LËIDSCH DAGBLAD. WO ~P, SDAC 25 MAART. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Anno 1903 gen do koe» het Yoorloopig Verslag, hoewel „mot buitenge wonen spood" tot stand ge bracht, ..geen blijk geeft van overhaasting, wel van zorgvuldige bewerking', besluit zij als volgt „Mocht de Rogeeriug nu op haar beurt „met bekwamen spoed" haar antwoord kun nen inzenden, doch zou allicht nog vóór Pa- schen met de openbare behandeling der ont worpen een aanvang kunnen worden ge maakt. Met het oog op de lichtingen is dit te wcnschon." Alsof dit het waro motief voor haar ij vol was 1 Eerder zou de overhaasting, waartoe zij de Regeering aandrijft, weder tot aan wakkering der thans gelukkig verminderon de agitatie moeten leidon en derhalve weinig bevorderlijk zijn aan de kans, dat de lichtin gen van 1900 on 1901 spoedig weder met groot verlof huiswaarte gezonden worden. De Centrale Sectie, die besloot do Kamer vóór Paschen niet weder tot een openbare samenkomst bijeen te roepen, blijkt gelukkig van een anderen geest bezield dan Dc Ne derlander/ Het Volk licht uit het Voorloopig Verslag hetgeen daarin medegedeeld wordt omtrent do quaestio van het uitstel dor behandeling van de strafbepalingen. Volgens hot blad blijkt daaruit in de eerste plaats do juist heid van hetgeen reeds vroeger door Het Volk werd beweerd, dat de voorstan dom der strafbepalingen niet wenschon, dat deze al léén door de Regeeringsmecrderheid worden aangenomen en dat ook onder de vrienden dor Regeering onkelen zijn, die voor hot uit stel der behandeling dier strafbepalingen iets gevoelen. Het blad komt tot. de volgende conclusie: Do zaak st-aat voor de Regeering nu zóó: dc liberalen, die evenals do Regeering „het gezag willen handhaven" en „een goregold spoorwegverkeer willen verzekeren", die dus geen principieele bezwaren tegen de strafbe palingen op zichzelf hebben, verklaren „dab zij daarom nog geenszins kunnen medewer ken tot de aanneming van strafwetten, waarvoor zij, althans op dit oogenblik, do verantwoordelijkheid niet zouden kunnen aanvaarden." Komen de strafbopalingcn dus tegelijk met do andere ontwerpen in behandeling, dan zullen zij, indien dc liberalen aan dit stand punt getrouw blijven, door hen worden a f- gestomd. Dc Christelijke partijen, door een enkelen liberalen aartsconservatief tor nadere illus tratie geflankeerd, dragen dan alleen de ver antwoordelijkheid voor deze zaak, wat te er ger voor hen zal zijn, omdat de gronden, dio voor uitstel pleiten, volkomen aan rede en recht zijn ontleend. Of dr. Kuypor nog voor die gronden zal zwichten en door zijn woord van uitstel de atmosfeer zal zuiveren, zoodat do lichtingen naar huis kunnen gaan, elke reden voor een ultimatum aan de spoorwegdirectiën is ver vallen en de vakbeweging geen oorzaak heeft in de maak zijnde loonbewegingen in dor haast te doen uitbreken? Wij zullen alsnog afwachten, of dc boozo demon van dit ministerie, Lobman en do zij nen, het vorder in hun macht zullen blijken te hcbl>en, om met ver wei-ping van rede en recht de regecring tot het uiterste te drijven. Een enkele opmerking gevoelt dc Middel- burgsche Courant zich godrongen te maken. Al valt er, blijkens do ervaring, herhaal delijk opgedaan, op grond van zulke versla gen, niet altijd iets te zeggen over het lot, dat wetsontwerpen z.ullcn ondergaan, toch kan men reeds mot zokerheid vorklaren, dat die betreffende een in te stellen enquête en con spoorwegbrigado zullen worden aangeno men. Maar tevens valt aLs heuglijk feit op te merken, dat, in verband met het ontwerp tot herziening en wijziging van hot Wetboek van Strafrecht, zelfs voorstanders van sfcraf- wetrogelen uitstel van behandeling daarvan wenschen tot na regeling van den rechtstoe stand. Dit geeft hoop op oen, onzes inziens prac- tisohe en goede beslissing in dezen. In het Voorl. Verslag op dc stakingsont- werpen wordt o. a. de leer verkondigd, „dat aan allo ambtenaren en beambten bet recht toe komt om zonder vooraf ontslag te vra gen, den arbeid neer te leggen." AIb „do meerderheid der ambtenaren oordeelt, dat do Staat niet op goeden grondslag rust, bij voorbeeld door het gemis van algemeen kiesreoht", zoo is het hun reelom door ai- gomcono staking algemei n kiesrecht af to dwingen. Nog nimmer is meent Dc Standaard in een officieel Nederlandsch Staatsstuk, do revolutie zoo openlijk gepredikt- „Dit toch is alle Ovorhcid, allo grondwet tige regeling, alle eed en trouw kortweg op zij zetten, en het beleid- en bestuur van don Staat overbrengen bij dc lagorc ambtena ren van do talrijkst bezette diensten. Do meerderheid der ambtenaren zou aan den Staat do wet hebben to stellen. Nu is het duidelijk, dat allo hooger-ont- wikkeldo ambtenaren saam nog op verre na niet zoo talrijk zijn, als bijv. die van post en telegraphie, en dat onder dezer weer de lagorcbeambten verreweg het talrijkst zijn. Por slot van rekening zouden hot dan do klerken en soortgelijken zijn, die bij meer derheid van stemmen zouden te beslissen hebben, wat in do wet moest staan. Men gelooft nauwolijks zijn oogen, als men zulk een onzin lcost En toch, zulko klinkklare dwaashoden worden als een ern stig gemeend program van STatsomwontc- ling in oen officieel Staatsstuk gedebiteerd. En mot mannen, die zulko denkbeelden van openlijke revolutio voorstaAn, sym- patliiseoreu allerlei mannen van positie on wetensohap, eenvoudig omdat zo niet na denken." Do Nieuwe Hotter dams ché Courant meent, na con overzicht van het Voorloopig Ver slag gegeven to hebben, dat van het ant woord dor Regecring zal afhangen het ver loop van dit wetsontwerp niet alleen, maai het verloop van heel wat meer in ons so ciaal on economisch loven. Haar overleg gingen mogen dan gaan in denzelfden geest van verzoening, waarin ieder, die blijvend orde, vrede cn wolvaart bovorderen wil, in dezo crisis zijn gedachten moot laten gaan. Vooral zal ieder on zal ook do Regecring zich steeds voor den geest moeten houden, dat ccvn blijvende bevredigendo A'orslnndhou- ding tusschon werkgovers cn werklieden, con, dio vastheid en vertrouwen geeft, niet te verkrijgen is zonder deze twee voorwuar- donbillijk geregelde weder/.ijdschc rechts verhoudingen on ontwikkeling vp.n dc vakor ganisaties. Het eerste punt zal weinig te genspraak ontmoeten, maar ook liet tweedo moet worden erkend. Het is reeds van bevoegde zijden ook hier te lande in het licht gestold en do ervaring in Engeland leert het steeds klemmender, in do ontwikkeling on de erkenning dor vak organisaties ligt het geheim voor de oplos sing van velerlei vragen, waarvoor wij nu nog staan. Daardoor zal do invloed worden versterkt van hen, dio hot yak verstaan cn over dc indnstrieolc verhoudingen een oor deel kunnen bobbendaardoor zal do in vloed worden verzwakt van agitatoren cn redenaars, die met algemeenheden in do lucht slaan, doch kant noch wal weten te raken cn slechts onrust verwekken. Wat do twee voorgedragen artikelen be treft, raon weet, dat hot eerste, versterking van do strafbepaling tegen wcdcrrechtelij- kon dwang, door ons cn door volc ando ren van den aanvang anders is beoor deeld, dan liet tweede, hot stakingsartikcl een richting van beoordeel ing, dio ook in do Kamcrafdecl ingon sterk vertegenwoordigd was. In het algemeen kan niet worden tegenge sproken, dat eonigo versterking van art. 281 volkomen rationeel is; dat onzo wetge ving op dit stuk do incest onvoldoende is onder do wetgevingen van allo staten in Europa. Een beperking van het dwangde- lict tot dwang met gewold cn tot duidelijk aanwijsbare bedreiging met gewold, wordt indordaad nergens olders gevonden. En daarom is het volstrekt overdreven, wan neer arbeiders in iedere uitbreiding van dat artikel een aanranding zien van de ont wikkeling hunner organisaties. Ter wille van verzoening en bevrediging moge hun dal ook duidelijk worden gemaakt door do Regecring. Want al is een Memorie van No. 13217 Do Haagsche Courant zegt, dat het vac cine-wetje er heel onschuldig uitziet-, eenvoudig een maatregel om „het bijna dui zendtal" kinderen, dat wegens den vaccine dwang in 18991900 van de school heet t- zijn gehouden, voor de school te winnen, of Bithans aan die kinderen weer „eon goede kans" te geven om onderwijs te kunnen go- nieten. Maar beziet men de ontworpen regeling wat'nader dan ontwaart men, dat, 'erwql lenige „bezwaarden" van een zekeren dwang worden ontheven, dwang ten goede dan toch, volgens de tamelijk eenparige ziens wijs in tot oordeelcn bevoegde (medische) kringen, daartegenover de deur open cf althans uitnoodigend op een kier geze1. wordt om aan honderd duizenden „hinl^r, overlast" en, meer dan dat, groot gevaar te berokkenen. De praktijk zal zijn, zegt hot blad, volle dige ondermijning van wat de Miinster voor do openbare school, althans voorshands, zelf niet durft aantasten: de zegenrijke werking dor koepokinenting voor dc volksgezond heid. Uit Engeland waar een soortgelijke rege ling mot het nu al noodlottige gevolg van aanmerkelijke epidemieën is doorgedre ven met hetzelfde beroep op de persoonlijke .vrijheid kent men den toestand, die zal ont staan. Even bereidwillig als dc bevolking zich onder den drang der wet, aan de vac cinatie onderwerpt, even gemakkelijk zal liet onontwikkelde gedeelte maar nu op allerlei wijzen „bewerkt" en bedreigd zich laten vinden om daar, waar predikant of schoolbestuur of schoolhoofd dit wenschen, een briefje te onderteekenen, Waarbij men yorklaart, dat voor zijn kinderen vrijstelling van het pokkenbriefje te verlangen. Men kent uit menige plaats, vooral ten plottenlande, de middelen, waardoor de be volking er tee wordt gebracht, do kindoren van de openbare naar de bijzondere school te zenden; zij behoeven hier niet te worden herinnerd. Welnu, dezelfde drangmiddelen zullen, wanneer een schoolbestuur dit wenscht, worden aangewend om de anti-vac- oine-verklaring te doen teekenen, een ver klaring, waarbij, krachtens het pokken- wetje, niet eens, als in Engeland, behoeft te worden beweerd zelfs, dat do aanvrager van do vrijstelling gemoedsbezwaren tegen de inenting heeft; want hij heeft alléén te „verzoeken" en het schoolbestuur heeft dan onkel „aan te vragen" om dit verzoek in to willigen, wat de Minister dan moet doen. Men moet het Nederlandsche volk al zeer weinig kennen, betoogt het blad verder, cm niet te weten hoe gemakkelijk dit te bewegen is tot nalaten van voorzichtighoidsmaatregc- len vooral op hygiënisch gebied. Zóó weinig, dat wij weigeren te gcloovon, dat vooral deze Minister, die zijn „kleine luyden" toch waarlijk wol kent, inderdaad meenen zou, dat zijn wetje enkel door de werkelijk „bezwaarden" zou worden toege past en dat dc uitkomsten van zijn ontwor pen maatregel iets hoegenaamd zouden be wijzen voor de st-omming der bevolking, gesteld nu, dat in zulk een vraagstuk de stemming van zelfs honderd duizend onbe voegden iets hoegenaamd beteckonen zou te- gonover de bewuste overtuiging van ook maar één wetenschappelijk deskundige. Daarom dunkt het ons onverantwoorde lijk, thans in naam om de Leerplichtwet, die editor tijdelijk in de zaak al voorzag door aan de gemoedsbezwaarden vrijstelling van den schoolplioht te verleenen een maatregel te nemen, die een deel van ons volk weer aan den sanitaïren voorzorgs maatregel ontwennen zal en weer ganschelijk op losse schroeien zal zetten, wat bij de overgroot© meerderheid er in was gekomen als de gewoonste zaak ter wereld. Do Minister erkent als mogelijk, zegt de Haagsche Courantblijkens de bepaling van schorsing der werking van cem verleende ontheffing, dat zoodra zich de pokken ver- tcopen, de niet-gevaccineerden gevaarlijk vcor hun omgeving worden. Maar wanneer een man van krachtige overtuiging, als deze Minister, dit gevaar loader Moedor. 11) Zoodra Humphrey in de verte tusschen het groene gras het oorste witte scbynsol der begeerde plant zag, werd by vrooiyk, en juichend sprong by naar die plaats. Spoedig was hy uit het gezicht. Miles was minder verheugd, want hy kon hem niet byhouden en was spoedig ver achtergelaten met zUu mand. In het eerst voelde hy zich niet op zyn gemak, toen hy den afstand tusschen Humphrey on pich al grooter en grooter zag wordenmaar toen een blik in de rondte hem overtuigde, dat er geen stieren in de nabyheid waren, verzoende hy zich met zyn eenzaamheid en begon zyn mand te vullen, daarby een vroo iyk liedje neuriënde. Toen hy langzamerhand al zoekende voort; liep, was hy zeer vorwonderd, dat Humphrey zooveel champignons had laten staan; en het waren toch allemaal zulko prachtigo, rood en geel van buiten, en wit van binnen, en zoo groot 1 Hy vulde or zyn mr.nd mee en ver heugde zich reeds in het vooruitzicht, dat hy er misschien meer zou hebben en mooiere dan Humphrey; en toon de mand heelemaal vol was, ging by zitten onder een boom en wachtte op Humphrey. In den vroegen morgen was het tamoiyk frisch, en hy begon hot tamolyk koud te krygen zonder zyn flanelletje. Zyn voeten waren ook erg nat, en hy stond cp om eens rond te loopen en zich zoo wat te warmen. Op hetzelfde oogenblik zag hy Humphrey te <te v*rt* aankomen en .ging hem to gemoe^ toegeeft-, mag liij dan in mindere mate dat zelfde gevaar toelaten in afwachting van een principieele beslissing? Mag hij inmid dels liet onontwikkelde deel des volks, dat door een epidemie het eerst en het zwaarst wordt getroffen, in den waan brengen, dat van Regecringswege de inënting toch eigen lijk niet zoo bijzonder „profijtelijk" wordt geoordeeld? Mag hij hulpclooze kinderen overleveren aan bezwaren van anderen, die zij in hun later leven zeiven wellicht niet zullen deelen? En mag hij de wetenschappelijke ziens wijzen ter zijde stellende een proef wagen, waarvan de uitkomst- niet alleen zal toonen „in hoeve ito daarmede de bestaande bezwa ren genoegzaam uit den weg worden ge ruimd" maar óók in hoeverre die te verlee nen vrijheid de volksgezondheid zal bedrei gen? Voor het overige maakt het blad nog een paar opmerkingen over de onderdeden der wet. Het ontwerp zegt: „Wanneer die konnis- geving (van een verleende ontheffing) be treft een school, waarin op het tijdstip, waarop dc ontheffing verleend wordt, geen leorlingen zonder de verklaring, bedoeld in het 1ste lid (het pokkenbriefje), waren toe gelaten, brengt de burgemeester bet verlee nen der ontheffing bij openbare aankondi ging ter algemeenc kennis." De bedoeling daarvan is, zogt de toelioh ting, andersdenkende ouders te waarschu wen, opdat zij hun kinderen dan van die school kunnen ainemen. Maar de uitwer king zal zijn, dat die kennisgeving, voor zoover zij tob de ouders doordringt, weldra weer vergelen wordt en in elk geval later niet bok end is aan de ouders, die daarna hun kinderen op die school brengen, - en dat zij dus alleen zal dienen als een ovcrlicids- reclame vóór die school, als een soort van aanbeveling voor zorgeloozen: „Dadr kunt ge bcrodil", en voor het onontwikkelde pu bliek als een verklaring van de overheid, dat deze dc inenting óók eigenlijk niet noo- dig acht. Dio alinea zou dus in elk ge\ al moeten worden vervangen door een andere bepa ling, krachtens welke voortdurend duidelijk als met de briefjes "besmettelijke ziekte"' of dc opschriften „margarine" boven den hoofdingang der school zou moeten staan „Hier zijn ook ongevaccineerde kinderen", of iets dergelijks. Haar tweede opmerking is eon verklaring van instemming met do eerste alinea van het nieuwe artikel, bepalende, dat de inenting moot worden verricht „mot inachtneming van de voorschriften, daaromtrent bij alg. maatregel van bestuur te goveD." Zij zou wel wenschen. dat er door amendeering niets anders dan dit alleen van het wetsontwerp oierblecf, maar dat dan ook wél. In het- Tijdschrift voor Geneeskunde zegt dr. P Muntendam o. m. liet volgende over liet pokken wetje: „Dit wetsontwerp, dat or op het oog zoo onschuldig uitziet, immöit de bedoeling is alleen, schoolonderwijs mogelijk te maken voor een duizendtal ongevacineerde Kinde ren schijnt ons lang niet zoo onschuldig. Het is te verwachten dat een aantal ouders, nu de gelegenheid gegeven wordt om aan de vaccinatie te ontkomen, hetzij uit- ge makzucht hetzij uit ongomoti veerden angst door drijvers opgewekt, liefczij uit oppositio- zucht-, hun kindoren ongovaccdneeid zullen laten; on daardoor zal het deel dor natie, dat niet gevaccineerd is, belangrijk grooter worden- Daardoor zal de kans dat hior of daar pokken postvatten cn een bedenkelijke epidemie ih hot leven roepen, aanmerkelijk toenemen Hot ecnige voordeel, dat wij uit een we tenschappelijk oogpunt in dezo wet kunnen ontdokken, is, dat hierdoor do ongevacci neerde kinderen bijeengevoegd worden en, mocht er eens een epidemie uitbreken, wij eon goede statistiek zullen hebben, nl. te genover elkaar de scholen, waar gevacci neerde, on die, waar ongevacoineordc kin deren zijn. Het is eohtor to hopen' dat ons Parlo- ment niet zal meewerken tot hot nomen van ddt voor de volksgezondheid gevaarlijk ex periment." „0 Humphrey, ik h«b er zooveel gevonden, en zulko mooie; kom eens zieu, hier onder den boom!" „Maar kijk eons hierl" antwoordde Hum phrey, terwyl hy zyn mand triorafanteiyk in de hoogte hield, „bob je er ooit zóóveel by elkaar gezien?" Miles keek wat zenuwachtig naar de witte kleur, die Humphrey's champignons van bulten hadden. „De myne zyn heel andsrs, Humphrey." „Je hebt toch geen paddenstoelen geplukt, hoop ik, Milos?" vroeg Humphrey verschrikt. „0 neon," zeide Miles haastig „Ik geloof het ten minste niet. Maar wat zyn dat, paddenstoelen, Humphrey?" „Wel, dat zyn afschuwelyke, vieze, gole dingen, waar de padden op ga3n zitten; er zyn er heel veel in liet veld. Waar zyn zy, Miles? Laat ze my eens gauw zien, heel gauw." „Daar onder don boommaar. ik wist er heusch niets van, Humphrey." „Paddenstoelen, allemaal paddenstoelon," verklaarde Humphrey, toen zy onder den boom waren gekomen en de mand hadden onderzocht. „Er Is geen enkele champignon bU. Maar, Milos, weet je wel, dat het vergif is?" Miles stond verstomd de schrik deed hom zyn teleurstelling geheel vergeten. „Ver gif!" fluisterde hy bang, „vergif, daar gaan do menschen van dood, is't niet, Humphrey?" „Gelukkig, dat ik het gezien heb, voordat wy ze zyn gaan koken," vervolgde Humphrey zoo gewichtig mogeiyk, zonder op de woorden van zyn broertje acht te slaan, „verbeeld je eens, als die arme inbwildemannen waren vergiftigd. Dan was het jouw schuld geweest, Miles, en zou je In de gevangenis moeten." B0 Humphrey," zeide kleine Miles, wlen Het Handelsblad zegl onder het hoofd: „Ineonscliakeling van het onder- w ij s" Aan de toezegging, bij de jongste troon- rede gedaan, is thans door de Regecring uitvoering gegeven. Zij heeft oen Staats commissie ingesteld, welke wetsvoorstellen met toelichting zal aanbieden, „tot r orga nisatie van bat lager, middelbaar en hoo- gcr onderwijs, voor zoover deze tot oen be tere aaneenschakeling van de onderscheide ne doelen van liet onderwijs noodig zal blij ken." Een arbeid, welke zeer nuttig cn aan ile goede opleiding van het jonge geslacht hoogst bevorderlijk zijn kan, vooral wanneer dc maatregelen tot betere aansluiting van bet lagor bij het middelbaar en van het middelbaar bij heb liooger onderwijs tot be teugeling der veel bosproken „overlading" leiden. De Rogeeriug heeft de taak opgedragen aan een niet zeer talrijke commissie van slechts 7 leden, gekozon uit de verschillende staatkundige richtingen. Dc antirevolutio naire partij is vertegenwoordigd door prof, Woltjcr van de Vrije Universiteit, tevens voorzitter, de ohristelijk-historischo door dr. J Th. de Visser, predikant en Kamerlid, de katholieko door prof. De Groot cn dr. Nolens, do liberale door den oud-hoogleer aar-minister on -gouvcrnour-generaal mr. 0. Pynacker Hordijkde vrijzinnig-democra tische door den oud-hoogleeraar Druckcr on aJs 7de lid treedt prof. B. Symons, van Groningon, op, wiens staatkundige richtiug ons onbekend ia Opmerking verdient, dat al die zovon wij zen tot liet hoo gcr ondonvijs behooron of behoord hebben of hooger ondorwijs hebben genoten. Dit lijkt eenigszlns vreemd voor een com missie, wolke geroepen is voorstellen te doen om beter verband te leggen tusschen de drie soorten van onderwijs. Zeker, dc commissie wordt bevoegd verklaard zich omtrent de verschillende deolen van het onderwijs te doen voorlichten door sub-commissiön. Maar het- zou toch niemand hebben verbaasd, in dien in de centrale commissie, die ten slotte de voorstellen zal hebben te doen, ook uit nemende personen van liet middelbaar cn van het lager onderwijs waren benoemd. Dc Arnhenischc Courant zegt: Onze lezers hebben gelegenheid gehad ken nis te nomen van den hoofdznkclijkcn in houd van het Verslag van hot in dc af- dcelingcn der Tweede Kamer verhandcldo over do wetsontwerpen in verband met de" staking. Wat daarin weldadig aandoet is do verzoeningsgezinde neiging, waarvan „politieke medestanders der Regoo- ring" blijk gegeven hebben, o. o. toen door hen verklaard werd „voor de aangegeven middelen, om tot een vergolijk te komen, wel wat te gevoelen." Dio aangegeven mid delen" waren: uitstel van behandeling van het Straf wetsontwerp of invoeging van ocm artikel, bepalende, dat de wet op eon nader tijdstip in werking zal treden. Zelfs word van dio zijde nog een ander middel aan de hand gedaan, nl. nu reeds krachtens art. 27 der Spoorwegwet ecnige bepalingen vast te stellen betreffende dc rechtspositie der spoorwegbeambten. Dit artikel namelijk be paalt, na opsomming van hetgeen met be trekking tot het toezicht op den spoorweg dienst bij algemeencn maatregel van bestuur moet worden geregeld, in de laatste zin srede, dat daartoo ook goregcld wordt „al hetgeen verder Ier verzekering van dc be hoorlijke uitoefening der spoorwegdiensten en het voilig verkeer over do spoorwegen, krachtens deze wet, is voor to schrijven." In een beoordeel ing dier aangegeven raid- delen treden wij niet. Daarvoor schijnt ons de tijd eerst gekomen, als blijken zal of de Regecring zioli bereid loont van een dier middelen of van eenig ander middel tot ge meen overleg gebruik te maken. Voor hot oogenblik ligt do beteekenis van hot een en ander bovenal in de verzoenende gezindheid van do zijde der meerderheid, welke daaruit spreekt. En de beteekenis daarvan wordt nog verhoogd, als men moet ontwaren, hoe De Nederlanderhet orgaan van mr. De Savomin Lohman, nog steeds van vurigen ijver blaakt, om met dwangmaatregelen den grootst mogolijkcn spoed te maken. Bctoo- hot nu wezoniyk bang ora het hart word, „laat ons ze gauw wegwerpen I" „We zullen zo vertrappen, dat is nog veel beter." Zy maakten nu oon hoop van het gevaarlyke goedje, en stampten en trapten daarop totdat hun schoenen en kousen geheel wit zagen. „Wat zal Virginie wel zoggen?" lachte Humphrey, terwyi hy naar zyn beenen keek. „Ja, wat zal zy wol zoggen?" praatte Miles hem, wel wat benauwd, na. „Maar Humphrey, ik heb van morgen nog niet gebeden 1" „Goole hemel, ik ook niot; ik... ik heb er heelomaal niet aan godacht." ;Wat zullen we doen? Y7o zullen naar huis moeten gaan. Ik geloof niet, dat Onze Lieve Heer het goed zal vindon, als wy hier buiten bidden in het veld." „Waarom niet?" vond Humphrey. „Maak jo daar maar niet bang voor. Kom, laten wfl' maar gauw onder dozen boom ons och tendgebed doen." Met zyn gewone overhaasting de daad by bet woord voegend, knieldo by neer, maar by stond onmiddeliyk weer op. „Ik wilde je nog zeggen, Miles, dat het beter is, je pot af te nemen, als wij bid den; dat doen allo menschen, als zy naar de kerk gaan; maar dat weet jy natuuriyk niet, omdat jy daar nog veel te jong voor bent." Miles ontving deze les in rype levonwys- heid met het grootste respect, en zette on middeliyk zyn pet af, toen Humphrey hom het voorbeeld gaf. En de twee ventjes kniel den neer in het gras en bogen eerbiedig de hoofdjes. Kleine Miles waB gewoon, zyn gebeden Virginie na te zeggen; hy kende ze nog niet goed uit het hoofd. Zoo kwam hy in groote verlegenheid, want hy wist niet, of hy nu moest biyvon kniolen, dan wol of het niot beter was om maar op to staan. Na ongeveer drlo minuton was Humphrey klaar, zotte zyn pet weer op hot hoofd en sprong op. Milos stond ook op en deoldo zyn broer mode, wat hem op het hart lag. Humphrey nam deze mooiiyke zaak onmid deliyk in ernstigo overweging. cMy'n gebeden kun jo niot nazoggen," sprak hy nadenkend. „Jo bont voel to Jong." „Veel te jong," herhaaldo Miles zacht. „En het gebedje, dat ik altyd moest zeggen toen ik nog een klein kind was, ben ik vergoten," vervolgde Humphrey, met den rochterwysvinger op het voorhoofd„natuur iyk, want het is al zoo verbazond lang go- ledonIk woot liet, Miles, zeg je dank- gebedjo maar op." ,Myn dankgebedjo?" vroeg Miles, onvol daan met die oplossing, „maar dan doe ik toch niet myn ochtendgebed, Humphrey?" „0 zeker, het is toch ook oen gebed, want het staat vooraan in jo kleine „Qobeden- bcekjo voor kinderen;" er staat boven: go- bedje na don eten." „Dat wist ik niet, ik had het nooit go- zien." „Het is toch zoo, al weet je het niet, Miles. Daar zyn heel voel dingen, die jo nog niot weet, en die je nog leeren moet. Zeg my dit nu na: Voor alles, wat ik ontvangen heb, mogo ik Onzen Lieven Heer altyd dank baar biyven." „Maar dat is jouw dankgebedje, Humphrey, niet het myno. Ik zeg alleen: Ik dank God voor het lekkere ontbyt." „Dat Is ook goed." „Maar, Humphrey, ik heb geen ontbyt gehad van morgen. Hoe kan ik het dan zeggen?" „Dat Is waar," zei Humphrey nadenkend, „dat maakt do zaak heel lastig. Als jo nu maar een klein stukjo beschuit badt gehad van morgen, da:i zou hot gaan het Is erg jammer." Jiy bleof oenige oogonblikkon in diepe gedachten verzonken. „Ik weet het!" riep hy plotseling uit; „ik zog ook altyd eon gebedje voordat ik ga eten, en natuuriyk kryg jo Blraks een ontbyt; dan kun je het my nazeggen. liet is natuuriyk erg moeiiyk, maar als ik het langzaam doe, en als je goed luistert, zal het wol gaan. Zog hot nu maar na: „Voor al wat ik zal ont vangen, mogo ik Onzen Lieven lieer altyil dankbaar biyvon Miles knielde neer on herhaaldo hot go- bedje, on daarna gingen de kloino broortjes weer in hot gras zitten, on tolden do cham pignons, om te zien, hoeveel er voor eiken wildeman zouden zyn. Virginie word omstreeks zes uron gewekt door oen kouden tocht, die door de wyd geopende deur binnen kwam waaienzy richtte zich op in haar bod en kook uit hot gordyn. De twee hanssoppon on oen plas water op den grond trokken hot eerst haar aandacht; daar hot licht echter noch slechts zeer zwak door de reten der blinden schomordo, be merkte zy niet onmiddeliyk, dat do kinderen verdwenen waren. Zy stond op om de blin- don te openen; en oorBt toon de morgenzon holder In do kamer straalde, zag zy tot haar groote ontzetting, dat de bedjes ledig waron en do dekens en lakeDS door dehoele kamor verspreid lagen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5