fioieelen pas vaa haar Re gee ring reizen, die haar a-an de grens van het land, dat zij be zoeken, zonder onderzoek der douane laat passé eren, maar zijn u«t werkelijk geheime agentessen, die dikwijls zonder medeweten der vertegenwoordigers ui het buitenland in datzelfde land haar opdrachten uitvoe ren, ja, als het zijn moet, de geheime agen ten, zelfs de gezanten, controleeren. Mede- deelingen, nu en dan omtrent die geheime agentessen gedaan, zijn daarom over 'tal- gemeen niet erg betrouwbaar; gewoonlijk loopen waarheid en verdii-bteol sterk door een. Over bet algemeen evenwel kan men aan nemen, dat de Kabinetskoe riers, hetzij man nen of vrouwen, voormalige ambtenaren of officieren, detectives of welke andere funo- tie zij ook mogen bekleeden of bekleed heb ben, persoonlijke eigenschappen en hoeda nigheden moeten bezitten, die niet het eigen dom van den eerste den beste zijn. 't Moe ten natuurlijk menschen zijn, die een uit stekende opvoeding hebben gehad, die zich met groote gemakkelijkheid kunnen bewe gen in allerlei kringen, die zich a-m elke situatie weten aan te passen en vooral zich weten voor te doen als heel gewone men schen. Het moeten moedige lieden zijn, die in oogenblikken van gevaar niet alleen hun leven, maar boven alles de hun toevertrouw de geheime stukken weten te verdedigen. Zij moeten een aantal talen vloeiend spreken en schrijvenvijf talen is al het minste, dat van hen wordt verlangd. Zij moeten in hun optreden beslist en zeker zijn; zij moeten uitstekend op de hoogte zijn met de ver keersmiddelen in allerlei landenzij moe ten goede ruiters zijn om in geval van een spoorwegongeluk te paard hun reis te kun nen vervolgenhet moeten in één woord menschen wezen, die nergens voor staan. Naar aanleiding van bovenstaande bij zonderheden zal misschien bij onze lezers de vraag opkomen: „En hoe gaat dat nu bij ons?" Nóch voor den dienst bij H. M. do Ko ningin, als H. M. in het buitenland ver toeft, nóch voor dien van Buitenlandsche Zake.n of andere ministeries wordt van koe riers gebruik gemaakt. Alles wordt, per aangeteokend pakket verzonden, aan de goede zorgen van de Post toevertrouwd. KIEVITSEIEREN. Er heorscht drukte in den greidhoek van Friesland. Niet alleen, dat er het gewone getal arbeiders bezig is te greppelen (grep pels maken), maar ook nietearbeidende grooten en kleinen, ouderen en jongeren brengen er leven en beweging. Als de lam meren toch in de weide kunnen rondhuppe len, komen met het zachtere weer ook de kieviten uit Zuidelijke streken over en „lipaien siekej" (kievitseieren-zoeken) is niet alleen een groot genot voor velen, doch ookde goede zoekers kunnen er een aardig stuivertje door verdienen. In Maart moeten de eerste kievitseieren komenop den 31sten moeten ze er zijn, al zouden ze ook op een ijsschots gelegd wor den, zegt het Friesche spreekwoord. En het eerste ei wordt duur betaald; /2.50 per stuk is meer dan eens betaald. Daarbij de een het eerste ei te hebben gevonden 1 Is het wonder, dat velen zich met vlijt er op toeleggen, voor dag en dauw uit de veeren springen, om toch maar de eerste te zijn? Het komt zelfs voor, dat een enkele boerenknecht uit Duitschic ad overkomt om in dezen tijd thuis te zijn en dat niet alleen om een poos bij zijn familie door te brengen, maar ook om eieren te zoeken. De goede zoekers gaan ook voordat de tijd van de eieren gekomen is, zoo nu en dan het veld al eens in, den pols op den schou der, om geen omwegen te maken, want ze moeten weten waar de kieviten zich het liefst ophouden. Niet elk stuk groenland toch wordt door de vogels goedgekeurd om te nestelen. Bovendien vernemen ze dan of de dieren reeds paren. Waar een troep kie viten bij elkaar is, behoeft men geen eieren te verwachten. En dan Let zoeken zelf. Waar vindt ge de nesten? 't Zon hopeloos zoeken zijn, zegt de eierenzocker, aJs ik zon der den kievit het nest moest vinden. En waarlijk, als ge met een goed eierenzoeker er op uit zijt geweest, kunt ge u dat voor stellen. Op enkele plaateen is het allemaal nesten, cL w. z. kuiltjes in den grond. Een kievite nest toch is voor dengene, die er nooit een gezien heeft, het best te beschrijven op de volgende manier. Draai eenmaal op uw hiel rond; er komt dan oen kuiltje, leg daarin een paar strootjes en het kievits nest is klaar. Wat nest is nu dat, waarin de eieren komen? Als ge den volgenden dag komt, is allicht het getal nesten vermeer derd. Ge kunt zoeken en zoeken en vindt geen ei, ja, het zou kunnen zijn, dat er in een van de nesten een ei lag en dat een on geoefend zoeker het toch niet vond; er om heen liep, z^->als de eierenzoeker zegt. Het overkomt ook hem nog meer dan eens. De kleur van ei en hon verschilt zoo weinig. Daarom moet de eierenzoeker in het veld zijn als bet wijfje nog op het nest zit om te leggen, dus vroeg. In de verte ziet hij reeds aan de kleur of het een wijfje is. Ze is lichter van kleur, wat meer grijs en klei ner dan het mannetje. Gelijk dat bij elke vogelsoort het geval is, is het ook hier; de kleur van het mannetje is helderder, doch het verschil is niet zoo groot, dat het op eenigen afstand door ieder gezien wordt. Men moet zich er dan ook in geoefend heb ben. De ongeoefende loopt ook wel op het mannetje af, dat zit als op een nest en dat hem als het opgevlogen is, vergeefs naar nest en ei laat zoeken. Ziet de goede zoeker, dat het wijfje zit, dan loopt hij er regelrecht op af zonder zijn oog van dit punt af te houden. Is hij er dicht bij gekomen en vliegt de vogel na eerst eenige vlugge pasjes geloopen te heb ben, op, dan ziet hij aan do' vlucht of er eieren liggen, ja sommigen beweren zelfs daaraan te kunnen zien hoe groot het aan tal is. Ook de „oldhait", het mannetje, toont door zijn vliegen en vleugelslag dat alles aan. Is het ei gevonden, dan legt de vinder daarin een kodi (eigenlijk nestei), een aardappeltjo of een stukje klei in den vorm van het ei, opdat de kievit zal meenen, dat het haar ei is, en er den volgenden dag weer bij zal leggen. Vier, hoogstens vijf eieren, worden van hetzelfde paar ge vonden. Het sohijnt, dab de troepen kieviten tel ken jare kleiner worden. Men schrijft dit toe, zegt ,,De Telegraaf', aan de sporen, booten, trams, in het algemeen aan het drukker verkeer, dat de dieren verwildert, doch als men het getal eieren, dat ter markt te Leeuwarden en te Sne^k wordt gebracht, rekent, is het verschil met dat van eenige jaren geleden zeer gering. Bovendien ver bieden vele landeigenaren of huurders het zoeken op hun landerijen. Waarom? Omdat het getal zoekers zoo groot wordt. Als het dee nachts gerijpt heeft en het land dee morgens wit is, laat elke stap een zwarte plek na alsof het gras verbrand is, en het blijft een heelen tijd zwart, dus oneetbaar voor het vee. Hoe meer er dus door loopen, hoe meer gras er verloren gaat. Ook wil men beweren, oat het wegnemen der vele eieren bet getal jongen doet ver minderen. Bij zeer zoele Maartdagen zou dit het geval kunnen zijn, meestal zal het kiempje der eerste eieren gedood worden door de koude van Maart en begin April. Voor velen is een kievitsei een delicatesse, hoewel het zeer te betwijfelen valt of niet velen andere eieren, die er veel op gelijken wat kleur en vorm betreft, zooals die van het kleine meeuwtje of tjirken, met smaak voor kievitseieren eten en er een flinken prijs voor betalen, tot grot vermaak van den verkooper, die er een mooie winst op behaalt. Want terwijl do kievitseieren zel den dalen tot den prijs van pl. m. 10 ets., wordt door de opkoopers voor bovenge noemde eieren nooit meer dan 3 oenten betaald. Een eigenaardigheid, die ook bij kievits eieren genoemd moet worden, is deze, dat er onderscheidene landeigenaren zijn, die den huurders een zekere belasting opleggen. Dezen moeten waarlijk voor een bepaalden termijn aan hun land hoeren een zeker aan tal kievitseieren leveren. Het ligt voor da hand, dat dit den huurder in do dure tij den, als bij koud voorjaarsweer weinig eieren gevonden worden, op een aardige som kan te staan komen. Het eerste ei is nog niet gevonden, doch de lieve jeugd heeft do polaen al voor den dag gehaald, zo opnieuw laten verven met den naam er op en steekt, 'b morgens voor schooltijd nog eenB oven het veld in. Je kunt niet weten. En als ze 't eerste in hun omgeving eons vonden Behalve het geld, dat ze van den opkooper ontvangen ver dienen ze meer dan een dubbeltje of stuiver voor hun spaarpot, want in optocht gaan ze de deuren der notabele ingezetenen langs om het ei te laten zien, tegen beta ling van, nuwat ge geven wilt. Een heele pret, dat eierenzoeken, ten minste als ge iete vindt; een „lamme boel" als ge den geheelen dag hebt rondgeloopen en beste zoeker, die ge zijt, plate k thuis komt, dood af en hongerig op den koop toe, met het vaste voornemen om nooit weer uit te gaan. En toch, de verleiding is zóó groot, bij eenige kans op succes, dat bet voornemen wordt vergeten en ge een volgende maal weer mee uitgaat in de hoop ten minste met een enkel ei thuis te komen en ook al doende leert. Het zal eiken keer beter wor den. Bovendien, eieren-zoeken is het onder werp van den dag, en ge moet toch mee kunnen praten. Levensdoel. Vaak met eindeloos vragen verliest zich het leven, Hoe waarvoor on waarom toch het leven moet zijn, Wat voor Doel of bestemming wij 't toch zullen geven, Of het leven een droom is of waarheid of schijn. Och, dat eindloos gevraag en dat angstige wachten, Het belemmert den arbeid vernietigt den lust. Het verlamt onzen Wil en het sloopt onze krachten, En berooft ons van vrede, van vreugde en rust. Is de oplossing daar is ten einde hot leven, 't Is met waditen en vragen-verloren gegaan, En de kostbare schat, door het lot ons ge geven, Werd een doelloos, on vruchtbaar en nutt'loos bestaan. Tracht toch zélf op die vragen het antwoord te vinden, Grijp toch in in uw leven, tracht voorwa-arte te gaan, Door met liefde zich nauw aan den Plicht te verbinden, Wijzen ,Dooi" en „Waarom" zich dan zei ven wel aao 1 Schoonmaak. Nn kippen en suikerbakkers weer ais om strijd aan het eieren-prodnoeeren zijn ge gaan en Pasoben nadert, moeten we ons ook weer getroosten de schoonmaak. De vraag komt dus te pas: Waar blijft toch het stof Waar blijft al het stof, dat op een goeden dag plotseling in zijn zoete rust gestoord en overvallen wordt met schuiers, stoffers, luiwagens, doeken en pluimen? Gelooft men, dat de schoonmaaksters het 's avonds meenemen in haar zak? Of dat het in stofdoeken gaat naar den bleeker? Of verspreid wordt op den wind? Maar niemand zal toch beweren, dat het vernietigd wordt. Het stof wordt een voudig verplaatst, erger: opgejaagd uit plaatsen, waar het niemand deerde, en gebracht in den dampkring, waarin wij ademen. Onder kasten, uit hoeken en gaten van daanmaar in onze haren, in onze longen. Het gaat met het stof als met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 11