N°. 13253
"Vrijdag: 8 Mei.
A'. 1903.
fleze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Oudnederlandsche Liederen.
FEUILLETON.
IOo dilettant.
EIISCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per week 9 Oentaj per 3 maanden 2 f 1.10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten geveBtigd zijn 1.30.
Franco per post1.65.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedero regel meer f 0.17 jt. Grootere letters naar
plaatsruimte. Kleine advortentiën van 30 woorden 40 Oents oontontelk
tiental woorden meer 10 Oents.Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend.
Het Leidsch publiek heeft reden zich le
wei-heugen in het vooruitzicht op een avond
,van groot muzikaal en letterkundig genot.
Het schijnt zoo goed als zeker, dat op
jWoensdag 20 Mei een koor van Vlaam-
sche zangere en zangeressen uit Gent, onder
j folding van den heer Oscar Roels, hier een
aantal Oudnederlandscho liederen ten ge-
hoore zal brengen.
Gaarne voldoe ik aan het tot mij gericht
verzoek: deze stamverwanten en hunne lie
deren met een enkel woord in to leaden bij
'de inwoners dezer stad.
Het Nederlandsche volk bezit in zijne
oude liedoren ccn schat van poëzie en mu-
ziek, dien het veel te lang heeft verwaar
loosd uit dwaze voorliefde voor alles wat
maar uit het buitenland komt, dien het
slechts ton halve kent en waardeert, dien
het nadat een Duitedh dichter ons daar
toe opgewekt had eerst langzamerhand
op den rechten prijs gaat stellen.
Vooral in de 14de, 15de en 16de eeuw
wolden in Noord- en Zuid-Nederland, maar
in het Zuiden rijkelijker misschien dan in
het Noorden, honderden bij honderden lie
deren op uit do volksziel als frisch bron
water uit de aardo: verhalende liederen met
vluggen, spring-nden gang als het Blauw
baards-sprookje „van Here Halewijn" en
de weemoedige ridderromance ,,Het daghet
iii den Oo6ten"; geestelijke liederen, naïef-
vroora on zuiver van gevoel, als ,,In 't
stalleken van Bethlehem" en „Er was een
maegdetjo zuiver en net"; fraaie en niet
zeidon schalke minneliederen als Schoon-
lief, hoe ligt ghy hier en slaept", als het
teedere „Myn hertken heeft altyt verlan-
ghon"; politieke liederen eindelijk, helder
opklinkend als trompetsignalen, en voorts
tallooze andere liederen en liedjes van ge-
mengden inhoud, waarin de onbezorgde
dartele vroolijkheid van het volk zich lucht
geeft en niet zelden doorslaat.
En de wijzen zijn zulke teksten waard.
Beurtelings de klachten der hemclwaans
strevende ziel vertolkend op aangrijpende
wijze en vol stille aanbidding bij het kribje
van Bethlehem of rustig den tekst van een
verhalend lied begeleidend en dragend of
dartel en overmoedig een wereldlijk lied
volgend In zijne wondingon, toonen die
honderden melodieën ons, welk een hooge
muzikale ontwikkeling ons volk bezat in
de dagen zijner jonge kracht. Mits die oude
melodieën, met het hart van een kenner
gevoeld, met het oor van een kenner ge
hoord, in onze moderne notatie worden
overgebracht met eerbiedige en kunstvaar
dige hand. Waarlijk geen taak voor den
eersten den besten musicus! En een taak,
die in opvatting en volvoering ruimte laat
voor vrij wat verschil van inzicht. Drie zóó
voortreffelijke kenners onzer oude melo
dieën als prof. Lom an, prof, Acquoy en
jbr. mr. Van Riemsdijk, allen helaas! reeds
heengegaan, waren het onderling lang niet
Overal eens in de vertolking dier oude
.wijzeaj.
Het spreekt vanzelf, dat hier de beste
Waarborgen zal geven de Nederlander, die
'als rechtgeaard kind van zijn volk als nm-
ei ons en kenner der nationale muziekge-
echiödenis, de meeste vereisohten in zijn per
soon vereenigt.
Ik geloof niet, dat ik ernstige tegenspraak
te duohten heb, indien ik zeg dat geen
hcdendaagsch musicus onze oude liederen
dieper gevoelt en beter kent dan mr. F.
van Duyse, Auditeur-Militair te Gent, zoon
van den eertijds bekenden dichter Prudens
van Duyse. Een leven vol ernstig onder
zoek heeft hij aan de studje onzer oude lie
deren gewijd; zijne onderzoekingen zijn neer
gelegd in tal van boeken en kleinere ge
schriften, te veel om hier op te noemen, en
ook in den vreemde gekend en gewaardeerd;
sinds eenigen tijd is hij bezig do som van
al zijn gevoelen on weten op te maken in
eene groote verzameling onzer Oudneder-
landsche teksten en melodieën, die elk volk
het kleine Nederland mag benijden.
De liederen, waarmede het Gentsche koor
hierheen komt, zullen in de bewerking van
Van Duyse worden voorgedragen.
Dab die voordracht goed zal zijn en meer
dan dab, mag verwacht worden, te oordeelen
naar wat ik uit goede bron vernam om
trent het talent van den heer Oscar Roels
ais componist en dirigent en omtrent de
hoedanigheden der Koristen, allen laurea
ten van het Conservatorium van Gents
Het is dus hartelijk te hopen ,dat allen
die hun volk en hunne nationale muziek
liefhebben, zich bij deze gelegenheid niet on
betuigd zullen laten; dat de bewoners van
Leiden en omstreken in grooton getale zul
len opkomen.
Ook hierom: het plan dit Vlaamsohe koor
uit te noodigen is opgevat en volvoerd door
d- Leidsche Studenten- A f deeling van het
Algemeen Nederlandsch Verbond, een ver
bond, dat nauwer aansluiting beoogt tue-
schen alle Nederlanders in en buiten Euro
pa, om daardoor ons nationaliteitsgevoel te
versterken, onze volkskracht te verhoogen.
Moge de stad van Van der Werff, van
Jan van der Does en Jan van Hout dan
ook nu weer een schitterend voorbeeld
geven
7 Mei 1903. G. Kalff.
Leiden, 8 Mei.
Ten huize van en onder voorzitterschap van
den heer P. L. 0. Driossen had gieteravond
een vergadering plaats van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken.
In de eerate plaats werd aan de orde
gesteld
het aan de Kamer ten fine van advies toe
gezonden ontwerp van wet, regelende den
arbeid.
De secretaris, mr. J. H. Goudamit, gaf een
kort overzicht van den inhoud van het wets
ontwerp en las voor een door hem ontworpen
schryven daarover aan don Minister van
Waterstaat, H. en N., dat behoudens enkele
wyzigingen werd goedgekeurd.
Aan dat schryven wordt het volgende ont
leend:
„De Kamer juicht zeer toe, dat in één wet
zullen worden vereenlgd arbeidswet en veilig
heidswet, benevens alle daaruit voortvloeiende
bestuursmaatregelen en besluiten, 't welk niet
anders zal kunnen strekken dan tot vereen
voudiging van de uitvoering van het onder
werp.
„Intusschen acht de Kamer het wenscheiyk,
dat naast en geiyktydlg met deze wet werd
geregeld het arbeidscontract, te meer daar in
het onderwerp reeds een schema is ontworpen
van het leerlingwezen en de verhouding van
den leerling tot zyn patroon.
„De Kamer juicht toe de regeling in het
algemeen van het leerlingwezen, doch niettemin
acht zy de bepalingen al te zeer ingrypend
en al te zoer regelende. De Kamer vreest
maar al te zeer, dat de door den Minister
ontworpen regeling een doode letter zal biyken.
Ter adstructie dezer meening meent de Kamer
te mogen wyzen op do bepaling van art. 40
la f, jo de artt. 69 v. v.
„Immers worden deze bepalingen tot wet
verheven en zullen dientengevolge de patroons
blootstaan aan het zeker niet denkbeeldig
gevaar, dat de door de Kamer van Arbeid
benoemde commissie wier geschiktheid en
bekwaamheid wel niet immer boven bedenking
zal zyn verheven de zuiver prlvaatrechter-
ïyke overeenkomst tusschen patroon en loer-
Jing kan doen eindigen hetzy op grond, dat
de patroon geen goede opleiding goeft of
gevaar oplevert voor de zedeiyke ontwikkeling
van don leerling; In zóódanig geval toch is
te vreozen, dat er niet spoedig een patroon
zal zyn to vinden, die zich niet alleen aan
dergeiyk ingrypen van een commissie zal
willen blootstellen, maar bovendien nog neiging
zal gevoelen, als het ware in 't openbaar te
worden gestigmatiseerd, (art. 61 W. O.) Do
Kamer acht een dergeiyke bepaliDg, ook wat
betreft de wyze van benoeming der com
missie, ondoelmatig en volstrekt afbreuk
doende aan het overigens in zyn systeem
wen8cheiyk geacht leerlingwezen.
„De Kamer spreekt vervolgens haar sym
pathie uit, dat wordt voorgesteld de leeftijds
grens voor jeugdige personen te verhoogen
met volstrekt verbod van arbeid van kinderen
beneden de 13 jaren, alsmede alle andere
bepalingen, strekkende tot beperking van den
arbeid en tot het geven van de noodige rust-
tyden."
Verder worden eenlge bezwaren In 't mid
den gebracht tegen eenlge onderdeelen van
het wetsontwerp:
I. Wat betreft den arbeid in brood-
bakkeriien:
a. Volstrekt verbod van Zondagsarbold
wordt op practische gronden èn voor patroon
èn voor werkman afgekeurd. Zelfs al zou men
aan het bezwaar willen te gemoet komen
door meerder personeel te vergen, waar zou
de bakkorsknecht voor een enkelen dag to
vinden zyn.
b. Wil men aan beperking van nachtarbeid
willen vasthouden, dan behoort ook te worden
gedacht aan patroon en diens hulsgezin.
Coöperatie van 2 of meer patroons zou dan
zeer ten nadeelo strekken van de broodfabrie
ken. Volstrekt verbod van nachtarbeid zou
dau de voorkeur verdienen.
c. Arbeid in bakkeryen overdag, vooral ln
den zomer, acht de Kamer noch bevorderiyk
voor de gezondheid der arbeiders, noch voor
de qualiteit van het brood.
d. Met handhaving en Inachtneming van
een zekere beperking van den arbeidsduur,
moet den patroon worden overgelaten de be
paling van den aanvang der werkzaamheden.
II. Door deze wet wordt, meent de Kamer,
niet opgelost een quaestle, die zich meer
malen heeft voorgedaan.
Hoe moet gehandeld met personen, die ln
zekere zaak bediende zyn en tevens in het
atelier werkzaam zyn?
Is het einde van hun arbeidstyd te 7 ofte
9 uren? Als hoedanig moeten deze personen
worden beschouwd?
III. Hot wordt wen8cheiyk geacht, dat voor
zaken in verduurzaamde levensmiddelen het
tydvak van 1 Mei tot 1 November, met het oog
op een evontueel vroeg voorjaar, worde go-
wyzigd van 1 April tot 1 November.
IV. Wyziglng der voorgestelde bepalingen
omtrent teruggave der arbeidskaarten, wordt
in 't belang eener richtlge administratie,
wenschoiyk geacht.
Y. In tegenstelling met het ontwerp wordt
het wenschoiyk geacht, dat ten aanzien van
overwerk de bestaande regeling biyve gehand
haafd, dat de Burgemeester daartoe de ver
gunning verloeno en die niet aan de prudentie
van den werkgever, zy het dan ook met
beperktheid van die bevoegdheid tot 10 dagen
'sjaars, blyve overgelaten. „De Burgemees
ter" immers zal ln voorkomende gevallon wel
zorg dragon, dat de belanghebbsnrtau zoo
spotdig mogeiyk in 't bezit van de verelschte
vergunning worden gesteld.
VI. De Kamer wyst er ten slotte op, dat
de kennisgeving aan den Burgemeester van
voorgekomen ongevallen by het ontworp wordt
afgeschaft, in de meening, dat de meeste be-
dryven „verzokeringspllcbtig" zyn en dus
aangifte geschiedt by de verzekeringsbank,
die de aangiften zullen brengen tor kennisse
van do betrokken arboids-inspecteurs.
De Kamer stelt zich echter voor, dat zich
ongevallen voordoen in nirf verzekerlngs-
plichtige bedryven, b.v. by bet versjouwen
van goederen ln winkels of den arbeid by
steenkolen en aardappelenbandelaren.
De secretaris brengt vervolgens ter tafel
het verslag der Kamer over den toestand van
handel en nyverheid in 1902 in deze go-
meente.
Het verslag wordt goedgekeurd, zal worden
gedrukt en nader Ier algemoone kennisse
gebracht.
Alsnu komt aan de orde oen ultnoodiging
van de veroenlglng „Handoldryvonde Midden
stand" om deel te nomen aan oon dit jaar
to houden congres en om als lid dor Ver-
eeniging toe te treden.
De Kamer wenscht voorloopig de resultaten
van dit congres af te wachten, alvorens aan
de uitnoodiglng te voldoen, ook op grond, dat
do resultaten van het congres ln 1902 niet
byzonder belangryk konden worden geacht.
Op verzoek om ondersteuning van oon adres
van de Kamer te Almeloo aan don minister
van flnanciön, om wyzlging van de wet op
het zegel, ln dier voege, dat zegolrecht eerst
worde geheven op quitantiön van rekeuingon
boven de f 60, werd besloten het hiertoe
strekkend schryven aan te nemen voor kennis
geving, omdat het de Kamer niet wenscheiyk
voorkwam een verzoek te hernieuwen, dat
herhaaldeiyk in onderscheiden vorm door ver
schillende Kamers aan den minister is bokend
gemaakt.
Verder werd besloten niet in te gaan op
een ultnoodiging van de Nedorlandsch-Fran-
scho Yoreeniging van handel en nUverheid
te Parys, om als lid tot die Vereeniglng toe
te treden en zulks uit overweging, dat, hoe
nuttig de Kamer do zaak zelve ook toeschyne,
het budget der Kamer er te zeer zou door
wordon bezwaard.
Op dozelfdo gronden werd besloten het
lidmaatschap dör Kamer van Kooph. en
Fabrieken te Smyrna niet te aanvaarden.
Verder werd besloten niet te steunen een
adres van de Kamer te Hengeloo aan den
Minister van Wat., H. en N. tot Invoering
van een afzonderiyk tarief der telephonie
voor groepenverkeer, m. a. w. tot aanleg van
Stamlynen tot ondorllnge verbinding van
sommige groopen van gemeenten en exploitatie
daarvan tegen verlaagd tarief.
De Kamer was van oordeel, dat de zaak
niet van overwegend belang is voor de ge
meente Lelden, hoezeer de Kamer zich overigons
voorstandster biyft verklaren van afschaffing
van dubbel tarief.
Ten aanzien van een vraag van do Kamer
te Brussel over de wenscheiykheld van een
federatlo dor Noderl. Kamers met Buitenland-
sche, wordt besloten te antwoorden, dat al moge
het denkbeeld op zich zelf sympathie ver
dienen, de Kamer daarin geenerlei liell ziet,
zoolang er niet is een federatie van Neder
landsche Kamers onderling on het lang vor-
wacht ontwerp van wet tot reorganisatie der
Kamers niet is ter hand genomen.
Daarna werd aan de orde gesteld een cir
culaire van de Kamer te Utrecht, houdemlo
verzoek mede te werken tot verkrijging eener
Post unie met Dultschland.
Alvorens te dien opzichte te beslissen, werd
den secretaris opgedragen aan de Kamor vau
Rotterdam te vragen, op welko gronden zy
aan het congres te Utrecht ln 1902 haar
medewerking hooft onthouden en aan die te
Amsterdam op welken grond zy de tot stand-
koming eener Postovereenkomst tusschen
Nederland en Duitschland niet wonschiyk acht.
Verder werd nog besloten te stounon een
adres van de Noderl. Kamer te London aan
den minister van Waterstaat, H. en N., houden
de verzoek:
a. dat geone beperkende bepalingen worden
vastgesteld voor het vormen van codos voor
draadlooze tolographle;
b. dat in 't vervolg op de internationale
conferontlo voor post en telegraphie zal worder.
vertegenwoordigd door middel van de Kamers
van Koophandel.
Ten slotto kwam aan de orde oen circu
laire van de Kamer te 'e Gravenhago betref
fende de exploitatie der Spoorwegen van
Staatswege.
Met 5 stemmen tegen en 3 voor werd be
sloten dit adros niot te steunen, niet omdat
men afkeorig is van het denkbeeld, maar het
ontijdig achtte,
lo. als geboren thans onder don drang der
omatandigbedon, zoodat een en ander niet
met kalmte wordt overlegd;
2o. omdat men in elk goval wenscht af te
wachten den uitslag der enquöte van de
Staatscommissie, niet onwaaischyniyk, als men
liet achtte, dat wellicht dio commissie ook
baar oordeel over het onderworp zal uitspreken.
Do vergadering werd daarna op oon verge
vorderd uur door den voorzitter gesloten.
Door wyion dr. W. Ployte, in loven
directeur van het Ryksmusoum van Oudhedon
to Lelden, zyn aan dat Museum gelegateerd,
om er in te wordon opgenomen ter keuze
van do directie van gemeld Museum, de Egyp
tische, A8syrl8che en classieko archaeologlsche
boeken uit zyn bibliotheek.
De „Staatscourant" van heden bevat de
be8cbryving van een en ander.
Daaruit biykt, dat de aangowonuen Yorzame-
llng byzonder ryk is aan boekwerken over
Egyptologlo, zoodat hot Museum thans ln het
bezit ls van eone byna volledige Egyptologlsche
bibliotheek, die met de beste boekeryon vaq
dien aard In het buitenland kan wedyveren.
Voor het akte-examen lager onderwys
is geslaagd moj. J. 0. de Quay, te Leiden.
Overgeplaatst is de rykatelephoniete E,
M. S. Van der Zwot van Alten aan den Ryn
naar Utrecht.
De uit Oost-Indië teruggekeerde lsto
luit. L. Levinson, bcetemd voor het 4<lo
reg. inf., ia ingedeeld te Leiden.
Door het provinciaal korkbestuur van
Groningen zyn tot de evangeliebediening ln
d9 Ned.-Herv. Kerk toegelaten do hoeren T.
De eetzaal zat heelemaal vol. De menschen
qan de tafeltjes, waar zy langs kwamen,
richtten allen de oogen op hen.
De baron wenkte met zyn servet en wees
op een paar leege stoelen.
„Wat hebt u ons lang laten wachten l De
kip wordt koud en de champagne warm, daar
gelaten nog, dat de dames ongeduldig waren
geworden, wat de arme kamerjonker en ik
maar moesten ontgelden."
„De baron ls altyd satirisch," zeide mevrouw
von Feldau glimlachend.
„Nu maar gauw de voorstelling. Ja, mevrouw
von Steln kent het heole gezelschap. En dit
is de gevierde schryver van het stuk van
vanavond, mynheer Falk, myn vrouw, me
vrouw von Feldau, freule Olga von Feldau
en de kamerjonker von Eisenfeld."
De kamerjonker stond op en boog met een
hoffeiyk glimlachje.
Het was een kleine, magere, gefriseerde
heer met een klein blond snorretje en een
'pieperig stemmetje.
Lorenz Falk kwam te zitten tusschen de
barones en mevrouw von Stein en freule von
Feldau zat tegenover hem.
„En hoe vindt u Kopenhagen, mynheer
Falk?" vroeg de barones, om het gesprek
ln te leiden.
Dat was de gewone vraag, die hy reeds
meermalen beantwoord had.
„Betooverend," zeide hy. „In geen «tad
to het my nog too goed bevallen. Vooral
het gezelschapsleven hier vind ik byzonder
aangenaam."
„U zult u anders ln het buitenland ook
wel veel in het gezelschapsleven bewogen
hebben."
„Niet zooveel als hier. Of het zou in Parys
hebben moeten zyn. In Romo was ik meest
al in de musea en in de ateliers en in Duitsch
land leidde ik om zoo te zoggen een studenten
leven in de bierkneipen."
„Ik had gedacht, dat zoo iets heelemaal
niet in uw smaak zou vallen."
„Neen, ik vind het by voorbeeld ook veel
aardiger hier in deze helder verlichte zaal met
bloemen, champagne, mooie dames in elegante
toiletten en rondom my dat levendige, ge-
moedeiyke gebabbel. Kunt u zich schooner
muziek denken, mevrouw von Stein, dan het
klinken van glazen en het rinkelen van
borden?"
„Ik geef beslist de voorkeur aan een
symfonie-concert," antwoordde zy met een
glimlachje.
„Het een zoowel als het ander is goed,"
lispelde de kamerjonker. „Ik zou eerst een
symfonie concert kiezen en vervolgens een
glazen- en bordenconcert. Hi hi-hll"
„Mynheer de kamerjonker ie altyd geniaal,"
zeide mevrouw von Feldau beminnelyk.
In de bovenzaal was de muziek reeds be
gonnen te spelen. Het souper was afgeloopen
en de dames trokken haar lange bandschoenen
aan.
Toen gingen zy paarsgewys de trap af.
De baron geleidde mevrouw von Feldau,
daarna kwam Falk met de barones aan den
eenen en mevrouw von Steln aan den anderen
arm, en de stoet werd besloten door den
kamerjonker en freule von Feldau.
De champagne en de warmte waren Falk
naar het hoofd gestegen, zoodat hy minder
bleek was dan gewooniyk.
Hy voelde aan weerszyden den druk van
eon molligen armhy ging tusschen het dub
bele vuur van twee paar schitterende oogen,
terwyi de atmosfeer om hem heen zacht ge
parfumeerd was.
De zwaro zyden japonnen der dames ruisch-
ten over de trap.
En toen zy in de balzaal waren gekomen,
waar de dames in dichte groepen byeen
stonden, zag Lorenz Falk ovoral slepen om
zich heen liggen, kleine bergen van zyde en
fluweel, die straalden In alle kleuren van den
regenboog 1
Er lagen zooveel zyden slepen, dat hy
nauwelyks de voeten bewegen kon.
Als hy maar niet over deze slepen kwam
te 8trulke)enl
XX.
„Naar myn meening zyn de beide eerste
bedryven voortreffeiyk, maar om myn oordeel
moet u niet veel geven, te meer niet, omdat
het partydlg is. U weet, dat ik tot uw
yverigste bewonderaars behoor. Maar doe nu
uw best het elot klaar te krygen. Bedenk
toch, dat het al een half jaar geleden is, dat
we op het weldadigheidsfeest kennis maakten.
Herinnert u zich nog, dat ik destyds zei, dat
u met een grooter werk voor den dag moest
komen?"
Mevrouw von Stein zat in een fauteuil en
hield een manuscript in haar lange, blanke
handen.
Lorenz Falk had tegenover haar op een
poef plaats genomen.
Haar salon was ooquet en extravagant,
•venais iy iel/.
De vleugol stond middon ln do kamer, bo-
8chaduwd door een grooten waaierpalra, alle
meubelen stonden door olkaar, lage mos
groene fauteuils en poefs met lange mosgroene
chenille franjes, en kleine mosgroene étagères,
vol staande met allerlei enulsteryen. De por-
tières en gordynen waren Perzisch, aan do
wanden hingen bouquetten van waalera en
pauweveeren en op allo tafeltjes stonden
bloeiende planten, die de kamer vulden met
een welrleker.den geur.
Alles was ln de smaakvolste wanorde op
gesteld en de eigenares, mevrouw von Steln,
zooals zy daar met haar met gouddraad be-
stikte pantoffeltjes aan ln een langharig mos
groen Angoratapyt begraven zat, paste uit
stekend in deze fantastische omgoving.
Een soort morgenjapon van zachte Turkscbe
stof met purperkleurige opslagen en zijzakken,
over de heupen met een purperkleurige zyden
koord byeengehouden, blng los om haar wel
gevormde taille.
„Zelfs wanneer u nu uw stuk afmaakt,
kunt u het niet vóór den herfst zien opge
voerd; het ls al te laat voor dit eelzoen."
„Zaterdag moot ik naar een diner, o,
wat ben Ik toch al die diners moei maar
ik hoop ook, dat dit het laatste ln dit seizoen
wezen zal."
„By wie?"
„By mevrouw von Feldau."
„Geeft die een diner?"
„Ja, ter gelegenheid van de verioving van
haar dochter," antwoordde Falk een beetje
verlegen.
„Zoo, is Ellen von Feldau dus verloofd?
Met wien?"
„Met my," zeide hy glimlachend.
„U schertst."
„Neen, het is ernst."
„Maar u kent haar immers nog maar
zoo kort."
„Wy hebbon elkaar heel veel op partyen
ontmoot."
„En u hebt haar Hof?"
„Natuurlyk. Het is oen mooi jong meisjo
en dan is zy ryk. Zy heoft van haar vader
honderd duizend kronen goörfd."
„Aha, wy worden dus berokonend op onzen
ouden dag Nu, het doet my overigons ge
noegen, dat u verstandiger bent dan Ik go-
dacht heb. En wat zegt do barones van do
verloving?"
„De barones?"
„Ja, natuurlyk, barones Wildenborg. U bent
immers gedurende het goheelo seizoen haar
aanbidder gowoest."
„De barones ie een eerwaardige <:uno. zy
is enkel jong, vrooiyk en onvoorzien ig, zooals
verscheidene andere dames."
„Zooals by voorbeeld Ik?"
„Waarom niet?"
„Ja, u hebt volkomen goiyk. Het ls zeer
onvoorzichtig van me geweest, alleen met u
naar concerten, naar Porta en andero plaatsen
to gaan. Do raonschen hebben gezegd, dat
bet een verloving tusschen ons zou worden."
„Zy hebben zelfs gezegd, dat wy beimeiyk
getrouwd waren," voegde hy er aan toe, „en
ik heb geantwoord, dat het Inderdaad zoo
was, maar dat wy do volgende week al weer
scheiden zouden."
„Ja," antwoordde zy mot eon kleinen zucht,
„nu zullen wy ook do volgende week scheiden.
Dan zullen onze aangename töto-è tétes tot
het verleden behooren."
„Ja, waarschyniyk wol."
Wordt vervolgd