TWEEDE BLAD:
Anno 1908
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Om haar geldP
No. 13271 LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAG 30 MEI.
geworden ie, mag do beoefening dor weten
schap in christelijken geest goen contra
bande zijn en geen sektarisch brandmerk
op hot voorhoofd dragen."
De Standaard is van oordeel, dat wie de
besprekingen van het Regeeringsvoorstel in
de liberale pers ernstig overweegt, de on
mogelijkheid nog niet inziet, dat het straks
iu de Kamer tusschen de Regeering en do
groote meerderheid van do volksvertegen
woordigers tot een vriendschappelijk ver-
olijk komo. Mits, zegt zij, allen maar door
rongen zijn van het hooge belang, dat bij
de regeling van het bijzonder hooger onder
wijs voor do toekomst van ons volk en voor
de gozondo ontwikkeling van do wetenschap
op hot spel staat.
Ovor de innerlijke, materieele vrijheid
van school, onderwijs en wetenschap, merkt
het blad verder op, bestaat zeer groot ver
schil van gevoelen.
,,De liberalen aohton de christelijke scho
len sektescholen, en beschouwen do neutrale
school als de eonig-ware, als do ccht-vrije
school. Dezerzijds wordt daartegenover do
bewering gesteld, dat de naam van scktc-
scholon, indion hij moet gebruikt worden,
veeleer van toepassing is op de openbaro
scholenmaar dat met dien naam nooit en
allerminst in ons vaderland die scholon
gebrandmerkt mogen worden, dio do chris
telijke religie besohouwon als zuurdeosem
van onderwijs en opvoeding.
Van liberale zijde wordt beweerd, dat de
afzondoring van eon deol onzor jeugd en on
zer jongelingschap, om in een bopaaldo,
scherp gemarkeerde richting van boneden af
tot boven too te wordon opgevoed, schier
zondor aanraking met andorsdenkenden,
voor de natie oen positief nadeel is.. En de
zerzijds wordt staande gehouden, en met de
historie van onze dagen bewezen, dat scho
len, dio niet bij hun onderwijs en opvoeding
van voste overtuigingen uitgaan, de kin-
deron van ons volk aan twijfol en ongeloof
prijsgeven, hun karaktervorming in den
weg staan, hun geestdrift en energie onder
mij non, van hun idealisme hen berooven en
hen ten slotte in do armen voeren van
valsche mystiek en onzinnig bijgeloof.
Dit verschil van inzicht bestaat. Niemand
kan hot ontkennen. Maar wie zal hot tot be
slissing brongon? En daarop wordt van
onze zijde geantwoord: dat verschil, dat zoo
diep gaat en alles beheorscht, mag niet uit
gemaakt worden door den dwang dor over
heid. Het moet vrij, in den boezem der
natie, in don weg van corlijke concurrentie,
met geostelijko wapenen worden uitgestre
den. Daarom stelle do Staat zich geen
partij, hij kieze en veroordeele niet, hij zij,
wat hij wezen wil, d. i. waarlijk neutraal;
en hij toone dit daarin, dat hij het bijzon-
dor, het christelijk onderwijs in al zijn tak
ken bevrijde van don druk!"
In haar slotartikel zegt De Standaard,
dat het er bij do vrijmaking van het Chris
telijk onderwijs in al zijn takken op aan
komt, do grenslijnen zuiver to trokken tus
schen de rechten, dio do Staat aan het bij
zonder hooger onderwijs geeft, on do waar
borgen, die hij oischen moot. De voorwaar
den, aan do bijzondere universiteiten voor
haar rechtsorkenning gosteld, kunnen, be
toogt zij, niet gelijk, doch alleen gelijksoor
tig zijn aan die, onder welko het Athenaeum
te Amsterdam in 1870 tot universiteit ver
heven word.
..Het gaat immors thans om do vrijmaking
van het bijzonder hooger onderwijs. Deze
vrijmaking sluit in, dat het van zijn uitwen
dige, formeelo vrijheid, dat is van zijn vrij
heid ten opziohto van den Staat, slechts zoo
veel kan prijsgeven, als zonder inbreuk op
de innerlijke, matericolo vrijhoid bestaan
baar is. Komt deze laatste in gevaar, dan
is hot beter, dat het do voorrechten van do
orkenning door don Staat woigero en don
ongelijken strijd voortzette, dan dat het voor
een schotel Iinzenmoes zijn eerstgeboorte
recht verkoopc.
Het fijne puntje, waar alles om draait, is
dus de benoeming der hoogleeraren. Is hier
voor in elk geval do Koninklijke bekrachti
ging noodig, dan gaat de innerlijke vrijheid
van hot onderwijs teloor. Do Nieuioe Hotter-
damsche Courant ziet dit duidolijk in. Spre
kende over do bijzondere hooglecraren, zegt
zij: Zij worden, dat ligt in don aard der
taak, vanwege do instelling, stiohting of|
vereeniging, dio den leerstoel vestigt, be
noemd, niet door do overheid. Dit ligt in-1
derdaad in den aard dor zaak. Zonder scba-
do voor do wetenschap kan do Staat dilT1
recht van bonooming door een vereeniging,
stichting of instclliug erkonnen, wijl hij;
geenszins alleen het monopolio bezit, om in
de scholen do rechte mannen aan tc wijzen'
op de rechte plaats."
Wat dc theologische faculteiten aangaat,
do Regeer ing zondert zo, ovenals ook de bij -
zonclero leorstoelen voor Godgeleerdheid,1
uitdrukkelijk uit van dc boperkctulc bepa
lingen, waaraan de andere faculteiten of
leorstoelen gebonden zullen zijn.
Hiertegen verzet zich nu weer vrij een
parig de liberale pers. Indien de thcol. fa
culteit meetelt iu het aantal van drio fncul-;
teiten, dat het wetsvoorstel als een minimum
voor een bijzondero universiteit verlangt,
dan moet zij ook aan dezelfde voorwaarden
als de andore faculteiten voldoon. Ook do
theologie tooh is eon wotonschap on moet
als zoodanig geëord worden.
Hot laatste zijn wij met do libcralo pers
volkomen eens. Maar juist omdat do Ncclev-
landsclie Staat do thcologio niot als weten
schap erkent, doch in 1876 do faculteit vani
godgolccrdhcid, terwillo van do wetenschap,'
in een faculteit van godsdienstwetenschap
heeft omgezet, heeft hij zichzolf zodolijk do'
bevoegdheid ontnomen, ora in do thcologio
één woord medo te spreken.
Groen van Prinstcrer oischtc, toon do
Staat bij do wet op het lager onderwijs ia
1857 bewust en opzettelijk hot noutrnlo
standpunt had ingenomen, dat nu ook con
sequent do theol. faculteit van do rijks-hoo-
gescholen verwijderd zou wordon. Van oen
ander standpunt uit kwam minister HceniB-
kerk in 1876 Ut hetzolfdo resultaat. Wijl er,
sc'.eiding van Kerk en Staat was gekomen
en alle korkgonootschappon voor do wet go-
lijk waren, was or voor een theol. faculteit
aan do hoogescholon geen plaats meer. Des
niettemin word er in 1876 door do wet op
hot hooger onderwijs een door en door on-
waro toestand iij het leven geroepen. Da
theol. faculteit heet nog faculteit der god
geleerdheid, maar is het niet; ze is oen fa
culteit van godsdienstwetenschap geworden.
Ze heet voor allen geschikt te zijn, maar r.o
diont nog altijd tot opleiding van predikan
ten in een bepaald kerkgenootschap. Tot
hoogleoraar hoeten benoembaar allen, die
maar wetenschappelijk zijn, maar benoem
baar zijn alleen, die geen joden, roomscbon,
en leden van do goroformcordo korkon
zijn enz.
Als do Regeoring aan dezen onwaron toc-
stand een einde maakte, zou zij dank en lof
verdienen. Nu zij daar niet too overgaat,
is hot in elk goval to prijzen, dat zij do bij
zondere leerstoelen en faculteiten voor
theologie aan geen contrólo wil onderwor
pen van een Staat, die officieel geen theolo
gie kont of horkent. Vooral op dit terrein
behoort, do vrijheid van hot bijzonder hoo
ger onderwijs met hand on tand tegen allo
inmenging van don Staat gehandhaafd te
worden.
In De Nederlander Fozcn wij ondor het'
hoofdVaccincwet en Christelijk'
onderw ij s, het volgende
Onlangs hoorden wij do vrees uitspreken,
dat het nieuwe vaccine-ontwerp schadelijk
zou zijn voor het bijzonder onderwijs.
Waar men voorzag, dat de meeste school
besturen do bekende ontheffing zouden aan
vragen, vreeodo men tegelijkertijd, dat dit
voor vclo ouders een smet op do bijzondere
school zou werpen en dat het stem pol onge
vaccineerd" voortaan don groei van hot
christelijk onderwijs zou drukken.
Men had hierbij zoowel het oog op dio
vele beBlist-christolijko ouders, dio voorstan-
dors der vacoino zijn, on dio nu voor do
koua tusschen gtee«?telijko on lichamelijke be
smetting hunner kinderen werden gesteld,
als op dio anderen, die, zooals het nu liop,i
bij do verwording on lor een deel der open
bare onderwij'zon», allengs meer van de chris
telijke school zouden gaan gebruik maken.
Vooral juist met het oog op het laatste
feit betreurde men het, dat er nu ook aan
|do christelijke sahool in veler oog een scha
duwzijde zou komen.
Het Vaderland zegt, dat het to voorzien
was, sinds dr. Do Visser in den zomer van
1901 zijn artikelenreeks 6chreef in nu wijlen
liet Nederlandsche Dagblad, dat het eens
komen zou tot fusie tusschen de O h r i s-
tel ij k-h i s t o r i sch o n van dr. De Yia-
ser's slag cn de v r ij-a n t i-r e v o 1 u t i o-
n a i ic n. In die artikelen was do heer De
Visser onvermoeid in het trekken van gren
zen, maar wat van do Lohmannianen de
politieke vrienden van den Am sterdam-
Rchon predikant nog hield verwijderd, gaf
deze niet te verstaan Dit was, meent het
blad. in zijn artikelen, een bedenkelijke
loomte.
,.De fout blijkt te zijn begaan met voor
bedachten rado. Er is in de verstreken
twee jaar niets gebeurd, wat de fusie der
twee thans voreenigde partijen genoeg
zaam verklaren kan. Toen golden daarvoor
reeds dezelfde redenen als nu.
En waar de nieuw gevormde partij een
Christelijke partij is, maar tevens er prat
op gaat een historische te zijn cn onder dit
laatste adjectief protcstantsch verstaat,
waardoor ander dan federatief samenwer
ken met dc Roomsch-Katholieken is bui
tengesloten, daar heeft men haar begineo-
len het best verstaan door na te speuren,
wat van dc anti-revolutionairen haar ver
wijderd houdt.
Bij dien speurtocht zijn de artikelen van
don heer De Vissor een goede gids. Daar
valt. dan te lezen, dat hem en den zijnen do
anti-revolutionairen niet prinoipieol ge
noeg tog^s Rome opponeerden; dat zij hem
te democratisch werden; te specifiek Cal
vinistisch waren bovendien.
Men mag aannemen, dat deze bezwaren
door mr, Lohman's partijgangers worden
gedeeld. Dat dit mot het anti-jmpistisch be
zwaar het geval is, blijkt ook nog hieruit,
dat de vrij-antirevolutionairon bij do fusie
hun naam hebben afgelegd, waarin te een
zijdig het optreden tegen „de revolutie"
uitkwam, maar lïet optreden togen Rome
in don vergeethoek plaats scheen te hebben
gevonden.
Een partij van besliste proteetantech-
orthodoxen is dus de nieuwe partij. Een
rem derhalve voor haar Roorasche bondge-
nooten bij specifiek Roomeoho bevliegin
gen.
Maar een Hem tevens voor haar anti-ro-
Volutionaire vrienden, waar dezen met on
stuimigheid (het woord iv van dr. De Vis
ser) in democratische richting mochten
trachten te sturen. Daar het nu zeer on-
waarc kijnlijk is, dat onze Roomsche land-
genooten „het protestentach karakter on
zer natie" to na zullen komen en allo kans
niet is buitengesloten, dat op het gebied
'dor sociale wetgeving door het Kabinet in
democratische rióhting con enkele schredo
zal worden gezet, daar staat het to vreezen,
dat voornamelijk het conservatisme bij do
jongste partij-formatie zij zal spinnen."
Het Centrum zegt, dat mem veel eerbied
kan koesteren voor de talenten van het Ka
merlid De Savor sin Lohman, en
toch van oordcel zijn, dat de rode, welke hij
op de eerste algemcono vergadering der
saam gesmolten ohristelij k-h i s-
torische en vr ij-a ntirevolution-
naire groepen hield, niet zeer geluk
kig was.
„Dio rede is tooh In hoofdzaak een phi-
lippica geweest tegen dr. Kuypor, ovor
wiens optreden werd georeerd in den trant,
als dit een jaar of acht geleden geschiedde,
toen De Nederlander najysfc of tegenover De
Standaard was opgericht, cn het vuur van
den strijd pas opvlamde.
Dat dc rede van don heer Lohman een
historisch karakter droeg, zal niemand
verwonderen. Dat hij hij zijn terugblik ook
zij het dan onvolledig do geschilpun
ten memoreerde, waaruit in 1895 de for
mele scheuring in de anti-revolutionnaire
partij ontstond, valt evenzeer te begrijpen.
Maar e'est le ton, qui fait la musique. En
bij een historisch overzicht is het zaak,
zich tc hoeden voor den toon van een dag
blad-polemist.
Nu kreeg men weer al de dingen te hoo-
10)
De regen valt sinds den vroegen morgen
in stroomen neer en klettert tegen de ramon.
Op de straat is hot stil en verlaten. Ieder
snelt by het invallen \an de duisternis naar
huis.
Mevrouw Grete heeft in de zijkamer een
klein houtvuur laten aanleggen, dat nuvroo-
lyk knettert. Zy rilt echter nog van inner
lijke onbehaaglijkheid. Zy staat voor het raam
en tuurt met treurige oogen naar beneden.
Bij het echynBel van de dichtst byzynde lan
taarn tracht zy de enkele voorbygangora te
onderscheiden.
Is hot een groote mannengestalto, dan
drukt zy haar gelaat dicht tegen de ruiten.
IIy wildo van avond toch bepaald thuis zyn.
Kwartier op kwartier verstreek echter. Me
vrouw Grete belt.
„Do lampen I" boveelt zy het binnen
tredende kamermeisje. „En in de slaapkamer
licht, ik wil uitgaan 1"
„Maar, mevrouw, by dit weer en alleen l
Het giet uit de lucht."
Grote antwoordt niot. Zy volgt het meisje
naar de nu electrisch verlichte slaapkamer en
begint haar lang, dik haar los te maken. Of
schoon haar handen zenuwachtig beven, laat
zy zich toch niet door Louise helpen, maar
schikt lieur haar zelve in doffen, volgens de
laatste mode, ver over de ooren in het gezicht,
om het vervolgens op het achterhoofd In een
Oriekschen knoop te draalen.
„De beide lampenbeveelt zy. „En snel
ren, die indertijd tusschen Standaard en
Nederlander zulk een vinnigen penneetrijd
uitlokten, tot groote voldoening der over
zijde. Dr. Kuyper was autocratisch; hij
maakte de mannen met twee namen ver
dacht; hij duwde anderen in een hoek, eau.
Wij, die niet rechtstreeks bij deeo twisten
betrokken zijn, kunnen die toch in zóóverre
I betreuren, dat het ophalen in scherpen
vorm van al de oude oneenigheden ens niet
zeer bevorderlijk lijkt voor de samenwer
king."
Tevens mag men zich afvragen, zegt het
blad verder, of de voorstelling, die de heer
Lohman van dc zaken gaf, ook wel geschied
kundig juist was.
,,Op dr. Kuyper's persoon werd ook nu
weer alle schuld geladen van hot gebeurde.
Maar de fcweeepalt, die ongeveer een decen
nium geleden in de anti-revolutionnaire ge
lederen uitbrak, had tooh een dieperen
grond. Zij stond ook, voor zoover onze her
innering reikt, niet op zichzelve. Zij hield
verband met de toenmalige algemeene ge
schillen omtrent het kiesrecht-vraagstuk en
de sociale quaestie. Het was een Sturm- und
Drangperiode. In Allo partijen gistte het
destijds. De scheidingssh f zat in de lucht en
Tak's voorstel werd dc wig, die links on
rechts splijtend werkte. De gauche en droite
formeerden zich in scherper afgebakenden
kring; on alleen bij de katholieken had deze
afscheiding geen duurzamo gevolgen. Do li
beralen gingen voortaan twee, straks drie
richtingen uit; on de anti-revolutionnaire
Kamergroep splitste zich in tweeën. Dat de
heer Lohman en de zijnen verklaarden, het
„groote schip" te verlaten, om zich in do
bootjes te begeven, zal men nog wel niet heb
ben vergeten. En nu is toch moeilijk aan te
nomen, dat alléén dr. Kuyper's „democrat
tisme" en autooratie van deze algomeene ont
binding do oorzaak zou zijn geweest. Het is
geoorloofd, een hoogóren dunk te hebben
van de staatkundige verschijnselen, welke
ons land een tiental jaren geledon to aan-
sohouwen gaf, on dio in onze dogen nog
steeds nawerken."
De Standaard, verder besprekende de wij
zig i n g der w e t op bet booger on
der w ij s, botoogt, dat de redeneering der
liberale partij tot behoud van den bestaan-
den toestand op het gebied van hooger on-
dorwijs, als twee druppolen water op de
vroeger gebruikelijke argumontatie tot ver
dediging van de openbare lagere school
lijkt.
„Ook hier heette het: als er Ohristelijko
scholen komen, wordt de nationalo eenheid
verbroken, worden de kindoron van hun
prille jeugd af verdeeld, gaat het peil van
het onderwijs naar beneden. En zulke scho
len Lijn immers ook niet noodig. Het open
baar lager onderwijs voedt tot ohristelijko
en maatschappelijke deugden ophier en
daar zijn er christelijke onderwijzers aan
werkzaamop de Veluwc is het zelfs ortho
dox on in Brabant en Limburg Roomsch.
Waarom dus te-veranderen van systeem?
Men weet, wat er van deze rodeneering
is ovorgebleven. De neutrale school ia bewe
zen, oen sokteschool dor modernen, on in den
jong8ton tijd zelfs, voor een deel een sekte
school dor socialisten tc zijn. De enkclo
christelijke ondorwijzers, or aan werkzaam,
hebben den stroom niet Runnen keeren.
De opleiding tot okristclijke deugden
bleek een onware, leugenachtige phrase te
zijn .En door de vermeerdering en den bloei
d?r christelijke scholen is de eenheid en de
vrede dor natie niet geschaad, maar gebaat,
is het peil van het onderwijs niet gedaald,
maar gerezen. De zegen van het christelijk
onderwijs voor land cn volk wordt in steeds
breeder kring erkend."
Tot zekero hoogte, zegt het blad, heeft de
ze ervaring aan de liberale partij iets ge
leerd. Zoo voornaam als vroeger, wordt
over de tegenstanders niet meer geoordeeld.
Partijdigheid bij benoemingen wordt niot
geheel ontkend. Mogelijke eenzijdigheid van
het openbaar 1 ooger onderwijs toegegeven.
En zelfs het voorstel der Regecring inzake
de bijzondere leerstoelen met sympathie be
groet. Intusschen, die waardeering is niet
als vrucht van overtuiging vrijwillig ge
schonken, maar door do macht dor feiten
afgedwongen.
het zwarte prlnsesse-kostuum met 't gitgallon."
Zy ziet er allerliefst uit met het nieuwe
kapsel en glimlacht tegen haar eigen spiegel
beeld. Maar zy ziet ook, dat zy bleeker en
magerder is geworden en dat do mondhoeken
naar benoden trekken.
„Gaat u naar een party, mevrouw?" kan
Louise niet laten te vragen.
„Ja", antwoordde Grete ironisch, „naar een
party, maar een zeer kleine."
Louise trok haar meesteres met een zekeren
eerbied de kostbare japon aan. Hoe ruischto
en ritselde dat en hoe schitterde het garnituur
van gitl
Grete scheen grooter en slanker in het
nauwsluitende, elegante gewaad, dat met
uitgelezen smaak was bewerkt. Pas eenige
dagen geloden had zy het in een aanval van
behaagzucht naar een Parysch model bestold.
Louise had oen droschko gehaald. Toen
Grete, in een warmen avondmantel gehuld,
in het rytuig zat, beefde zy zóó van gejaagd
heid, dat het meisje volstrekt nog een reis
deken wilde halen.
De rit duurde niet lang. Toen het rytuig
stilstond, keok zy naar boven, naar de ver
lichte ramen. Dus nul Daar boven, by de
geboren barones vonHeinzendorff, deonberispe-
iyke nicht, voelde haar echtgenoot zich thiüs;
daar kon hy praten en lachen en den beminne-
ïyke spelen.
Langzaam klom zy de stoep op. Wat klopte
haar hart onstuimig l Zy moest echter
bedaard zyn, anders maakte zy zich nog be-
lacheiyk.
Zoo zacht mogeiyk drukte zy op den elec-
trischen knop.
»Is er bezoek?" vroeg zy zacht aan het
dienstmeisje, dat opendeed.
„Gaarne erkennen wij dan ook, dat nn en
dan een wetenschappelijk man, in weerwil
van zijn positieve belijdenis, tot hoogleeraar
aan een openbare universiteit is aangesteld.
Wij verwachten zelfs, dat dit in de toekomst
vaker gebeuren zal. En ook twijfelen wij er
niot aan, dat een liberale regeering bij een
vaoature in do thool. faculteit te Utrecht
toevallig juist een gematigd-orthodox man,
en bij een v&c&tnre in de theol. faculteit te
Leiden toevallig juist een modern godge
leerde den bekwaamsten zou keuren, en er
niet aan denken zou, om ooit een jood, een
roomsche of een lid van oen der Geref. Ker
ken te benoemen.
Maar al deze gecKenstigheden dor prao-
tijk verzoenen ons niet mot het beginsel, dat
aan de openbare universiteiten ten grond
slag ligt."
Dat beginsel, zegt De Standaardis dat
van do „onbevooroordeelde" wetenschap.
En dat boginsol iB exclusief. Het staat aan
geen man met positieve belijdenis, hoe knap
hij zij, den naam van wetenschappelijk toe.
Naar dat beginsel geoordeeld, is ieder man
oen sektarist, die bij zijn wetenschappelijk
onderzoek van vaste overtuigingen uitgaat,
hetzij hij doceere in of op een bijzonderon
leerstoel bij de openbare hoogeschool.
De fout ligt niet hierin, zoo zegt het blad
verder, dat professoren eon wereld- en le
vensbeschouwing toegedaan zijn en deze met
geestdrift verkondigen. Het komt er slechts
op aan, om die wereldbeschouwing te pre
diken, welke den toets der waarheid kan
doorstaan.
„Als daarover nu het grootste en diepste
verschil bestaat, dan is onzerzijds alleen de
bescheiden vraag aan de tcgonpartij: wij
laten uw beschouwing van wetenschap vrij,
maar geef gij dan ook aan de onze plaats t
Want, om het nu eens zeer concreet te ne
men, in Ps. 73 zegt de dichter: Wicn heb ik
nevons U, o God, i\,den hemel, nevens U
lust mij ook niets op ,de aarde l Op liberaal
standpunt is con mensch met dezo belijdenis
bevooroordeeld; om „wetenschappelijk te
zijn, moet hij deze overtuiging bij zijn on
derzoek buiten de deur zetten; hij moet zelfs
bereid zijn, om ze afhankelijk te maken van
onbevooroordeelde wetenschap.
Naar onze overtuiging ia dit onmogelijk
en ongeoorloofd. God is alles of Hij is niots
voor don mensch. En zooals in den gods
dienst, zoo zijn er ook in recht en moraal
onzienlijke schatten en ideale goederen, die
wij niot kunnen, niet mogen prijsgeven. Als
anderen ons daarom bevooroordeeld en on
bekwaam tot beoefening der wetenschap
noemen, dan blijvo dit voor hun rekening.
Ons schokt het geen oogenblik, in do vaste
overtuiging, dat godsdienst en wetenschap
niet met olkander strijden kunnen, en dat
een wetenschap ten verdervo voert, die mot
God en Zijn Openbaring geen rokening
houdt."
Hoezeer De Standaard het in den Minis
ter looft, dat hij, uit onpartijdigheid, de
bijzondero leerstoelen in zijn wetsvoorstel
opnam, zij is daardoor alleen niet bevredigd
in haar rechtegevocl.
„Zonder er thans verder op in tc gaan,
ij alleen opgemerkt, dat dit etelsol lo. het
liberale beginsel onaangetast laat en alleen
eenigszins doet schipperen in do toepassing;
2o. er toe meewerkt, dat do invloed der bij
zondere hoogleoraren door do omgeving,
waarin zij zich bovinden, geneutraliseerd
wordt; 3o. de studenten, die nu al vorlegen
zoeken naar een fundament voor hun leven
en denken, in nog grooter verwarring
brengt; cn 4o. aan den syetematischen op
bouw eener christelijke wetenschap eer hin
derlijk dan bevorderlijk is.
Om die roden kunnen wij cr ons niet mede
tevreden stellen, dat dc studenten, opgeleid
aan een bijzondere hoogeschool, alleen door
de examens aan een openbaro universiteit
heen, den weg tot maatschappelijke on
staatsbetrekkingen zich geopend zien. Ook
al is deze weg niet afgesnedon, hij is toch
bezwaarlijk en heeft vooral dit tegen, dat de
openbare universiteiten dan toch do eigen
lijke, de officieelc, de wettige hooge6cholen
blijven.
Het wordt tijd, dat dit partijdige stelsel
voor een ander plaats make, in het belang
zoowel van het volk als van dc wetenschap.
In ons land, dat door de Reformatie groot
„Ja, mevrouw. Uw echtgenoot, mevrouw."
Het meisje sprak op even zachten toon on
zette een oolyk gezicht. 0, hoe zou dat af-
loopen l
„Mevrouw von Heinzendorff t" meldde zy aan.
Maar nog voordat zy had gesproken, sohoof
Grete haar op zyde en Btond nu plotseling
midden in het met gele zyde behangen salon.
In den Engelschen haard gloeide een kolen
vuur, op de electrische glasballonnetjes hingen
roode tulen kapjes on gaven aan de gezichten
der aanwezigen een rosachtige tint.
Met het schaakbord tusschen zich op de
speeltafel zaten belden behaagiyk geleund in
de broede, lage, gevulde stoelen en rookten
sigaretten.
Zy vormden een allergezelligst, intiem
tafereeltje. Het volgende oogenblik was dit
echter reeds veranderd.
De heer von Heinzendorff sprong op en stak
zyn vrouw de hand toe. Grete scheen die
echter niet te zien en wendde zich tot do
vrouw des huizes.
„Ik moet om excuus vragen, dat ik zoo laat
nog stoor," zeido zy met vaste stem, ofschoon
haar het hart tot in de keel klopte.
„Maar onder bloedverwanten, die elkaar zoo
na bestaan," merkte mevrouw von Molton,
een weinig van haar stuk gebracht, op. „Het
is immers alleraardigst, dat gy komt
Zy sprong op en rolde voor Grete een stoel
naderby. „Ga hier zittent Wy zyn aan het
schaken. Gy kent het wel niet, zegt Heinz,
maar wellicht hebt ge lust het te leeren?"
„Dank, neon!" sloeg Grete af. Haar blik
vestigde zich op haar echtgenoot „Ik kom
slechts om een gezellig praatje te houden. Om
myn man te zien, moet ik hier komen I"
Een oogenblik beerschte er een pUniyk stil
zwijgen.
„Zoo? Werkeiyk?" lachte movrouw von
Molton gedwongen. „Ei, ei, Heinz, dat is een
zware beschuldiging. Maar my bezoekt gy ook
zoo zelden. Waar zwalkt gy dan rond?"
De scherts vond geen weerklank by den
kapitein. „Ik heb je toch zoo dikwyis verzocht
met my mee te gaan l" zolde hy ouvrlendeiyk
tegen zyn vrouw. „Welnu, neem plaats en
zeg iets. geestigs 1"
Hy viel geörgerd weer op zyn stoel neer.
Wat voor don duivel was er in de kleine
gevaren? Hy beschouwde haar heimeiyk van
ter zyde. Hoe had zy den moed gehad hier
heen te komen en to splonneeren? Hy had
grooten lust haar eenvoudig naar huis te
zenden. Maar hy kon haar toch niet zoo voor
zyn nicht aan de kaak stollen.
Mevrouw von Molton, die zichzelve reeds
weer geheel moester was, nam Greto den
mantel af, maakte haar hoofddoek los en
schoof een stoel voor haar dicht naast dien
van haar echtgenoot. Onderwyi praatte zy
met opzet een weinig druk, een weinig zenuw
achtig, maar toch zeer vriendeiyk. Het was
lief van Grete, eindoiyk ook eens woer te
komen, en nu moest zy oen kop thee drinken
om weer warm te worden. En ook moest zy
dadeiyk leeren schaken, daar het Heinz'
lievelingsspel was.
„Met my zal hy het wellIcht niet zoo gaarne
spelen," merkte Grete met een boosaardig
lachje op.
„Maar neenl Hoe kunt gy zoo iets zeggen I
Met zyn kleine vrouw zal hy het zeker by-
zonder genoegiyk vinden."
„Nu, voor kleinheid heeft by geen voor
liefde. Men moet groot zyn, als men In zyn
smaak zal vallen l"
Haar man stiet haar met zyn voefc aan.
,Zyt gy niet goed bü het hoofd? Wat spreekt
go toch voor onzin l" sisto hy haar toe.
Mevrouw von Molton doed, alsof zy niets
had gehoord. Met den haar eigen tact bracht;
zy het gesprok op een andor thema. Of men
wel hoorde, hoo het stormde. De regen sloeg
tegen de romen. Zy moest het wol zeer op
prya stellon, dat Grete by dit weer was ge-
komen. En in zulk een prachtig toilet. De
Japon was beelderig en haar coiffure ook.
Geheel modern. Holnz moost toch ook eons
zeggen, of zyn vrouw er niet allerliefst uitzag.
De kapitein sloeg, ofschoon hy roods opgo-
merkt had, dat Grete or anders dan gowoon-,
ïyk uitzag, nauweiyks zyn oogen op on bromdo
ln zyn baard.
Natuuriyk, geen vrfondeiyk woord, geen
enkel woord van lof voor haarl dacht Grete.
Zy lag stil on bleok in haar stool geleund.
Hot theokopje rinkeldo ln haar handen. Wab
had zy nu van haar dwaze handelwyze? Dab
Heinz haar nog meer haatte. Zy waagde hot
niet meer, den krenkendon toon aan te slaan,
zooals zy zich had voorgonomen. Diep berouw
overmande haar. Waarom was zy gekomen?
Niet hem, zichzelve had zy gedeemoedigd.
Welk een erbarmeiyke rol spoelde zy taJerl
Die van de Jaloorache vrouw, die haar man
naloopt. Alsof zy daarmee iets bereiktel „Zeg
nu eens wat geestigs," had hy ln het byzyn'
van anderen gezegd, alsof my daartoe niet in
staat was.
Maar van waar kwam deze vernederende
positie? 81echts door hem, door zyn koelhold,
zyn onverschilligheid 1 Zy had hem echter,
ook niet meer lief neen neen en my wilde
het ook niet langer verdragon. Een gevoel
van haat bekroop haar jegenm hem, die haar
geringschatte l
(Wordt vorvolffd'ï