LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 28 MAART. - TWEEDE BLAD. Anno 1903 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. No. 13220 In een kraiskopje „Doet naar mijn woor- zogt De Maasbode: I. Toen do Nod. R.-K, Volksbond p&e is opgerioht, begaven zijn voormannen ch meermalen op volkameebings met b o- listisohe sprekers in debat. De ervaring deed hon van zruLke fcwisfcge- pakken afzien. Ondetr meer, omdat de Booialiafc placht te pi ice eren op de wijs, die hij verkoos, ijl dupliek niefc werd toegestaan. Hij had ch hefc laatsto woord... II. In de ,,Jeruel"- en dito mocbings van •a laats ten tijd eisohtcm do socialisten met L rumoer hot recht van dupliek- in het Rotterdamsoh „Verkooplokaal" oorde Samson hot publiek aan om henen gaan, toen het beide partijen had go rd, em geen eenzijdige repliek af te ichton... [II. In do Leidsolrc Stadszaal sprak dezer gen do soialisbisoho mr. Mondeis, die ot den antirevolutionairen heer Hudz-in- werd beantwoord. Mr. Mendels nam wèl het woord voor re liek, hetgeen zijn tegenstanders deed op- mn on heengaan. Alsfcoan noemde de social isbisohe spreker fc (we volgen hot verslag van hot Leidseh ar/blad): „een grievende behandeling", n „laffe daad", die „het lage gehalte" dit deel der toehoorders aantoonde... Slotsom: de sooialisten oischen voor zioh. n vrijheid, die zij anderen niet gunnen; ikon voor zich aanspraak op een hou- ng, welk© zij in anderen laken. Is nu mot ziilke lieden een eerlijk verga ren mogelijk In eon asterisk ,,De liohtingen" zogt j Standaard; Ieder gevoelt, hoe bittor hard het is voor miliciens, dio extra zijn opgeroepen, dat door het wanbedrijf der stakers genood- akt worden, een tijd, dien ze anders rus- 3 thuis hadden kunnen doorbrengen, nu moeten doorbrengen in de kazerne. Van harte hopen we dan ook, dat 6poedig ontspanning in den toestand zoo bcslis- nd moge worden, dat aan dezen last voor •n een eind kom©. Andere liohtingen op te roepen, gedoogt wet nu eenmaal niet. Doch bovendien, onze miliciens mogen uit het oog verliezen, dat zij, in andere aden levende, veel, veel langer onder de apenon hadden moeten blijven, dan nu ;t inbegrip van deern extra-diensttijd het val 1b. Hier blijven do miliciens 81/2 maand, of ©gstone 12 maanden, onder d© wapenen; België, DuitschJand, Frankrijk, enz. 2-1 36 maanden. - Stol dus al, dat ze thans drie maanden tra moeten dienen, dan zou dit nog •hts ll 1/2 h, 15 maanden zijn, on dus jd nog belangrijk minder dan el der a Bij ons is de dienst zooveel mogelijk vor- irfc. Maar juist die korte dienst brengt dan onvermijdelijk niet zioh, dat in bniten- wone omstandigheden, oproeping van •rlof zijnde miliciens eerder moet voor men dan in hot buitenland. De ArnJiernsche Courant zogt naar aan- Iding van het boven staande Moot nu zulk een lcuterpnaatj© tor rcoht- /irdiging dienen, niet van hot op roe in, maar van het onder de wapenen ouden der lichtingen? Voor dit laatste in nu toch waaldijk „het wanbedrijf der ikora" niot meer tor rechtvaardiging men. 'fc Is de vraag alléén,of nu ,,d© ont- -inning in don toestand" inderdaad nog et „zóó beslissend" is om aan dien wer- ■lijk drukkenden „last" voor do man- aappen dier Liohtingen een einde te kim- •n maken? Maar niot aan die lichtingen alléón wordt tar het handhaven van den abnorroalen stand een „last" opgelegd. Ook aan do ■hting 1903, die, na de inlijving met ver- f naar huis gezonden, niettemin haar 1/2 maand tot eerste oefening onder de tpenon zal moeten zijn, tenzij, wat wel niemand gelooft, de tegenwoordig® Minister van Oorlog voocr haar een nog kortoren eer- Bte-oofeaningstdjd voldoende mocht achten. Dat voordeel van den korten eersten diemat, waarop De Standaard wijst, wordt al zeer denkbeeldig, zoo omstandigheden als die van het oogenblik zoo „buitengewoon" geadht woerden, dat daarom dit voordeel we or kan ontnomen worden. Maeur in an dere landen blijven do manschappen veel langer onder de wapenen 1 zegt De Standaard. Een 6chralo troost vocxr Neder- landsche jongens, die volgens de wet met 81/2 maand eerste oefening kunnen vol staan. Het Dagblad van Noord-Brabani toont zich geen bewonderaar van het v a o o i n ©- wetje. Het zegt „Op dit punt zijn wij, Katholieken, hot met de antirevolutionaire bondgenooten niet eens. Wij zijn van oordeel, dat men ge rust alle menschel ijkc middelen mag aan wendon om een ziekte te voorkomen, en daar de inenting ons toeschijnt in het algemeen belang te zijn, omdat zij pokken-epidemieën tegenhoudt, achten wij den Staat volkomen gerechtigd om iedcren Ncderlandschen bur ger te dwingen zich te laten inenten. Vandaar, dat wij ons nooit tegen den zoogenaamden vaccdne-dwang hebbon ver zet Maar of wij nu niets of iets gevoelen, van den vaccine-dwang, dat komt er in dit ge val minder op aan. Voor de antirevolutionairen bestaat de dwang, en ze hebben het recht opheffing er van te verwachten van deze Regeering. En wij mogen hen hierin niet dwarsboo- men, mits het algemeen belang er geen schade door lijdt. Mits er geen gevaar ontsta voor een pok ken-epidemie." Het blad vraagt, hoe de duizend kinderen van gomoedsbezwaarden onderwijs sullen krijgen, waar slechte zéér weinig schoolbe sturen vrijstelling van het inentings-voor- schrift zullen vragen „De antirevolutionaire pers ziet er zelf weinig licht in, en begroet het nieuwe ont werp dan ook met weinig warmte. De liberale bladen vallen er heftig tegen uit. Wij kunnen voorloop ig volstaan met een „voor-kennisgoving-aangenomen". De Mi nister hebbo onze erkenning, dat hij recht heeft op een wetje als dit en dat wij hem niet z; llcn dwarsboomen, indien ons vol doende blijkt, dat er geen gevaar dreigt voor het algemeen belang." De Nieuwe Courant wijst op hot gevaar, dat de zegon der vaccinatie door het wets ontwerp van dr. Kuypor tot beperking van den vaccinedwang zal worden ingekrompen of verkort en dat daardoor voor de inge ente kinderen een gevaar zal ontstaan, dat tob nu toe afwezig mocht worden geacht. Veel ernstiger evenwel ia de vrees van liet blad: „dat, wordt do wijziging wet, do zegen rijke werking der vaocine voor de volksge zondheid zal worden beperkt. Mot allen eer bied voor den ernst der gemoedsbezwaren, mag worden geoonsbateerd, dat do beweging tegen den vaocinedwang in den loop der jaren meer en meer het karakter eener zui ver antirevolutionaire actie is gaan ver- toonen. Mag van onontwikkelden verwacht worden, dat zij terdoge onderscheiden, dab deze beweging uitsluitend gericht is togen den vaccine-dwang en niet tegen de vaccina tie? Ja, mag dit eigenlijk wel als vaststaan de worden aangenomen? En is liet niet ge oorloofd te voorspellen, dat de kleine luy- den van antirevolutionairen huize, is maar eenmaal de zijdolingsohe dwang opgeheven, die hen tot het laten inenten hunner kin deren bewoog, er een eer in zullen stellen van hun gocd-calvinistischo gezindheid openlijk blijk te geven door hun kinderen voortaan de veel gesmade kunstbewerking te onthouden? Ongerekend nog lakschheid, on verschilligheid, vergeetachtigheid. Die vrees lijkt ons verre van hersenschim mig. De minister Kuyper stelt het voor, als of zijn ontwerp alleen maar ten gevolge zal hebben, dat het duizendtal ongevaccineerde kinderen, hetwelk thans van schoolonderwijs verstoken moet blijven, bot de bijzondere Bchool zal worden toegelaten. Men luistere daarnevens naar een andere stem. Het ia die, welk© rich hooren liet in het blad der heeren Staalman en De Vries, De Christen-Democraat. Hoezeer hon ook het partij-verband knelt en perst, niemand zal ontkennen, dat-, op het stuk der vaooinatie, dj antirevolutionair rijn als de beste. Het ontwerp gaat hun dan ook lang niet ver ge noog. Welnu, weet men wat zij verwachten als practi6ch gevolg van het voorgestelde, volgens hen overigens onbevredigende en be ginsel loozc wetje? „Wij zijn vast overtuigd, dat aanstonds bij het in-werking-treden dezer wet, aan bij na alle scholen met den Bijbel, voor onge veer alle kinderen ontheffing zal moeten worden verleend. „Honderden on nog eens honderden ouders uit de volksklasse, die hun kindoren laten vaocineerën, doen dit allèèn en uitsluitend omdat zij moeten. „Zij weten nu eenmaal, dat de kinderon niet naar 6chool kunnen, wanneer voor hon geen „vacoinebewijs" kan worden overge legd daaraan zijn ze zóó gewoon geraakt-, dat alleen dit de reden is, waarom zij ze laten inenten. „Bijna geen enkele moeder uit de arbei ders-klasse zou er aan denken haar kind bloot te stellen aan het gevaar voor ern stige ziekte, volgen haar stellige overtuiging verbonden aan do vaccinatie, wanneer niet de wet onverbiddelijk haar voor de keuze stelde: of vaooinceren of uw kind zonder onderwijs laten. „Vertrouwen in de vaccinatie tot bovoili- ging tegen de pokkon bestaat bij verreweg de meesten óf in 'fc geheel niet óf in zóó ge ringe mate, dat men er niot het minste ge vaar voor wensoht te riskceron. „AJgemeeno ontheffing van de verplich ting zal dus weldra hefc gevolg zijn aan alle Soholon met don Bijbel"." De Nieuwe Arnhemsche Courant schrijft over hot vaoornewöfcjo: Wat cms aangaat, eern nauwgezet onder zoek van wat gedurende de jongste pokken- epidemaën in Engeland van de zijde dor anfci-vacöinc-mannon is medegedeeld, heeft de overtuiging versterkt, dat het onverant woordelijk zou zijn Nederland aan eenzelfde gevaar bloot te stellen. Want zoo onschuldig als het wetje ar uit riot, is het niot. Wat thans voor de bijzondere school wordt toe gestaan, moot, wil mön niet schromelijk on billijk handelen, vroeger of later tot de openbar© school worden uitgebreid. En aan drang daarfcoo zal hefc niot ontbreken. Do „klodno luyden", waarvan De Tijd gewaagt, wior kinderen de openbar© school bezoeken, zullen, onder leiding van invloedrijke te genstanders der vaccine, er gemakkelijk toe te brengen zijn vrijstelling ook voor hun kinderen te vragen, en deze verzoeken, waarvoor de vrcee voor achteruitgang van heb aanbal leerlingen ndot geldt, en die niet do morleworloiaig van öchoolbcwtu u r of schoolhoofd behoeven, zullen don Minister wól boroiken. Hefc gevolg zal zijn een kunstmatig opge wekte, krachtige agitatie, waartegen do Mi nister, wil hij zijn aanhang©)© niet teleur stellen, op don duur miert bestand zal zijn. Intussöhon, wij hebben goede hoop, dat ons Parlement dezen aanslag op de volks gezondheid zal weten t© beletten. De Stichtsche Courant is, niet uit ge moedsbezwaar noch op grond van een me disch bezwaar, togen do verplichte vacci natie voor schoolgaande kinderen, maar op gTond van een staatsreohborlijk bezwaar. Zij ontkent, dat do overheid te beschikken heeft over ons li oh aam, en vooral in con zaak als deze, waarvan het nut volgons haar meer dan twijfelachtig is en waaraan groot© ge varen verbonden kunnen zijn. Volgens den eisdi van het beginsel moest dan ook de heele dwangbepaling kortweg rit de wet ge schrapt worden. Natuurlijk moet echtereen coalitiekabinet rekening houden mot de ge voelens dor Roomschcn; daarom is geen principieelo beslissing voorgesteld. Van wat nu voorgesteld wordt gevoelt het blad het bezwaar wed, vooral voor kleine plaatsen. „In groot© steden zouden desnoods per sonen van dcealid© beginselen, die daarbij tegenstanders dar vaccinatie zijn, gemeen- sohappebjk eon echoed kunnen opriohten. Maar op kleiner© plaatsen zijn tij afhan kelijk van do goedwilligheid van het school bestuur. Waar echter de bestuurders onzer soholon als amta-revolutionairen tegenstanders zijn van het oefenen van dwang door do ovor- hoid, daar mag verwacht worden, dat zij ook zolf dan geen dwang zullen willen oefe nen. En van de ouders, die voor hun kin- doren van onze soholon gebruik maken, mag op dion grond hetzelfde verwacht wor den. Groot© dwaasheid achten we dan ook wat een liberaal blad nu reeds sdhreof, dat n.l. vele voorstanders van bijzondor onderwijs In con moeilijk dilemma zullen komen, n.l. óf hun kandoren (naar hun inzien) geeste lijk te laten besmetten op de openbare school, óf lichamelijk op de bijzondere. Al gelooven die ouders toch zolf in do deugdelijkheid van het middel, zij zullen weten, wat door den hoor Lohmon zoo her haaldelijk is opgemerkt-, maar wat dit blad nog niet schijnt te weten, n.l. dat nimmer ln de vorste verte is aangetoond, dat een ongevaccineerd kind gevaarlijker is voor rijn omgeving dan een kind, dat wel gevac cineerd is. Ja, wanneer die ouders grioo- ven, dat de vaccinatie inderdaad een voor behoedmiddel tegen de pokken is, dan zul len ze modelijden hebben met niet-gevacci neerde kinderen. Maar voor hun eigene VTcezon zo dan niet, want die zijn iminors gevaccineerd, en dus „voorbehoed" Daarenboven wordt voorgesteld, dat bij het uitbreken van een pokkenepidemie de ongevaccineerde kinderen tijdelijk van do school verwijderd zullen worden." Na toegejuicht te hebben, dat bij alge- meonen maatregel van bestuur de wijze, waarop de vaccinatie moet plaats hebben, cal worden vastgesteld, zegt hot blad te ho pen, dat hot wetje spoedig zal worden be handeld cn aangenomen. Het Centrum zegt, dat het sommigen velen wellicht nog altijd moei1 ijk valt te- genovor het inontingavraagstuk eon geheel objectief standpunt in to nomen en het t© beschouwen in den eenigen zin, waarin het beschouwd meet worden: als modisoh vraagstuk. Enkel de wotcnscliap diont hior aan hefc woord te komen en wanneer haar uitspraken do vaccinatie on zelfs de gedwongen vaccinatie oischen, heeft men zich, in heb algemeen belang, daaraan te onderworpen Maar er rijzon ook andere bezwaren, n.l. van lieden, die tegen de inenting dezelfdo bedenkingen opperen als tegen de assuran tie. En op hen zij het niet uitslui tend op hen heeft do Minister bij hot ontwerpen van zijn wetsvoorstel hot oog gehad. Dat bewijst do opheffing van do vorplichte vaccinatie alleen voor do bijzon dere, niet voor do openbare scholen. Als do dwang niet geoorloofd, van medisch stand punt niet wenschelijk is, dan behoort hij voor allo scholen opgeheven te wordenin hot tegenovergestelde geval voor alle gehandhaafd. Foitolijk houdt de Minister alleen rekening met de „gemoedsbezwaren" ton opzichte van do vaccinatie, en daarin ligt het zwakke punt van hefc voorstel, wijl deze bezwaren hier niot op haar plaats zijn en feitelijk geen bezwaren mogen zijn. Dit klemt to meer, daar de Rcgeoring van den anderen kant toont, do beteekeni8 der vaccinatie geenszins te onder schatten, door voor te stellen opschorting der onthoffing bij pokken-epid -mie on door bij algemeenen maatregel van bestuur voor- 6ohrifton te willen vaststellen om een goede toepassing der vaccinatie te bevorderen Had de Minister zich tot dit laatste be paald, dan zou hefc voorgedragen wetje on getwijfeld vrij alge. ene instemming heb ben gevonden. De gevaron, die de vaccina tie oplevert, kunnen, zooal niet uitsluitend, dan toch voornamelijk te wijten zijn aan de wijze van vaccineeron, aan het onvoldoendo dor voorschriften. De Minister heeft hier het terrein betro- don, waarop mannen van allo richting elkan der kunnen ontmoeten. De medis-hc, weten schappelijke zijde van het vaccine-vraag stuk moet meer en beter worden bestudeerd, zonder dat men zich daarbij laat leiden door partipri8 of stokpaardjes van welke soort ook. Door een zeker „.prerogatief" te wil len soheppen voor de leorlingen van bijzon dere scholen is de quaestie vorploatst, dreigt een hinkend stelsel te ontstaan, dat verschillende bedenkingen uitlokt en tot ernstige inconveniënton kan aanleiding go- ven. De overwegingen, aan dc leerplichtwet ontleend, bieden daarvoor geen voldoenden grond, en evenmin de verwachting, dat „hot bijna duizendtal kinderen, dat thans blijkt, door den vaccinedwang van dc school ge weerd te worden, voor dc school (zal) zijn gewonnen." Do bezwaren, die daartegen over staan, en het oordcel - in verreweg do meest© medici leggen voorshands meer go- wicht in do schaal. Wij voronderstellen dai ook, dat dit ont werp van minister Kuyper evenmin groote kanson op aanneming biedt als het voorstel, door den heer Lobman veertien jaren gele den ingediend. Beperking van dcji vaccine- dwang zou, naar onzo meon' alleen bo- hooren te geschieden op me .lisclie gronden, waartoe het Namerlid voor Br. .kelen, de heer Do Waal Malcfijt, anderhalf jaar ge leden den weg aanwees. In een referaat, uit gesproken op de algcmcenc vergadering van don Bond tegen vaccinedwang, te Rotter dam gehouden, opperde dezo afgevaardigde vragenderwijze het denkbeeld, in do wot to bepalen, dat, wanneer er zoolang ccn go- nccsheor mot het oog op den algemeenen ge zondheidstoestand van con kind inenting ongeraden acht, van do bepaling in artikel 17 vrijstelling moet worden verleend. Voor een dcrgclijko regeling zou ongetwij feld veel te zoggen zijn, cu wij golooven, dat zij Ln ruimeren kring bijval zou vinden, dan met do thans voorgestelde ietwat halfslach tige wetswijziging het geval is. Do heer H. Spiekman heeft in De Kro melc reeds eon paar maai ovor 1 o o d w t- fabrioken geschreven. Do lozer woel, hoe gevaarlijk de arbeid op diio fabrieken is, boo or steeds gevaar voor loodwit-vor- giftiging bestaat on lioo daarom bijv. op het Fransoh© Marine-departement onlangs hot gebruik van loodwit geheel verboden word. De heer S. signaleert hot werken in loodwit- fabrioken dan ook als een „moorddadig be drijf." Verder zogt liij: „De meest opvallende eigenschap van hot personeel is in do coral© plaats hot groote verloop onder hen. Do meesten werken er maar heel kort, wijl zo gewoonlijk reeds na eonigo maanden onder doktoorsh.mdon ko men, on dan van de fabriek vandaan me ton blijven. Maar or rijn zoovolen, die, wan neer ze zoogenaamd weer „genezen" zijn» toah weer hun toevluoht moeten nemen tot do fabriek, om ten slotte toch weer opnieuw door h©fc vergif overweldigd to worden, en naar het ziekenhuis vervoerd moeten wor den. Ik heb reeds opgomorkt, hoo tijdens don arbeid do vergiftiging met loodwit plaats grijpt: zoowel bij natte als bij droge bewer king oefent het loodwit zijn vernietigende werking uit. Ik kan hier al de staaltjes van vergifti gingsverschijnselen, die in do laatste maan den zijn gopublioeerd, niot horiialen. Hot ia een feit, dot dc Rottordamsoh© loodwifcfa- briokon berucht zijn ondor cle Rottordi i- sche arbeiders, wegens de treurige gevolgen, dio zich daaruit voordoen. Daar gaan man nen binnen, die verheugd zijn, eindelijk ar beid gevonden te hobban, maar dio hefc maar al te spoedig weer moeten opgeven... Licha melijk geknakt worden zo, on wanneer ze dan niet vrijwillig heengaan, komt spoedig de tijd, dat do fabrikant hun do deur wijst hij kan natuurlijk geen zwakke werk lieden gebruiken Do geneesheer schrijft vóór: vcol molk en veel vet gebruiken. Zeker, maar de loonon varieorem van 8 tot 10 per week, e.. hoe kunnen nu clóarvoor do worldioden extra- molk en oxfcrarvotto voeding bekomen 't Is immers een bespotting 1 Gezondheids-maatregelen worden er wol genomen; maar doze kunnen niet vol doende zijnMaar toch zou hierin méér gedaan kunnen worden dan nu is voorge schreven. Zoader Mosder. Dat een heer geheel ln een boek verdiept s, of ginds twee deftige kaalhoofdigen met 'tte vesten en zware gouden kettingen zich rm maakten in een politiek gesprok, was or hom geen reden tot vrijstelling. Hum- rey zag er niet tegen op, iemand een eind achtervolgen, of een ander in zjjn gesprek storen, of weer Iemand anders uit zijn tuur op te schrikken. Het onvermijdelijke oeden avond" weerklonk telkens door de mer, en deed onophoudelijk het hart van Everard krimpen van angst; onverètoor- ar strekte de kloino hand zich telkens uit. '.'ogenblikken van onbeschrytiyke tormenten iren het voor zyn vader, wiens angstig© k hem gestadig volgde; vooral wanneer zq of gene met het kind een oogenblik aatte en neg eons om zjjn vorgissing lachte. „Je dacht dus, dat jo een troep wildon udt zien, Humphrey?" ,Oom Charlie heelt het verteld," luidde het woord. Sir Everard had een gevoel, of hy op iden stond. „Nog maar dertien," troostte zichzelf. Maar het was een schrale troost, rDan is je dat zeker leeiyk tegengevallen, it waar, kleine man?" vroeg de volgende, wyi hy hom de hand gaf. 8Nou, of hetl" stemde Humphrey toe, hoeren met zwarte jassen is niets by- aders te zien." ,Nog maar twaalf," dacht de baronet. »Dat was zeker een grap van oom Charlie t" zeide een vriendeiyke oude papa op vergoe- lykenden toon, on sir Everard stampte op den grond van zenuwachtigheid. „Een flauwe mop," zeido Humphrey; en in zyn hart stemde zyn vader hiermede vol komen in. Eindeiyk was het gedaan. Juist toen de gangklok sloeg, was het laatste „goeden avond" gezegd; met een gevoel van onbeschryf- lüke verlichting zag sir Everard het kleine figuurtje verdwUnen. Maar voor den ganschen avond was zyn stemming bedorven. Gedurende het diner merkte men op, dat hy stil was en voortdurend verstrooid; en het was opgo- vallen, dat hy zelfs geen woord over zyn overleden vrouw had gerept. Hy was dank baar, toen de gasten opbraken, want hy gevoeldo zich Diet moer geschikt voor gezel schap. Hy kon niet over zich verkrygon, de slaap kamer der kinderon voorby te gaan zonder een oogenblik naar kleinen Miles te zien. Hy sliep rustig, maar in het andere bed hoorde hy Humphrey bittor huilen. Sir Everard legde zyn hand op de deken, maar deze werd styf vastgehouden, en de bruine krullebol hield er zich onder verborgen. „"Wel, Humphrey, myn kleine man, wat scheelt er aan, waarom heb jezoo'n verdriet?" Eenige onverstaanbare geluiden waren het eenige antwoord; maar eindeiyk verstaat do vader tusschen de overvloedige snikken: „dat Humphroy bang was, dat oom Charlie naar de hel zou gaan, want hy had zulk een vreeselyke leugen verteld, en Humphrey vond het zoo verschrikkeiyk, dat hy er niet aan kon denken." Toen sir Everard den volgenden morgen aan het ontbyt zat, werd er aan de deur geklopt en trad Yirglnie binnen. Zy ver zocht hem, Humphrey eens terdege te be straffen voor de deugnietery, die hy zelf bedreven had en waartoe hy Miles had over gehaald. Met oen ontevreden gezicht hoorde do baro net haar aan. Het verzoek, dat de gouver nante hem deed, was hem zeer onaangenaam, en hy willigde het ongaarne in. Gedurende den korten tijd, dat hy zyn kinderen zag, was hy zoo biyde, als hy ze geheel loven en blyhoid zag; en hy kon het moeiiyk van zich verkrygen, een wolk op die vrooiyk stralende gezichtjes te voorschyn te roepen. Hy stond op en begaf zich naar do kin derkamer. Toen hy binnen kwam, zat Hum phrey op het kozyn met zyn beenen bulten het raam, tot groote ontsteltenis van zyn vader, die liem niot by zyn naam durfde roepen, uit vrees, dat de jongen van schrik naar be neden zou storten. Toen deze echter den voetstap hoorde en dien onmlddeliyk her kende, sprong hy aanstonds van het kozyn af en huppelde naar zyn vader. „Wel, beste Humphrey, waarom ben je van morgen niet op myn slaapkamer geweest, om my met kleeden to helpen?" vroeg deze, terwyi hy hot aardige gezichtje kuste. Humphroy keok heel verlegen. „Yirglnie wou me niet laten gaan, papa," antwoordde hy byna fluisterend; „ze dacht, dat dit een goede straf zou zyn." Het was een beste gelegenheid, on sir Everard gevoelde, dat hy die niet mocht laten voorbygaan. „Straf?" vroeg hy zoo ernstig mogeiyk; „dat spyt my, Humphrey, te moeten hooren, dat je straf hebt verdiend. Wel, wat heb je voor kwaad gedaan?" Humphrey keek van de zoldering naar den grond, en van den grond weder naar de zoldering. Mot een gezicht, zoo oprecht, dat sir Everard er geen oogenblik aan kon twy- felen (hy wist trouwens, dat Humphrey nooit loog) antwoordde hy: „Ik weot het niot meer Juist, waarom het was, papa." Papa had de grootste moeite, om niet to lachen. „Welk nut zou het hebben," dacht by, „dat kind te straffen? Hy weot zelfs niot, waarvoor hy zyn straf zou ontvangen." „Wacht eens," riop Humphrey, dio in een nadenkende houding voor hom stond, „mis schien zal ik het my onmiddeliyk herinnoren." Ze op de vingers natellende, liet Humphroy ln zyn gedachten al zyn misdryven van de laatste twee dagen de revue passeeren; zyn vader, die zag, dat het een respectabolo reeks was, nam hom by de hand en bracht hem naar de ontbytkamer, waar by zich aan tafel zette. „Wel, Humphrey?" vroeg hy, terwyi hy zich een broodjo smeerde, „ben jo er nog niet achter?" „Neen, ik kan er niet opkomen," ant woordde de jongen 6tellig, „maar ik geloof zoker, dat Yirglnie hot nog wel zal weten. Zal ik eens gauw naar boven loopen en hot haar nog eens vragen?" Sir Everard vond het geval in 't eerst zeer vermakeiyk, maar verloor nu toch zyn geduld. Het scheen hem een hopelooze taak, op Humphrey ooit eenigon indruk te maken. B(J besloot echter, thans daartoe nog oens een ernstige poging aan te wenden. „Neen, dat behoeft niet, Humphrey," zeide hy met het strengste gezicht, dat hy kon zetten; „ik denk, dat ik je wel wat er van zal kunnen vertellen. Ga hier zitten." Humphrey verschoot van kleur; de strenge stem van zyn vader had hem doen schrikken, en br.ng gehoorzaamde hy. Eer. oogenblik van pyniUko stilte „Het spyt my zeer, van Vlrginie to moeten hooren," begon sir Everard, die ondortusschon eon zydclingschen blik op zyn zoontje wiorp om zich to overtuigen, dat dozo naar hom luisterde, „dat jo Hy onderbrak zyn zin, want hy zag, dat Humphrey's blik gericht was op do kraan van den bouilloir, waaruit het water root een heel bescheid.n straaltje op de tafel stroomde. „Luister jo naar my, Humphrey?" „Pas op!" luiddo het eenige antwoord van den jongon, dio van zyn stoel was gespron gen, „pas dan toch op, papa, draait u do kraan om; kyk eens, kyk eens, papal" Er wsa niets aan te doen, sir Everard moest zUn philippica onderbreken en op hot water letten, dat over de tafel vloeide; de Bchaterlach van den jongen was zoo aan- stekoiyk, dat hy hot niet meer kon uithouden, en er eensklaps hartoiyk meo instomdo. „Ik geef het op," joide hy tot zichzelven; „het is onmogoiyk, op een zoo dartel schep seltje eenigon Indruk te maken." Sir Everard herinnerde zich, dat Miles al dion tyd zyn geliefd gozelschap moest missen; hU deed Virginie komen, en doze gaf hy order, den „kwajongen" geen oogenblik uit het oog te verliezen, en als hU nog eens kattekwaad uithaalde, hom onmiddeliyk er van in kennis te stellen. Humphrey toonde zich heel rouwmoedig zoolang het gosprok duurde en beloofde plech tig, dat hot nooit moer zou gebouren. „Tot den volgenden keer," zeido do baronet lachend, on daarna beval hy hem, met zyn broertje te gaan spelen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5