No. 13248
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 MEI. - TWEEDE BLAD.
Anno 11)08
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De dilettant.
Wij lozen in De Residentiebode de vol
gende asterisk: „Erkend on... to veel bowe
eon";
Met de Arnhetnsche Courant zijn w j hot
volkomen eens, dat er „weinig licht ia to
verwachten" van het voortzetten onzer
polemiek over de vraag, of de vrijzin
nig-dom ooraton al dan niet met vuur
speelden, toen zij hun voorstel t-ot Grond
wetsherziening indienden in de ern
stige dagen, die achter ons liggen.
Toch hoeft, onzerzijds tot besluit, op
vermelding aanspraak een toelichting,
waarmede hot blad de handelingen der
negen mannen wil verklaren.
Wij hadden gezegd, dat het er eigenlijk
weinig toe doet, of het voorstel der negon
van 20 dan wel van 24 Februari gedag-
teeke.nd was.
Hierop antwoordt de Arnhetnsche Cou
rant:
„De zaak moge op zichzelve „van weinig
belang" zijn, om de rodeneeringen, welke
De Residentiebode er aan heeft vastge
knoopt, is zij niet zoo onbeduidend. Het
ligt voor de hand, dat, als do voorstellers
hadden kunnen voorzien, wat een weck
later gebeuren zou, zij waarschijnlijk
wel met de indiening zouden gewacht heb
ben, ware het alleen om de zuiver oppor
tunistische reden, dat door de volgende ge
beurbenissen do aandacht van hun voorstel
wel wat al te zeer moest worden afgetrok
ken. Maar hoe was de stand van zaken?
Reeds bij de behandeling der begrooting was
de indiening van 'therzieningsvoorstel aan
gekondigd en or was den voorstellers begrij
pelijkerwijze veel aan gelegen, dat vóór hot
einde van het recès het voorstel ingediend
zou zijn. Dit geschiedde nu 20 Februari.
Dat va.n het inkomen van het voorstel eerst
op 24 Februari door den Voorzitter medc-
'deeling geschiedde, was alléén het gevolg
hiervan, dat dien dag de Kamer haar eer-
ste zitting nk het recès hield, 's Daags daar
na eerst, den 25sten Februari, trad aan heo
slot dor zitting de Minister-president dr.
Kuyper op met de bekende Regeeringsver-
klaring over de spoorwegstaking van 31
Januari, eindigende met de indiening der-
bekend e stakingsontwerpon, waarvan het
laatste, de aanvulling der Strafwet, op zoo
hoogst bedenkelijke wijze de reeds van lie
verlede verminderende agitatie in het land
opeens weder deed herleven. En den 20sten
kondon do vrijzinnig-democratische Kamer
leden toch-onmogelijk weten, dat de Regee-
rig een dergelijk gevaarlijk beleid zou vol
gen."
In deze woorden ligt dc duidelijk uitge
sproken erkenning, dat, indien dc negen
mannen het indienen van strafreohterlijko
bepalingen hadden voorzien, zij hun voor
stel voorloopig hadden achterwege gehou
den.
En later wordt die erkenning nog voï-
genderwijs door do Arnhemsche bevestigd.
Hadden in den stuurstoel mannen geze
ten, die gelijk deuken mefc ons, er zou géén
Straf reclltnovelle zijn ingediend en dus
géén voedsel gegeven zijn aan een „staat
kundige revolutie."
Maar indien het standpunt van de Arn
hemse/ie ook inderdaad dat der vrijzinnig-
democraten geweest is, bewijzen dan boven
staande opmerkingen niet, dat wij volko
men terecht in ons vori'g wederwoord ter
neer sehreven:
„Gelukkig daarom noemen wij het, ^*vt
!ha don 31 sten Januari de Arnhevische Cou
rant. en dio gelijk met haar denken niet in
don stuurstoel zaten. Anders ware een
staatkundige revolutie onvermijdelijk ge
weest in hot crovolg der staking, door Troel-
stra een polit-icko genoemd"
Inderdaad, zij, die op het standpunt der
Arnhemsche stonden, moeten in die dagen
itoóh wel ziende blind en hooronde doof zijn
geweest.
Van alle kanben kon men vernemen dat
or iets op til moest zijn, als inderdaad later
gekomen is.
Bladen als de Nieuwe Rotterdamsche
CourantHet Handelsblad, De Nieuwe
Courant, ja als wo ons niet bedriegen zelfs
Het Vaderland, spraken van den plicht
aller partijen, zich om de Regecring te
20)
„Ik weet op dit oogenblik niets te zeggen."
„En wy zouden immers samen wat gaan
praten. U moet nu een beetje geestig zyn."
„Neen, Ik ben een idioot, een gelukkige
idioot. Zoo moet men zich, dunkt me, voelen
in een morphine roes. In mijn vroege jeugd
had ik eens een soortgelijken droom. Daar
was ook zoo'n geur van parfum, die uit een
rijden japon naast my kwam, en ik hield
eon blanke hand in de mijne, net als nu."
„Laat my loei Dat is niet passend."
„Uw hand beeft."
„Ja, Ik ben bang voor u."
„"Waarom?"
Omdat ik ik weet niet; maar ik
heb zooveel van liefde gehoord en gelezen;
op kostschool sprakon we er zoo dikwyia van,
en nu - nu ben ik bang, dat ik u liefheb,"
„Maar, Angólique, ik heb u ook lief, ik
heb u lief, zooala ik nog nooit een vrouw'heb
liefgehad 1"
Hy sloeg den arm om haar leest en zy
leunde met het hoofd tegen zyn schouder.
Plotseling keek zy op.
„Zyn wy nu verloofd?"
„Ja, ja, natuuriyk zyn wy nu verloofd."
„Dan moet u met myn ouders spreken."
„Ja, later."
Hy trok zyn arm terug.
„En u moet aan uw moeder schrijven."
„Dat zal ik doen."
„Is «y goed?"
»Ja, zeer goed."
scharen bij de maatregelen, die zij noodig
zou achten tot het bewaren dor orde. En
waarin meende men dan wel, dat die zou
den bestaan?
Toch wel niet uitsluitend in spoor
weg enquête en spoorwegbrigade?
Dat kon toch wel geen ernstig man ver
wachten na de debatten over de Poston-
order bij Hoofdstuk IV der Stoatsbegroo-
fcing en de uitlatingen, toen uit den mond
van den Minister van Justitie vernomen.
En allerminst het Comité van Verweer
verwachtte zulks, want het bekende brutaal
manifest vorderde het spoorwegpersoneel
dor lijnen Den HaagGouda en Amster
damRotterdam op, naar Den Haag: te
gaan en geheime instruction af te wach
ten, indien er wetten werden voorgesteld,
die de vrijheid van staken zouden beteuge
len.
En dit straatstuk was gedagteekend
van geruimen tijd vóór den 20ston Fe
bruari.
Men weet trouwens, dat de staking tus-
aohen 31 Januari en 6 April reeds eenmaal
op het punt is geweest uit te breken en het
is voor velen, ook van hen, die tot de orde
lievende partijen bohooren, geen geheim,
van waar het tegenbevel destijds is uitge
gaan.
Zij, dio beweren t-oen niets verwacht te
hebben, leveren dan ons erachtene ook een
afdoend bewijs van gebrek aan doorzicht.
En gestold eens, de Regeering hadae
gcon strafrechtnovelle voorgesteld, meent
de A rnhemscheCourant dan, dat men de
6takingskoorts maar ineens zou meester
worden?
De debat-ton der twee nachtvorgaderin-
gen over de opheffing der staking op 9 en
10 April hebben afdoende bewezen, wat er
giste en kookte zoowel bij socialisten als bij
anarchisten.
Er was geen andere uitweg: de overwin
ning der stakers op 31 Januari moest wor-
don uitgeboet, hetzij door een nederlaag
voor wapengeweld, hetzij door een fiasco.
Gelukkig hebben do stakers zeiven den
kaatsten weg gekozen.
Maar zonder een van die beide werden zij
niet wakker uit den roes van hun ergerlijke
zegepraal op 31 Januari.
In niets dus knnnen wij de Arnhetnsche
gelijk gevon, één punt uitgezonderd.
Wij schreven één woord te veel, toen we
beweerdon, dat de negenmannen voorstel
len „algemeen kiesrecht voor mannen, mits
zij (o. a.) niet in het onverstoorde bezit
zijn hunner geestvermogens".
Over het kiesrecht, door minister
Oyens voorgesteld in zijn wetsontwerp tot
het instellen van landbouwraden,
schrijft in het Handelsblad de hoefijzer-cor
respondent:
Er is geen lange beschouwing van dit kies-
reoht noodig, om het aristocratisch karak
ter er van aristocratisoli in den slechten
zin, nl. van anti-democratisch to ont
dekken. Het kiesrecht wordt uitsluitend
vastgoklonkon aau bezit. Belanghebbende is
men, in het stelsel van den minister Oyens,
alleen door een bezitverhouding, met ver-
waarloozing van elko arbeidsverhouding. Of
iemand werkt op het land het doet er
niet toe; do vraag is maar: Bezit hij land?
En zoo zal in dit stelsel do grondeigenaar,
zelfs al bemoeit hij zich niet met zijn grond,
al woont hij in een andere provincie, in een
grooto stad, al laat hij oonvoudig zijn pach
ten innen zonder naar zijn eigendommen
verder om te zien, al behoort hij dus tot die
„buitengeërfden", on zoo zijn er niet wei
nigen waarover dr. Kuyper in 1895 bij de
behandeling der Opsterl&ndscho quaestio in
de Kamer zich vrij ironisch uitliet, stem
hebben in het landbouwkapittel, terwijl de
daglooner, do man, dio van zonsopgang tot
zonsondergang op het land verkeert cn or
op werkt, die er mee omgaat en er moe op
groeit, dio eindelijk krom groeit van het
bukkend werken op hot land als ging hij,
zoo a Is Zola het aanduidt in „La Terro",
samengroeien met don grond onmondig
zijn zal, als over land- of tuinbouw advies
moet worden gegeven.
Zelfs, als het eens mettertijd bij ons mocht
komen, als in Denemarken, tot het voor
stellen van c.n wet tot het vergemakkelijken
„En mooi? Mooier dan u?"
„Veel mooier."
„Ik zal heel voel van haar houden en werke-
ïyk een goede dochter voor haar zyn."
Malln Jönsson eindigde in het salon haar
zang met een triller.
Angóliquo stond op.
„Laat ons naar binnen gaan Wy mochten
hier eigeniyk niet zoo lang biyven."
„Ja, laat ons naar binnen gaan. De lucht
is hier zoo geparfumeerdlk heb hoofdpyn
gekregen."
De gaston dronken hun kopje thoe uit.
Lorenz trad op madamo de Pontjoie toe,
om afscheid te nemen.
„Wilt u al gaan?"
„Ja, ik voel my niet recht wel."
„U ziet wat bleek. De frissche lucht zal u
goed doen. Goeden nacht en tot aanstaanden
Zaterdag."
„Wy zien elkaar gauw weer," fluisterde hy,
toon hy Angólique de hand ten afscheid drukte.
In don corridor ontmoette hy monsieur de
Pontjoie.
„Het is aardig, dat ik. u nog tref," zeide
Anatole, „het zal myn vrouw pleizier doen.
Geen van de heeren heelt geiyk gehad, de
circus wordt eerst over acht dagen geopend."
Lorenz hoorde het nauweiyks meer, hy
snelde de trap af. Hy had behoefte aan fris
sche lucht.
Wat had hy gedaan?
Zich verloofd met dat kleine, geparfumeerde
Paryecho poppetje I En haar wou hy naar
zyn thuis in Christlania brengen? Zyn thuis,
dat hem zoo armoedig scheen in vergelyking
met de coquette Franeche luxe.
Zy zou met haar geelzyden sleepjapon aan
een mooie vertooning maken beneden in den
boter- en kaaswinkel!
van klein-grondbezit door veldarbeidors,
zal dus do veldarbeider zelf daarover niet
worden gehoord,
Want wel betoogt de Minister in de Me
morie van Toelichting, dat alle veldarbei
dors kiezer worden, „die nevens hun werk
zaamheden als zoodanig nog een klein land
bouwbedrijf uitoefenen", maar ten eerste
wordt daarmede het beginsel orkend, dat
yeldarbeiders als zoodanig uitsluit van het
kiesrecht, en ten tweede zullen zij ook
practisch inderdaad uitgesloten zijn, daar
het er helaas nog ver van af is, dat de
meerderheid van onze veldarbeidors 1
hectare (of in den tuinbouw 1/2 hectare)
g~ >nd to eigen dienste bebouwt.
En dan meent de Minister zoowaar, dat
door zijn voorstel „een zoo uitgebreid mo
gelijk kiezerskorps zal worden verkregen" I
Wij aarzelon niet, al zijn wij ons bewust
van het gebruik van krasse termen, de
kiesrechtregeling, voorgesteld door minis
ter Oyens, een anachronisme te noemen en
een absurditeit.
Want zij is zóó ver ten achteren bij de be-
g 'ppon, die in onze algemeen© kiesrecht
regeling nu reeds zijn doorgedrongen, dat
zij, als zij de wettige sanctie krijgt, dezen
absurden toestand in hot leven zal roepon:
dat er veldarbeiders zullen wezen (en niet
weinigen), die het kiesrecht bezitten voor
Gemeenteraad, Provincialo Staten en Twee
de Kamer, maar niet voor do landbouw
raden.
Er zal dus een oategorie van personen
zijn, door den wetgever mondig geacht voor
het oefenen van invloed op 's lands zaken,
maar door den wetgever onmondig ver-
kl lard voor hot meewerken tot advies ov<jr
hot bedrijf, waarin zij werkzaam zijn.
Is dit niet waarlijk „anachronisme en ab
surditeit?"
Naar aanleiding van het artikel van het
Handelsblad over do landbouwraden
en het daarin uiteengezette bezwaar omtrent
het toekennen van kiesrecht voor do provin
ciale landbouwraden aan de bestaande land-
bouwvereenigingen, betoogt Het Vaderland
dat in het algemeen niet is af te keuren, dat
privaten vereeuigingen eon publioken tab
berd wordt omgehangen.
„Het staatsgezag zal," zegt het Haagsoho
blad, „wanneer het enkel zuiver kunstma
tig van bovenaf in het loven geroepen licha
men raadpleegt, nooit met zoo groofce stollig-
hoid zich deskundig kunnen achten op het
stuk van volksbelangen, als wanneer het,
zooveel als maar doenlijk is, de organisa-
biën kent en raadpleegt, die uit het volk
zolf, krachtens volkswil, naar boven
schoten."
En iets verder:
„Het staatsgezag heeft juist het tegendeel
te doen van wat de schrijver in hot Handels
blad adviseert.
Het heeft de verzoenende idee van eenheid
©n organisatie te wekken, waar zij sluimert,
te Bteunen waar zij reeds ontwaakte.
En hot kan dit laatste niet beter doen,
dan door de bestaande, spontaan opgeko
men organisation te erkennen in haar pu
blieke beteokenis (door haar publieke plich
ten op te leggen)."
In De Residentiebode komt ccn artikel
voor van O. D. W., gotitcld: „Geen zon
derlinge Staatscommissie" on lui
dende als volgt:
Het Vaderland (Avondbl. A. van Zondag
19 Apr. j.l.) bevat een hoofdartikel, geti
teld: „Een zonderlinge Staatsoommissio",
hiermede bedoelend de commissie, „ingesteld
tot het voorbereiden van voorstellen aan do
Regeering t-ot reorganisatie van het
lager, middelbaar en hoogor on
der w ij s voor zoover doze tot eon betere
incenschakeling van do onderscheidene dee-
lcn van tiet onderwijs noodig zal blijken."
Hot blad grondt zijn qualificatie van
„zonderling" op do volgende overwogingen:
a. „Men liet de mannen, dio door hun ante
cedenten in do eerste plaats waren aange
wezen voor dc commissie, er buiten." b. De
samenstelling dier commissie is in meer
dan één opzicht in de hoogste mate eenzijdig.
Bezien wij die overwegingen eens wat no
lder. Om die sub a aangeduid te rochtvaar-
„0, dat is om gek te worden 1"
Hy kwam op zyn kamer on maakte licht.
Er lag een brief op de tafel.
„Eindeiyk I"
Hy trok haastig zyn overjas uit.
Windahl had het adres geschreven.
Er lag een wissel in den brief, maar de
inhoud van den brief zelf was treurig, zoer
treurig.
Mevrouw Falk was ziek, bedenkeiyk ziek
en haar winkel gos!olen. Het geld, dat zy
zond, had zy van do Nordoruds geleend.
Lorenz moest oogenblikkeiyk terugkeeren.
De stoomboot van Havre ging over een
paar dagen.
Lorenz leunde met den arm op den schoor
steenmantel.
Misschien was zyn moeder al dood.
Maar neen, onder den brief van Windahl
had zy met bovendo hand geschreven: „Ge
groet door je je liefhebbende moeder 1"
Hy viel in een leuningstoel neer en zat
daar in zyn elegant rokkostuum, omgeven
door Fransche luxe, droefgeestig voor zich
uit to staren.
Zoo zou h\j nu terugkeeren, naar kommer
en ontbering, zonder ook maar een der ryke be
loften, die hy voor de toekomst te beloven
scheen, vervuld te hebben.
De schitterende Paryache droom met zyn
mooie vrouwen, zyn schuimenden champagne
en zyn bedwelmenden bloemengeur was voorby.
Hy hield zyn voorhoofd tegen het koude
marmer van den schoorsteenmantel.
Hy bad hoofdpyn van het parfum.
Het Fransche parfum was te ste:k voor
hem.
digea doet het blad eenige vragen, waarin
hot duidelijk aangeeft welke richtingen z. i,
in die commissie hadden moeten vertegen
woordigd zijn; ja, hot pousseert zelfs eenige
namen, die, ik geef dit dadelijk toe, be-
hooron aan mannen, welbekend op onder
wijsgebied, welbekend ook door hun meenin-
goa speciaal over hot onderdeel dor z.g. In-
eensohakeling.
„Waarom die mannon nu voorbijgegaan?"
vraagt het blad. Ik zou willen wedervragen
Maar, al zijn nu die personen niet zolf op
genomen in die commissie, kan mon daar
om geen profijt trekken van hun „lange
ondervinding", van „hun overtuiging", die
zij „in woord on geschrift hebben kenbaar
gemaakt"? Ja, is het zelfs niet zoér wijs
gezien, om juist dio mannen met een reeds
vooraf gevestigde overtuiging er buiten te
laten? Is er nu niet veel meor kans, dat
de oommissio voorstellen zal doen, waarin
ook anderer ovortuiging zal gekend zijn?
Is de oommissie er niet juist, niet om een
reeds vooraf bekende overtuiging te pous-
seeren, maar om zichzelf door studio cn
onderzoek een overtuiging te vormon?
Ziet, do eerlijke beantwoording dezer vra
gen zal misschien hot blad ver7X)cnon met
het denkbeeld, dat niet de „in de eorste
plaats daarvoor aangewezenen" zijn bo-
noemd in de commissie.
Oui te bewijzen, dat do samenstelling een
zijdig is geweest, voort het blad volgondo
argumenten aan.
Er is onder do mannen dor commissie
niet één, dio niet alleen de lagere school,
maar ook hot kind op die sokooi kont. Het-
zolfdo geldt ook voor de scholen voor mid
delbaar en gymnasiaal onderwijs. Nu is er
reeds van andere zijde op gewezen, dat bijv.
prof. dr. W. H. Nolens, lid der oommissie,
toch wel op do hoogte kan zijn van middel
baar en gymnasiaal onderwijs. Rolduc tooh
wordt gerekend onder de bijzondere gymna
sia. Maar al waro dit nu zelfs niet heb ge
val en (wat het lager onderwijs betreft, dit
is zelfs zeker niet vertegenwoordigd) wat
maakt dit uit? Do oommissie dient toch juist
niet to bestaan uit specialiteiten op die on-
derechoideno gebieden, maar te staan b o -
ven die specialiteiten. Laat het blad niet
vergoten, dat bijv. een man van het Lagor
Onderwijs toch wel niet zal kunnen meespro
ken over het Hoogor, en omgekeerd. M, i.
is het den samensteller(s) dan ook niet to
doen geweest, om juist die drie gebieden,
ieder afzonderlijk, te vernoemen, die het al
gemeen vertrouwen genieten en op i e d o r
gebied hoog staan. Trouwens, uit hoeveel le
don had dan ook die commissie wel moeten
bestaan? Of zou één vertegenwoordiger uit
ieder gebied het blad genoeg zijn geweest?
Ik geloof, dat juist dan dc grootste eenzij
digheid verkregen zou zijn. En hoe zou het
ben slotte gegaan zijn met eventucolo stem
mingen in ue oommissie
Had dan de, laat ik het eens zoo noemen,
lage re-onderwijsman, moeten meestemmen
inzake Hoogor Onderwijs en omgekeerd? En
juist daarin is hij tot oordeolen onbevoegd!
Maar hoe dan 1
Wat het blad verder zegt, dat „onzo wet
geving op onderwijsgebied zeer sterk het
kenmerk draagt van to zijn voortgekomen
uit do studeerkamer van hooggcleordon" is
zeker ten volle juist, maar m. i. juist nu ge
tracht dit euvel to vermijden, door het mo
gelijk maken der sub-commissies, waarover
straks uitvoeriger.
Eon ander argument voor do eenzijdigheid
zoekt het blad daarin: „dat gcon onkel lid
do wis- on natuurkundige vakken vertegen
woordigt." Maar golooft het nu zelf wel,
dat bij dc samenstelling der Commissie ge
zocht is naar vertegenwoordigers dor ver
schillende vakken? Dat zou dan reeds zijn
een tweede grondslag van samenstelling:
eerst de drie gebieden van onderwijs, lager,
middelbaar en hoogor; nu nog de verschil
lende vakken. .Was Het Vaderland aangewe
zen om de Commissie samen te stellen, wo
hadden een veelhoofdig monster gekregen,
waarvan we misschien veel sucoes op kor-
misvoorstdlingen hadden mogen verwach
ten; maar geenszins iete voor ons onder
wijs. 't Ware een echte lange-baan-schuif-
commissie geworden! De Regcoring licoft,
naar mijn bescheiden mcening, juist ge-
XV.
Do antieke meubelen stonden net als
vroeger, maar toch had de kamer een ander
aanzien gekregen.
In een hoek was een bed geplaatst; het
salon, waar het frisch en licht was, was voor
ziekenkamer ingericht geworden.
Mevrouw Falk lag te bed. Haar oogen
hadden een veel te sterken glans gekregen
en haar handen waren weor wit, veel te wit
geworden.
Aan het raam zat een knap jong meisje
mot een eenvoudig, maar elegant donker
japonnetje aan. Zy had een frisch gezicht en
blosjes op do wangen, en haar ryko, blonde
haar lag in dikke vlechten om haar hoofd.
„Annettol"
„Ja, tante."
„Nu la de stoomboot zoker al aan."
„Ik denk het haast wel."
„Zie je hem nog niet komen?"
„Nog niet, tanto."
„Mevrouw Falk zuchtte en vervolgens
speelden haar vingers zenuwachtig met oen
tip van het beddolaken.
Annette schudde het kussen van haar tante
wat op, wreef haar voorhoofd met eau-de-
cologne en ging daarna weer terug naar het
raam.
„Daar komt hy aan, tante 1"
Mevrouw Falk's wangen kregen een frissche
kleur en haar hart klopte.
„Til my een beelje op, Annette."
Mevrouw Falk probeerde in bed te zitten,
maar haar hoofd viel al heel gauw weer in
het kussen.
Tomine had open gedaan Lorenz ontdeed
zich haastig van zyn overjas en reistaschje.
tracht deze klippen tc ontzeilen door een
betrekkelijk kleine oommissie te vormon van
Wonnen, „wier ijver en toewijding bij 'tvor-
vuilen van de hun opgedragen took" zelf»
Het Vaderland niet in twijfel trekt.
Aan allo andere bezwaren, die bet blad
aanvoert, kan zeer good te gemoet gckc. eu
worden door een oordeelkundig samenstellen
der sub-oommissies j maar dan moet niemand
beginnen met te insinueoreu, dn£ de Com
missie personen kiezen zal, „van wio zij voer
wachten kan, dat zij zullen adviseeren in
haar geest" of „dat zij adviezen, die haar
niet aanstaan, zal negeeren." Dat ia, mijns
erachtens, wantrouwen zaaien in imiiucn,
wier goede naam alleen reeds borg is voor
hun onpartijdigheid.
Nog een enkel woord over die ovontucelo
sub-oom ra isricsT Juist-, omdat het mogelijk
is voor ieder gebied eon sub-comraissio tc
vormen, kan in die oommissies naar alzij
digheid on erkenning van ieders overtuiging
zoo goed mogelijk gestreefd wo reien. Pin
kan ook, daar ieder op eigen terrein blijft,
eon dogolijk advice verwacht worden. En
wanneer dan in de hoofdcommissie die ad
viezen ernstig worden overwogen en met
elkaar verbonden, dan kan or cin gohcol
ontstaan, dat rijko vruchten voor ons on
derwijs belooft.
Laat. men ten slotte dan ook niet verge
ten, dat de oventueole voorstellen nog geen
wet zijnmaar dat, zoo de Regecring zo
overneemt, zo toch altijd nog den toets der
publieke opinie in de vak- en gewone pc ra
en in de beide Kamers moeten doorstaan.
Wanneer men dit alles overweogt, zal mon
missohion, als ik, verschillen van de mooning
van Het Vaderland on do Commissie „gcon
zonderlinge" vinden.
Naar aanleiding van het werk „Vijf en
twintig jaar in do Kamer" van mr. SI van
Houten zegt hot Utrechtsch Dagblad, dat
deze staatsman volstrekt niet is veran
derd, wat zijn tegenstanders hom voortdu
rend bobben verweten.
Hot blad vermeldt o. a. als van actueel
belang do urgumentatio, waannodo de hoor
Van Houten in Het Noorden van 9 Mei 1870
het kiosrooht verdedigde, dat hij in 189C zou
tot stand brengon:
„Met mijn toestemming zullen nimmer po
litieke rechten verleend worden aan hen, die
geen zelfstandig bestaan, hoo nederig dan
ook, hobbon. Zij moeten door vermcorderde
material© welvaart tot de politieke roohton
komen. Een door politieke rechten tot ver
hoogde welvaart te willen brengen is eon
gevaarlijke illusie. Het kiesrecht moot niet
tot hen komen in hun ellende. Wat hun ma
teriaal bestaan betreft, van dc welwillend
heid van andoren afhankelijk, zonder belang
bij het behoud van de bestaande bronnen van
wolvaart, onontwikkeld, veelal door liodor-
lijk gedrag tot hun ellende vervallen, zou
den zij gcon inzicht of rechtmatig belang tot
richtsnoer .bij het uitbrengen conor stem heb
ben. Zij zouden to lioht die stem veil hebben,
of door voorspiegeling van grootero onder
steuning ten koste van anderen te verleiden.
Het kiesrecht dor allerlaagste kinase is con
steunpunt óf voor het despotisme óf voor
eon tot gelijkheid in de ellende trekkende
bowoging.
Maar oven gevaarlijk als het vorieencn van
politiekon invloed aan die allerlaagste klas
sen wezen zou, oven bedenkelijk is het daar
mede hen gelijk te stellen, die een nederige,
maar zolfstandigo maatschap pol ij ko positie
hebben, en van den Staat niets vragen dan
een goed en zuinig bestaan, en de vrije ont
wikkeling hunner krachten. Op don duur
moot zonder twijfel het volle staatsburgcr-
reolit t-ot aan deze grens verleend worden."
Hier staat (naar hot Utrechtsch Dagblad
meent) volkomen duidelijk wat dó heer Van
Houten heeiG gewild in 1870 on in 1896 vol
bracht.
En wel datgene, wat nadenken cn beginsel
hem déden kennen als het beste voor den
Staat. En tooh pogen zijn politieke tegen
standers „ons wijs te maken, dat deze man
van raoicoal tot conservatief zou zijn ge
worden", terwijl het Utrechtsch Dagblad
hem beschouwt als „ccn der stijfhoofdigste
„Ik ga een oogenblik in de zykamor, tante,"
zeido Annett# Norderud. „Het is het best,
dat u oorst een pooBjo samen bont."
Annette verwydorde zich.
BUna dadeiyk daarop werd do deur open
gedaan en Lorenz trad binnen.
Twee paar raooio, grysgroene oogon waarin
tranen stonden, ontmoetten elkaar in een
langen blik. Het volgende oogenblik lag hy
met zyn hoofd op hot kussen en haar magere,
bevende hand Btrook ovor zyn donkerblonde
haar.
Vervolgens hield zy de hand onder zUn kin.
„Laat me jouw gozicht eens zien. Noen,
je zlot or niet zoo uit als Ferdinand."
„Mama, mama, wees niet boos op my l"
Boos op je? Waarom?"
„Omdat ik zoo harteloos bon geweest, daar
In Frankryk deftig te leven en er niet aau
hob gedacht, dat u hier thuis ziek was on
toch werken moest."
„Nu kan ik hot niet meer. Nu zal je zelf
moeten werken. Je bent zeker je groole stuk
al begonnen? Of is hot misschien al klaar?
0, Lorenz, hot zou zoo prachtig zyn gowoest,
als je tydens myn leven al een beotjo ver
dienen kon; dan was lk zeker, dat je goon
gobrek zoudt behoeven te lydon, nu ik, nu
ik heenga. Je hebt toch al wat geschreven?"
Hy boog het hoofd. Aan haar doodsbed
kon hy haar geon onwaarheid zoggen.
„Lorenz?"
„Ik, ik zal nu beginnen."
„Dan zie ik het dus niet voltooid?"
„Mama, u raag my nog niet verlaten. W()
zullen het nu samen zoo prettig hobbon, lk
zal nu viytig wezen en voor ons belden
werken U hebt het laDg genoeg gedaan."
(Wordt vtrrolgd.)