiën
in het bloed en worden deze er in gebracht
door den steek van een bepaalde muggen
soort, anopheles.
Ten einde de malaria uit te roeien, is hot
dus wenschelijk, dezo muggensoort to ver
delgen, en dat geschiedt het gemakkelijkst
in het larvenstadium van dit insect. „Dit
stadium zegt do arts Schoo in het „Tijd
schrift voor Geneeskunde" is gebonden
aan het water, dus aan een bepaalde plaats,
en de gewoonte der culici, om bepaalde wa
teren steeds als broedplaats te kiezen, werkt
er toe mede haar gemakkelijk te verdelgen.
Haar natuurlijke vijanden zijn dc visschen,
dc kikvorscihen, eenden on insecten larven,
ja zelfs larven van eigen soort "V ischrijk-
dom vermindert stellig het aantal larven.
Samways vond in tweo vijvers zeer groot
verschil in het aantal larven. jl)o cenc be
vatte 400 ;i 500 larven per emmer, maar
geen visch, terwijl de andere, die zeer visch-
rijk was, er geen enkele scheen te bevatten."