Burgerlijk opgevoede vorstenkinderen.
man te praten en mij aan te zetten, dat i k
ook moest helpen- Bij moest niet alleen zelf
ataken, zei juffrouwmaar ook anderen
aanzetten; hij had meer tijd dan sommigen,
£ua die moest daarvoor gebruikt. 0> ze hit-
aten zoo
„Maar waarom toch naar ze geluisterd?"
„O, Mevrouw" (ze balt de vuisten), „die
twee dames, wat maakten ze ons gelukkig 1
Wij weten zoo weinig, ik ben zoo dom en
zulke knappe menschen praten zoo mooi, je
mot ze wel geloovenEerst lachte m'n
man, maar dat vonden ze schande; ze ver
weten hem dat en zeiden, dat het plicht was,
al hadt je het zelf goed, om ook aan anderen
te denken. Staken moest hij en praten. Geen
oogenblik van vrijen tijd moest ie verloren
laten gaan."
Do arme vrouw bet haar zieke oogen met
frisch water; ik ben onmachtig te spreken.
Na een pauze herneemt ze:
,,Dat deed m'n man en beloofde alles te
doen, wat de dame voorschreef en gelastte.
Toen deed hij datoch, ik behoef niets
meer te zeggen, u begrijpt er alles van.
,,En ben je al eens naar den stationschef
geweest V'
Ze knikt toestemmend.
„En wat zei die?"
„Opgehangen moesten die twee, midden
op het perron, zooveel ellende hadden ze ge
sticht. We waren de ecnigen niet dat zei ie,
maar helpen, arme ziel, dat kan ik je niet...
morgen wordt de plaats van je man inge
nomen door een, die niet meedeed
„En komen die dames nu niet bij je,
trekken ze zich jullie niet aan?"
„Moed maar houden", zei de een, die het
ergste hitste, „een volgenden keer is de over
winning aan onsze zou'en on6 opgeven
voor ondersteuning. Da's alles."
„Daar zijn ze juistdie twee op de
fiets. Ze komen alle dagen langs, als ze uit
do Wilhelminaschool komen; ze maken pret
en kijken naar ons niet meer om
,,'t Is schande 1"
„Hoe dom toch ook van jo man, om toe te
geven
„Maak hem geen verwijt, Mevrouw. Hij
meende waarachtig goed te doen. Een uur
long wond de juffrouw ons op. Ze vertel
de, dat ie solidair moest wezen, daar kwam
de overwinning van. Later bracht zo allerlei
papieren, die m'n man moest verspreiden en
door z'n broer in de kazerne laten smokke
lenmaar laat ik elou maar zwijgen
het ligt er toe."
„En waar leef jullie nu van?"
„Van 2 ondersteuning en vanzie
maar eens. Do secretaire is verkocht, m'n
gou i en m'n mans horloge zijn in den lom
bard, straks gaat de spiegel, dio is door een
buurmeisje gekocht, dat trouwen gaat. Ver
huizen zullen we moetener zal niet veel
over te dragen zijnEn kon ik nou maar
verdienen, maar ik kan met moeite de kou
sen stoppen voor m'n man en kinderen."
Mijn hart brak van al, wat ik zag cn
hoorde.
Ik verliet de arme en beloofde, wat ieder
mensch doen zou: dat ik voor haar zou be
proeven, wat in mijn vermogen was.
Allereerst werd door mijn bemiddeling de
vrouw verpleegd in de oogafdeeling van het
groote gasthuis en daar ze in donker moet
blijven, is ze daar voor veertien dagen op
genomen. De twee kinderen besteedde ik uit
bij een vrouw, dio ik kendede huiseigenaar
laat voorloopig de huur bij mij innen en de
man verdient als los werkman den kost
voor zichzelf. Mochten spoedig de „betere
'tijden" aanbreken voor die arme slacht
offers
Geen wonder, dat ik geheel vervuld was
on bleef van de ellende, die ik voor oogen
hield, en hoe groot mijn afschuw en veront
waardiging waren voor die vrouwen-ramp-
stichtsters.
En nu kom ik zooeven terug van een leer
rede, in een der vriendelijke kleine kerkge
bouwen gehouden.
11 Naar aanleiding van de woorden: „Eén
kudde onder één herder" werd gesproken
over herders en schapen in figuurlijken zin
De eervolle taak werd geschetst van wie
voorganger of leidsman wil zijnmoeilijk
vooral wegens de ontzettende verantwoor
delijkheid. Zoodra die voor oogen staat,
sal de herder voelen hoe diep zijn geloof
moet zijn in het goede.
Volksleiders zijn herders der menigte.
Veel en alles hangt af van drijfveer en doel,
waarmee die taak wordt aanvaard.
Van de vroegste eeuwen af had het volk
behoefte aan voorgangers, maar te allen tij
de hebben zelfzucht en zelfverheerlijking,
naast lichtvaardigheid en partijzucht, de
leiders verblind en de oogen doen sluiten
voor de gevaren, waaraan de volgelingen
worden blootgesteld. „Wee hem of haar, die,
als de blinddoek afvalt en het oog weer door
de nevelen ziet, de verbijsterde schapen aan
schouwt, die angstig vragen: Waarheen
hebt ge ons gobraoht
De laatste maanden hebben helderder dan
ooit doen inzien, hoe diep do mannen en
vrouwen, voorgangers en voorgangsters, de
demagogen van onzen tijd, van hun verant
woordelijkheid dienen doordrongen te zijn.
Hoe ontzettend was de ontgoocholing der
volgelingen l Zeggingskracht is een heerlij
ke bezitting, doch men zie toe, hoe die moet
worden gebruikt.
Duizenden slachtoffers van partijzucht
heffen de handen thans op tot mannen en
vrouwen, die roekeloos partij trokken van
dc onkunde der menigte
Dc maatschappij heeft meer don ooit be
hoefte aan volksleiders. Mochten er velen
verschijnen, vervuld van liefde voor ons
dierbaar Vorstenhuis, van eerbied en gezag,
leiders met koele hoofden en warme harten,
gereed om zich in gemeenschap te stellen
met hen, die thans zoo eenzijdig worden
voorgelicht, gereed om de handen toe te
steken en op te heffen hen, die in duister
voorttasten, hen, die evengoed het slacht
offer zijn van koude onverschilligheid als
van misplaatsten ijver en geestdrift.
Jammer, dacht ik, dat de onderwijzeres
sen, van wie ik vernam, niet onder het ge
hoor waren. B
[Ontleend aan Met Nxeuvn van den Dag\
Dat niofc alle vorstenkinderen vorstelijk
worden opgovoed onder „vorstelijk" hier
te verstaan: weelderig leert de geschie
denis, wat betreft den niet lang geleden ge
storven hertog Nicolaas van Wurtemberg,
den laatston afstammeling der Karlsruher
Evangelische Linie, lïertog Ni colaas en zijn
reeds vroeger overleden broeder hertog Wil
helm waren de eerste Duitsche prinsen, die
door hun ouders naar een school werden ge
zonden. Natuurlijk gingen zij onder geleide,
dat van den slotprediker Theodoor Mertens,
een voortreffelijk paedagoog. Een aantal
brieven, die Mertens aan de ouders van de
jonge prinsen schreef, geven een aardig kijk
je op de eenvoudige wijze, waarop zij met
hun drieën in den vreemde leefden.
Het eerst waren de prinsen op school te
Mei ringen cn daarna op het gymnasium te
Breslau. Van Breslau uit schreef Mertens
27 April 1843 o. a.
„Met het eten zijn wij nu uit de verlegen
heid geredhet eten van het station is heel
good; de portie koet 8 silbergToschen, n. 1.
1 edlborgrosohen voor de soep, 3 voor het
rundvleeech met groenten en aardappelen,
3 voor het gebraad on 1 voor compote; in
plaats van het rundvleesoh krijgen wij soms
ook melkkost. De hoeveelheid ie z66 ruim,
dat wij mot zijn drieën aan twee porties
ruimschoots voldoende hebben en er nog wat
overblijft. Bij abonnement wordt het zelfs
nog wat goedkooper. 's Avonds drinken wij
doorgaans warme melk cn eten we ook wel
eens in beete asch gebraden aardappelen
met wat er 's middags van ons vleesch is
overgebleven. Wanneer wij nog eens het een
en ander uit Karlsruhe krijgen, nemen wij
dat altijd mot dankbaarheid in ontvangst.
Eenmaal in de week drinken wij 's avonds
chocola-de..."
In een anderen brief beklaagt Mertens
zich er over, dat hot huis, dat zij bewonen,
zoo koud is en zij dus zooveel brandstof noo-
dig hebben. Wat hout uit het Earisruher
slot zou zeer welkom zijn
jEenigcn tijd na hun aankomst te Heinin
gen schreef Martens o. a.
„Ik geloof thans te mogen aannemen, dat
behalve het geld voor onze groote re reizen,
wij jaarlijks aan 1000 florijnen of 700 thaler
genoeg zullen hebben en daarmee ook nog de
koeten onzer eerste inrichting kunnen goed
maken. De uitgaven in October (met dc,
eerste inrichting) bedroegen 300 £L, in No-j
vember 75, in December met wasch on huur,
voor een verreljaara ongeveer 150 florij
nen
Zeker niet te duur voor een vorstelijke
huishouding 1 Intusschen scheen Mertens ook
rekening te houden met dan niet schitteren
den financdeelen toestand van de ouder»
der Prinsen. De jongelieden hielden even
wel veel van hem, al hield hij ze ook kort.
Dat waa het resultaat van do toepassing
zijner gezonde begrippen over opvoeding.
Toen de Prinsen in 18-13 naar Breslau
zouden vertrekken, toonde hun moedor zich
eenigszins bezorgd over do „gevaren eener
groote stad" en wilde hen liever naar Brdeg
zonden. Maar Mertens schreef
„De knapen moeten vroeger of later toch
do wijde wereld in en dan is het beter, dat
zij daarvan nu al iets to ripm krijgen, dan
dat zij haar later plotseling onvoorbereid
binnentreden; bovendien moet een rijpend
jongeling niet onder al te streng toezicht
staan; inricht, wil en karakter worden al
leen in de buitenwereld krachtig."
In een anderen brief aan. de hertogin-
moeder schreef Mertens:
„Men kan wel meenen, dat een jonge ttolti
goed is opgevoed, wannéér hij een. opvoe
ding volgens zijn stand heeft genoten; ik
meen evenwel, dat, als hij good is opgevoed,
hij dan ook voor eiken stond passend is op
gevoed. Tot nu toe heb ik niet den hertog
maar den mensch in het oog gehouden
De geestelijke adol of onodel wordt den
mensch niet door opvoeding bijgebracht;
daar is hij mee geborenmaar daarom
maakt de stand hierin ook geen onder
scheid; geestelijken adel of onndal heeft
men in alle standen en de uiterlijke voor
name mameren, die door een zekere wijze
van opvoeden cn leven worden aangeleerd,
verschillen hemelsbreed van innerlijke
deugden..,,.. Men moet eerst in. een menech
den mensch ten goede ontwikkelen; de voor
rechten der geboorte krijgen daardoor dub
bele waarde."
Mertens heeft hot genoegen mngwn sma
ken, dat xijn bedde kwcckedimgea tot rijn
dood toe zijn beste vrienden zijn gebleven.
Primitieve vaartuigen.
Met lucht gevulde dierenhuiden worden
in oude tijden veel als vaartuigen gebruikt.
Op groote schaal ziet men ze in We6t-
Azië nog op Tigris en Eufraat, waar ze
eenigsrins den overgang vormen tusschen
een vlot en het holle schip. De kei oka zoo
worden zdj genoemd bestaan uit een zeker
aantal met lucht gevulde zakken, in con
centrische rijen aan elkaar gebonden. Daar
op bevestigen de ©chippers een planken
vloer, dien rij met een dikke laag gras en
kruiden bedekken, om de lading tegen de
aanraking met bet water te beveiligen. Zij
stapelen hun koopwaren er op, en van hoo
rnen voorzien voor het sturen, takken rij ds
rivier af, in den regel tonder ongelukken,
al ha reten eer ook wel eens eemge zakken.
Stroom-op zouden ze met hun vaartuig
niet ver komen; daarom verkoopen de schip
pers ter plaatste hunner bestemming do
koopwaar tegen vrij hoogen prijs, laden deze
op don rug van ezels en keeran naar hun
uitgangspunt terug.
Voor de vlotten, waarmee passagiers wor
den vervoord, gebruikt men soms tochtig
zakken en op het schip wordt een hut of
tont geplaatst; vijftig zakken zijn daarente
gen voldoende voor het vervoer van schapen
of gevogelte, van vruchten, kaas of granen.
Men kan die vaartuigen overal gebruiken,
want rij glijden gemakkelijk over de stroom
versnellingen heen.
Do steppenbewoners van het La-Plata-
gebied in Znid-Amerika hebben eveneens
wel opgeblazen, ronder huiden gebruikt
voor het oversteken van do groote Zuidame-
rikaanficbe rivieren. Of ze hij auz» expdo-