TWEEDE BLAD: Anno 1908 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Om haar geldP No. 13271 LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAG 30 MEI. geworden ie, mag do beoefening dor weten schap in christelijken geest goen contra bande zijn en geen sektarisch brandmerk op hot voorhoofd dragen." De Standaard is van oordeel, dat wie de besprekingen van het Regeeringsvoorstel in de liberale pers ernstig overweegt, de on mogelijkheid nog niet inziet, dat het straks iu de Kamer tusschen de Regeering en do groote meerderheid van do volksvertegen woordigers tot een vriendschappelijk ver- olijk komo. Mits, zegt zij, allen maar door rongen zijn van het hooge belang, dat bij de regeling van het bijzonder hooger onder wijs voor do toekomst van ons volk en voor de gozondo ontwikkeling van do wetenschap op hot spel staat. Ovor de innerlijke, materieele vrijheid van school, onderwijs en wetenschap, merkt het blad verder op, bestaat zeer groot ver schil van gevoelen. ,,De liberalen aohton de christelijke scho len sektescholen, en beschouwen do neutrale school als de eonig-ware, als do ccht-vrije school. Dezerzijds wordt daartegenover do bewering gesteld, dat de naam van scktc- scholon, indion hij moet gebruikt worden, veeleer van toepassing is op de openbaro scholenmaar dat met dien naam nooit en allerminst in ons vaderland die scholon gebrandmerkt mogen worden, dio do chris telijke religie besohouwon als zuurdeosem van onderwijs en opvoeding. Van liberale zijde wordt beweerd, dat de afzondoring van eon deol onzor jeugd en on zer jongelingschap, om in een bopaaldo, scherp gemarkeerde richting van boneden af tot boven too te wordon opgevoed, schier zondor aanraking met andorsdenkenden, voor de natie oen positief nadeel is.. En de zerzijds wordt staande gehouden, en met de historie van onze dagen bewezen, dat scho len, dio niet bij hun onderwijs en opvoeding van voste overtuigingen uitgaan, de kin- deron van ons volk aan twijfol en ongeloof prijsgeven, hun karaktervorming in den weg staan, hun geestdrift en energie onder mij non, van hun idealisme hen berooven en hen ten slotte in do armen voeren van valsche mystiek en onzinnig bijgeloof. Dit verschil van inzicht bestaat. Niemand kan hot ontkennen. Maar wie zal hot tot be slissing brongon? En daarop wordt van onze zijde geantwoord: dat verschil, dat zoo diep gaat en alles beheorscht, mag niet uit gemaakt worden door den dwang dor over heid. Het moet vrij, in den boezem der natie, in don weg van corlijke concurrentie, met geostelijko wapenen worden uitgestre den. Daarom stelle do Staat zich geen partij, hij kieze en veroordeele niet, hij zij, wat hij wezen wil, d. i. waarlijk neutraal; en hij toone dit daarin, dat hij het bijzon- dor, het christelijk onderwijs in al zijn tak ken bevrijde van don druk!" In haar slotartikel zegt De Standaard, dat het er bij do vrijmaking van het Chris telijk onderwijs in al zijn takken op aan komt, do grenslijnen zuiver to trokken tus schen de rechten, dio do Staat aan het bij zonder hooger onderwijs geeft, on do waar borgen, die hij oischen moot. De voorwaar den, aan do bijzondere universiteiten voor haar rechtsorkenning gosteld, kunnen, be toogt zij, niet gelijk, doch alleen gelijksoor tig zijn aan die, onder welko het Athenaeum te Amsterdam in 1870 tot universiteit ver heven word. ..Het gaat immors thans om do vrijmaking van het bijzonder hooger onderwijs. Deze vrijmaking sluit in, dat het van zijn uitwen dige, formeelo vrijheid, dat is van zijn vrij heid ten opziohto van den Staat, slechts zoo veel kan prijsgeven, als zonder inbreuk op de innerlijke, matericolo vrijhoid bestaan baar is. Komt deze laatste in gevaar, dan is hot beter, dat het do voorrechten van do orkenning door don Staat woigero en don ongelijken strijd voortzette, dan dat het voor een schotel Iinzenmoes zijn eerstgeboorte recht verkoopc. Het fijne puntje, waar alles om draait, is dus de benoeming der hoogleeraren. Is hier voor in elk geval do Koninklijke bekrachti ging noodig, dan gaat de innerlijke vrijheid van hot onderwijs teloor. Do Nieuioe Hotter- damsche Courant ziet dit duidolijk in. Spre kende over do bijzondere hooglecraren, zegt zij: Zij worden, dat ligt in don aard der taak, vanwege do instelling, stiohting of| vereeniging, dio den leerstoel vestigt, be noemd, niet door do overheid. Dit ligt in-1 derdaad in den aard dor zaak. Zonder scba- do voor do wetenschap kan do Staat dilT1 recht van bonooming door een vereeniging, stichting of instclliug erkonnen, wijl hij; geenszins alleen het monopolio bezit, om in de scholen do rechte mannen aan tc wijzen' op de rechte plaats." Wat dc theologische faculteiten aangaat, do Regeer ing zondert zo, ovenals ook de bij - zonclero leorstoelen voor Godgeleerdheid,1 uitdrukkelijk uit van dc boperkctulc bepa lingen, waaraan de andere faculteiten of leorstoelen gebonden zullen zijn. Hiertegen verzet zich nu weer vrij een parig de liberale pers. Indien de thcol. fa culteit meetelt iu het aantal van drio fncul-; teiten, dat het wetsvoorstel als een minimum voor een bijzondero universiteit verlangt, dan moet zij ook aan dezelfde voorwaarden als de andore faculteiten voldoon. Ook do theologie tooh is eon wotonschap on moet als zoodanig geëord worden. Hot laatste zijn wij met do libcralo pers volkomen eens. Maar juist omdat do Ncclev- landsclie Staat do thcologio niot als weten schap erkent, doch in 1876 do faculteit vani godgolccrdhcid, terwillo van do wetenschap,' in een faculteit van godsdienstwetenschap heeft omgezet, heeft hij zichzolf zodolijk do' bevoegdheid ontnomen, ora in do thcologio één woord medo te spreken. Groen van Prinstcrer oischtc, toon do Staat bij do wet op het lager onderwijs ia 1857 bewust en opzettelijk hot noutrnlo standpunt had ingenomen, dat nu ook con sequent do theol. faculteit van do rijks-hoo- gescholen verwijderd zou wordon. Van oen ander standpunt uit kwam minister HceniB- kerk in 1876 Ut hetzolfdo resultaat. Wijl er, sc'.eiding van Kerk en Staat was gekomen en alle korkgonootschappon voor do wet go- lijk waren, was or voor een theol. faculteit aan do hoogescholon geen plaats meer. Des niettemin word er in 1876 door do wet op hot hooger onderwijs een door en door on- waro toestand iij het leven geroepen. Da theol. faculteit heet nog faculteit der god geleerdheid, maar is het niet; ze is oen fa culteit van godsdienstwetenschap geworden. Ze heet voor allen geschikt te zijn, maar r.o diont nog altijd tot opleiding van predikan ten in een bepaald kerkgenootschap. Tot hoogleoraar hoeten benoembaar allen, die maar wetenschappelijk zijn, maar benoem baar zijn alleen, die geen joden, roomscbon, en leden van do goroformcordo korkon zijn enz. Als do Regeoring aan dezen onwaron toc- stand een einde maakte, zou zij dank en lof verdienen. Nu zij daar niet too overgaat, is hot in elk goval to prijzen, dat zij do bij zondere leerstoelen en faculteiten voor theologie aan geen contrólo wil onderwor pen van een Staat, die officieel geen theolo gie kont of horkent. Vooral op dit terrein behoort, do vrijheid van hot bijzonder hoo ger onderwijs met hand on tand tegen allo inmenging van don Staat gehandhaafd te worden. In De Nederlander Fozcn wij ondor het' hoofdVaccincwet en Christelijk' onderw ij s, het volgende Onlangs hoorden wij do vrees uitspreken, dat het nieuwe vaccine-ontwerp schadelijk zou zijn voor het bijzonder onderwijs. Waar men voorzag, dat de meeste school besturen do bekende ontheffing zouden aan vragen, vreeodo men tegelijkertijd, dat dit voor vclo ouders een smet op do bijzondere school zou werpen en dat het stem pol onge vaccineerd" voortaan don groei van hot christelijk onderwijs zou drukken. Men had hierbij zoowel het oog op dio vele beBlist-christolijko ouders, dio voorstan- dors der vacoino zijn, on dio nu voor do koua tusschen gtee«?telijko on lichamelijke be smetting hunner kinderen werden gesteld, als op dio anderen, die, zooals het nu liop,i bij do verwording on lor een deel der open bare onderwij'zon», allengs meer van de chris telijke school zouden gaan gebruik maken. Vooral juist met het oog op het laatste feit betreurde men het, dat er nu ook aan |do christelijke sahool in veler oog een scha duwzijde zou komen. Het Vaderland zegt, dat het to voorzien was, sinds dr. Do Visser in den zomer van 1901 zijn artikelenreeks 6chreef in nu wijlen liet Nederlandsche Dagblad, dat het eens komen zou tot fusie tusschen de O h r i s- tel ij k-h i s t o r i sch o n van dr. De Yia- ser's slag cn de v r ij-a n t i-r e v o 1 u t i o- n a i ic n. In die artikelen was do heer De Visser onvermoeid in het trekken van gren zen, maar wat van do Lohmannianen de politieke vrienden van den Am sterdam- Rchon predikant nog hield verwijderd, gaf deze niet te verstaan Dit was, meent het blad. in zijn artikelen, een bedenkelijke loomte. ,.De fout blijkt te zijn begaan met voor bedachten rado. Er is in de verstreken twee jaar niets gebeurd, wat de fusie der twee thans voreenigde partijen genoeg zaam verklaren kan. Toen golden daarvoor reeds dezelfde redenen als nu. En waar de nieuw gevormde partij een Christelijke partij is, maar tevens er prat op gaat een historische te zijn cn onder dit laatste adjectief protcstantsch verstaat, waardoor ander dan federatief samenwer ken met dc Roomsch-Katholieken is bui tengesloten, daar heeft men haar begineo- len het best verstaan door na te speuren, wat van dc anti-revolutionairen haar ver wijderd houdt. Bij dien speurtocht zijn de artikelen van don heer De Vissor een goede gids. Daar valt. dan te lezen, dat hem en den zijnen do anti-revolutionairen niet prinoipieol ge noeg tog^s Rome opponeerden; dat zij hem te democratisch werden; te specifiek Cal vinistisch waren bovendien. Men mag aannemen, dat deze bezwaren door mr, Lohman's partijgangers worden gedeeld. Dat dit mot het anti-jmpistisch be zwaar het geval is, blijkt ook nog hieruit, dat de vrij-antirevolutionairon bij do fusie hun naam hebben afgelegd, waarin te een zijdig het optreden tegen „de revolutie" uitkwam, maar lïet optreden togen Rome in don vergeethoek plaats scheen te hebben gevonden. Een partij van besliste proteetantech- orthodoxen is dus de nieuwe partij. Een rem derhalve voor haar Roorasche bondge- nooten bij specifiek Roomeoho bevliegin gen. Maar een Hem tevens voor haar anti-ro- Volutionaire vrienden, waar dezen met on stuimigheid (het woord iv van dr. De Vis ser) in democratische richting mochten trachten te sturen. Daar het nu zeer on- waarc kijnlijk is, dat onze Roomsche land- genooten „het protestentach karakter on zer natie" to na zullen komen en allo kans niet is buitengesloten, dat op het gebied 'dor sociale wetgeving door het Kabinet in democratische rióhting con enkele schredo zal worden gezet, daar staat het to vreezen, dat voornamelijk het conservatisme bij do jongste partij-formatie zij zal spinnen." Het Centrum zegt, dat mem veel eerbied kan koesteren voor de talenten van het Ka merlid De Savor sin Lohman, en toch van oordcel zijn, dat de rode, welke hij op de eerste algemcono vergadering der saam gesmolten ohristelij k-h i s- torische en vr ij-a ntirevolution- naire groepen hield, niet zeer geluk kig was. „Dio rede is tooh In hoofdzaak een phi- lippica geweest tegen dr. Kuypor, ovor wiens optreden werd georeerd in den trant, als dit een jaar of acht geleden geschiedde, toen De Nederlander najysfc of tegenover De Standaard was opgericht, cn het vuur van den strijd pas opvlamde. Dat dc rede van don heer Lohman een historisch karakter droeg, zal niemand verwonderen. Dat hij hij zijn terugblik ook zij het dan onvolledig do geschilpun ten memoreerde, waaruit in 1895 de for mele scheuring in de anti-revolutionnaire partij ontstond, valt evenzeer te begrijpen. Maar e'est le ton, qui fait la musique. En bij een historisch overzicht is het zaak, zich tc hoeden voor den toon van een dag blad-polemist. Nu kreeg men weer al de dingen te hoo- 10) De regen valt sinds den vroegen morgen in stroomen neer en klettert tegen de ramon. Op de straat is hot stil en verlaten. Ieder snelt by het invallen \an de duisternis naar huis. Mevrouw Grete heeft in de zijkamer een klein houtvuur laten aanleggen, dat nuvroo- lyk knettert. Zy rilt echter nog van inner lijke onbehaaglijkheid. Zy staat voor het raam en tuurt met treurige oogen naar beneden. Bij het echynBel van de dichtst byzynde lan taarn tracht zy de enkele voorbygangora te onderscheiden. Is hot een groote mannengestalto, dan drukt zy haar gelaat dicht tegen de ruiten. IIy wildo van avond toch bepaald thuis zyn. Kwartier op kwartier verstreek echter. Me vrouw Grete belt. „Do lampen I" boveelt zy het binnen tredende kamermeisje. „En in de slaapkamer licht, ik wil uitgaan 1" „Maar, mevrouw, by dit weer en alleen l Het giet uit de lucht." Grote antwoordt niot. Zy volgt het meisje naar de nu electrisch verlichte slaapkamer en begint haar lang, dik haar los te maken. Of schoon haar handen zenuwachtig beven, laat zy zich toch niet door Louise helpen, maar schikt lieur haar zelve in doffen, volgens de laatste mode, ver over de ooren in het gezicht, om het vervolgens op het achterhoofd In een Oriekschen knoop te draalen. „De beide lampenbeveelt zy. „En snel ren, die indertijd tusschen Standaard en Nederlander zulk een vinnigen penneetrijd uitlokten, tot groote voldoening der over zijde. Dr. Kuyper was autocratisch; hij maakte de mannen met twee namen ver dacht; hij duwde anderen in een hoek, eau. Wij, die niet rechtstreeks bij deeo twisten betrokken zijn, kunnen die toch in zóóverre I betreuren, dat het ophalen in scherpen vorm van al de oude oneenigheden ens niet zeer bevorderlijk lijkt voor de samenwer king." Tevens mag men zich afvragen, zegt het blad verder, of de voorstelling, die de heer Lohman van dc zaken gaf, ook wel geschied kundig juist was. ,,Op dr. Kuyper's persoon werd ook nu weer alle schuld geladen van hot gebeurde. Maar de fcweeepalt, die ongeveer een decen nium geleden in de anti-revolutionnaire ge lederen uitbrak, had tooh een dieperen grond. Zij stond ook, voor zoover onze her innering reikt, niet op zichzelve. Zij hield verband met de toenmalige algemeene ge schillen omtrent het kiesrecht-vraagstuk en de sociale quaestie. Het was een Sturm- und Drangperiode. In Allo partijen gistte het destijds. De scheidingssh f zat in de lucht en Tak's voorstel werd dc wig, die links on rechts splijtend werkte. De gauche en droite formeerden zich in scherper afgebakenden kring; on alleen bij de katholieken had deze afscheiding geen duurzamo gevolgen. Do li beralen gingen voortaan twee, straks drie richtingen uit; on de anti-revolutionnaire Kamergroep splitste zich in tweeën. Dat de heer Lohman en de zijnen verklaarden, het „groote schip" te verlaten, om zich in do bootjes te begeven, zal men nog wel niet heb ben vergeten. En nu is toch moeilijk aan te nomen, dat alléén dr. Kuyper's „democrat tisme" en autooratie van deze algomeene ont binding do oorzaak zou zijn geweest. Het is geoorloofd, een hoogóren dunk te hebben van de staatkundige verschijnselen, welke ons land een tiental jaren geledon to aan- sohouwen gaf, on dio in onze dogen nog steeds nawerken." De Standaard, verder besprekende de wij zig i n g der w e t op bet booger on der w ij s, botoogt, dat de redeneering der liberale partij tot behoud van den bestaan- den toestand op het gebied van hooger on- dorwijs, als twee druppolen water op de vroeger gebruikelijke argumontatie tot ver dediging van de openbare lagere school lijkt. „Ook hier heette het: als er Ohristelijko scholen komen, wordt de nationalo eenheid verbroken, worden de kindoron van hun prille jeugd af verdeeld, gaat het peil van het onderwijs naar beneden. En zulke scho len Lijn immers ook niet noodig. Het open baar lager onderwijs voedt tot ohristelijko en maatschappelijke deugden ophier en daar zijn er christelijke onderwijzers aan werkzaamop de Veluwc is het zelfs ortho dox on in Brabant en Limburg Roomsch. Waarom dus te-veranderen van systeem? Men weet, wat er van deze rodeneering is ovorgebleven. De neutrale school ia bewe zen, oen sokteschool dor modernen, on in den jong8ton tijd zelfs, voor een deel een sekte school dor socialisten tc zijn. De enkclo christelijke ondorwijzers, or aan werkzaam, hebben den stroom niet Runnen keeren. De opleiding tot okristclijke deugden bleek een onware, leugenachtige phrase te zijn .En door de vermeerdering en den bloei d?r christelijke scholen is de eenheid en de vrede dor natie niet geschaad, maar gebaat, is het peil van het onderwijs niet gedaald, maar gerezen. De zegen van het christelijk onderwijs voor land cn volk wordt in steeds breeder kring erkend." Tot zekero hoogte, zegt het blad, heeft de ze ervaring aan de liberale partij iets ge leerd. Zoo voornaam als vroeger, wordt over de tegenstanders niet meer geoordeeld. Partijdigheid bij benoemingen wordt niot geheel ontkend. Mogelijke eenzijdigheid van het openbaar 1 ooger onderwijs toegegeven. En zelfs het voorstel der Regecring inzake de bijzondere leerstoelen met sympathie be groet. Intusschen, die waardeering is niet als vrucht van overtuiging vrijwillig ge schonken, maar door do macht dor feiten afgedwongen. het zwarte prlnsesse-kostuum met 't gitgallon." Zy ziet er allerliefst uit met het nieuwe kapsel en glimlacht tegen haar eigen spiegel beeld. Maar zy ziet ook, dat zy bleeker en magerder is geworden en dat do mondhoeken naar benoden trekken. „Gaat u naar een party, mevrouw?" kan Louise niet laten te vragen. „Ja", antwoordde Grete ironisch, „naar een party, maar een zeer kleine." Louise trok haar meesteres met een zekeren eerbied de kostbare japon aan. Hoe ruischto en ritselde dat en hoe schitterde het garnituur van gitl Grete scheen grooter en slanker in het nauwsluitende, elegante gewaad, dat met uitgelezen smaak was bewerkt. Pas eenige dagen geloden had zy het in een aanval van behaagzucht naar een Parysch model bestold. Louise had oen droschko gehaald. Toen Grete, in een warmen avondmantel gehuld, in het rytuig zat, beefde zy zóó van gejaagd heid, dat het meisje volstrekt nog een reis deken wilde halen. De rit duurde niet lang. Toen het rytuig stilstond, keok zy naar boven, naar de ver lichte ramen. Dus nul Daar boven, by de geboren barones vonHeinzendorff, deonberispe- iyke nicht, voelde haar echtgenoot zich thiüs; daar kon hy praten en lachen en den beminne- ïyke spelen. Langzaam klom zy de stoep op. Wat klopte haar hart onstuimig l Zy moest echter bedaard zyn, anders maakte zy zich nog be- lacheiyk. Zoo zacht mogeiyk drukte zy op den elec- trischen knop. »Is er bezoek?" vroeg zy zacht aan het dienstmeisje, dat opendeed. „Gaarne erkennen wij dan ook, dat nn en dan een wetenschappelijk man, in weerwil van zijn positieve belijdenis, tot hoogleeraar aan een openbare universiteit is aangesteld. Wij verwachten zelfs, dat dit in de toekomst vaker gebeuren zal. En ook twijfelen wij er niot aan, dat een liberale regeering bij een vaoature in do thool. faculteit te Utrecht toevallig juist een gematigd-orthodox man, en bij een v&c&tnre in de theol. faculteit te Leiden toevallig juist een modern godge leerde den bekwaamsten zou keuren, en er niet aan denken zou, om ooit een jood, een roomsche of een lid van oen der Geref. Ker ken te benoemen. Maar al deze gecKenstigheden dor prao- tijk verzoenen ons niet mot het beginsel, dat aan de openbare universiteiten ten grond slag ligt." Dat beginsel, zegt De Standaardis dat van do „onbevooroordeelde" wetenschap. En dat boginsol iB exclusief. Het staat aan geen man met positieve belijdenis, hoe knap hij zij, den naam van wetenschappelijk toe. Naar dat beginsel geoordeeld, is ieder man oen sektarist, die bij zijn wetenschappelijk onderzoek van vaste overtuigingen uitgaat, hetzij hij doceere in of op een bijzonderon leerstoel bij de openbare hoogeschool. De fout ligt niet hierin, zoo zegt het blad verder, dat professoren eon wereld- en le vensbeschouwing toegedaan zijn en deze met geestdrift verkondigen. Het komt er slechts op aan, om die wereldbeschouwing te pre diken, welke den toets der waarheid kan doorstaan. „Als daarover nu het grootste en diepste verschil bestaat, dan is onzerzijds alleen de bescheiden vraag aan de tcgonpartij: wij laten uw beschouwing van wetenschap vrij, maar geef gij dan ook aan de onze plaats t Want, om het nu eens zeer concreet te ne men, in Ps. 73 zegt de dichter: Wicn heb ik nevons U, o God, i\,den hemel, nevens U lust mij ook niets op ,de aarde l Op liberaal standpunt is con mensch met dezo belijdenis bevooroordeeld; om „wetenschappelijk te zijn, moet hij deze overtuiging bij zijn on derzoek buiten de deur zetten; hij moet zelfs bereid zijn, om ze afhankelijk te maken van onbevooroordeelde wetenschap. Naar onze overtuiging ia dit onmogelijk en ongeoorloofd. God is alles of Hij is niots voor don mensch. En zooals in den gods dienst, zoo zijn er ook in recht en moraal onzienlijke schatten en ideale goederen, die wij niot kunnen, niet mogen prijsgeven. Als anderen ons daarom bevooroordeeld en on bekwaam tot beoefening der wetenschap noemen, dan blijvo dit voor hun rekening. Ons schokt het geen oogenblik, in do vaste overtuiging, dat godsdienst en wetenschap niet met olkander strijden kunnen, en dat een wetenschap ten verdervo voert, die mot God en Zijn Openbaring geen rokening houdt." Hoezeer De Standaard het in den Minis ter looft, dat hij, uit onpartijdigheid, de bijzondero leerstoelen in zijn wetsvoorstel opnam, zij is daardoor alleen niet bevredigd in haar rechtegevocl. „Zonder er thans verder op in tc gaan, ij alleen opgemerkt, dat dit etelsol lo. het liberale beginsel onaangetast laat en alleen eenigszins doet schipperen in do toepassing; 2o. er toe meewerkt, dat do invloed der bij zondere hoogleoraren door do omgeving, waarin zij zich bovinden, geneutraliseerd wordt; 3o. de studenten, die nu al vorlegen zoeken naar een fundament voor hun leven en denken, in nog grooter verwarring brengt; cn 4o. aan den syetematischen op bouw eener christelijke wetenschap eer hin derlijk dan bevorderlijk is. Om die roden kunnen wij cr ons niet mede tevreden stellen, dat dc studenten, opgeleid aan een bijzondere hoogeschool, alleen door de examens aan een openbaro universiteit heen, den weg tot maatschappelijke on staatsbetrekkingen zich geopend zien. Ook al is deze weg niet afgesnedon, hij is toch bezwaarlijk en heeft vooral dit tegen, dat de openbare universiteiten dan toch do eigen lijke, de officieelc, de wettige hooge6cholen blijven. Het wordt tijd, dat dit partijdige stelsel voor een ander plaats make, in het belang zoowel van het volk als van dc wetenschap. In ons land, dat door de Reformatie groot „Ja, mevrouw. Uw echtgenoot, mevrouw." Het meisje sprak op even zachten toon on zette een oolyk gezicht. 0, hoe zou dat af- loopen l „Mevrouw von Heinzendorff t" meldde zy aan. Maar nog voordat zy had gesproken, sohoof Grete haar op zyde en Btond nu plotseling midden in het met gele zyde behangen salon. In den Engelschen haard gloeide een kolen vuur, op de electrische glasballonnetjes hingen roode tulen kapjes on gaven aan de gezichten der aanwezigen een rosachtige tint. Met het schaakbord tusschen zich op de speeltafel zaten belden behaagiyk geleund in de broede, lage, gevulde stoelen en rookten sigaretten. Zy vormden een allergezelligst, intiem tafereeltje. Het volgende oogenblik was dit echter reeds veranderd. De heer von Heinzendorff sprong op en stak zyn vrouw de hand toe. Grete scheen die echter niet te zien en wendde zich tot do vrouw des huizes. „Ik moet om excuus vragen, dat ik zoo laat nog stoor," zeido zy met vaste stem, ofschoon haar het hart tot in de keel klopte. „Maar onder bloedverwanten, die elkaar zoo na bestaan," merkte mevrouw von Molton, een weinig van haar stuk gebracht, op. „Het is immers alleraardigst, dat gy komt Zy sprong op en rolde voor Grete een stoel naderby. „Ga hier zittent Wy zyn aan het schaken. Gy kent het wel niet, zegt Heinz, maar wellicht hebt ge lust het te leeren?" „Dank, neon!" sloeg Grete af. Haar blik vestigde zich op haar echtgenoot „Ik kom slechts om een gezellig praatje te houden. Om myn man te zien, moet ik hier komen I" Een oogenblik beerschte er een pUniyk stil zwijgen. „Zoo? Werkeiyk?" lachte movrouw von Molton gedwongen. „Ei, ei, Heinz, dat is een zware beschuldiging. Maar my bezoekt gy ook zoo zelden. Waar zwalkt gy dan rond?" De scherts vond geen weerklank by den kapitein. „Ik heb je toch zoo dikwyis verzocht met my mee te gaan l" zolde hy ouvrlendeiyk tegen zyn vrouw. „Welnu, neem plaats en zeg iets. geestigs 1" Hy viel geörgerd weer op zyn stoel neer. Wat voor don duivel was er in de kleine gevaren? Hy beschouwde haar heimeiyk van ter zyde. Hoe had zy den moed gehad hier heen te komen en to splonneeren? Hy had grooten lust haar eenvoudig naar huis te zenden. Maar hy kon haar toch niet zoo voor zyn nicht aan de kaak stollen. Mevrouw von Molton, die zichzelve reeds weer geheel moester was, nam Greto den mantel af, maakte haar hoofddoek los en schoof een stoel voor haar dicht naast dien van haar echtgenoot. Onderwyi praatte zy met opzet een weinig druk, een weinig zenuw achtig, maar toch zeer vriendeiyk. Het was lief van Grete, eindoiyk ook eens woer te komen, en nu moest zy oen kop thee drinken om weer warm te worden. En ook moest zy dadeiyk leeren schaken, daar het Heinz' lievelingsspel was. „Met my zal hy het wellIcht niet zoo gaarne spelen," merkte Grete met een boosaardig lachje op. „Maar neenl Hoe kunt gy zoo iets zeggen I Met zyn kleine vrouw zal hy het zeker by- zonder genoegiyk vinden." „Nu, voor kleinheid heeft by geen voor liefde. Men moet groot zyn, als men In zyn smaak zal vallen l" Haar man stiet haar met zyn voefc aan. ,Zyt gy niet goed bü het hoofd? Wat spreekt go toch voor onzin l" sisto hy haar toe. Mevrouw von Molton doed, alsof zy niets had gehoord. Met den haar eigen tact bracht; zy het gesprok op een andor thema. Of men wel hoorde, hoo het stormde. De regen sloeg tegen de romen. Zy moest het wol zeer op prya stellon, dat Grete by dit weer was ge- komen. En in zulk een prachtig toilet. De Japon was beelderig en haar coiffure ook. Geheel modern. Holnz moost toch ook eons zeggen, of zyn vrouw er niet allerliefst uitzag. De kapitein sloeg, ofschoon hy roods opgo- merkt had, dat Grete or anders dan gowoon-, ïyk uitzag, nauweiyks zyn oogen op on bromdo ln zyn baard. Natuuriyk, geen vrfondeiyk woord, geen enkel woord van lof voor haarl dacht Grete. Zy lag stil on bleok in haar stool geleund. Hot theokopje rinkeldo ln haar handen. Wab had zy nu van haar dwaze handelwyze? Dab Heinz haar nog meer haatte. Zy waagde hot niet meer, den krenkendon toon aan te slaan, zooals zy zich had voorgonomen. Diep berouw overmande haar. Waarom was zy gekomen? Niet hem, zichzelve had zy gedeemoedigd. Welk een erbarmeiyke rol spoelde zy taJerl Die van de Jaloorache vrouw, die haar man naloopt. Alsof zy daarmee iets bereiktel „Zeg nu eens wat geestigs," had hy ln het byzyn' van anderen gezegd, alsof my daartoe niet in staat was. Maar van waar kwam deze vernederende positie? 81echts door hem, door zyn koelhold, zyn onverschilligheid 1 Zy had hem echter, ook niet meer lief neen neen en my wilde het ook niet langer verdragon. Een gevoel van haat bekroop haar jegenm hem, die haar geringschatte l (Wordt vorvolffd'ï

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5