Zondagsblad
NE. 13248.
Derde Blad.
2 Mei 1903.
Haar Sympathie?
Het was gedaan met hun vriendschap,
ten minste van haar kant, en nog telkens
klonken hein haar dien, middag zoo menig
maal herhaalde woorden in de ooren; die
weinige woorden: „We moesten elkaar in 'i
vervolg maar liever niet meer ontmoeten.*'
Groot had hij zich gehouden en met een
mtecrlijike onversohdlligheid had hij pW4it<i
goaasöwoonct: „Net sooais je wilt." Ze had
den elkaar vaarwel gezegd en toen had hij
zich huiswaarts gespoed om <üt ailes te over-
denken. Onmogelijk scheen het hem eerst
.toe, dat slechts weinige minuten, een jaren
lang streven ineens konden tevergeefs ma-
'keii
Zijn antwoord kostte hem veel, zoo oogen-
schijnhjk kalm, zich zonder tegenkanten
aan haar harden crisch te onderwerpen.
1 Hardvochtig vond hij het, -zoo niets kwaads
vermoedende, en geen afdoende reden
wetende, ineens haar, eerst na jaren tever-
1 geefsoh pogen, maar eindelijk verworven
sympathie, voor zich te moeten afstaan. Wat
hij meende als haar sympathie te noemen,
kwam hem nn eerst voor, dat bet ware
sympathie kon wezen, maar óók, dat zijn
zóó groote verblindheid hem parten had ge
speeld. Het verlangen naar iets, dat het zóó
kan verblinden, dat het zóó'n macht beeft
om alles te eigen gunste te beschouwen.
Hlet bon ook sympathie geweest zijn, maar
overwonnen door het onophoudelijk
wachten harer omgeving, haar te doen in
zien, dat het toch niet aangaat haar sym
pathie voor zoo'n jongmensah te doen voort-
groeien. Jammer genoeg, hij behoefde bij
geen harer huisgenooten op hun zoo hoog te
waardeeren medewerking te rekenen, en hij
meende wel te weten, dat deze onverschil
ligheid voor zijn persoon direct niet aan
hem te wijten was, maar aan zooveel om
standigheden, te veel om juist te kunnen me
morise eren. En tooh.toch kon hij zich
dien middag geen juiste voorstelling geven,
.hoe d«ze verandering naar waarheid moest
worden begrepen.
Hij, die zoo lang en hoewel de tijden hem
lang niet altijd of juister gezegd nooit
gunstig waren geweest, toch altijd had blij
ven volharden, getracht had haar aan te
ioonen, dat hij in haar de e enige geeien had,
die hem alles geleek. Zijn verwachtingen
was voor een deel de bodem ingeslagen,
maar wanhopen, neen, dat nog niet En met
deze ijdele hoop begaf hij zioh weder in den
kring zijner huisgenooten met een veel-in
spanning kostend, gewoon voordoen.
Wel te begrijpen, bleven zijn gedachten
vooral oien dag dwalen bij hetgeen hem zoo
zeer bezig hield, en bet verlangen, dat hun
eerste ontmoeting haar mededecling van
dien middag wel zou logenstraffen, deed
hem zich wije maken, dat hij dit alles te
zrwaar^opnain, want ..na regen komt zonne
schijn" zou immers óók bij uem wel bewaar
heid worden.
He avond verliep en toen hij zich ter rus
te begaf, begonnen zijn gedachten zioh we
derom met deze zaak bezig w houden. Hoe
gelukkig waande hij zich nog op bet oogen-
hiik, dat hij haar opmerkte, maar ook wat
een klein oogenblik d^rma was hij als ge
troffen door haar verwoestende mededee
ling. 't Wae zoo heerlijk voor hem, den slaap
nog niet kunnende vatten, hun eerste ont
moetingen rta te gaan. Die fietstochtjes, wat
waren ze onbetaalbaar. Niete-zeggende fiets
tochtjes, welke hem toch hadden geleerd,
wie zij was; die fietstochtjes, welke hem la
ter in de gedegenheid stolden, haar langs
omwegen zijn toegenegenheid voor haar te
openbaren, en zij, zij was zoo lief, zoo aar
dig, nog zooveel beter dan hij zich haar had
voorgesteld, en bij elke pedaal-om wenteling
was bet als had hij nog meer en nog groote-
re deugden in haar bespeurd. Dat alles
die groote illusie zou nu ineens door de
ze paar woorden onmogelijk te verwezenlij
ken zijn.
De slaap kwam en overmande hem, maar
deze heerlijke stof hield zijn gedachten
steeds bezig. Hij droomde
„Zitten je schaatsen nog goed, lieve?"
Hoe heerlijk, dat gladde ijs, met dat mooie,
droge weer en dien weinig-sterken wind, juist
sterk genoeg om van aJ. dat profiteeren niet
te warm te worden. Hij hield haar vast als
haar losse slag haar enkele malen deed wan
kelen. Hij, hij zou haar voor vallen bewaren-
Hij was zoo sterk dót oogenblik en meende
zich te groot om met haar gazelachap aan
ongevallen te denken. Hij hield haar vast,
beschermende degene, die hij zoo innig
graag het geheele leven bad willen bescher
men. Wat een trots, haar heer en meester
te mogen zijn I Haar sterke, nimmer falen
de invloeden te mogen ontvangen, te weten,
dat haar gedachten steeds hem in bet eerst
golden. Steeds overtuigd te zijn van haar
nooit genoeg te waardeeren zorg. Altijd
haar hand in de zijne te mogen sluiten.
Wat gelukkig, zich zoo te mogen overtui -
gen van haar toegenegenheidEn bij eiken
slag werd hij trotsoher haar te mogen verge
zellen. Hoe heerlijk te genieten van haar als
muziek-klinkende woorden, van haar zoet-
luidenden lach. Immer reden zij voort, hij
steeds meer en meer gem etende. Maar daar
voor hen zag hij een grooten plas, 't was een
wak, haar mededeeling van dien middag.
Wat heerlijk haar daar over te brengen zon
der maar één drupje water haar kleed ie
doen bezoedelen. Ai dat haar voorspiegelen
van in bem niet den persoon te zien haar te
b 1 ij v e n beminnen, dat was die groote plas
en daar moesten ze samen over, maar zij,
zij gevoelde zich niet veilig genoeg bij hem.
en werd ook bevreesd voor dien gre n
plas. Hij zag er geen gevaar in, het gold
immers die n e, haar, voor wie hem ailes
mogelijk toescheen, maar zij begon te twij
felen en dacht hem overmoedig en waagde
zich niet met hem over dien grooten plas.
Ja, dat was de vrucht van het onvermoeid
trachten haar te doen inzien, dat het niet
aangaat, dat haar sympathie voor zoo'n
jongmensch voortgroeddc.
Daar hoorde hij weer die alles-verbreken-
de mededeeling van dien middag. Zij zag
niet meer in hem, wat hij zoo gaarne bad
•willen bewijzen. ®ij moest dus ook denken,
dat haar sympathie te heilig voor hem was,
denken, dat ze wel gelijk had, haar om
geving, eo zoodoende bad het aanhoudend
trachten haar eindelijk doen inzien,dat hij
te zwak was, zooals het altijd door haar hora
geen sympathie toedragende huisgenooten
was voorgespiegeld. Z ij hadden gezege
vierd; hij had échec geleden. Die medodee-
11-THg had zijn illuadee voor een ombepaalden
rijd geboyooh Hij voelde bet ijs schennen en
zijn, hem zoo heilige, loet trok zich terug en
draaide hem den rug toe. Het ijs Bcheurde,
nu hij zoo alleen was. Reeds voelde huj
zich wegzakken, nu de hem opbeurende
hand had losgelaten en.met een groo
te benauwdheid kwam hij wakker.
Hij had gedroomd en tevergeefs trachtte
hij nu zijn overspannen hersenen te doen
uitrusten. De koude werkelijkheid deed hein
niet ai Leen hoor mededeeling, maar ook zijn
nederlaag begrijpen en gunde hem zelfs niet
eens zijn nachtrust te mogen genieten.
De wonde was diep en de dokter met zijn
zoo verzachtenden balsem trok zioh zijner
niet aan. De e enige genezing de juiste
reden van haar hardvochtige mededeeling
Het lang op zich wachten. Bart.
Kunst en Speelgoed in 't leven
van het Kind.
„De Kunst in 't leven van het kind
Dit zou men boven elke woning van een
jong huisgezin geplaatst wilden zien, waar
vader en moeder de groote verantwoordelijk
heid op zich genomen hebben over 't leven
van het kind te waken, te zorgen zoowel
voor zijn physieke als voor zijn moreele ont
wikkeling en voorspoed.
Want wat sluit dit niet in zich 1 Welke
heerlijke belofte voor het jonge kind, om,
aan de hand van zijn ouders, het mooie en
het Hove in de dingen om zich heen te leeren
zien, te leeren zoeken. Zoo zachtjes-aan de
oogen zich te laten openen voor mooie lijnen,
voor mooie kleuren, zich langzaam-aan be
wust te gaan worden van zijn phantasiel
Want phantasie is een Godsgeschenk, dat
aan elk mensch gegeven is, aan den rijksten
en den armsfcen, aan den gelukkigsten en den
rampzaligsten. Zonder phantasie kan een
mensch niet bestaan óf dat leven zal
droog zijn en doodsch, kleurloos, weemoedig,
omdat de troosteres, de opwekster van bet
dagolijksch leven er in gestorven is. En woe t
het kind, weeden mensch, bij wien dat
Godsgeschenk niet met liefde en zorg werd
opgekweekt, toen hij nog klein was en jongl
Want wordt uit de phantasie niet de
Kunst geboren? Is Kunst denkbaar zonder
phantasie?
Kunst, die het leven mooi moet maken, die
den late ren mensch als brug moet dienen
over diepten van teleurstelling en ontgooche
ling. Het kind vroeg te leeren zien, waarin
Kunst zit, waarin Kunst zich uit in de
kinderkamer moet dit reeds worden begon
nen, door hierin geen onverschillige of lee-