No. 13271
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 30 WEEL - VIERDE BLAD.
Hei reinhouden der gemeente.
FEUILLETON.
Om "haai* geldP
PERSOVERZICHT.
IL
Bepalingen, betreffende minimumloon en
maximum-arbeid in gemeontobeslèkken werden
in 1894 reeds door hot gemeentebestuur te
Amsterdam vastgosteld, wolk oorbeeld in
1896 o. a. werd gevolgd door Zutfen, Deventer,
Zwollo, Alkmaar en Zaandam. Zy bestaan
thans ook to Utrecht, Sneek, "Winschoten,
Schiedam, Haarlem, Middelburg en Amers
foort. In onze gemeente kwam, zooals wy
reeds opmerkten, een dergéiyko regeling in
1901 tot stand, teiwyi Groningen en Delft
in 1902 voorschriften dienaangaande hebben
gegeven. Wy stippon dit oven aan, om te
laton zien, dat deze bepalingen niet eon
nieuwigheid Inhouden ln het bijzonder voor
Leiden, zooala we dezer dagen hoorden op
merken. Doch waar hot 6teilen van dergeljjkó
voorwaarden in gemeentebestekken algemeen
wenschelyk en noodig word geacht, hoeveel
te meer z%l men zo noodig oordeeieD, waar
het geldt een zask als de gemeenterelniging.
Tiramorlieden, metselaars en schilders, werk
lieden in het algemeen, dio een vak kennen,
kunnen gemeoniyk ook, doordien ze gewoon
lijk vakorganisaties voimen, aan buneischen
veel beter klem bijzetten dan losse werk
lieden, waaruit de mannen der gomeente-
relnlging worden gorecruteord.
De laatste categorie van arbeiders is veel
meer aan de genade of ongenacio der werk
gevers overgeleverd. Losse workliedon zjjn er
meest in overvloed en zoolang vraag en aanbod
alleen do markt regelt, blyven dö loonen zeer
gedrukt en de werkdagen lang.
Uit het door ons ingesteld onderzoek bleek,
dat do hoeren Gebr. Van Ulden voor het rein
houden der oude stad ln dienst hebben 82
personen. Behalve enkelen, die een vak ver
staan zooala een wagonmaker, een smid en
een paar scheepmakers, wier loon per uur
wordt beiekend en is bepaald op 10, 11 en
il'/j ct., genieten de werklieden een vaste
bezoldiging. De stalknecht verdient f 7 por
week, de asch- en pulnvaarders en schuiten-
lossers f 6 a f 6.50, de straatvegers en water-
Schuimers f 5, en elndeiyk de vuilophaalders
f 4.50 per week met de lompen, papier enz.
uit het vuil, waardoor er nog wel een weinig
by komt. Daar staat tegenover, dat sommigoD,
tvillen ze do hun opgedragen taak niet al te
laat afgedaan hebben, zich mooten voorzien
van eenigo hulp, een vrouw of Jongen, die
zolf moeten boloonen.
De aannemers van die gedeelten der ge
meente, die voor 1 Augustus 1896 tot do
gemeenten Oegstgeest, Zoeterwoude en Leider
dorp behoorden, werken zelf mede, hun
werklieden, gezameniyk drie, genieten ieder
ook een weekloon van f 4.60.
Het aantal werkuren kon men ons niet
precies opgeven, ook omdat het nog al varieert.
Ook al willen wy aannemen, dat voor het
werk van den straatreiniger weinig kennis en
overleg wordt vereischt, dan mag dit geen
reden zyn voor zulk een belooning.
Ook de vuilnisman moet, zy het ook uiterst
bescheiden, met de zynon kunnen rondkomen.
De gemoonte zal derhalve ln de nieuwe
pachtvoorwaarden allereerst bepalingen moeten
Ópnemen omtrent een minimum-loon.
Zonder op deze pachtvoorwaarden te willen
vooruitloopen, meenon wy te mogen opmerken,
•4*t het minste weekloon ln olk geval niet
jager dan f 7.9 J zal mogen zijn Voor work
'Heden benedon don leeiiyd vnn bijv. 20 jaar
'Sn voor hen, dio wegens iioogen loettyd of
vraliditeit niet als vollo woikkraclit«kunnen
v,orden beschouwd, zal eemge afwik ng van
het minimum loon mooten worden toegelaten.
Men zal er 6chtor voor moet en waken, dat
het aantal mlndorwaarJigo weikkraohteu een
zeker percentage niet te boven gaar.
Het aantal zal nooit moor dan '/5 van alle
werklieden mogen bedragen, kindoren beneden
;14 jaren zouden wy in geen geval tot dezen
arbeid willen zien toegelaten. Het gebeurt
j nog wol eens, dat con werkman ter Yerge-
inakkoliDg van hot werk zyn eigen kinderen
laat meohelpen; dit moet o. i. worden voor
komen.
Evonals in do bepalingen omtrent minimum-
loon en maximum arbeidsduur ln bestekken
van gomeentoworken, zouden wy den pachters
de verplichting willen opgelegd zien, de work-
lieden niet langer te doen arbeiden dan 11
uur por etmaal of 66 uur per week.
In verband Liermede stelden wo het laagste
in
Toen alle pogingen der jonge weduwe, om
oen vrooiyko stemming teweeg to brengen,
by Grote's ernstig on hoogmoedig „ja" en
„neen" schlpbrouk lodoD, sprong Heinzendorff
plotseling toornig op. Nu werd het meer dan
tyd, dat zy vortrokken. Dat was immers byna
reeds een schandaal. Hy beefde reeds van
woede over het dwaze ding, dat hem zoo ten
toon stelde en belasterde.
Eenige oogenbllkken later stonden zy op
straat. Heinzendorff, dio in burgorkloeding
was, vergat zyn parapluio te oponen en draaf
de met lange stappen, zonder zich om zyn
vrouw to bekommeren, voort.
-Grote deed haar best, naast hem te blyven
loepen en rende ln haar dunne verlakte laars
jö8 midden door hot dikste siyk, terwyi zy
krampachtig don sleep van haar japon op
hield.
Niemand had in de algemeene agitatie en
het- overhaaste vertrek aan een droschke ge
dacht. Het regende nog maar steeds door en
grooto waterplassen op den dam en de trot
toirs namen voortdurend In omvang toe. Een
scherpe wind gierde om hun hoofden en woei
Grete het /.yden, slechts I03 omgeworpen
doekje diep in den nek.
De schildwacht voor het paleis van den
prins keek het merkwaardig paar verbaasd
na. Dat zag er mooi uit I Geheel verwaaid I
En hoe draafde zy achter den heer aan! O,
en do mooie mantel, hoe sleepte die op de
vuile straat na en sloeg kletsnat om de voeten.
loon op f 7.92, dat is 12 cents per uur. De
opmeiking zal worden gemaakt, dat in de
genoemde bepalingen hot minimum-loon voor
een opperman of sjouwer is vastgesteld op
15 cents per uur en dt men hiermede allicht
den vuilnisman golyk mag stellen.
Men moet echter niet vergeten, dat wy hier
te doen hebben mot een vaste aanstelling,
terwyi de opperman eD sjouwer gewoonlijk
slechts tydeiyk aangesteld zyn en dikwijls
leegloopen.
Gaarne zouden we den gemeenlereinigers
een weekloon van f 9 gunnen, maar dur
ven niet uit het oog verliezen, dat de nieuwe
maatregelen, ook zoo bescheiden, als wy die
wensclien, voor do gemeente nog al belang
rijke financieel© offers zullen vragen.
Voor ovorwerk en arbeid op Zon of alge
meen erkende feestdagen kunnen wellicht do
reeds bestaande bepalingen van 1901 dienen.
De verhooging moet niet te laag zyn, opdat
de aannemer niet bezwijk© voor den aandrang
tot overwerk, dio uiot zelden van de werk
lieden zelf uitgaat.
Behalve bepalingen omtrent uilbetaling van
het loon, rust- en schafttyden enz., zaken, dio
niet geheel aan het goeddunken der pachters
mogen worden overgelaten, moet de gemeente
er vooral voor waken, dat de werklieden
bloot staan aan willekeurig ontslag. De pachter
behoort o. i. verplicht te worden aan de
weiklieden een schrlfleiyke aanstelling uit te
reiken, waarop de voornaamste verplichtingen
vermeld Btaan, welke aanstelling niet dan in
overleg en met goedkeuring van don directour
der gemeentewerken moet kunnen worden
ingetrokken.
liy doze opmerkingen meenon wy hot voor-
loopig te kunnen laten. Als straks de nieuwe
pachtvoorwaarden in den Raad aan de orde
komen, hebben wy nog wel de gelegenheid
er iels over te zeggen. Alleen willen v?y nog
in het raidden brongen, of het geen over
weging zou verdienen, dat een gemeente
opzichter werd belast met het toezicht op de
richtige uitvoering van den reinigingsdienst
en er voor waakt, dat de bepalingen trouw
worden nageleefd, dio voorkomende klachten
onderzoekt en dagoiyks daarover rapport uit
brengt aan den directeur van gemeentewerken,
die ten slotte alle draden van dezen wyd-
vertakten gemeentedienst in bandon houdt.
Dc Nieuwe Courant schreef over do op
leiding van Indische ambtena
ren. Zij zegt zich niet warm to zullen ma
ken voor hot candidaat-ambtenaarschap, en
merkt op, dat terwijl minister Van Asch van
Wijok do invoering er van meer als een proef
voorstelde, zijn opvolger op die uitvoering
zoozeer gesteld is, dat hij haar opnieuw voor
stelt, geheel en al onafhankelijk van zijn
plannen omtrent de eigenlijke opleidings
vraag, en dio invoering zelfs zoo spoed-
oischend noemt, dat het wetsontwerp im Nu
moet worden behandeld, terwijl daarmede
tevens, maar incidenteel, hoogst belangrijke
andere zaken zullen worden beslist (bijv. hot
voortbestaan van afdeeling B van het gym
nasium Willem III). Dit is hot blad te mach
tig. Do Minister heeft betoogd, dat tot do
instelling van het candidaats-ambtonaar-
schap hier te lande noodwendig dient lo
worden overgegaan, ,,ook om dc bezwaren,
die een onbeperkte toeloop van candidatcn
medebrengt voor het onderwijs aan de Rijks
universiteit te Leidon
Voor het onderwijs dóar blijkt hot in do
hoogste male gewensoht, dat reeds dit jaar
het candidaateambtenaarschap in werking
trede."
„Begrijpen wij dit goed, dan lijdt het on
derwijs te Leidon door hot drukke bezoek
dor studenten, welko de colleges voor Indisch
ambtenaar volgen. Nu heeft de minister
van koloniën in do Memorio van Antwoord
op het Voorloopig Verslag der Tweede Ka
mer omtrent de Indische bogrooting voor
1903 medegedeeld, dat, voor do 6tudie voor
den Indischcn burgerlijken dienst te Leiden
waren ingoschrevon 45 jongelieden."
Is dit gosteld dat al deze studenten al
tijd door getrouwe collcgebezoekers zijn nu
een getal studenten, waardoor het onder
wijs zal lijden? Maar zal dc Minister zeg
gen voor den cursus 19031904 zullen
meer jongelui zich kunnen aanmelden en
„Het vrouwvolk," dacht hy hoofdschuddend,
„is toch een raar goedje." En de dappere
landsverdodigor wryft vergenoegd ln zyn
handen. Hy dacht er mot inDige voldoening
aan, dat zyn Resorl zoo goed opgeborgen was,
thuis by haar moeder, on dat Annerl, de nette
keukenmeid hier, er niets van vermoedde,
dat er oen Reserl in de wereld bestond. Ja,
dat was goed. En hy trok zich meesmuilend
ln zyn schilderhuls terug.
Grete voeldo geen wind, geen regen, slechts
een lichamelijk onbehagen. Ach, hoe ellendig
was het baar te moedo, hoo werd haar hart
als toegesnoerd! Nu liep by voor haar uit,
de afschuweiyke, zolde niets en deed alsof
zy in 't geheel niet bestond. Die norsche,
ongevoelige man liet haar als een hond ach
ter zich aan loopen.
En opeens was zy vlak naast hem en had
zich met een ruk aan zyn arm gehangen.
„Ik moet je zeker altijd eerst om verlof
vragen of Ik wel van huis mag gaan?" klonk
het luid en scherp van zyn lippen. En toen
Grete het stilzwijgen bewaarde, nog luidoren
scherper: „Gy stelt je zeker het huweiyk op
een prosenteerblaadjo voor, waarop de beiden
aan elkaar geketenden band in hand hun
leven doorbrengen?"
„O neen, maar zeer zeker anders dan het
onze."
„Ik kan niet altyd op de knleén rond
kruipen."
Nu rukte zy haar arm weer uit den zyrie
en liep hard weg. „Ten minste niet voor
myt" hoorde by haar nog op scbrillen toon
zeggen.
Hy was nu toch verbluft. Zoo snel hy kon,
liep hy haar achterna, om haar niet uit de
oogen te verliezen. Wat voor den duivel wai
er toch In haar gevarsa? Jaloezie natuuriykl
u1 Ti bestaat toch bezwaar voor het onder
wijs. 't Is mogelijk, maar dan zijn het dus
slechts gevreesde, nog niot gevoelde bezwa
ren. En moet nu daarom het candidaat-
ambtenaarsei-ip nog dit jaar worden ingo-
voerd, zonder dot men nog weet, wat de Mi
nister overigens wil len aanzien der oplei
ding, zonder dat men dus nog weet, welko
consequenties hij wense te verbinden aan
het nieuwe instituut? Maar gesteld dan eens,
dat er uit den z. g. onbeperkton toeloop van
studenten voor den Indisohon dienst bezwa
ren spruiten voor het onderwijs to Lei
den, moet dan getracht wordn die bezwa
ren te ondervangen, door maar zoo bij een
golegenheidswetje klakkeloos aan de Leid-
sche universiteit in te voeren een daar te
voren onbekend instituut, dat volkomen in-
druischt tegen onze hooger-onderwijs-toestan.
don? Denkt men ook aan een candidaat-dok-
terschap, als dc toeloop van medici „onbe
perkt" is; of aan een candidaat-advocaat-
on-procureurschap, als de juristen onbeperkt
toeloopen? Immers neen! Dan tracht men
to geraken tot vermeerdering van onderwijs
krachten."
Dat dc zware concurrentie bij de grootamb-
tenaarscxamcns „aanleiding gaf tot twcc-
or driemaal herhaalde examens ter verkrij
ging van een voldoend volgnummer op de
ranglijst om voor uitzending in aanmerking
te komen", is, zegt hot blad verder, eon mis
stand, waarin een Lrzwaar ligt. Daarom
behoeft echter 't. canaidaats-ambtenaarschap
niot te wordon ingevoerd; mon kan liet
groot-ambtenaarsexamen best ccnigszins an
ders inrichten.
Verder spreekt dc Memorie van Toelich
ting van „do bezwaren, die in Nederland
voortvloeien uit do doorgaans zware concur-
rontio, wolko aanleiding gaf tot do terécht
gebrandmerkte punbenjacht". Voelt do
schrijver der Memorio niot, dat hij thans
voel te ver gaat? Weet hij niet, dat ons No
de rlandsch-Ind ié toch hcusch nog zoo slecht
niot wordt bestuurd en dat voor een deel
door ambtenaren, welko hun diploma haal
den op de puntenjicht, door minister
Idenburg nota bene gebrandmerkt? Zal geen
Kamerlid nu opstaan en vragen: „Toe, Ex
cellentie zeg ons eens met do hand op 't
hart. wordt ons IndiS slecht bestuurd? En
indien dit onverhoopt zoo mocht zijn, ligt
dit dan aan do vroegere opleiding? Of kan
hot ook liggen aan iets anders, aan don
arbeid, welke in het Oosten van onze ambte
naren wordt gevraagd cn dio niot altijd
strookt met wat jongelui van hun werkkring
hadden gehoopt; aan dc slechte promotie;
aan do vergeleken bij rechterlijke
ambtenaren, ingenieurs, enz. minder
gunstige financieel© positie, welke hun deel
is geworden? Zou het ook kunnen zijn, dat
in dergelijke zaken on niot in het vergelij
kend oxamen vóór of na de studie do cardo
is gelegen van het Indisch-ambtenaars-
vraagstuk?" En dergelijke vragen meer."
t)e Nieuwe Courant erkent, dat er bezwa
ren verbonden zijn aan de puntenjacht,
maar is van mconing, dafc deze bozwaren
slechts voor een deel te gelijk met hot weg
nemen van het vergelijkend examen zullen
worden weggenomen.
De Nieuwe Courant merkt op, dat een
staatscommissie voor het grootambtenaars
examen een onmisbaar vereischte is, zoolang
do opleiding onzer O.-I. ambtenaren niet
volledig is opgenomen in de wet op het
hoogcr onderwijs; zoolang zij dus niet ls
onttrokken aan het departement van kolo
niën cn overgebracht bij dat van binnen-
landsche zaken. Zij. zou liever zien, dat een
facultcits-examcn er voor werd in de plaats
gesteld, zooals dat bij a.s. rechterlijke
ambtenaren O.-I. het geval is, en het blad
heeft do overbrenging der opleiding naar
Leiden toegejuicht o. a. in de hoop, dat dit
desideratum zou worden bereikt.
„Dit kan nu nog niet en tegen een staats
examen is zooveel bezwaar niet, indien de
jongelui maar doordrongen zijn van het be
sef, dat hun eigen docenten zullen cxami-
neeren, al is dan het oordeel over den uit
slag van het examen ook mede aan an
doren. Want gebeurt dit, dan vallen do be
zwaren tegen het vergelijkend examen groo-
tendeels weg. Do puntcn-jacht zal ophou
den, indien er geen punten meer zijn, in
dien do examinator niet met punten gaat
werken. Minister Idenburg stelt voor, om
Dan worden do vrouwen altyd woest. Maar
van haar had hy hot minst zoo iets verwacht.
Zy was altyd zoo onverschillig.
Wat vloog zyt Het baar loshangend en
snikkend. Het drong tot hem door. Goddank,
dat er geen menschon aankwamen.
Wat had haar dan zoo gegriefd? Nu, de
waarheid, do eor: al te beminneiyk was hy
niet geweest. En dat zy nu zoo beslist optrad,
was voor hem een bowy's, dat zy ook haar
geduld kon vorliezen on eigon gedachten had.
„Grete, Greto, wacht dan toch I" schreeuwde
hy en zette eindeiyk de paraplule op, ton einde
haar te beschutten.
Zy luisterde echter niet. Toon hy hun
woning betrad, hoorde hy haar reeds boven
de gangdeur tooslaan.
Welnu, zooal9 zy wilde l
Ontstemd en wrevelig begaf hy zich naar
zyn kamer, verkleedde zich, liet zich thee
brengen, strekte zich behaagiyk op de chaise
longue uit en nam een boek ter hand. Eorst
laat, tegen middernacht, zocht hy de gemeen-
schappeiyke slaapkamer op. Het tweede bod
was leeg, dekens en kussens verdwenen.
„Zy heeft een ander kwartier opgezocht,"
mompelde hy met een Spottenden glimlach.
Hy voelde zich echter allesbehalve vrooiyk
te moede.
Het schemerde nog, toen hy den volgenden
morgon door den oppasser werd gowokt. Om
halfzeven moest hy ln de kazerne zyn; nu
was het zes uren. Haastig kleedde hy zich
aan. Hy wilde toch nog een paar woordon
met de prullende kleine spreken. Misschien
was zy dien nacht tot andore gedachten ge
komen.
Hy duwde tegon de deur van de logeer-
of zooala mevrouw Hakenschwerdt dl*
het candidaat-ambtenaarsexamen te laton
afnemen „door een commissio van vroede
mannen." Indien hij nu dc staatscommissie
voor het Groot-ambtenaarsexamen ook voor
even vroed wilde verklaren als die voor het
candidaat-ambtenaarsexamen en indien hij
haar vroeg: examineer hen, die zich opge
ven deel mij den uitslag van 't examen
mede met al de opmerkingen, die ge noodig
acht; maar ik vraag geen bekwaamheden in
cijfers uitgedrukt; dan zal ik die toch
ben de verantwoordelijke minister do
ranglijst opmaken. Men zal wijzen op mo
gelijkheid van protectie, van sympathieën
of antipathieën; maar is het gevaar daar
van hierbij grooter dan bij het gewone sol-
liciteeren, wat bij dc meeste andere betrek
kingen in ons land plaats vindt; grooter
dan bij de caudidaat-ambtcnaarskouze,
welke de minister zelf voorstelt? Immers
neen 1"
Men heeft nog niet ernstig overwogen,
zegt bet blad, of behoud van een eindexa
men, waarvan de keus afhangt, niet nog
mogelijk is. En voordat men dit heeft ge
daan, mag men zich, meent zij, nog wel eens
ernstig bedenken, vóór men het nieuwe in
stituut instelt.
„Want wij vreezen nog iets. Thans is men
bang voor te minutieuze studie, voor pom
perij, enz. met het oog op puntenjacht.
Maar vreest men dan bij het candidaat-
amhtcnaarschap niet voor een minimum
studie bij een deel van hen, dio hot gemak
kelijk gelieven op te nemen Wanneer deze
gemakkelijke luitjes denken: het gouverne
ment heeft ambtenaren noodig; laat ons
niet meer werken dan hoog noodig is, zal
dit geen bezwaar zijn voor ernstige, ont
wikkelende studie? Natuurlijk is een ernstig
afgenomen examen een waarborg voor vol
doende capaciteit; maar zoo min als men
sommige jongelui van puntenjacht kan
weéi^ouden, zoo min zal men do onverschil
ligen aan bovengenoemd verkeerd denk
beeld ontwennen. En neemt do Regcering
een grooter aantal candidaat-ambtenaren
dan zij noodig heeft (uit vrees bijv. voor
niet-slagcn, voor ziekte, enz.), dan moet
men toch weer gaan vergelijken bij het eind
examen; cn moet men toch weer aan hen,
die dit eind-examen afnemen, het vaststel
len van een rangorde toevertrouwen, wat
men hun nu ontnemen wil."
Het blad heeft wel eens als bezwaar tegen
het vergelijkend examen aan het slot der
studie gehoord, dat een -vergelijkend exa
men niet thuis behoort aan een universi
teit, en zij geeft dit toe.
„Maar tegen een eindexamen, zooals wij
ons voorstellen, weegt reeds dit bezwaar
minder. Wij laten dit echter daar, maar
vragen op onzo beurt: behoort een insti
tuut als het candidaat-ambtenaarschap dan
wël aan eon universiteit tehuis? Want cn
hierover rept de M. v. T. niet met het
instellen daarvan is het niet u... Daardoor
wordt een band in liet leven geroepen tus-
schon de Regeering en dc candidaat-ambte
naren. De corsto kan vorderen, moet vorde
ren in het belang van den dienst, dat do stu
dio binnen een zeker aantal jaren is afgc-
loopcnzij moet toezicht kunnen uitoefenen
op de jongelui, als dit noodig blijkt. Wat-
vertelt do minister daaromtrent in zijn M.
v. T. Niets 1 Maar aanvaardt men het can
didaat-ambtenaarschap, dan aanvaardt men
tevens deze consequenties l Eu past dit alles
wèl in 't kader onzer universiteiten? Men
vrage zich dit ernstig af. Wij zouden zeggen,
dat dit alles passen mogo bij een afzonder
lijke instelling, niet bij het vrije studieleven
aan onzo universiteiten.
En ook is het niet goed voor do toekom
stige ambtenaren zelvcn. Zij moeten niet een
apert stuk studenten zijn, zoo min als inge
nieurs en rechterlijke ambtenaren O.-I., mot
wie zij later de hooge posities in onze Oost
zullen innemen. Geen dergelijke verschillen
gemaakt, waardoor onwillekeurig een grens
wordt getrokken, niet ten voordeclc onzer
bestuursambtenaren. En vooral niet, als
men er misschien toe gaat overhellen om een
korten studietijd voor O.-I. ambtenaren in
te stellen."
Voorts komt De Nieuwe Courant met den
meesten nadruk cr tegen op, dat nu inci
denteel zal beslist worden over het voortbe
staan van afdeeling B van het gymnasium
noemde toekomstige kinderkamer, waarin
zy don nacht had doorgebracht. Deze was
niet gosloton en hy trad binnen. Het licht
brandde reeds. Grete zat in een morgenjapon
op baar bed. Hy zag dadeiyk, dat zy een
roodon, gezwollen neus en beBchreido oogon
had. Dat ergerde hem opnieuw. Zulk oen
spektakel om niets.
„Wat zyn dat voor belachelykheden, Greto?
Ik heb een hekel aan scènes en nu zolfs zulk
eon dwaze comedlel" Hy wees met oon ver-
achteiyk gobaar op hot bod. „Ik heb nu geen
tyd, heb dienst, maar ik hoop, dat als ik
terugkom, gy verstandig zult zUn gowordon."
Hy boog zich ovor haar heen on kuste
haar vluchtig op do lippen. Zy haalde diep
adem, wierp het hoofd achterover en zag zyn
bruin, kDap gelaat, dat zy zoo lief had go-
had, vlak by het haro. Een dol verlangon om
de armen om zyn hals te slaan, hora naar
zich toe te trekken en zyn gezicht mot kussen
to bedekken, maakte zich van haar moestor.
Maar reeds hief hy het hoofd weer op en
keerde zich van haar af. Tot uiteenzettingen
had hy nu geon tyd. Hy moest dadoiyk weg.
„En in het vervolg laat gy zulke scènes
als gisteravond achtorwego. Dat duld Ik abso
luut niet. Ik wil niet aan den ketting liggen",
zeido hy, roods in de deur. „Weet go, ge zyt
te veeleischend, lieve, en een vrouw van de
wereld zou zulke kunsten als gy gisteravond
niet uitgehaald hebben. Nu, adieu 1"
Zy staarde hom doodebloek na.
Om elf uren kwam Heinzendorff weer thuis.
Hy moest den tyd daartoe uitzuinigen, want
juist dien dag had hy het afschuweiyk druk.
Maar een inneilyke onrust, een zeker onbe-
haagiyk gevoel droef hem naar huls. Hy moest
toch zien, wat daar aan de band was.
Zyn geweten was niet geheel sulver. Dt
Willem III te Batavia. Zij is gekant tegen
een systeem, dat mogelijk maakt, dat men
ambtenaar kan worden, vertegenwoordiger,
van het Noderlnndsch gezag, in Indië, zon
der dat men Nederland ooit heeft gezien.
Prof. J. do Louter bespreekt in heb
V trechtsch Dagblad hot voorstel der ltegee
ring om to bepalen, dat het den Koning zal
vrijstaan, „indien dit in het belang der
binnenlandscho nijverheid noodig z~il zijn,
bij algomcenen moatrogel van bestuur bepa
lingen vast to stollen omtrent de heffing
van invoorrooht op suiker."
Daargelaten do economische belangen,
hierbij betrokken, zegt de schrijver, rijst
terstond do zuiver juridische waag, of
zulk een voorschrift vereenigbaar ia meb
artikel 174 G.„Geen belastingen kunnen
ten behoove van 's Rijks kas wordon gcho-
ven dan uit kracht van een wet."
„Mcu heeft do beraamd© dolegatio pogen
te verdedigen door to beweren, dat art. 171
G. wol voorschrijft, dat belastingen alleen
uit kracht van do wet mogen worden gehe
ven, maar daarom nog niet bij do wet be
hoeven tc worden geregold. Immc.s. in arte
5ö dor Grondwet wordt ovencens bepaald,
dat bepalingen door straffen to handhaven
in een algemconen maatrogel van bestuur
niot dan krachtens do wet mogen worden op
genomen, terwijl de wet zelve de op to leg-
gon straffen regelt. Daargelaten, dat hier
geen tegenstelling tusschen uit kracht van
on bij de wet voorkomt, vorliezo men niet
uit het oog, dat art. 56 juist ten doel heelt
de grenzen to trekken tusschen de wetgeven
de macht van de Kroon on van den rijks-
wetgever in het algomoen, en hier de zeer
betwiste vraag naar 's Konings strafwet-
gevende macht beslecht door to bepalen, dab
dezo bovocgdhoid altijd moet rusten op een
wet, m.a.w. zonder zulk een wet niet be
staat. Hier is geen sprake van hot matcrio
door wet of Kroon te regelen, maar vnn do
verhouding tusschen beide op het gebied
van het strafrecht in het algemeen. Het
gaat niet aan uit dit algemeen© verband ge
volgtrekkingen af to leiden ten aanzien
van artikelen, waarin juist aan icdor or
gaan een bijzondere bevoegdheid wordt too-
gokend."
In do tweede plaats heeft men zich be
roepen op antecedc.nten, wolko do bevoegd
heid van den wetgever om do invoering van
een surtaxc aan do Kroon over tc laten,
buiten twijfel zouden stollon. Maar prof.
Do Loutor betoogt uitvoerig, dat deze antc-
ocdonton geen van alle bewijzen, dat de wet-
gevor, zelfs onder minder strenge grond-
wettigo bepalingen, ooit vrijheid heeft go-
vonden zijn bevoegdheid tot invoering
eenor nieuwo belasting aan do Kroon over
te dragon onverschillig of dat volstrokt
onvoorwaardelijk geschiedde of tot zeker
maximum beperkt bleef.
„Acht de wetgever zich inderdaad ver
plicht en bevoegd om in deze aan dc Re-
geering zekere vrijhoid te schenken, dan
zou ongotwijfcld do invoering bij do wet
met bepaling van een maximum-bedrag,
dat door do Regeering ondor zekere voor-
waardon kan worden verlaagd, hot minst
aan bedenking blootstaan. Naar mijn mee
ning verdient echter zulk een maatregel
ook in dezen minst aanstootelij ken vorm
hot verwijt van ongrondwettigheid on mits
dien strenge afkeuring.
Blijkt uit het voorafgaande, dat het
voorstel der Regeering bezwaarlijk met do
letter der Grondwet is to rijmen, liet is ook
in vierkanten strijd mot haar bedoeling,-
Immers, do Grondwet oischt openbaArhoid
in zake belastingen, opdat de beweegrede
nen aan het licht komon en ruimschoots
afin do critiek dor openbare mcening wor
den blootgesteld. Zij verlangt oven na
tuurlijk zekerheid voor do belastingplicht^
gen, inzonderheid voor hen, die in cenig
aan belasting onderworpen artikel handel
drijven of zaken doen. Zij beoogt zekcro
duurzaamheid en standvastigheid, dio on
voldoende is gewaarborgd door do vaak
afwisselende inzichten van opeenvolgende
mmislcriën. Terecht heeft daarom do
Grondwet invoering cn regeling van nieuwo
bolastingen aan de wet voorbehouden en
slechts bij uitzondering do Kroon tot dit
gebied toegelaten. Een voorstel, hetwelk
strakke uitdrukking van haar gelaat, toon by
haar dlon morgon verliot, zweefde hem voor
oogen. Het was bleek tot in de lippon, en
de oogen zoo groot on met donkoro kringon,
als hy niet had godacht, dat het kleine, on
schuldige vrouwtjo er ooit zou kunnen uitzien.
Hij liep door allo kamors, wilde haar
spreken, rukte aan do deur van haar pruil«
hoek, maar er werd niot opongodaan, ofschoon
hy haar hoorde loopon.
Wat nu? Schandaal makon of do dour indruk
ken kon hy toch niet, vanwogo de dienst
boden. Louise had bovendien gehoord, dat
zyn vrouw hem niot binnenliet en kon een
glimlach van leodvermaak niot verbergen.
Neen, het was werkeiyk schandoiyk van do
kleine.
Hy vertrok dus weer, daar by geon tyd
meer had te verliezen. Om één uur 's middags
verscheen do kapitein weor in zyn woning
en hoopte zyn gemalin aan tafel te vlndeD,
Maar Louise doolde hem mede, dat mevrouw
zich onwel gevoelde en volstrokt geen trek
in eten had.
Verduiveld! Dan verlangde by ook niets,
hy kon wel in het casino dineeren, dan had
hy ten minste gezelschap.
En woedend stormde hy wog.
Ofschoon hy zich voorgenomen had, na
juist, wyi zyn vrouw zoo weerspannig wal
en hem biykbaar naar beroomde voorbeelden
tot een pantoffelheld wilde mokon, tot laat in
den nacht uit te blyven, kwam hy toch reodt
om negen uren 'e avonds weor thuis.
(Wordt vervolgd.)