Wekelljksche Kalender. RECEPT. Stofgoud. ALLERLEI. 6. Het vocht begint den muur te ont vloeien. 6. De zwaluw scheert langs 't spichtig grae- 7. Dc vlieg verstoort de logge koeien. 8. Do kikvorsck kwaakt in d' enge plas. 9. Flink, mijn patrijshond, zit te droomen. (10. Het stof draait dwarlend in den vliet, ill. De viseohen spartlen op de stroom en. 'IS. Het regende ook op St.-Margriet. 13. Hobt gij den stank der gracht geroken 14. Zaagt gij dien fraai en regenboog? 16. De zon is neovlig ncergedoken. 16. Ondraaglijk kwelt me een eksteroog. ,17. De huiskat strijkt haar fulpen wangen. ;18. Gesloten is de pimpernel. 19. De rneerle fluit haar zoete zangen. 20. Ei, hoor, wat piept do krekel schel ,21. Het loeiend vee wil 't veld verlaten. 22. 't Verschiet schijnt ons nabij te zijn. 23. Ik hoor de onruste schapen blaten. 24 Aanhoudend knort het ronkend zwijn. 25. Do slakken zijn met zand bestoven. 28. De padden kruipen ginds en her. 27. De Haver heft dc kruin naar boven. 28. Flauw glinstert zelfs de grootste ster. 89. De pauw verheft haar schelle kreten. 30. Het rijpaard trapt vol ongeduld. BI. Mijn hond wil gras voor beendren eten. 32. Zie hoe een kring de maan omhult. 33. De glimworm blikt in vollen lui ter. 34 De koekoek roept in 't eenzaam woud. 35. De maan schijnt rood door 't neevlig duister. 38. Het is, schoon zomer, nat en koud. B7. De ganzen gagg'leu, de eenden kwaken. B8. De gladde zuring kruipt ineen. 39. Het hout zet uit met hoorbaar kraken. 40. Het vocht omwelb den blauwen steen. ,41. De raven storten zwierend neder. 42. In gang en kamers kruipt de spin. '43. Do herder spelt onstuimig weder. 44 En nieuwe of volle maan viel Maan dag in. De kleine virtuoos. Daar trekt hij heen, de zoon van 't Zuiden, Door boöch en hoi loopt vaak zijn pad, Hij zingt en speelt, voor alle huizen, Hooit spelensmoe, hoe afgemat. Zoo trok hij voort, van 't-zoele Zuiden Naar 't vreemde, kille Hoorden heen". Ver van zijn hutje en dierbre moeder, Staat hij thans eenzaam en alleen. Zijn blik, Gehoon vurig, blij en open, Trekt ieder aan, die 'tknaapje ziet; En lachend neemt hij ied're gave, Die men den kleinen speelman biedt. Maar als hij zich, zoo eenzaam zwervend, Waant door geen menschenoog bespied, Dan weent hij, peinzend over moeder En over "t land, dat bij verliet. ,Dan neemt hij. met een traan in de oogen, 't Hom dierbaar speeltuig weer ter haod, Dan speelt hij tonen vol van heimwee Haar moederlief en 't vaderland. De kleine kunsfnaar stort in tonen, Bekorend schoon, zijn harte uit, Hergeeft het trillen zijner ziele In 't weemoedvolle snaargeluid. Dan hiistfren, ach, alleen de bloemkens, Verscholen tnsschen dorre hei, Naar 't kinderlied van 'tarmo knaapje, Zoo boeiend-echoon van melodij. Dit lied zong hem zijn lieve moeder Toen hij nog in zijn wiegje lag; En, zwerft hij nu door vreemde streken, Dat lied vcrzoR hem dag aan dag. Dan rijst hem 't beeld dier lieve moeder, Geknield, hem zeeg'nend, voor den geest. Het wijst hem opwaarts, op d'Algoede, Die steeds haar Helper is geweest. Daar trekt hij been, 'de zoon van 't Zuiden, Door bosch en hei loopt vaak zijn pad. Hij zingt en speelt, voor alle huizen, Hooit spelensmoe, hoe afgemat. Zondag. De ledige plaatsen in de kerken en de be stoven bijbels in vele huizen zijn de ellende en het verderf van ons volk. Maandag. De kinderen geheel af te zonderen uit vrees, dat zij besmet worden door gebreken en ondeugden van hun makkers, leidt vaak tot zwakheid van karakter en onbekendheid met do gevaren, waaraan zij later toch blootgesteld zullen worden. Het blijft plicht de kinderen ten goede uit te rusten. Dinsdag. Wanneer de religie wordt weggenomen, dan is er niets voor in de plaats te brongen. Woemdag. Ernstige materialistische denkers gevoe len dikwerf in zich de zedelijke nawerking van een godsdienstigen geloofsgrond. Donderdag. Hoe ijdel het leven is, blijkt het best uit de snelheid, waarmede groote mannen en zoogenaamde onmisbaren vergeten worden. Vrijdag. Haast u om uw fouten voor uw vrienden te erkennen. Zaterdag. Deugd alleen is rijkdom. Pastei van Kalfskop. Men neme een halven kalfskop, ham, vier hard gekookte eieren, cayenne en nootmus kaat. Bereiding: Den halven kalfskop gaar ko ken en in vierkante stukjes snijden. Op den bodem van een pasteipot een laagje ham plaatsen, daarop de stukjes kalfskop, het vet, de huid, enz. gelijk verdeelende, daarop weer een laag ham, vervolgens stukjes kalfskop, tot alles gebruikt is. De tong wordt in het midden geplaatst. Balletjes maken van de harde eieren met de hersens, de cayenne en de nootmuskaat, deze om de tong leggen, een gedeelte van den bouil lon, waarin de kop kookte, er bij voegen, het geheel met pasteideeg bedekken en in 'den oven bakken. Het groote leven ingaan, troostend, hel pend, reinigend, en daardoor komen tot zelfvolmaking, d.i. zelfverwezenlijking, en zoo naderen bot God. Uot „Hilda van Suylenburg." Zy kende hem maar al te goed. ,,Hu mevrouw," zei de advocaat van den beklaagde tot eeai klein zwartoogig, zenuw achtig vrouwtje, dat als getuige in de zaak gehoord werd, „wees u als 't u blieft zoo kort mogelijk. Kent u den beklaagde?" „Kennen, wie?" „Den beklaagde: Jozef Wolf!" „Jozef Wolf? Ja, dien ken ik, en zijn vader kende ik voor hem en ik weet niets goeds van hen te vertollen on ik denk niet..." „Wat u met denkt, kan ons niet schelen, mevrouw. Antwoord alleen maar „ja" of „neen" op mijn vragen." „Wat voor vragen?" „Kent u Jozef Wolf?" „Nu of ik dien ken. Vraag Jozef Wolf maar eens of hij mij kent! Vraag hein maar eens, of hij do arme weduwe nog kent, die hij voor vijftig gulden heeit opgelicht. Vraag..." „Mevrouw, ik „Vraag hem maar eens, wiens boomgaard hij laatst geplunderd heeft. Vraag maar eens aan zijn vrouw Betsy, of ze iets afweet van een vrouw, die in het land van haar buur- man stiekem drie koeien molk. Vraag „Mevrouw, antwoord nu „Vraag Jozef Wolf maar eens naar zijn oom, die in de gevangenis is gestorven. Vraag hem eens naar zijn moeder in het werkhuis. Vraag Betey maar naar den steen, dien ze gestopt had in de boter, die j ze verleden lente verkocht „Ik zeg u, mevrouw, dat „Vraag maar aan Jozef Wolf, erf hij iemand kent, dóe tien ganzen eerst zoo veel1 zout liet eten, als ze maar konden, en toen zooveel drinken als ze maar konden, alles om ze er maar dik en vet uit te laten zien op de markt. Wat zal hij daar tegen in brengen?" „Dat heeft met de zaak niets te maken. Ik vraag u )rDan was er nog de oude Azareél Wolf, die zijn woonplaats is uitgejaagd, en de eigen broeder van Betsy, die bij een inbraak gesnapt is te middernacht. Vraag Jozef..." „Mevrouw, wat weet u van deze zaak „Daar weet ik absoluut niets van. Maar ik ben zeker, dat Jozef Wolf schuldig is, waarvan hij ook is beklaagd." Een listige moeder. Te Bayonue (New-Jersey, V. S.) woont een mevrouw Ebstein, moeder van negen kinderen. Zij zou verhuizen, maar geen en kele „huisbaas" wenschte haar als huur ster te hebben: het negental joeg vrees aan. Ten einde raad, verzon zij een krijgslist. Toen zij zich opnieuw bij een huuragent- schap vervoegde en de agent haar weer de noodlottige vraag stelde: „En heeft u kin deren?" antwoordde zij met tranen in haar stem: „Zij zijn op het kerkhof." Dat vond de agent treurig, maar uit zijn eigen zakelijk standpunt nog niet zoo kwaad. Het huurcontract werd afgesloten en de dame betrok den volgenden dag het huis met de negen kinderen, die juist op het gevaar- Kjk oogenblik waren uitgezonden om een wandeling op het kerkhof te maken. Een ideaal dienstmeisje gevraagd. Voor een dienstmeisje, mits een ideaal m haar soort, is een mil li oen dollars te verdienen. Zij moet alleen aan de volgende voorwaar den voldoenBlijven in den dienst van haar werkgever, tot deze ontslaapt; een goed hu meur bezattenhart gevoelen voor haar taak; geen babbelkous wezen, die „uit het huis vertelt"ingetogen levengeen bokken schieten bij bediening aan tafel; raden wat zij te doen heeftzij moet kunnen zieken-op- passen, koken en een perfecte en handige kamenier zijn. Goede behandeling wordt verzekerd en nog meerZij krijgt hooge huur (het bedrag van den godspenning staat niet aangege ven) dc huisregel wordt ingericht voor haar gemak; de familie zal desgevorderd verhuizen, als do meid dat noodig oordeelt om beter haar werk te kunnen doenbij de vaststelling van het menu zal de smaak van de meid den doorslag bij eiken maaltijd geven; het gezin zal haar altijd eerbiedig toespreken en haar als familielid beschou wen en behandelen. Adres: den Heer John Farson, bankier te Chicago, die nooit „meiden kon houden" j en, volgens zijn kennissen, ook voor het be-, loofde millioen, na zijn dood uit te betalen, geen dienstbode zal vinden, die 't bij hem aan huis uithoudt. Oplossing van het Raadsel in bet wig Zondagsblad Paramaribo. Woord-Rebus. S T T 1 I A On. [Antwoord in het volgend Zondagsblad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 12