N°. 13253 "Vrijdag: 8 Mei. A'. 1903. fleze fèourant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Oudnederlandsche Liederen. FEUILLETON. IOo dilettant. EIISCH DA&BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per week 9 Oentaj per 3 maanden 2 f 1.10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten geveBtigd zijn 1.30. Franco per post1.65. PRIJS DER AD VERTEN TIEN: Van 16 regels ƒ1.05. Iedero regel meer f 0.17 jt. Grootere letters naar plaatsruimte. Kleine advortentiën van 30 woorden 40 Oents oontontelk tiental woorden meer 10 Oents.Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend. Het Leidsch publiek heeft reden zich le wei-heugen in het vooruitzicht op een avond ,van groot muzikaal en letterkundig genot. Het schijnt zoo goed als zeker, dat op jWoensdag 20 Mei een koor van Vlaam- sche zangere en zangeressen uit Gent, onder j folding van den heer Oscar Roels, hier een aantal Oudnederlandscho liederen ten ge- hoore zal brengen. Gaarne voldoe ik aan het tot mij gericht verzoek: deze stamverwanten en hunne lie deren met een enkel woord in to leaden bij 'de inwoners dezer stad. Het Nederlandsche volk bezit in zijne oude liedoren ccn schat van poëzie en mu- ziek, dien het veel te lang heeft verwaar loosd uit dwaze voorliefde voor alles wat maar uit het buitenland komt, dien het slechts ton halve kent en waardeert, dien het nadat een Duitedh dichter ons daar toe opgewekt had eerst langzamerhand op den rechten prijs gaat stellen. Vooral in de 14de, 15de en 16de eeuw wolden in Noord- en Zuid-Nederland, maar in het Zuiden rijkelijker misschien dan in het Noorden, honderden bij honderden lie deren op uit do volksziel als frisch bron water uit de aardo: verhalende liederen met vluggen, spring-nden gang als het Blauw baards-sprookje „van Here Halewijn" en de weemoedige ridderromance ,,Het daghet iii den Oo6ten"; geestelijke liederen, naïef- vroora on zuiver van gevoel, als ,,In 't stalleken van Bethlehem" en „Er was een maegdetjo zuiver en net"; fraaie en niet zeidon schalke minneliederen als Schoon- lief, hoe ligt ghy hier en slaept", als het teedere „Myn hertken heeft altyt verlan- ghon"; politieke liederen eindelijk, helder opklinkend als trompetsignalen, en voorts tallooze andere liederen en liedjes van ge- mengden inhoud, waarin de onbezorgde dartele vroolijkheid van het volk zich lucht geeft en niet zelden doorslaat. En de wijzen zijn zulke teksten waard. Beurtelings de klachten der hemclwaans strevende ziel vertolkend op aangrijpende wijze en vol stille aanbidding bij het kribje van Bethlehem of rustig den tekst van een verhalend lied begeleidend en dragend of dartel en overmoedig een wereldlijk lied volgend In zijne wondingon, toonen die honderden melodieën ons, welk een hooge muzikale ontwikkeling ons volk bezat in de dagen zijner jonge kracht. Mits die oude melodieën, met het hart van een kenner gevoeld, met het oor van een kenner ge hoord, in onze moderne notatie worden overgebracht met eerbiedige en kunstvaar dige hand. Waarlijk geen taak voor den eersten den besten musicus! En een taak, die in opvatting en volvoering ruimte laat voor vrij wat verschil van inzicht. Drie zóó voortreffelijke kenners onzer oude melo dieën als prof. Lom an, prof, Acquoy en jbr. mr. Van Riemsdijk, allen helaas! reeds heengegaan, waren het onderling lang niet Overal eens in de vertolking dier oude .wijzeaj. Het spreekt vanzelf, dat hier de beste Waarborgen zal geven de Nederlander, die 'als rechtgeaard kind van zijn volk als nm- ei ons en kenner der nationale muziekge- echiödenis, de meeste vereisohten in zijn per soon vereenigt. Ik geloof niet, dat ik ernstige tegenspraak te duohten heb, indien ik zeg dat geen hcdendaagsch musicus onze oude liederen dieper gevoelt en beter kent dan mr. F. van Duyse, Auditeur-Militair te Gent, zoon van den eertijds bekenden dichter Prudens van Duyse. Een leven vol ernstig onder zoek heeft hij aan de studje onzer oude lie deren gewijd; zijne onderzoekingen zijn neer gelegd in tal van boeken en kleinere ge schriften, te veel om hier op te noemen, en ook in den vreemde gekend en gewaardeerd; sinds eenigen tijd is hij bezig do som van al zijn gevoelen on weten op te maken in eene groote verzameling onzer Oudneder- landsche teksten en melodieën, die elk volk het kleine Nederland mag benijden. De liederen, waarmede het Gentsche koor hierheen komt, zullen in de bewerking van Van Duyse worden voorgedragen. Dab die voordracht goed zal zijn en meer dan dab, mag verwacht worden, te oordeelen naar wat ik uit goede bron vernam om trent het talent van den heer Oscar Roels ais componist en dirigent en omtrent de hoedanigheden der Koristen, allen laurea ten van het Conservatorium van Gents Het is dus hartelijk te hopen ,dat allen die hun volk en hunne nationale muziek liefhebben, zich bij deze gelegenheid niet on betuigd zullen laten; dat de bewoners van Leiden en omstreken in grooton getale zul len opkomen. Ook hierom: het plan dit Vlaamsohe koor uit te noodigen is opgevat en volvoerd door d- Leidsche Studenten- A f deeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, een ver bond, dat nauwer aansluiting beoogt tue- schen alle Nederlanders in en buiten Euro pa, om daardoor ons nationaliteitsgevoel te versterken, onze volkskracht te verhoogen. Moge de stad van Van der Werff, van Jan van der Does en Jan van Hout dan ook nu weer een schitterend voorbeeld geven 7 Mei 1903. G. Kalff. Leiden, 8 Mei. Ten huize van en onder voorzitterschap van den heer P. L. 0. Driossen had gieteravond een vergadering plaats van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. In de eerate plaats werd aan de orde gesteld het aan de Kamer ten fine van advies toe gezonden ontwerp van wet, regelende den arbeid. De secretaris, mr. J. H. Goudamit, gaf een kort overzicht van den inhoud van het wets ontwerp en las voor een door hem ontworpen schryven daarover aan don Minister van Waterstaat, H. en N., dat behoudens enkele wyzigingen werd goedgekeurd. Aan dat schryven wordt het volgende ont leend: „De Kamer juicht zeer toe, dat in één wet zullen worden vereenlgd arbeidswet en veilig heidswet, benevens alle daaruit voortvloeiende bestuursmaatregelen en besluiten, 't welk niet anders zal kunnen strekken dan tot vereen voudiging van de uitvoering van het onder werp. „Intusschen acht de Kamer het wenscheiyk, dat naast en geiyktydlg met deze wet werd geregeld het arbeidscontract, te meer daar in het onderwerp reeds een schema is ontworpen van het leerlingwezen en de verhouding van den leerling tot zyn patroon. „De Kamer juicht toe de regeling in het algemeen van het leerlingwezen, doch niettemin acht zy de bepalingen al te zeer ingrypend en al te zoer regelende. De Kamer vreest maar al te zeer, dat de door den Minister ontworpen regeling een doode letter zal biyken. Ter adstructie dezer meening meent de Kamer te mogen wyzen op do bepaling van art. 40 la f, jo de artt. 69 v. v. „Immers worden deze bepalingen tot wet verheven en zullen dientengevolge de patroons blootstaan aan het zeker niet denkbeeldig gevaar, dat de door de Kamer van Arbeid benoemde commissie wier geschiktheid en bekwaamheid wel niet immer boven bedenking zal zyn verheven de zuiver prlvaatrechter- ïyke overeenkomst tusschen patroon en loer- Jing kan doen eindigen hetzy op grond, dat de patroon geen goede opleiding goeft of gevaar oplevert voor de zedeiyke ontwikkeling van don leerling; In zóódanig geval toch is te vreozen, dat er niet spoedig een patroon zal zyn to vinden, die zich niet alleen aan dergeiyk ingrypen van een commissie zal willen blootstellen, maar bovendien nog neiging zal gevoelen, als het ware in 't openbaar te worden gestigmatiseerd, (art. 61 W. O.) Do Kamer acht een dergeiyke bepaliDg, ook wat betreft de wyze van benoeming der com missie, ondoelmatig en volstrekt afbreuk doende aan het overigens in zyn systeem wen8cheiyk geacht leerlingwezen. „De Kamer spreekt vervolgens haar sym pathie uit, dat wordt voorgesteld de leeftijds grens voor jeugdige personen te verhoogen met volstrekt verbod van arbeid van kinderen beneden de 13 jaren, alsmede alle andere bepalingen, strekkende tot beperking van den arbeid en tot het geven van de noodige rust- tyden." Verder worden eenlge bezwaren In 't mid den gebracht tegen eenlge onderdeelen van het wetsontwerp: I. Wat betreft den arbeid in brood- bakkeriien: a. Volstrekt verbod van Zondagsarbold wordt op practische gronden èn voor patroon èn voor werkman afgekeurd. Zelfs al zou men aan het bezwaar willen te gemoet komen door meerder personeel te vergen, waar zou de bakkorsknecht voor een enkelen dag to vinden zyn. b. Wil men aan beperking van nachtarbeid willen vasthouden, dan behoort ook te worden gedacht aan patroon en diens hulsgezin. Coöperatie van 2 of meer patroons zou dan zeer ten nadeelo strekken van de broodfabrie ken. Volstrekt verbod van nachtarbeid zou dau de voorkeur verdienen. c. Arbeid in bakkeryen overdag, vooral ln den zomer, acht de Kamer noch bevorderiyk voor de gezondheid der arbeiders, noch voor de qualiteit van het brood. d. Met handhaving en Inachtneming van een zekere beperking van den arbeidsduur, moet den patroon worden overgelaten de be paling van den aanvang der werkzaamheden. II. Door deze wet wordt, meent de Kamer, niet opgelost een quaestle, die zich meer malen heeft voorgedaan. Hoe moet gehandeld met personen, die ln zekere zaak bediende zyn en tevens in het atelier werkzaam zyn? Is het einde van hun arbeidstyd te 7 ofte 9 uren? Als hoedanig moeten deze personen worden beschouwd? III. Hot wordt wen8cheiyk geacht, dat voor zaken in verduurzaamde levensmiddelen het tydvak van 1 Mei tot 1 November, met het oog op een evontueel vroeg voorjaar, worde go- wyzigd van 1 April tot 1 November. IV. Wyziglng der voorgestelde bepalingen omtrent teruggave der arbeidskaarten, wordt in 't belang eener richtlge administratie, wenschoiyk geacht. Y. In tegenstelling met het ontwerp wordt het wenschoiyk geacht, dat ten aanzien van overwerk de bestaande regeling biyve gehand haafd, dat de Burgemeester daartoe de ver gunning verloeno en die niet aan de prudentie van den werkgever, zy het dan ook met beperktheid van die bevoegdheid tot 10 dagen 'sjaars, blyve overgelaten. „De Burgemees ter" immers zal ln voorkomende gevallon wel zorg dragon, dat de belanghebbsnrtau zoo spotdig mogeiyk in 't bezit van de verelschte vergunning worden gesteld. VI. De Kamer wyst er ten slotte op, dat de kennisgeving aan den Burgemeester van voorgekomen ongevallen by het ontworp wordt afgeschaft, in de meening, dat de meeste be- dryven „verzokeringspllcbtig" zyn en dus aangifte geschiedt by de verzekeringsbank, die de aangiften zullen brengen tor kennisse van do betrokken arboids-inspecteurs. De Kamer stelt zich echter voor, dat zich ongevallen voordoen in nirf verzekerlngs- plichtige bedryven, b.v. by bet versjouwen van goederen ln winkels of den arbeid by steenkolen en aardappelenbandelaren. De secretaris brengt vervolgens ter tafel het verslag der Kamer over den toestand van handel en nyverheid in 1902 in deze go- meente. Het verslag wordt goedgekeurd, zal worden gedrukt en nader Ier algemoone kennisse gebracht. Alsnu komt aan de orde oen ultnoodiging van de veroenlglng „Handoldryvonde Midden stand" om deel te nomen aan oon dit jaar to houden congres en om als lid dor Ver- eeniging toe te treden. De Kamer wenscht voorloopig de resultaten van dit congres af te wachten, alvorens aan de uitnoodiglng te voldoen, ook op grond, dat do resultaten van het congres ln 1902 niet byzonder belangryk konden worden geacht. Op verzoek om ondersteuning van oon adres van de Kamer te Almeloo aan don minister van flnanciön, om wyzlging van de wet op het zegel, ln dier voege, dat zegolrecht eerst worde geheven op quitantiön van rekeuingon boven de f 60, werd besloten het hiertoe strekkend schryven aan te nemen voor kennis geving, omdat het de Kamer niet wenscheiyk voorkwam een verzoek te hernieuwen, dat herhaaldeiyk in onderscheiden vorm door ver schillende Kamers aan den minister is bokend gemaakt. Verder werd besloten niet in te gaan op een ultnoodiging van de Nedorlandsch-Fran- scho Yoreeniging van handel en nUverheid te Parys, om als lid tot die Vereeniglng toe te treden en zulks uit overweging, dat, hoe nuttig de Kamer do zaak zelve ook toeschyne, het budget der Kamer er te zeer zou door wordon bezwaard. Op dozelfdo gronden werd besloten het lidmaatschap dör Kamer van Kooph. en Fabrieken te Smyrna niet te aanvaarden. Verder werd besloten niet te steunen een adres van de Kamer te Hengeloo aan den Minister van Wat., H. en N. tot Invoering van een afzonderiyk tarief der telephonie voor groepenverkeer, m. a. w. tot aanleg van Stamlynen tot ondorllnge verbinding van sommige groopen van gemeenten en exploitatie daarvan tegen verlaagd tarief. De Kamer was van oordeel, dat de zaak niet van overwegend belang is voor de ge meente Lelden, hoezeer de Kamer zich overigons voorstandster biyft verklaren van afschaffing van dubbel tarief. Ten aanzien van een vraag van do Kamer te Brussel over de wenscheiykheld van een federatlo dor Noderl. Kamers met Buitenland- sche, wordt besloten te antwoorden, dat al moge het denkbeeld op zich zelf sympathie ver dienen, de Kamer daarin geenerlei liell ziet, zoolang er niet is een federatie van Neder landsche Kamers onderling on het lang vor- wacht ontwerp van wet tot reorganisatie der Kamers niet is ter hand genomen. Daarna werd aan de orde gesteld een cir culaire van de Kamer te Utrecht, houdemlo verzoek mede te werken tot verkrijging eener Post unie met Dultschland. Alvorens te dien opzichte te beslissen, werd den secretaris opgedragen aan de Kamor vau Rotterdam te vragen, op welko gronden zy aan het congres te Utrecht ln 1902 haar medewerking hooft onthouden en aan die te Amsterdam op welken grond zy de tot stand- koming eener Postovereenkomst tusschen Nederland en Duitschland niet wonschiyk acht. Verder werd nog besloten te stounon een adres van de Noderl. Kamer te London aan den minister van Waterstaat, H. en N., houden de verzoek: a. dat geone beperkende bepalingen worden vastgesteld voor het vormen van codos voor draadlooze tolographle; b. dat in 't vervolg op de internationale conferontlo voor post en telegraphie zal worder. vertegenwoordigd door middel van de Kamers van Koophandel. Ten slotto kwam aan de orde oen circu laire van de Kamer te 'e Gravenhago betref fende de exploitatie der Spoorwegen van Staatswege. Met 5 stemmen tegen en 3 voor werd be sloten dit adros niot te steunen, niet omdat men afkeorig is van het denkbeeld, maar het ontijdig achtte, lo. als geboren thans onder don drang der omatandigbedon, zoodat een en ander niet met kalmte wordt overlegd; 2o. omdat men in elk goval wenscht af te wachten den uitslag der enquöte van de Staatscommissie, niet onwaaischyniyk, als men liet achtte, dat wellicht dio commissie ook baar oordeel over het onderworp zal uitspreken. Do vergadering werd daarna op oon verge vorderd uur door den voorzitter gesloten. Door wyion dr. W. Ployte, in loven directeur van het Ryksmusoum van Oudhedon to Lelden, zyn aan dat Museum gelegateerd, om er in te wordon opgenomen ter keuze van do directie van gemeld Museum, de Egyp tische, A8syrl8che en classieko archaeologlsche boeken uit zyn bibliotheek. De „Staatscourant" van heden bevat de be8cbryving van een en ander. Daaruit biykt, dat de aangowonuen Yorzame- llng byzonder ryk is aan boekwerken over Egyptologlo, zoodat hot Museum thans ln het bezit ls van eone byna volledige Egyptologlsche bibliotheek, die met de beste boekeryon vaq dien aard In het buitenland kan wedyveren. Voor het akte-examen lager onderwys is geslaagd moj. J. 0. de Quay, te Leiden. Overgeplaatst is de rykatelephoniete E, M. S. Van der Zwot van Alten aan den Ryn naar Utrecht. De uit Oost-Indië teruggekeerde lsto luit. L. Levinson, bcetemd voor het 4<lo reg. inf., ia ingedeeld te Leiden. Door het provinciaal korkbestuur van Groningen zyn tot de evangeliebediening ln d9 Ned.-Herv. Kerk toegelaten do hoeren T. De eetzaal zat heelemaal vol. De menschen qan de tafeltjes, waar zy langs kwamen, richtten allen de oogen op hen. De baron wenkte met zyn servet en wees op een paar leege stoelen. „Wat hebt u ons lang laten wachten l De kip wordt koud en de champagne warm, daar gelaten nog, dat de dames ongeduldig waren geworden, wat de arme kamerjonker en ik maar moesten ontgelden." „De baron ls altyd satirisch," zeide mevrouw von Feldau glimlachend. „Nu maar gauw de voorstelling. Ja, mevrouw von Steln kent het heole gezelschap. En dit is de gevierde schryver van het stuk van vanavond, mynheer Falk, myn vrouw, me vrouw von Feldau, freule Olga von Feldau en de kamerjonker von Eisenfeld." De kamerjonker stond op en boog met een hoffeiyk glimlachje. Het was een kleine, magere, gefriseerde heer met een klein blond snorretje en een 'pieperig stemmetje. Lorenz Falk kwam te zitten tusschen de barones en mevrouw von Stein en freule von Feldau zat tegenover hem. „En hoe vindt u Kopenhagen, mynheer Falk?" vroeg de barones, om het gesprek ln te leiden. Dat was de gewone vraag, die hy reeds meermalen beantwoord had. „Betooverend," zeide hy. „In geen «tad to het my nog too goed bevallen. Vooral het gezelschapsleven hier vind ik byzonder aangenaam." „U zult u anders ln het buitenland ook wel veel in het gezelschapsleven bewogen hebben." „Niet zooveel als hier. Of het zou in Parys hebben moeten zyn. In Romo was ik meest al in de musea en in de ateliers en in Duitsch land leidde ik om zoo te zoggen een studenten leven in de bierkneipen." „Ik had gedacht, dat zoo iets heelemaal niet in uw smaak zou vallen." „Neen, ik vind het by voorbeeld ook veel aardiger hier in deze helder verlichte zaal met bloemen, champagne, mooie dames in elegante toiletten en rondom my dat levendige, ge- moedeiyke gebabbel. Kunt u zich schooner muziek denken, mevrouw von Stein, dan het klinken van glazen en het rinkelen van borden?" „Ik geef beslist de voorkeur aan een symfonie-concert," antwoordde zy met een glimlachje. „Het een zoowel als het ander is goed," lispelde de kamerjonker. „Ik zou eerst een symfonie concert kiezen en vervolgens een glazen- en bordenconcert. Hi hi-hll" „Mynheer de kamerjonker ie altyd geniaal," zeide mevrouw von Feldau beminnelyk. In de bovenzaal was de muziek reeds be gonnen te spelen. Het souper was afgeloopen en de dames trokken haar lange bandschoenen aan. Toen gingen zy paarsgewys de trap af. De baron geleidde mevrouw von Feldau, daarna kwam Falk met de barones aan den eenen en mevrouw von Steln aan den anderen arm, en de stoet werd besloten door den kamerjonker en freule von Feldau. De champagne en de warmte waren Falk naar het hoofd gestegen, zoodat hy minder bleek was dan gewooniyk. Hy voelde aan weerszyden den druk van eon molligen armhy ging tusschen het dub bele vuur van twee paar schitterende oogen, terwyi de atmosfeer om hem heen zacht ge parfumeerd was. De zwaro zyden japonnen der dames ruisch- ten over de trap. En toen zy in de balzaal waren gekomen, waar de dames in dichte groepen byeen stonden, zag Lorenz Falk ovoral slepen om zich heen liggen, kleine bergen van zyde en fluweel, die straalden In alle kleuren van den regenboog 1 Er lagen zooveel zyden slepen, dat hy nauwelyks de voeten bewegen kon. Als hy maar niet over deze slepen kwam te 8trulke)enl XX. „Naar myn meening zyn de beide eerste bedryven voortreffeiyk, maar om myn oordeel moet u niet veel geven, te meer niet, omdat het partydlg is. U weet, dat ik tot uw yverigste bewonderaars behoor. Maar doe nu uw best het elot klaar te krygen. Bedenk toch, dat het al een half jaar geleden is, dat we op het weldadigheidsfeest kennis maakten. Herinnert u zich nog, dat ik destyds zei, dat u met een grooter werk voor den dag moest komen?" Mevrouw von Stein zat in een fauteuil en hield een manuscript in haar lange, blanke handen. Lorenz Falk had tegenover haar op een poef plaats genomen. Haar salon was ooquet en extravagant, •venais iy iel/. De vleugol stond middon ln do kamer, bo- 8chaduwd door een grooten waaierpalra, alle meubelen stonden door olkaar, lage mos groene fauteuils en poefs met lange mosgroene chenille franjes, en kleine mosgroene étagères, vol staande met allerlei enulsteryen. De por- tières en gordynen waren Perzisch, aan do wanden hingen bouquetten van waalera en pauweveeren en op allo tafeltjes stonden bloeiende planten, die de kamer vulden met een welrleker.den geur. Alles was ln de smaakvolste wanorde op gesteld en de eigenares, mevrouw von Steln, zooals zy daar met haar met gouddraad be- stikte pantoffeltjes aan ln een langharig mos groen Angoratapyt begraven zat, paste uit stekend in deze fantastische omgoving. Een soort morgenjapon van zachte Turkscbe stof met purperkleurige opslagen en zijzakken, over de heupen met een purperkleurige zyden koord byeengehouden, blng los om haar wel gevormde taille. „Zelfs wanneer u nu uw stuk afmaakt, kunt u het niet vóór den herfst zien opge voerd; het ls al te laat voor dit eelzoen." „Zaterdag moot ik naar een diner, o, wat ben Ik toch al die diners moei maar ik hoop ook, dat dit het laatste ln dit seizoen wezen zal." „By wie?" „By mevrouw von Feldau." „Geeft die een diner?" „Ja, ter gelegenheid van de verioving van haar dochter," antwoordde Falk een beetje verlegen. „Zoo, is Ellen von Feldau dus verloofd? Met wien?" „Met my," zeide hy glimlachend. „U schertst." „Neen, het is ernst." „Maar u kent haar immers nog maar zoo kort." „Wy hebbon elkaar heel veel op partyen ontmoot." „En u hebt haar Hof?" „Natuurlyk. Het is oen mooi jong meisjo en dan is zy ryk. Zy heoft van haar vader honderd duizend kronen goörfd." „Aha, wy worden dus berokonend op onzen ouden dag Nu, het doet my overigons ge noegen, dat u verstandiger bent dan Ik go- dacht heb. En wat zegt do barones van do verloving?" „De barones?" „Ja, natuurlyk, barones Wildenborg. U bent immers gedurende het goheelo seizoen haar aanbidder gowoest." „De barones ie een eerwaardige <:uno. zy is enkel jong, vrooiyk en onvoorzien ig, zooals verscheidene andere dames." „Zooals by voorbeeld Ik?" „Waarom niet?" „Ja, u hebt volkomen goiyk. Het ls zeer onvoorzichtig van me geweest, alleen met u naar concerten, naar Porta en andero plaatsen to gaan. Do raonschen hebben gezegd, dat bet een verloving tusschen ons zou worden." „Zy hebben zelfs gezegd, dat wy beimeiyk getrouwd waren," voegde hy er aan toe, „en ik heb geantwoord, dat het Inderdaad zoo was, maar dat wy do volgende week al weer scheiden zouden." „Ja," antwoordde zy mot eon kleinen zucht, „nu zullen wy ook do volgende week scheiden. Dan zullen onze aangename töto-è tétes tot het verleden behooren." „Ja, waarschyniyk wol." Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 1