No. 13271 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 30 WEEL - VIERDE BLAD. Hei reinhouden der gemeente. FEUILLETON. Om "haai* geldP PERSOVERZICHT. IL Bepalingen, betreffende minimumloon en maximum-arbeid in gemeontobeslèkken werden in 1894 reeds door hot gemeentebestuur te Amsterdam vastgosteld, wolk oorbeeld in 1896 o. a. werd gevolgd door Zutfen, Deventer, Zwollo, Alkmaar en Zaandam. Zy bestaan thans ook to Utrecht, Sneek, "Winschoten, Schiedam, Haarlem, Middelburg en Amers foort. In onze gemeente kwam, zooals wy reeds opmerkten, een dergéiyko regeling in 1901 tot stand, teiwyi Groningen en Delft in 1902 voorschriften dienaangaande hebben gegeven. Wy stippon dit oven aan, om te laton zien, dat deze bepalingen niet eon nieuwigheid Inhouden ln het bijzonder voor Leiden, zooala we dezer dagen hoorden op merken. Doch waar hot 6teilen van dergeljjkó voorwaarden in gemeentebestekken algemeen wenschelyk en noodig word geacht, hoeveel te meer z%l men zo noodig oordeeieD, waar het geldt een zask als de gemeenterelniging. Tiramorlieden, metselaars en schilders, werk lieden in het algemeen, dio een vak kennen, kunnen gemeoniyk ook, doordien ze gewoon lijk vakorganisaties voimen, aan buneischen veel beter klem bijzetten dan losse werk lieden, waaruit de mannen der gomeente- relnlging worden gorecruteord. De laatste categorie van arbeiders is veel meer aan de genade of ongenacio der werk gevers overgeleverd. Losse workliedon zjjn er meest in overvloed en zoolang vraag en aanbod alleen do markt regelt, blyven dö loonen zeer gedrukt en de werkdagen lang. Uit het door ons ingesteld onderzoek bleek, dat do hoeren Gebr. Van Ulden voor het rein houden der oude stad ln dienst hebben 82 personen. Behalve enkelen, die een vak ver staan zooala een wagonmaker, een smid en een paar scheepmakers, wier loon per uur wordt beiekend en is bepaald op 10, 11 en il'/j ct., genieten de werklieden een vaste bezoldiging. De stalknecht verdient f 7 por week, de asch- en pulnvaarders en schuiten- lossers f 6 a f 6.50, de straatvegers en water- Schuimers f 5, en elndeiyk de vuilophaalders f 4.50 per week met de lompen, papier enz. uit het vuil, waardoor er nog wel een weinig by komt. Daar staat tegenover, dat sommigoD, tvillen ze do hun opgedragen taak niet al te laat afgedaan hebben, zich mooten voorzien van eenigo hulp, een vrouw of Jongen, die zolf moeten boloonen. De aannemers van die gedeelten der ge meente, die voor 1 Augustus 1896 tot do gemeenten Oegstgeest, Zoeterwoude en Leider dorp behoorden, werken zelf mede, hun werklieden, gezameniyk drie, genieten ieder ook een weekloon van f 4.60. Het aantal werkuren kon men ons niet precies opgeven, ook omdat het nog al varieert. Ook al willen wy aannemen, dat voor het werk van den straatreiniger weinig kennis en overleg wordt vereischt, dan mag dit geen reden zyn voor zulk een belooning. Ook de vuilnisman moet, zy het ook uiterst bescheiden, met de zynon kunnen rondkomen. De gemoonte zal derhalve ln de nieuwe pachtvoorwaarden allereerst bepalingen moeten Ópnemen omtrent een minimum-loon. Zonder op deze pachtvoorwaarden te willen vooruitloopen, meenon wy te mogen opmerken, •4*t het minste weekloon ln olk geval niet jager dan f 7.9 J zal mogen zijn Voor work 'Heden benedon don leeiiyd vnn bijv. 20 jaar 'Sn voor hen, dio wegens iioogen loettyd of vraliditeit niet als vollo woikkraclit«kunnen v,orden beschouwd, zal eemge afwik ng van het minimum loon mooten worden toegelaten. Men zal er 6chtor voor moet en waken, dat het aantal mlndorwaarJigo weikkraohteu een zeker percentage niet te boven gaar. Het aantal zal nooit moor dan '/5 van alle werklieden mogen bedragen, kindoren beneden ;14 jaren zouden wy in geen geval tot dezen arbeid willen zien toegelaten. Het gebeurt j nog wol eens, dat con werkman ter Yerge- inakkoliDg van hot werk zyn eigen kinderen laat meohelpen; dit moet o. i. worden voor komen. Evonals in do bepalingen omtrent minimum- loon en maximum arbeidsduur ln bestekken van gomeentoworken, zouden wy den pachters de verplichting willen opgelegd zien, de work- lieden niet langer te doen arbeiden dan 11 uur por etmaal of 66 uur per week. In verband Liermede stelden wo het laagste in Toen alle pogingen der jonge weduwe, om oen vrooiyko stemming teweeg to brengen, by Grote's ernstig on hoogmoedig „ja" en „neen" schlpbrouk lodoD, sprong Heinzendorff plotseling toornig op. Nu werd het meer dan tyd, dat zy vortrokken. Dat was immers byna reeds een schandaal. Hy beefde reeds van woede over het dwaze ding, dat hem zoo ten toon stelde en belasterde. Eenige oogenbllkken later stonden zy op straat. Heinzendorff, dio in burgorkloeding was, vergat zyn parapluio te oponen en draaf de met lange stappen, zonder zich om zyn vrouw to bekommeren, voort. -Grote deed haar best, naast hem te blyven loepen en rende ln haar dunne verlakte laars jö8 midden door hot dikste siyk, terwyi zy krampachtig don sleep van haar japon op hield. Niemand had in de algemeene agitatie en het- overhaaste vertrek aan een droschke ge dacht. Het regende nog maar steeds door en grooto waterplassen op den dam en de trot toirs namen voortdurend In omvang toe. Een scherpe wind gierde om hun hoofden en woei Grete het /.yden, slechts I03 omgeworpen doekje diep in den nek. De schildwacht voor het paleis van den prins keek het merkwaardig paar verbaasd na. Dat zag er mooi uit I Geheel verwaaid I En hoe draafde zy achter den heer aan! O, en do mooie mantel, hoe sleepte die op de vuile straat na en sloeg kletsnat om de voeten. loon op f 7.92, dat is 12 cents per uur. De opmeiking zal worden gemaakt, dat in de genoemde bepalingen hot minimum-loon voor een opperman of sjouwer is vastgesteld op 15 cents per uur en dt men hiermede allicht den vuilnisman golyk mag stellen. Men moet echter niet vergeten, dat wy hier te doen hebben mot een vaste aanstelling, terwyi de opperman eD sjouwer gewoonlijk slechts tydeiyk aangesteld zyn en dikwijls leegloopen. Gaarne zouden we den gemeenlereinigers een weekloon van f 9 gunnen, maar dur ven niet uit het oog verliezen, dat de nieuwe maatregelen, ook zoo bescheiden, als wy die wensclien, voor do gemeente nog al belang rijke financieel© offers zullen vragen. Voor ovorwerk en arbeid op Zon of alge meen erkende feestdagen kunnen wellicht do reeds bestaande bepalingen van 1901 dienen. De verhooging moet niet te laag zyn, opdat de aannemer niet bezwijk© voor den aandrang tot overwerk, dio uiot zelden van de werk lieden zelf uitgaat. Behalve bepalingen omtrent uilbetaling van het loon, rust- en schafttyden enz., zaken, dio niet geheel aan het goeddunken der pachters mogen worden overgelaten, moet de gemeente er vooral voor waken, dat de werklieden bloot staan aan willekeurig ontslag. De pachter behoort o. i. verplicht te worden aan de weiklieden een schrlfleiyke aanstelling uit te reiken, waarop de voornaamste verplichtingen vermeld Btaan, welke aanstelling niet dan in overleg en met goedkeuring van don directour der gemeentewerken moet kunnen worden ingetrokken. liy doze opmerkingen meenon wy hot voor- loopig te kunnen laten. Als straks de nieuwe pachtvoorwaarden in den Raad aan de orde komen, hebben wy nog wel de gelegenheid er iels over te zeggen. Alleen willen v?y nog in het raidden brongen, of het geen over weging zou verdienen, dat een gemeente opzichter werd belast met het toezicht op de richtige uitvoering van den reinigingsdienst en er voor waakt, dat de bepalingen trouw worden nageleefd, dio voorkomende klachten onderzoekt en dagoiyks daarover rapport uit brengt aan den directeur van gemeentewerken, die ten slotte alle draden van dezen wyd- vertakten gemeentedienst in bandon houdt. Dc Nieuwe Courant schreef over do op leiding van Indische ambtena ren. Zij zegt zich niet warm to zullen ma ken voor hot candidaat-ambtenaarschap, en merkt op, dat terwijl minister Van Asch van Wijok do invoering er van meer als een proef voorstelde, zijn opvolger op die uitvoering zoozeer gesteld is, dat hij haar opnieuw voor stelt, geheel en al onafhankelijk van zijn plannen omtrent de eigenlijke opleidings vraag, en dio invoering zelfs zoo spoed- oischend noemt, dat het wetsontwerp im Nu moet worden behandeld, terwijl daarmede tevens, maar incidenteel, hoogst belangrijke andere zaken zullen worden beslist (bijv. hot voortbestaan van afdeeling B van het gym nasium Willem III). Dit is hot blad te mach tig. Do Minister heeft betoogd, dat tot do instelling van het candidaats-ambtonaar- schap hier te lande noodwendig dient lo worden overgegaan, ,,ook om dc bezwaren, die een onbeperkte toeloop van candidatcn medebrengt voor het onderwijs aan de Rijks universiteit te Leidon Voor het onderwijs dóar blijkt hot in do hoogste male gewensoht, dat reeds dit jaar het candidaateambtenaarschap in werking trede." „Begrijpen wij dit goed, dan lijdt het on derwijs te Leidon door hot drukke bezoek dor studenten, welko de colleges voor Indisch ambtenaar volgen. Nu heeft de minister van koloniën in do Memorio van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Ka mer omtrent de Indische bogrooting voor 1903 medegedeeld, dat, voor do 6tudie voor den Indischcn burgerlijken dienst te Leiden waren ingoschrevon 45 jongelieden." Is dit gosteld dat al deze studenten al tijd door getrouwe collcgebezoekers zijn nu een getal studenten, waardoor het onder wijs zal lijden? Maar zal dc Minister zeg gen voor den cursus 19031904 zullen meer jongelui zich kunnen aanmelden en „Het vrouwvolk," dacht hy hoofdschuddend, „is toch een raar goedje." En de dappere landsverdodigor wryft vergenoegd ln zyn handen. Hy dacht er mot inDige voldoening aan, dat zyn Resorl zoo goed opgeborgen was, thuis by haar moeder, on dat Annerl, de nette keukenmeid hier, er niets van vermoedde, dat er oen Reserl in de wereld bestond. Ja, dat was goed. En hy trok zich meesmuilend ln zyn schilderhuls terug. Grete voeldo geen wind, geen regen, slechts een lichamelijk onbehagen. Ach, hoe ellendig was het baar te moedo, hoo werd haar hart als toegesnoerd! Nu liep by voor haar uit, de afschuweiyke, zolde niets en deed alsof zy in 't geheel niet bestond. Die norsche, ongevoelige man liet haar als een hond ach ter zich aan loopen. En opeens was zy vlak naast hem en had zich met een ruk aan zyn arm gehangen. „Ik moet je zeker altijd eerst om verlof vragen of Ik wel van huis mag gaan?" klonk het luid en scherp van zyn lippen. En toen Grete het stilzwijgen bewaarde, nog luidoren scherper: „Gy stelt je zeker het huweiyk op een prosenteerblaadjo voor, waarop de beiden aan elkaar geketenden band in hand hun leven doorbrengen?" „O neen, maar zeer zeker anders dan het onze." „Ik kan niet altyd op de knleén rond kruipen." Nu rukte zy haar arm weer uit den zyrie en liep hard weg. „Ten minste niet voor myt" hoorde by haar nog op scbrillen toon zeggen. Hy was nu toch verbluft. Zoo snel hy kon, liep hy haar achterna, om haar niet uit de oogen te verliezen. Wat voor den duivel wai er toch In haar gevarsa? Jaloezie natuuriykl u1 Ti bestaat toch bezwaar voor het onder wijs. 't Is mogelijk, maar dan zijn het dus slechts gevreesde, nog niot gevoelde bezwa ren. En moet nu daarom het candidaat- ambtenaarsei-ip nog dit jaar worden ingo- voerd, zonder dot men nog weet, wat de Mi nister overigens wil len aanzien der oplei ding, zonder dat men dus nog weet, welko consequenties hij wense te verbinden aan het nieuwe instituut? Maar gesteld dan eens, dat er uit den z. g. onbeperkton toeloop van studenten voor den Indisohon dienst bezwa ren spruiten voor het onderwijs to Lei den, moet dan getracht wordn die bezwa ren te ondervangen, door maar zoo bij een golegenheidswetje klakkeloos aan de Leid- sche universiteit in te voeren een daar te voren onbekend instituut, dat volkomen in- druischt tegen onze hooger-onderwijs-toestan. don? Denkt men ook aan een candidaat-dok- terschap, als dc toeloop van medici „onbe perkt" is; of aan een candidaat-advocaat- on-procureurschap, als de juristen onbeperkt toeloopen? Immers neen! Dan tracht men to geraken tot vermeerdering van onderwijs krachten." Dat dc zware concurrentie bij de grootamb- tenaarscxamcns „aanleiding gaf tot twcc- or driemaal herhaalde examens ter verkrij ging van een voldoend volgnummer op de ranglijst om voor uitzending in aanmerking te komen", is, zegt hot blad verder, eon mis stand, waarin een Lrzwaar ligt. Daarom behoeft echter 't. canaidaats-ambtenaarschap niot te wordon ingevoerd; mon kan liet groot-ambtenaarsexamen best ccnigszins an ders inrichten. Verder spreekt dc Memorie van Toelich ting van „do bezwaren, die in Nederland voortvloeien uit do doorgaans zware concur- rontio, wolko aanleiding gaf tot do terécht gebrandmerkte punbenjacht". Voelt do schrijver der Memorio niot, dat hij thans voel te ver gaat? Weet hij niet, dat ons No de rlandsch-Ind ié toch hcusch nog zoo slecht niot wordt bestuurd en dat voor een deel door ambtenaren, welko hun diploma haal den op de puntenjicht, door minister Idenburg nota bene gebrandmerkt? Zal geen Kamerlid nu opstaan en vragen: „Toe, Ex cellentie zeg ons eens met do hand op 't hart. wordt ons IndiS slecht bestuurd? En indien dit onverhoopt zoo mocht zijn, ligt dit dan aan do vroegere opleiding? Of kan hot ook liggen aan iets anders, aan don arbeid, welke in het Oosten van onze ambte naren wordt gevraagd cn dio niot altijd strookt met wat jongelui van hun werkkring hadden gehoopt; aan dc slechte promotie; aan do vergeleken bij rechterlijke ambtenaren, ingenieurs, enz. minder gunstige financieel© positie, welke hun deel is geworden? Zou het ook kunnen zijn, dat in dergelijke zaken on niot in het vergelij kend oxamen vóór of na de studie do cardo is gelegen van het Indisch-ambtenaars- vraagstuk?" En dergelijke vragen meer." t)e Nieuwe Courant erkent, dat er bezwa ren verbonden zijn aan de puntenjacht, maar is van mconing, dafc deze bozwaren slechts voor een deel te gelijk met hot weg nemen van het vergelijkend examen zullen worden weggenomen. De Nieuwe Courant merkt op, dat een staatscommissie voor het grootambtenaars examen een onmisbaar vereischte is, zoolang do opleiding onzer O.-I. ambtenaren niet volledig is opgenomen in de wet op het hoogcr onderwijs; zoolang zij dus niet ls onttrokken aan het departement van kolo niën cn overgebracht bij dat van binnen- landsche zaken. Zij. zou liever zien, dat een facultcits-examcn er voor werd in de plaats gesteld, zooals dat bij a.s. rechterlijke ambtenaren O.-I. het geval is, en het blad heeft do overbrenging der opleiding naar Leiden toegejuicht o. a. in de hoop, dat dit desideratum zou worden bereikt. „Dit kan nu nog niet en tegen een staats examen is zooveel bezwaar niet, indien de jongelui maar doordrongen zijn van het be sef, dat hun eigen docenten zullen cxami- neeren, al is dan het oordeel over den uit slag van het examen ook mede aan an doren. Want gebeurt dit, dan vallen do be zwaren tegen het vergelijkend examen groo- tendeels weg. Do puntcn-jacht zal ophou den, indien er geen punten meer zijn, in dien do examinator niet met punten gaat werken. Minister Idenburg stelt voor, om Dan worden do vrouwen altyd woest. Maar van haar had hy hot minst zoo iets verwacht. Zy was altyd zoo onverschillig. Wat vloog zyt Het baar loshangend en snikkend. Het drong tot hem door. Goddank, dat er geen menschon aankwamen. Wat had haar dan zoo gegriefd? Nu, de waarheid, do eor: al te beminneiyk was hy niet geweest. En dat zy nu zoo beslist optrad, was voor hem een bowy's, dat zy ook haar geduld kon vorliezen on eigon gedachten had. „Grete, Greto, wacht dan toch I" schreeuwde hy en zette eindeiyk de paraplule op, ton einde haar te beschutten. Zy luisterde echter niet. Toon hy hun woning betrad, hoorde hy haar reeds boven de gangdeur tooslaan. Welnu, zooal9 zy wilde l Ontstemd en wrevelig begaf hy zich naar zyn kamer, verkleedde zich, liet zich thee brengen, strekte zich behaagiyk op de chaise longue uit en nam een boek ter hand. Eorst laat, tegen middernacht, zocht hy de gemeen- schappeiyke slaapkamer op. Het tweede bod was leeg, dekens en kussens verdwenen. „Zy heeft een ander kwartier opgezocht," mompelde hy met een Spottenden glimlach. Hy voelde zich echter allesbehalve vrooiyk te moede. Het schemerde nog, toen hy den volgenden morgon door den oppasser werd gowokt. Om halfzeven moest hy ln de kazerne zyn; nu was het zes uren. Haastig kleedde hy zich aan. Hy wilde toch nog een paar woordon met de prullende kleine spreken. Misschien was zy dien nacht tot andore gedachten ge komen. Hy duwde tegon de deur van de logeer- of zooala mevrouw Hakenschwerdt dl* het candidaat-ambtenaarsexamen te laton afnemen „door een commissio van vroede mannen." Indien hij nu dc staatscommissie voor het Groot-ambtenaarsexamen ook voor even vroed wilde verklaren als die voor het candidaat-ambtenaarsexamen en indien hij haar vroeg: examineer hen, die zich opge ven deel mij den uitslag van 't examen mede met al de opmerkingen, die ge noodig acht; maar ik vraag geen bekwaamheden in cijfers uitgedrukt; dan zal ik die toch ben de verantwoordelijke minister do ranglijst opmaken. Men zal wijzen op mo gelijkheid van protectie, van sympathieën of antipathieën; maar is het gevaar daar van hierbij grooter dan bij het gewone sol- liciteeren, wat bij dc meeste andere betrek kingen in ons land plaats vindt; grooter dan bij de caudidaat-ambtcnaarskouze, welke de minister zelf voorstelt? Immers neen 1" Men heeft nog niet ernstig overwogen, zegt bet blad, of behoud van een eindexa men, waarvan de keus afhangt, niet nog mogelijk is. En voordat men dit heeft ge daan, mag men zich, meent zij, nog wel eens ernstig bedenken, vóór men het nieuwe in stituut instelt. „Want wij vreezen nog iets. Thans is men bang voor te minutieuze studie, voor pom perij, enz. met het oog op puntenjacht. Maar vreest men dan bij het candidaat- amhtcnaarschap niet voor een minimum studie bij een deel van hen, dio hot gemak kelijk gelieven op te nemen Wanneer deze gemakkelijke luitjes denken: het gouverne ment heeft ambtenaren noodig; laat ons niet meer werken dan hoog noodig is, zal dit geen bezwaar zijn voor ernstige, ont wikkelende studie? Natuurlijk is een ernstig afgenomen examen een waarborg voor vol doende capaciteit; maar zoo min als men sommige jongelui van puntenjacht kan weéi^ouden, zoo min zal men do onverschil ligen aan bovengenoemd verkeerd denk beeld ontwennen. En neemt do Regcering een grooter aantal candidaat-ambtenaren dan zij noodig heeft (uit vrees bijv. voor niet-slagcn, voor ziekte, enz.), dan moet men toch weer gaan vergelijken bij het eind examen; cn moet men toch weer aan hen, die dit eind-examen afnemen, het vaststel len van een rangorde toevertrouwen, wat men hun nu ontnemen wil." Het blad heeft wel eens als bezwaar tegen het vergelijkend examen aan het slot der studie gehoord, dat een -vergelijkend exa men niet thuis behoort aan een universi teit, en zij geeft dit toe. „Maar tegen een eindexamen, zooals wij ons voorstellen, weegt reeds dit bezwaar minder. Wij laten dit echter daar, maar vragen op onzo beurt: behoort een insti tuut als het candidaat-ambtenaarschap dan wël aan eon universiteit tehuis? Want cn hierover rept de M. v. T. niet met het instellen daarvan is het niet u... Daardoor wordt een band in liet leven geroepen tus- schon de Regeering en dc candidaat-ambte naren. De corsto kan vorderen, moet vorde ren in het belang van den dienst, dat do stu dio binnen een zeker aantal jaren is afgc- loopcnzij moet toezicht kunnen uitoefenen op de jongelui, als dit noodig blijkt. Wat- vertelt do minister daaromtrent in zijn M. v. T. Niets 1 Maar aanvaardt men het can didaat-ambtenaarschap, dan aanvaardt men tevens deze consequenties l Eu past dit alles wèl in 't kader onzer universiteiten? Men vrage zich dit ernstig af. Wij zouden zeggen, dat dit alles passen mogo bij een afzonder lijke instelling, niet bij het vrije studieleven aan onzo universiteiten. En ook is het niet goed voor do toekom stige ambtenaren zelvcn. Zij moeten niet een apert stuk studenten zijn, zoo min als inge nieurs en rechterlijke ambtenaren O.-I., mot wie zij later de hooge posities in onze Oost zullen innemen. Geen dergelijke verschillen gemaakt, waardoor onwillekeurig een grens wordt getrokken, niet ten voordeclc onzer bestuursambtenaren. En vooral niet, als men er misschien toe gaat overhellen om een korten studietijd voor O.-I. ambtenaren in te stellen." Voorts komt De Nieuwe Courant met den meesten nadruk cr tegen op, dat nu inci denteel zal beslist worden over het voortbe staan van afdeeling B van het gymnasium noemde toekomstige kinderkamer, waarin zy don nacht had doorgebracht. Deze was niet gosloton en hy trad binnen. Het licht brandde reeds. Grete zat in een morgenjapon op baar bed. Hy zag dadeiyk, dat zy een roodon, gezwollen neus en beBchreido oogon had. Dat ergerde hem opnieuw. Zulk oen spektakel om niets. „Wat zyn dat voor belachelykheden, Greto? Ik heb een hekel aan scènes en nu zolfs zulk eon dwaze comedlel" Hy wees met oon ver- achteiyk gobaar op hot bod. „Ik heb nu geen tyd, heb dienst, maar ik hoop, dat als ik terugkom, gy verstandig zult zUn gowordon." Hy boog zich ovor haar heen on kuste haar vluchtig op do lippen. Zy haalde diep adem, wierp het hoofd achterover en zag zyn bruin, kDap gelaat, dat zy zoo lief had go- had, vlak by het haro. Een dol verlangon om de armen om zyn hals te slaan, hora naar zich toe te trekken en zyn gezicht mot kussen to bedekken, maakte zich van haar moestor. Maar reeds hief hy het hoofd weer op en keerde zich van haar af. Tot uiteenzettingen had hy nu geon tyd. Hy moest dadoiyk weg. „En in het vervolg laat gy zulke scènes als gisteravond achtorwego. Dat duld Ik abso luut niet. Ik wil niet aan den ketting liggen", zeido hy, roods in de deur. „Weet go, ge zyt te veeleischend, lieve, en een vrouw van de wereld zou zulke kunsten als gy gisteravond niet uitgehaald hebben. Nu, adieu 1" Zy staarde hom doodebloek na. Om elf uren kwam Heinzendorff weer thuis. Hy moest den tyd daartoe uitzuinigen, want juist dien dag had hy het afschuweiyk druk. Maar een inneilyke onrust, een zeker onbe- haagiyk gevoel droef hem naar huls. Hy moest toch zien, wat daar aan de band was. Zyn geweten was niet geheel sulver. Dt Willem III te Batavia. Zij is gekant tegen een systeem, dat mogelijk maakt, dat men ambtenaar kan worden, vertegenwoordiger, van het Noderlnndsch gezag, in Indië, zon der dat men Nederland ooit heeft gezien. Prof. J. do Louter bespreekt in heb V trechtsch Dagblad hot voorstel der ltegee ring om to bepalen, dat het den Koning zal vrijstaan, „indien dit in het belang der binnenlandscho nijverheid noodig z~il zijn, bij algomcenen moatrogel van bestuur bepa lingen vast to stollen omtrent de heffing van invoorrooht op suiker." Daargelaten do economische belangen, hierbij betrokken, zegt de schrijver, rijst terstond do zuiver juridische waag, of zulk een voorschrift vereenigbaar ia meb artikel 174 G.„Geen belastingen kunnen ten behoove van 's Rijks kas wordon gcho- ven dan uit kracht van een wet." „Mcu heeft do beraamd© dolegatio pogen te verdedigen door to beweren, dat art. 171 G. wol voorschrijft, dat belastingen alleen uit kracht van do wet mogen worden gehe ven, maar daarom nog niet bij do wet be hoeven tc worden geregold. Immc.s. in arte 5ö dor Grondwet wordt ovencens bepaald, dat bepalingen door straffen to handhaven in een algemconen maatrogel van bestuur niot dan krachtens do wet mogen worden op genomen, terwijl de wet zelve de op to leg- gon straffen regelt. Daargelaten, dat hier geen tegenstelling tusschen uit kracht van on bij de wet voorkomt, vorliezo men niet uit het oog, dat art. 56 juist ten doel heelt de grenzen to trekken tusschen de wetgeven de macht van de Kroon on van den rijks- wetgever in het algomoen, en hier de zeer betwiste vraag naar 's Konings strafwet- gevende macht beslecht door to bepalen, dab dezo bovocgdhoid altijd moet rusten op een wet, m.a.w. zonder zulk een wet niet be staat. Hier is geen sprake van hot matcrio door wet of Kroon te regelen, maar vnn do verhouding tusschen beide op het gebied van het strafrecht in het algemeen. Het gaat niet aan uit dit algemeen© verband ge volgtrekkingen af to leiden ten aanzien van artikelen, waarin juist aan icdor or gaan een bijzondere bevoegdheid wordt too- gokend." In do tweede plaats heeft men zich be roepen op antecedc.nten, wolko do bevoegd heid van den wetgever om do invoering van een surtaxc aan do Kroon over tc laten, buiten twijfel zouden stollon. Maar prof. Do Loutor betoogt uitvoerig, dat deze antc- ocdonton geen van alle bewijzen, dat de wet- gevor, zelfs onder minder strenge grond- wettigo bepalingen, ooit vrijheid heeft go- vonden zijn bevoegdheid tot invoering eenor nieuwo belasting aan do Kroon over te dragon onverschillig of dat volstrokt onvoorwaardelijk geschiedde of tot zeker maximum beperkt bleef. „Acht de wetgever zich inderdaad ver plicht en bevoegd om in deze aan dc Re- geering zekere vrijhoid te schenken, dan zou ongotwijfcld do invoering bij do wet met bepaling van een maximum-bedrag, dat door do Regeering ondor zekere voor- waardon kan worden verlaagd, hot minst aan bedenking blootstaan. Naar mijn mee ning verdient echter zulk een maatregel ook in dezen minst aanstootelij ken vorm hot verwijt van ongrondwettigheid on mits dien strenge afkeuring. Blijkt uit het voorafgaande, dat het voorstel der Regeering bezwaarlijk met do letter der Grondwet is to rijmen, liet is ook in vierkanten strijd mot haar bedoeling,- Immers, do Grondwet oischt openbaArhoid in zake belastingen, opdat de beweegrede nen aan het licht komon en ruimschoots afin do critiek dor openbare mcening wor den blootgesteld. Zij verlangt oven na tuurlijk zekerheid voor do belastingplicht^ gen, inzonderheid voor hen, die in cenig aan belasting onderworpen artikel handel drijven of zaken doen. Zij beoogt zekcro duurzaamheid en standvastigheid, dio on voldoende is gewaarborgd door do vaak afwisselende inzichten van opeenvolgende mmislcriën. Terecht heeft daarom do Grondwet invoering cn regeling van nieuwo bolastingen aan de wet voorbehouden en slechts bij uitzondering do Kroon tot dit gebied toegelaten. Een voorstel, hetwelk strakke uitdrukking van haar gelaat, toon by haar dlon morgon verliot, zweefde hem voor oogen. Het was bleek tot in de lippon, en de oogen zoo groot on met donkoro kringon, als hy niet had godacht, dat het kleine, on schuldige vrouwtjo er ooit zou kunnen uitzien. Hij liep door allo kamors, wilde haar spreken, rukte aan do deur van haar pruil« hoek, maar er werd niot opongodaan, ofschoon hy haar hoorde loopon. Wat nu? Schandaal makon of do dour indruk ken kon hy toch niet, vanwogo de dienst boden. Louise had bovendien gehoord, dat zyn vrouw hem niot binnenliet en kon een glimlach van leodvermaak niot verbergen. Neen, het was werkeiyk schandoiyk van do kleine. Hy vertrok dus weer, daar by geon tyd meer had te verliezen. Om één uur 's middags verscheen do kapitein weor in zyn woning en hoopte zyn gemalin aan tafel te vlndeD, Maar Louise doolde hem mede, dat mevrouw zich onwel gevoelde en volstrokt geen trek in eten had. Verduiveld! Dan verlangde by ook niets, hy kon wel in het casino dineeren, dan had hy ten minste gezelschap. En woedend stormde hy wog. Ofschoon hy zich voorgenomen had, na juist, wyi zyn vrouw zoo weerspannig wal en hem biykbaar naar beroomde voorbeelden tot een pantoffelheld wilde mokon, tot laat in den nacht uit te blyven, kwam hy toch reodt om negen uren 'e avonds weor thuis. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 15