No. 13248 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 MEI. - TWEEDE BLAD. Anno 11)08 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De dilettant. Wij lozen in De Residentiebode de vol gende asterisk: „Erkend on... to veel bowe eon"; Met de Arnhetnsche Courant zijn w j hot volkomen eens, dat er „weinig licht ia to verwachten" van het voortzetten onzer polemiek over de vraag, of de vrijzin nig-dom ooraton al dan niet met vuur speelden, toen zij hun voorstel t-ot Grond wetsherziening indienden in de ern stige dagen, die achter ons liggen. Toch hoeft, onzerzijds tot besluit, op vermelding aanspraak een toelichting, waarmede hot blad de handelingen der negen mannen wil verklaren. Wij hadden gezegd, dat het er eigenlijk weinig toe doet, of het voorstel der negon van 20 dan wel van 24 Februari gedag- teeke.nd was. Hierop antwoordt de Arnhetnsche Cou rant: „De zaak moge op zichzelve „van weinig belang" zijn, om de rodeneeringen, welke De Residentiebode er aan heeft vastge knoopt, is zij niet zoo onbeduidend. Het ligt voor de hand, dat, als do voorstellers hadden kunnen voorzien, wat een weck later gebeuren zou, zij waarschijnlijk wel met de indiening zouden gewacht heb ben, ware het alleen om de zuiver oppor tunistische reden, dat door de volgende ge beurbenissen do aandacht van hun voorstel wel wat al te zeer moest worden afgetrok ken. Maar hoe was de stand van zaken? Reeds bij de behandeling der begrooting was de indiening van 'therzieningsvoorstel aan gekondigd en or was den voorstellers begrij pelijkerwijze veel aan gelegen, dat vóór hot einde van het recès het voorstel ingediend zou zijn. Dit geschiedde nu 20 Februari. Dat va.n het inkomen van het voorstel eerst op 24 Februari door den Voorzitter medc- 'deeling geschiedde, was alléén het gevolg hiervan, dat dien dag de Kamer haar eer- ste zitting nk het recès hield, 's Daags daar na eerst, den 25sten Februari, trad aan heo slot dor zitting de Minister-president dr. Kuyper op met de bekende Regeeringsver- klaring over de spoorwegstaking van 31 Januari, eindigende met de indiening der- bekend e stakingsontwerpon, waarvan het laatste, de aanvulling der Strafwet, op zoo hoogst bedenkelijke wijze de reeds van lie verlede verminderende agitatie in het land opeens weder deed herleven. En den 20sten kondon do vrijzinnig-democratische Kamer leden toch-onmogelijk weten, dat de Regee- rig een dergelijk gevaarlijk beleid zou vol gen." In deze woorden ligt dc duidelijk uitge sproken erkenning, dat, indien dc negen mannen het indienen van strafreohterlijko bepalingen hadden voorzien, zij hun voor stel voorloopig hadden achterwege gehou den. En later wordt die erkenning nog voï- genderwijs door do Arnhemsche bevestigd. Hadden in den stuurstoel mannen geze ten, die gelijk deuken mefc ons, er zou géén Straf reclltnovelle zijn ingediend en dus géén voedsel gegeven zijn aan een „staat kundige revolutie." Maar indien het standpunt van de Arn hemse/ie ook inderdaad dat der vrijzinnig- democraten geweest is, bewijzen dan boven staande opmerkingen niet, dat wij volko men terecht in ons vori'g wederwoord ter neer sehreven: „Gelukkig daarom noemen wij het, ^*vt !ha don 31 sten Januari de Arnhevische Cou rant. en dio gelijk met haar denken niet in don stuurstoel zaten. Anders ware een staatkundige revolutie onvermijdelijk ge weest in hot crovolg der staking, door Troel- stra een polit-icko genoemd" Inderdaad, zij, die op het standpunt der Arnhemsche stonden, moeten in die dagen itoóh wel ziende blind en hooronde doof zijn geweest. Van alle kanben kon men vernemen dat or iets op til moest zijn, als inderdaad later gekomen is. Bladen als de Nieuwe Rotterdamsche CourantHet Handelsblad, De Nieuwe Courant, ja als wo ons niet bedriegen zelfs Het Vaderland, spraken van den plicht aller partijen, zich om de Regecring te 20) „Ik weet op dit oogenblik niets te zeggen." „En wy zouden immers samen wat gaan praten. U moet nu een beetje geestig zyn." „Neen, Ik ben een idioot, een gelukkige idioot. Zoo moet men zich, dunkt me, voelen in een morphine roes. In mijn vroege jeugd had ik eens een soortgelijken droom. Daar was ook zoo'n geur van parfum, die uit een rijden japon naast my kwam, en ik hield eon blanke hand in de mijne, net als nu." „Laat my loei Dat is niet passend." „Uw hand beeft." „Ja, Ik ben bang voor u." „"Waarom?" Omdat ik ik weet niet; maar ik heb zooveel van liefde gehoord en gelezen; op kostschool sprakon we er zoo dikwyia van, en nu - nu ben ik bang, dat ik u liefheb," „Maar, Angólique, ik heb u ook lief, ik heb u lief, zooala ik nog nooit een vrouw'heb liefgehad 1" Hy sloeg den arm om haar leest en zy leunde met het hoofd tegen zyn schouder. Plotseling keek zy op. „Zyn wy nu verloofd?" „Ja, ja, natuuriyk zyn wy nu verloofd." „Dan moet u met myn ouders spreken." „Ja, later." Hy trok zyn arm terug. „En u moet aan uw moeder schrijven." „Dat zal ik doen." „Is «y goed?" »Ja, zeer goed." scharen bij de maatregelen, die zij noodig zou achten tot het bewaren dor orde. En waarin meende men dan wel, dat die zou den bestaan? Toch wel niet uitsluitend in spoor weg enquête en spoorwegbrigade? Dat kon toch wel geen ernstig man ver wachten na de debatten over de Poston- order bij Hoofdstuk IV der Stoatsbegroo- fcing en de uitlatingen, toen uit den mond van den Minister van Justitie vernomen. En allerminst het Comité van Verweer verwachtte zulks, want het bekende brutaal manifest vorderde het spoorwegpersoneel dor lijnen Den HaagGouda en Amster damRotterdam op, naar Den Haag: te gaan en geheime instruction af te wach ten, indien er wetten werden voorgesteld, die de vrijheid van staken zouden beteuge len. En dit straatstuk was gedagteekend van geruimen tijd vóór den 20ston Fe bruari. Men weet trouwens, dat de staking tus- aohen 31 Januari en 6 April reeds eenmaal op het punt is geweest uit te breken en het is voor velen, ook van hen, die tot de orde lievende partijen bohooren, geen geheim, van waar het tegenbevel destijds is uitge gaan. Zij, dio beweren t-oen niets verwacht te hebben, leveren dan ons erachtene ook een afdoend bewijs van gebrek aan doorzicht. En gestold eens, de Regeering hadae gcon strafrechtnovelle voorgesteld, meent de A rnhemscheCourant dan, dat men de 6takingskoorts maar ineens zou meester worden? De debat-ton der twee nachtvorgaderin- gen over de opheffing der staking op 9 en 10 April hebben afdoende bewezen, wat er giste en kookte zoowel bij socialisten als bij anarchisten. Er was geen andere uitweg: de overwin ning der stakers op 31 Januari moest wor- don uitgeboet, hetzij door een nederlaag voor wapengeweld, hetzij door een fiasco. Gelukkig hebben do stakers zeiven den kaatsten weg gekozen. Maar zonder een van die beide werden zij niet wakker uit den roes van hun ergerlijke zegepraal op 31 Januari. In niets dus knnnen wij de Arnhetnsche gelijk gevon, één punt uitgezonderd. Wij schreven één woord te veel, toen we beweerdon, dat de negenmannen voorstel len „algemeen kiesrecht voor mannen, mits zij (o. a.) niet in het onverstoorde bezit zijn hunner geestvermogens". Over het kiesrecht, door minister Oyens voorgesteld in zijn wetsontwerp tot het instellen van landbouwraden, schrijft in het Handelsblad de hoefijzer-cor respondent: Er is geen lange beschouwing van dit kies- reoht noodig, om het aristocratisch karak ter er van aristocratisoli in den slechten zin, nl. van anti-democratisch to ont dekken. Het kiesrecht wordt uitsluitend vastgoklonkon aau bezit. Belanghebbende is men, in het stelsel van den minister Oyens, alleen door een bezitverhouding, met ver- waarloozing van elko arbeidsverhouding. Of iemand werkt op het land het doet er niet toe; do vraag is maar: Bezit hij land? En zoo zal in dit stelsel do grondeigenaar, zelfs al bemoeit hij zich niet met zijn grond, al woont hij in een andere provincie, in een grooto stad, al laat hij oonvoudig zijn pach ten innen zonder naar zijn eigendommen verder om te zien, al behoort hij dus tot die „buitengeërfden", on zoo zijn er niet wei nigen waarover dr. Kuyper in 1895 bij de behandeling der Opsterl&ndscho quaestio in de Kamer zich vrij ironisch uitliet, stem hebben in het landbouwkapittel, terwijl de daglooner, do man, dio van zonsopgang tot zonsondergang op het land verkeert cn or op werkt, die er mee omgaat en er moe op groeit, dio eindelijk krom groeit van het bukkend werken op hot land als ging hij, zoo a Is Zola het aanduidt in „La Terro", samengroeien met don grond onmondig zijn zal, als over land- of tuinbouw advies moet worden gegeven. Zelfs, als het eens mettertijd bij ons mocht komen, als in Denemarken, tot het voor stellen van c.n wet tot het vergemakkelijken „En mooi? Mooier dan u?" „Veel mooier." „Ik zal heel voel van haar houden en werke- ïyk een goede dochter voor haar zyn." Malln Jönsson eindigde in het salon haar zang met een triller. Angóliquo stond op. „Laat ons naar binnen gaan Wy mochten hier eigeniyk niet zoo lang biyven." „Ja, laat ons naar binnen gaan. De lucht is hier zoo geparfumeerdlk heb hoofdpyn gekregen." De gaston dronken hun kopje thoe uit. Lorenz trad op madamo de Pontjoie toe, om afscheid te nemen. „Wilt u al gaan?" „Ja, ik voel my niet recht wel." „U ziet wat bleek. De frissche lucht zal u goed doen. Goeden nacht en tot aanstaanden Zaterdag." „Wy zien elkaar gauw weer," fluisterde hy, toon hy Angólique de hand ten afscheid drukte. In don corridor ontmoette hy monsieur de Pontjoie. „Het is aardig, dat ik. u nog tref," zeide Anatole, „het zal myn vrouw pleizier doen. Geen van de heeren heelt geiyk gehad, de circus wordt eerst over acht dagen geopend." Lorenz hoorde het nauweiyks meer, hy snelde de trap af. Hy had behoefte aan fris sche lucht. Wat had hy gedaan? Zich verloofd met dat kleine, geparfumeerde Paryecho poppetje I En haar wou hy naar zyn thuis in Christlania brengen? Zyn thuis, dat hem zoo armoedig scheen in vergelyking met de coquette Franeche luxe. Zy zou met haar geelzyden sleepjapon aan een mooie vertooning maken beneden in den boter- en kaaswinkel! van klein-grondbezit door veldarbeidors, zal dus do veldarbeider zelf daarover niet worden gehoord, Want wel betoogt de Minister in de Me morie van Toelichting, dat alle veldarbei dors kiezer worden, „die nevens hun werk zaamheden als zoodanig nog een klein land bouwbedrijf uitoefenen", maar ten eerste wordt daarmede het beginsel orkend, dat yeldarbeiders als zoodanig uitsluit van het kiesrecht, en ten tweede zullen zij ook practisch inderdaad uitgesloten zijn, daar het er helaas nog ver van af is, dat de meerderheid van onze veldarbeidors 1 hectare (of in den tuinbouw 1/2 hectare) g~ >nd to eigen dienste bebouwt. En dan meent de Minister zoowaar, dat door zijn voorstel „een zoo uitgebreid mo gelijk kiezerskorps zal worden verkregen" I Wij aarzelon niet, al zijn wij ons bewust van het gebruik van krasse termen, de kiesrechtregeling, voorgesteld door minis ter Oyens, een anachronisme te noemen en een absurditeit. Want zij is zóó ver ten achteren bij de be- g 'ppon, die in onze algemeen© kiesrecht regeling nu reeds zijn doorgedrongen, dat zij, als zij de wettige sanctie krijgt, dezen absurden toestand in hot leven zal roepon: dat er veldarbeiders zullen wezen (en niet weinigen), die het kiesrecht bezitten voor Gemeenteraad, Provincialo Staten en Twee de Kamer, maar niet voor do landbouw raden. Er zal dus een oategorie van personen zijn, door den wetgever mondig geacht voor het oefenen van invloed op 's lands zaken, maar door den wetgever onmondig ver- kl lard voor hot meewerken tot advies ov<jr hot bedrijf, waarin zij werkzaam zijn. Is dit niet waarlijk „anachronisme en ab surditeit?" Naar aanleiding van het artikel van het Handelsblad over do landbouwraden en het daarin uiteengezette bezwaar omtrent het toekennen van kiesrecht voor do provin ciale landbouwraden aan de bestaande land- bouwvereenigingen, betoogt Het Vaderland dat in het algemeen niet is af te keuren, dat privaten vereeuigingen eon publioken tab berd wordt omgehangen. „Het staatsgezag zal," zegt het Haagsoho blad, „wanneer het enkel zuiver kunstma tig van bovenaf in het loven geroepen licha men raadpleegt, nooit met zoo groofce stollig- hoid zich deskundig kunnen achten op het stuk van volksbelangen, als wanneer het, zooveel als maar doenlijk is, de organisa- biën kent en raadpleegt, die uit het volk zolf, krachtens volkswil, naar boven schoten." En iets verder: „Het staatsgezag heeft juist het tegendeel te doen van wat de schrijver in hot Handels blad adviseert. Het heeft de verzoenende idee van eenheid ©n organisatie te wekken, waar zij sluimert, te Bteunen waar zij reeds ontwaakte. En hot kan dit laatste niet beter doen, dan door de bestaande, spontaan opgeko men organisation te erkennen in haar pu blieke beteokenis (door haar publieke plich ten op te leggen)." In De Residentiebode komt ccn artikel voor van O. D. W., gotitcld: „Geen zon derlinge Staatscommissie" on lui dende als volgt: Het Vaderland (Avondbl. A. van Zondag 19 Apr. j.l.) bevat een hoofdartikel, geti teld: „Een zonderlinge Staatsoommissio", hiermede bedoelend de commissie, „ingesteld tot het voorbereiden van voorstellen aan do Regeering t-ot reorganisatie van het lager, middelbaar en hoogor on der w ij s voor zoover doze tot eon betere incenschakeling van do onderscheidene dee- lcn van tiet onderwijs noodig zal blijken." Hot blad grondt zijn qualificatie van „zonderling" op do volgende overwogingen: a. „Men liet de mannen, dio door hun ante cedenten in do eerste plaats waren aange wezen voor dc commissie, er buiten." b. De samenstelling dier commissie is in meer dan één opzicht in de hoogste mate eenzijdig. Bezien wij die overwegingen eens wat no lder. Om die sub a aangeduid te rochtvaar- „0, dat is om gek te worden 1" Hy kwam op zyn kamer on maakte licht. Er lag een brief op de tafel. „Eindeiyk I" Hy trok haastig zyn overjas uit. Windahl had het adres geschreven. Er lag een wissel in den brief, maar de inhoud van den brief zelf was treurig, zoer treurig. Mevrouw Falk was ziek, bedenkeiyk ziek en haar winkel gos!olen. Het geld, dat zy zond, had zy van do Nordoruds geleend. Lorenz moest oogenblikkeiyk terugkeeren. De stoomboot van Havre ging over een paar dagen. Lorenz leunde met den arm op den schoor steenmantel. Misschien was zyn moeder al dood. Maar neen, onder den brief van Windahl had zy met bovendo hand geschreven: „Ge groet door je je liefhebbende moeder 1" Hy viel in een leuningstoel neer en zat daar in zyn elegant rokkostuum, omgeven door Fransche luxe, droefgeestig voor zich uit to staren. Zoo zou h\j nu terugkeeren, naar kommer en ontbering, zonder ook maar een der ryke be loften, die hy voor de toekomst te beloven scheen, vervuld te hebben. De schitterende Paryache droom met zyn mooie vrouwen, zyn schuimenden champagne en zyn bedwelmenden bloemengeur was voorby. Hy hield zyn voorhoofd tegen het koude marmer van den schoorsteenmantel. Hy bad hoofdpyn van het parfum. Het Fransche parfum was te ste:k voor hem. digea doet het blad eenige vragen, waarin hot duidelijk aangeeft welke richtingen z. i, in die commissie hadden moeten vertegen woordigd zijn; ja, hot pousseert zelfs eenige namen, die, ik geef dit dadelijk toe, be- hooron aan mannen, welbekend op onder wijsgebied, welbekend ook door hun meenin- goa speciaal over hot onderdeel dor z.g. In- eensohakeling. „Waarom die mannon nu voorbijgegaan?" vraagt het blad. Ik zou willen wedervragen Maar, al zijn nu die personen niet zolf op genomen in die commissie, kan mon daar om geen profijt trekken van hun „lange ondervinding", van „hun overtuiging", die zij „in woord on geschrift hebben kenbaar gemaakt"? Ja, is het zelfs niet zoér wijs gezien, om juist dio mannen met een reeds vooraf gevestigde overtuiging er buiten te laten? Is er nu niet veel meor kans, dat de oommissio voorstellen zal doen, waarin ook anderer ovortuiging zal gekend zijn? Is de oommissie er niet juist, niet om een reeds vooraf bekende overtuiging te pous- seeren, maar om zichzelf door studio cn onderzoek een overtuiging te vormon? Ziet, do eerlijke beantwoording dezer vra gen zal misschien hot blad ver7X)cnon met het denkbeeld, dat niet de „in de eorste plaats daarvoor aangewezenen" zijn bo- noemd in de commissie. Oui te bewijzen, dat do samenstelling een zijdig is geweest, voort het blad volgondo argumenten aan. Er is onder do mannen dor commissie niet één, dio niet alleen de lagere school, maar ook hot kind op die sokooi kont. Het- zolfdo geldt ook voor de scholen voor mid delbaar en gymnasiaal onderwijs. Nu is er reeds van andere zijde op gewezen, dat bijv. prof. dr. W. H. Nolens, lid der oommissie, toch wel op do hoogte kan zijn van middel baar en gymnasiaal onderwijs. Rolduc tooh wordt gerekend onder de bijzondere gymna sia. Maar al waro dit nu zelfs niet heb ge val en (wat het lager onderwijs betreft, dit is zelfs zeker niet vertegenwoordigd) wat maakt dit uit? Do oommissie dient toch juist niet to bestaan uit specialiteiten op die on- derechoideno gebieden, maar te staan b o - ven die specialiteiten. Laat het blad niet vergoten, dat bijv. een man van het Lagor Onderwijs toch wel niet zal kunnen meespro ken over het Hoogor, en omgekeerd. M, i. is het den samensteller(s) dan ook niet to doen geweest, om juist die drie gebieden, ieder afzonderlijk, te vernoemen, die het al gemeen vertrouwen genieten en op i e d o r gebied hoog staan. Trouwens, uit hoeveel le don had dan ook die commissie wel moeten bestaan? Of zou één vertegenwoordiger uit ieder gebied het blad genoeg zijn geweest? Ik geloof, dat juist dan dc grootste eenzij digheid verkregen zou zijn. En hoe zou het ben slotte gegaan zijn met eventucolo stem mingen in ue oommissie Had dan de, laat ik het eens zoo noemen, lage re-onderwijsman, moeten meestemmen inzake Hoogor Onderwijs en omgekeerd? En juist daarin is hij tot oordeolen onbevoegd! Maar hoe dan 1 Wat het blad verder zegt, dat „onzo wet geving op onderwijsgebied zeer sterk het kenmerk draagt van to zijn voortgekomen uit do studeerkamer van hooggcleordon" is zeker ten volle juist, maar m. i. juist nu ge tracht dit euvel to vermijden, door het mo gelijk maken der sub-commissies, waarover straks uitvoeriger. Eon ander argument voor do eenzijdigheid zoekt het blad daarin: „dat gcon onkel lid do wis- on natuurkundige vakken vertegen woordigt." Maar golooft het nu zelf wel, dat bij dc samenstelling der Commissie ge zocht is naar vertegenwoordigers dor ver schillende vakken? Dat zou dan reeds zijn een tweede grondslag van samenstelling: eerst de drie gebieden van onderwijs, lager, middelbaar en hoogor; nu nog de verschil lende vakken. .Was Het Vaderland aangewe zen om de Commissie samen te stellen, wo hadden een veelhoofdig monster gekregen, waarvan we misschien veel sucoes op kor- misvoorstdlingen hadden mogen verwach ten; maar geenszins iete voor ons onder wijs. 't Ware een echte lange-baan-schuif- commissie geworden! De Regcoring licoft, naar mijn bescheiden mcening, juist ge- XV. Do antieke meubelen stonden net als vroeger, maar toch had de kamer een ander aanzien gekregen. In een hoek was een bed geplaatst; het salon, waar het frisch en licht was, was voor ziekenkamer ingericht geworden. Mevrouw Falk lag te bed. Haar oogen hadden een veel te sterken glans gekregen en haar handen waren weor wit, veel te wit geworden. Aan het raam zat een knap jong meisje mot een eenvoudig, maar elegant donker japonnetje aan. Zy had een frisch gezicht en blosjes op do wangen, en haar ryko, blonde haar lag in dikke vlechten om haar hoofd. „Annettol" „Ja, tante." „Nu la de stoomboot zoker al aan." „Ik denk het haast wel." „Zie je hem nog niet komen?" „Nog niet, tanto." „Mevrouw Falk zuchtte en vervolgens speelden haar vingers zenuwachtig met oen tip van het beddolaken. Annette schudde het kussen van haar tante wat op, wreef haar voorhoofd met eau-de- cologne en ging daarna weer terug naar het raam. „Daar komt hy aan, tante 1" Mevrouw Falk's wangen kregen een frissche kleur en haar hart klopte. „Til my een beelje op, Annette." Mevrouw Falk probeerde in bed te zitten, maar haar hoofd viel al heel gauw weer in het kussen. Tomine had open gedaan Lorenz ontdeed zich haastig van zyn overjas en reistaschje. tracht deze klippen tc ontzeilen door een betrekkelijk kleine oommissie te vormon van Wonnen, „wier ijver en toewijding bij 'tvor- vuilen van de hun opgedragen took" zelf» Het Vaderland niet in twijfel trekt. Aan allo andere bezwaren, die bet blad aanvoert, kan zeer good te gemoet gckc. eu worden door een oordeelkundig samenstellen der sub-oommissies j maar dan moet niemand beginnen met te insinueoreu, dn£ de Com missie personen kiezen zal, „van wio zij voer wachten kan, dat zij zullen adviseeren in haar geest" of „dat zij adviezen, die haar niet aanstaan, zal negeeren." Dat ia, mijns erachtens, wantrouwen zaaien in imiiucn, wier goede naam alleen reeds borg is voor hun onpartijdigheid. Nog een enkel woord over die ovontucelo sub-oom ra isricsT Juist-, omdat het mogelijk is voor ieder gebied eon sub-comraissio tc vormen, kan in die oommissies naar alzij digheid on erkenning van ieders overtuiging zoo goed mogelijk gestreefd wo reien. Pin kan ook, daar ieder op eigen terrein blijft, eon dogolijk advice verwacht worden. En wanneer dan in de hoofdcommissie die ad viezen ernstig worden overwogen en met elkaar verbonden, dan kan or cin gohcol ontstaan, dat rijko vruchten voor ons on derwijs belooft. Laat. men ten slotte dan ook niet verge ten, dat de oventueole voorstellen nog geen wet zijnmaar dat, zoo de Regecring zo overneemt, zo toch altijd nog den toets der publieke opinie in de vak- en gewone pc ra en in de beide Kamers moeten doorstaan. Wanneer men dit alles overweogt, zal mon missohion, als ik, verschillen van de mooning van Het Vaderland on do Commissie „gcon zonderlinge" vinden. Naar aanleiding van het werk „Vijf en twintig jaar in do Kamer" van mr. SI van Houten zegt hot Utrechtsch Dagblad, dat deze staatsman volstrekt niet is veran derd, wat zijn tegenstanders hom voortdu rend bobben verweten. Hot blad vermeldt o. a. als van actueel belang do urgumentatio, waannodo de hoor Van Houten in Het Noorden van 9 Mei 1870 het kiosrooht verdedigde, dat hij in 189C zou tot stand brengon: „Met mijn toestemming zullen nimmer po litieke rechten verleend worden aan hen, die geen zelfstandig bestaan, hoo nederig dan ook, hobbon. Zij moeten door vermcorderde material© welvaart tot de politieke roohton komen. Een door politieke rechten tot ver hoogde welvaart te willen brengen is eon gevaarlijke illusie. Het kiesrecht moot niet tot hen komen in hun ellende. Wat hun ma teriaal bestaan betreft, van dc welwillend heid van andoren afhankelijk, zonder belang bij het behoud van de bestaande bronnen van wolvaart, onontwikkeld, veelal door liodor- lijk gedrag tot hun ellende vervallen, zou den zij gcon inzicht of rechtmatig belang tot richtsnoer .bij het uitbrengen conor stem heb ben. Zij zouden to lioht die stem veil hebben, of door voorspiegeling van grootero onder steuning ten koste van anderen te verleiden. Het kiesrecht dor allerlaagste kinase is con steunpunt óf voor het despotisme óf voor eon tot gelijkheid in de ellende trekkende bowoging. Maar oven gevaarlijk als het vorieencn van politiekon invloed aan die allerlaagste klas sen wezen zou, oven bedenkelijk is het daar mede hen gelijk te stellen, die een nederige, maar zolfstandigo maatschap pol ij ko positie hebben, en van den Staat niets vragen dan een goed en zuinig bestaan, en de vrije ont wikkeling hunner krachten. Op don duur moot zonder twijfel het volle staatsburgcr- reolit t-ot aan deze grens verleend worden." Hier staat (naar hot Utrechtsch Dagblad meent) volkomen duidelijk wat dó heer Van Houten heeiG gewild in 1870 on in 1896 vol bracht. En wel datgene, wat nadenken cn beginsel hem déden kennen als het beste voor den Staat. En tooh pogen zijn politieke tegen standers „ons wijs te maken, dat deze man van raoicoal tot conservatief zou zijn ge worden", terwijl het Utrechtsch Dagblad hem beschouwt als „ccn der stijfhoofdigste „Ik ga een oogenblik in de zykamor, tante," zeido Annett# Norderud. „Het is het best, dat u oorst een pooBjo samen bont." Annette verwydorde zich. BUna dadeiyk daarop werd do deur open gedaan en Lorenz trad binnen. Twee paar raooio, grysgroene oogon waarin tranen stonden, ontmoetten elkaar in een langen blik. Het volgende oogenblik lag hy met zyn hoofd op hot kussen en haar magere, bevende hand Btrook ovor zyn donkerblonde haar. Vervolgens hield zy de hand onder zUn kin. „Laat me jouw gozicht eens zien. Noen, je zlot or niet zoo uit als Ferdinand." „Mama, mama, wees niet boos op my l" Boos op je? Waarom?" „Omdat ik zoo harteloos bon geweest, daar In Frankryk deftig te leven en er niet aau hob gedacht, dat u hier thuis ziek was on toch werken moest." „Nu kan ik hot niet meer. Nu zal je zelf moeten werken. Je bent zeker je groole stuk al begonnen? Of is hot misschien al klaar? 0, Lorenz, hot zou zoo prachtig zyn gowoest, als je tydens myn leven al een beotjo ver dienen kon; dan was lk zeker, dat je goon gobrek zoudt behoeven te lydon, nu ik, nu ik heenga. Je hebt toch al wat geschreven?" Hy boog het hoofd. Aan haar doodsbed kon hy haar geon onwaarheid zoggen. „Lorenz?" „Ik, ik zal nu beginnen." „Dan zie ik het dus niet voltooid?" „Mama, u raag my nog niet verlaten. W() zullen het nu samen zoo prettig hobbon, lk zal nu viytig wezen en voor ons belden werken U hebt het laDg genoeg gedaan." (Wordt vtrrolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5