LËIDSCH DAGBLAD. WO ~P, SDAC 25 MAART. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Anno 1903
gen do koe» het Yoorloopig Verslag, hoewel
„mot buitenge wonen spood" tot stand ge
bracht, ..geen blijk geeft van overhaasting,
wel van zorgvuldige bewerking', besluit zij
als volgt
„Mocht de Rogeeriug nu op haar beurt
„met bekwamen spoed" haar antwoord kun
nen inzenden, doch zou allicht nog vóór Pa-
schen met de openbare behandeling der ont
worpen een aanvang kunnen worden ge
maakt. Met het oog op de lichtingen is dit
te wcnschon."
Alsof dit het waro motief voor haar ij vol
was 1 Eerder zou de overhaasting, waartoe
zij de Regeering aandrijft, weder tot aan
wakkering der thans gelukkig verminderon
de agitatie moeten leidon en derhalve weinig
bevorderlijk zijn aan de kans, dat de lichtin
gen van 1900 on 1901 spoedig weder met
groot verlof huiswaarte gezonden worden.
De Centrale Sectie, die besloot do Kamer
vóór Paschen niet weder tot een openbare
samenkomst bijeen te roepen, blijkt gelukkig
van een anderen geest bezield dan Dc Ne
derlander/
Het Volk licht uit het Voorloopig Verslag
hetgeen daarin medegedeeld wordt omtrent
do quaestio van het uitstel dor behandeling
van de strafbepalingen. Volgens hot blad
blijkt daaruit in de eerste plaats do juist
heid van hetgeen reeds vroeger door Het
Volk werd beweerd, dat de voorstan dom der
strafbepalingen niet wenschon, dat deze al
léén door de Regeeringsmecrderheid worden
aangenomen en dat ook onder de vrienden
dor Regeering onkelen zijn, die voor hot uit
stel der behandeling dier strafbepalingen
iets gevoelen.
Het blad komt tot. de volgende conclusie:
Do zaak st-aat voor de Regeering nu zóó:
dc liberalen, die evenals do Regeering „het
gezag willen handhaven" en „een goregold
spoorwegverkeer willen verzekeren", die dus
geen principieele bezwaren tegen de strafbe
palingen op zichzelf hebben, verklaren „dab
zij daarom nog geenszins kunnen medewer
ken tot de aanneming van strafwetten,
waarvoor zij, althans op dit oogenblik, do
verantwoordelijkheid niet zouden kunnen
aanvaarden."
Komen de strafbopalingcn dus tegelijk met
do andere ontwerpen in behandeling, dan
zullen zij, indien dc liberalen aan dit stand
punt getrouw blijven, door hen worden a f-
gestomd.
Dc Christelijke partijen, door een enkelen
liberalen aartsconservatief tor nadere illus
tratie geflankeerd, dragen dan alleen de ver
antwoordelijkheid voor deze zaak, wat te er
ger voor hen zal zijn, omdat de gronden, dio
voor uitstel pleiten, volkomen aan rede en
recht zijn ontleend.
Of dr. Kuypor nog voor die gronden zal
zwichten en door zijn woord van uitstel de
atmosfeer zal zuiveren, zoodat do lichtingen
naar huis kunnen gaan, elke reden voor een
ultimatum aan de spoorwegdirectiën is ver
vallen en de vakbeweging geen oorzaak heeft
in de maak zijnde loonbewegingen in dor
haast te doen uitbreken?
Wij zullen alsnog afwachten, of dc boozo
demon van dit ministerie, Lobman en do zij
nen, het vorder in hun macht zullen blijken
te hcbl>en, om met ver wei-ping van rede en
recht de regecring tot het uiterste te drijven.
Een enkele opmerking gevoelt dc Middel-
burgsche Courant zich godrongen te maken.
Al valt er, blijkens do ervaring, herhaal
delijk opgedaan, op grond van zulke versla
gen, niet altijd iets te zeggen over het lot,
dat wetsontwerpen z.ullcn ondergaan, toch
kan men reeds mot zokerheid vorklaren, dat
die betreffende een in te stellen enquête en
con spoorwegbrigado zullen worden aangeno
men.
Maar tevens valt aLs heuglijk feit op te
merken, dat, in verband met het ontwerp tot
herziening en wijziging van hot Wetboek
van Strafrecht, zelfs voorstanders van sfcraf-
wetrogelen uitstel van behandeling daarvan
wenschen tot na regeling van den rechtstoe
stand.
Dit geeft hoop op oen, onzes inziens prac-
tisohe en goede beslissing in dezen.
In het Voorl. Verslag op dc stakingsont-
werpen wordt o. a. de leer verkondigd, „dat
aan allo ambtenaren en beambten bet recht
toe komt om zonder vooraf ontslag te vra
gen, den arbeid neer te leggen." AIb „do
meerderheid der ambtenaren oordeelt, dat
do Staat niet op goeden grondslag rust, bij
voorbeeld door het gemis van algemeen
kiesreoht", zoo is het hun reelom door ai-
gomcono staking algemei n kiesrecht af to
dwingen.
Nog nimmer is meent Dc Standaard
in een officieel Nederlandsch Staatsstuk,
do revolutie zoo openlijk gepredikt-
„Dit toch is alle Ovorhcid, allo grondwet
tige regeling, alle eed en trouw kortweg op
zij zetten, en het beleid- en bestuur van don
Staat overbrengen bij dc lagorc ambtena
ren van do talrijkst bezette diensten.
Do meerderheid der ambtenaren zou aan
den Staat do wet hebben to stellen.
Nu is het duidelijk, dat allo hooger-ont-
wikkeldo ambtenaren saam nog op verre na
niet zoo talrijk zijn, als bijv. die van post
en telegraphie, en dat onder dezer weer de
lagorcbeambten verreweg het talrijkst zijn.
Por slot van rekening zouden hot dan do
klerken en soortgelijken zijn, die bij meer
derheid van stemmen zouden te beslissen
hebben, wat in do wet moest staan.
Men gelooft nauwolijks zijn oogen, als
men zulk een onzin lcost En toch, zulko
klinkklare dwaashoden worden als een ern
stig gemeend program van STatsomwontc-
ling in oen officieel Staatsstuk gedebiteerd.
En mot mannen, die zulko denkbeelden
van openlijke revolutio voorstaAn, sym-
patliiseoreu allerlei mannen van positie on
wetensohap, eenvoudig omdat zo niet na
denken."
Do Nieuwe Hotter dams ché Courant meent,
na con overzicht van het Voorloopig Ver
slag gegeven to hebben, dat van het ant
woord dor Regecring zal afhangen het ver
loop van dit wetsontwerp niet alleen, maai
het verloop van heel wat meer in ons so
ciaal on economisch loven. Haar overleg
gingen mogen dan gaan in denzelfden geest
van verzoening, waarin ieder, die blijvend
orde, vrede cn wolvaart bovorderen wil, in
dezo crisis zijn gedachten moot laten gaan.
Vooral zal ieder on zal ook do Regecring
zich steeds voor den geest moeten houden,
dat ccvn blijvende bevredigendo A'orslnndhou-
ding tusschon werkgovers cn werklieden,
con, dio vastheid en vertrouwen geeft, niet
te verkrijgen is zonder deze twee voorwuar-
donbillijk geregelde weder/.ijdschc rechts
verhoudingen on ontwikkeling vp.n dc vakor
ganisaties. Het eerste punt zal weinig te
genspraak ontmoeten, maar ook liet tweedo
moet worden erkend.
Het is reeds van bevoegde zijden ook hier
te lande in het licht gestold en do ervaring
in Engeland leert het steeds klemmender,
in do ontwikkeling on de erkenning dor vak
organisaties ligt het geheim voor de oplos
sing van velerlei vragen, waarvoor wij nu
nog staan. Daardoor zal do invloed worden
versterkt van hen, dio hot yak verstaan cn
over dc indnstrieolc verhoudingen een oor
deel kunnen bobbendaardoor zal do in
vloed worden verzwakt van agitatoren cn
redenaars, die met algemeenheden in do
lucht slaan, doch kant noch wal weten te
raken cn slechts onrust verwekken.
Wat do twee voorgedragen artikelen be
treft, raon weet, dat hot eerste, versterking
van do strafbepaling tegen wcdcrrechtelij-
kon dwang, door ons cn door volc ando
ren van den aanvang anders is beoor
deeld, dan liet tweede, hot stakingsartikcl
een richting van beoordeel ing, dio ook in do
Kamcrafdecl ingon sterk vertegenwoordigd
was.
In het algemeen kan niet worden tegenge
sproken, dat eonigo versterking van art.
281 volkomen rationeel is; dat onzo wetge
ving op dit stuk do incest onvoldoende is
onder do wetgevingen van allo staten in
Europa. Een beperking van het dwangde-
lict tot dwang met gewold cn tot duidelijk
aanwijsbare bedreiging met gewold, wordt
indordaad nergens olders gevonden. En
daarom is het volstrekt overdreven, wan
neer arbeiders in iedere uitbreiding van
dat artikel een aanranding zien van de ont
wikkeling hunner organisaties. Ter wille
van verzoening en bevrediging moge hun
dal ook duidelijk worden gemaakt door do
Regecring. Want al is een Memorie van
No. 13217
Do Haagsche Courant zegt, dat het vac
cine-wetje er heel onschuldig uitziet-,
eenvoudig een maatregel om „het bijna dui
zendtal" kinderen, dat wegens den vaccine
dwang in 18991900 van de school heet t-
zijn gehouden, voor de school te winnen, of
Bithans aan die kinderen weer „eon goede
kans" te geven om onderwijs te kunnen go-
nieten.
Maar beziet men de ontworpen regeling
wat'nader dan ontwaart men, dat, 'erwql
lenige „bezwaarden" van een zekeren dwang
worden ontheven, dwang ten goede dan
toch, volgens de tamelijk eenparige ziens
wijs in tot oordeelcn bevoegde (medische)
kringen, daartegenover de deur open cf
althans uitnoodigend op een kier geze1.
wordt om aan honderd duizenden „hinl^r,
overlast" en, meer dan dat, groot gevaar te
berokkenen.
De praktijk zal zijn, zegt hot blad, volle
dige ondermijning van wat de Miinster voor
do openbare school, althans voorshands, zelf
niet durft aantasten: de zegenrijke werking
dor koepokinenting voor dc volksgezond
heid.
Uit Engeland waar een soortgelijke rege
ling mot het nu al noodlottige gevolg van
aanmerkelijke epidemieën is doorgedre
ven met hetzelfde beroep op de persoonlijke
.vrijheid kent men den toestand, die zal ont
staan. Even bereidwillig als dc bevolking
zich onder den drang der wet, aan de vac
cinatie onderwerpt, even gemakkelijk zal
liet onontwikkelde gedeelte maar nu op
allerlei wijzen „bewerkt" en bedreigd zich
laten vinden om daar, waar predikant of
schoolbestuur of schoolhoofd dit wenschen,
een briefje te onderteekenen, Waarbij men
yorklaart, dat voor zijn kinderen vrijstelling
van het pokkenbriefje te verlangen.
Men kent uit menige plaats, vooral ten
plottenlande, de middelen, waardoor de be
volking er tee wordt gebracht, do kindoren
van de openbare naar de bijzondere school
te zenden; zij behoeven hier niet te worden
herinnerd. Welnu, dezelfde drangmiddelen
zullen, wanneer een schoolbestuur dit
wenscht, worden aangewend om de anti-vac-
oine-verklaring te doen teekenen, een ver
klaring, waarbij, krachtens het pokken-
wetje, niet eens, als in Engeland, behoeft
te worden beweerd zelfs, dat do aanvrager
van do vrijstelling gemoedsbezwaren tegen
de inenting heeft; want hij heeft alléén te
„verzoeken" en het schoolbestuur heeft dan
onkel „aan te vragen" om dit verzoek in
to willigen, wat de Minister dan moet
doen.
Men moet het Nederlandsche volk al zeer
weinig kennen, betoogt het blad verder, cm
niet te weten hoe gemakkelijk dit te bewegen
is tot nalaten van voorzichtighoidsmaatregc-
len vooral op hygiënisch gebied.
Zóó weinig, dat wij weigeren te gcloovon,
dat vooral deze Minister, die zijn „kleine
luyden" toch waarlijk wol kent, inderdaad
meenen zou, dat zijn wetje enkel door de
werkelijk „bezwaarden" zou worden toege
past en dat dc uitkomsten van zijn ontwor
pen maatregel iets hoegenaamd zouden be
wijzen voor de st-omming der bevolking,
gesteld nu, dat in zulk een vraagstuk de
stemming van zelfs honderd duizend onbe
voegden iets hoegenaamd beteckonen zou te-
gonover de bewuste overtuiging van ook
maar één wetenschappelijk deskundige.
Daarom dunkt het ons onverantwoorde
lijk, thans in naam om de Leerplichtwet,
die editor tijdelijk in de zaak al voorzag
door aan de gemoedsbezwaarden vrijstelling
van den schoolplioht te verleenen een
maatregel te nemen, die een deel van ons
volk weer aan den sanitaïren voorzorgs
maatregel ontwennen zal en weer ganschelijk
op losse schroeien zal zetten, wat bij de
overgroot© meerderheid er in was gekomen
als de gewoonste zaak ter wereld.
Do Minister erkent als mogelijk, zegt de
Haagsche Courantblijkens de bepaling van
schorsing der werking van cem verleende
ontheffing, dat zoodra zich de pokken ver-
tcopen, de niet-gevaccineerden gevaarlijk
vcor hun omgeving worden.
Maar wanneer een man van krachtige
overtuiging, als deze Minister, dit gevaar
loader Moedor.
11)
Zoodra Humphrey in de verte tusschen
het groene gras het oorste witte scbynsol der
begeerde plant zag, werd by vrooiyk, en
juichend sprong by naar die plaats. Spoedig was
hy uit het gezicht. Miles was minder verheugd,
want hy kon hem niet byhouden en was
spoedig ver achtergelaten met zUu mand. In
het eerst voelde hy zich niet op zyn gemak,
toen hy den afstand tusschen Humphrey on
pich al grooter en grooter zag wordenmaar
toen een blik in de rondte hem overtuigde,
dat er geen stieren in de nabyheid waren,
verzoende hy zich met zyn eenzaamheid en
begon zyn mand te vullen, daarby een vroo
iyk liedje neuriënde.
Toen hy langzamerhand al zoekende voort;
liep, was hy zeer vorwonderd, dat Humphrey
zooveel champignons had laten staan; en het
waren toch allemaal zulko prachtigo, rood en
geel van buiten, en wit van binnen, en zoo
groot 1 Hy vulde or zyn mr.nd mee en ver
heugde zich reeds in het vooruitzicht, dat hy
er misschien meer zou hebben en mooiere
dan Humphrey; en toon de mand heelemaal
vol was, ging by zitten onder een boom en
wachtte op Humphrey.
In den vroegen morgen was het tamoiyk
frisch, en hy begon hot tamolyk koud te
krygen zonder zyn flanelletje. Zyn voeten
waren ook erg nat, en hy stond cp om eens
rond te loopen en zich zoo wat te warmen.
Op hetzelfde oogenblik zag hy Humphrey
te <te v*rt* aankomen en .ging hem to gemoe^
toegeeft-, mag liij dan in mindere mate dat
zelfde gevaar toelaten in afwachting van
een principieele beslissing? Mag hij inmid
dels liet onontwikkelde deel des volks, dat
door een epidemie het eerst en het zwaarst
wordt getroffen, in den waan brengen, dat
van Regecringswege de inënting toch eigen
lijk niet zoo bijzonder „profijtelijk" wordt
geoordeeld? Mag hij hulpclooze kinderen
overleveren aan bezwaren van anderen, die
zij in hun later leven zeiven wellicht niet
zullen deelen?
En mag hij de wetenschappelijke ziens
wijzen ter zijde stellende een proef wagen,
waarvan de uitkomst- niet alleen zal toonen
„in hoeve ito daarmede de bestaande bezwa
ren genoegzaam uit den weg worden ge
ruimd" maar óók in hoeverre die te verlee
nen vrijheid de volksgezondheid zal bedrei
gen?
Voor het overige maakt het blad nog een
paar opmerkingen over de onderdeden der
wet.
Het ontwerp zegt: „Wanneer die konnis-
geving (van een verleende ontheffing) be
treft een school, waarin op het tijdstip,
waarop dc ontheffing verleend wordt, geen
leorlingen zonder de verklaring, bedoeld in
het 1ste lid (het pokkenbriefje), waren toe
gelaten, brengt de burgemeester bet verlee
nen der ontheffing bij openbare aankondi
ging ter algemeenc kennis."
De bedoeling daarvan is, zogt de toelioh
ting, andersdenkende ouders te waarschu
wen, opdat zij hun kinderen dan van die
school kunnen ainemen. Maar de uitwer
king zal zijn, dat die kennisgeving, voor
zoover zij tob de ouders doordringt, weldra
weer vergelen wordt en in elk geval later
niet bok end is aan de ouders, die daarna
hun kinderen op die school brengen, - en dat
zij dus alleen zal dienen als een ovcrlicids-
reclame vóór die school, als een soort van
aanbeveling voor zorgeloozen: „Dadr kunt
ge bcrodil", en voor het onontwikkelde pu
bliek als een verklaring van de overheid,
dat deze dc inenting óók eigenlijk niet noo-
dig acht.
Dio alinea zou dus in elk ge\ al moeten
worden vervangen door een andere bepa
ling, krachtens welke voortdurend duidelijk
als met de briefjes "besmettelijke ziekte"'
of dc opschriften „margarine" boven den
hoofdingang der school zou moeten staan
„Hier zijn ook ongevaccineerde kinderen",
of iets dergelijks.
Haar tweede opmerking is eon verklaring
van instemming met do eerste alinea van het
nieuwe artikel, bepalende, dat de inenting
moot worden verricht „mot inachtneming
van de voorschriften, daaromtrent bij alg.
maatregel van bestuur te goveD." Zij zou wel
wenschen. dat er door amendeering niets
anders dan dit alleen van het wetsontwerp
oierblecf, maar dat dan ook wél.
In het- Tijdschrift voor Geneeskunde zegt
dr. P Muntendam o. m. liet volgende over
liet pokken wetje:
„Dit wetsontwerp, dat or op het oog zoo
onschuldig uitziet, immöit de bedoeling
is alleen, schoolonderwijs mogelijk te maken
voor een duizendtal ongevacineerde Kinde
ren schijnt ons lang niet zoo onschuldig.
Het is te verwachten dat een aantal ouders,
nu de gelegenheid gegeven wordt om aan
de vaccinatie te ontkomen, hetzij uit- ge
makzucht hetzij uit ongomoti veerden angst
door drijvers opgewekt, liefczij uit oppositio-
zucht-, hun kindoren ongovaccdneeid zullen
laten; on daardoor zal het deel dor natie,
dat niet gevaccineerd is, belangrijk grooter
worden- Daardoor zal de kans dat hior of
daar pokken postvatten cn een bedenkelijke
epidemie ih hot leven roepen, aanmerkelijk
toenemen
Hot ecnige voordeel, dat wij uit een we
tenschappelijk oogpunt in dezo wet kunnen
ontdokken, is, dat hierdoor do ongevacci
neerde kinderen bijeengevoegd worden en,
mocht er eens een epidemie uitbreken, wij
eon goede statistiek zullen hebben, nl. te
genover elkaar de scholen, waar gevacci
neerde, on die, waar ongevacoineordc kin
deren zijn.
Het is eohtor to hopen' dat ons Parlo-
ment niet zal meewerken tot hot nomen van
ddt voor de volksgezondheid gevaarlijk ex
periment."
„0 Humphrey, ik h«b er zooveel gevonden,
en zulko mooie; kom eens zieu, hier onder
den boom!"
„Maar kijk eons hierl" antwoordde Hum
phrey, terwyl hy zyn mand triorafanteiyk in
de hoogte hield, „bob je er ooit zóóveel by
elkaar gezien?"
Miles keek wat zenuwachtig naar de witte
kleur, die Humphrey's champignons van bulten
hadden.
„De myne zyn heel andsrs, Humphrey."
„Je hebt toch geen paddenstoelen geplukt,
hoop ik, Milos?" vroeg Humphrey verschrikt.
„0 neon," zeide Miles haastig „Ik geloof
het ten minste niet. Maar wat zyn dat,
paddenstoelen, Humphrey?"
„Wel, dat zyn afschuwelyke, vieze, gole
dingen, waar de padden op ga3n zitten; er
zyn er heel veel in liet veld. Waar zyn zy,
Miles? Laat ze my eens gauw zien, heel gauw."
„Daar onder don boommaar. ik wist er
heusch niets van, Humphrey."
„Paddenstoelen, allemaal paddenstoelon,"
verklaarde Humphrey, toen zy onder den
boom waren gekomen en de mand hadden
onderzocht. „Er Is geen enkele champignon bU.
Maar, Milos, weet je wel, dat het vergif is?"
Miles stond verstomd de schrik deed
hom zyn teleurstelling geheel vergeten. „Ver
gif!" fluisterde hy bang, „vergif, daar gaan
do menschen van dood, is't niet, Humphrey?"
„Gelukkig, dat ik het gezien heb, voordat
wy ze zyn gaan koken," vervolgde Humphrey
zoo gewichtig mogeiyk, zonder op de woorden
van zyn broertje acht te slaan, „verbeeld je
eens, als die arme inbwildemannen
waren vergiftigd. Dan was het jouw schuld
geweest, Miles, en zou je In de gevangenis
moeten."
B0 Humphrey," zeide kleine Miles, wlen
Het Handelsblad zegl onder het hoofd:
„Ineonscliakeling van het onder-
w ij s"
Aan de toezegging, bij de jongste troon-
rede gedaan, is thans door de Regecring
uitvoering gegeven. Zij heeft oen Staats
commissie ingesteld, welke wetsvoorstellen
met toelichting zal aanbieden, „tot r orga
nisatie van bat lager, middelbaar en hoo-
gcr onderwijs, voor zoover deze tot oen be
tere aaneenschakeling van de onderscheide
ne doelen van liet onderwijs noodig zal blij
ken." Een arbeid, welke zeer nuttig cn aan
ile goede opleiding van het jonge geslacht
hoogst bevorderlijk zijn kan, vooral wanneer
dc maatregelen tot betere aansluiting van
bet lagor bij het middelbaar en van het
middelbaar bij heb liooger onderwijs tot be
teugeling der veel bosproken „overlading"
leiden.
De Rogeeriug heeft de taak opgedragen
aan een niet zeer talrijke commissie van
slechts 7 leden, gekozon uit de verschillende
staatkundige richtingen. Dc antirevolutio
naire partij is vertegenwoordigd door prof,
Woltjcr van de Vrije Universiteit, tevens
voorzitter, de ohristelijk-historischo door dr.
J Th. de Visser, predikant en Kamerlid,
de katholieko door prof. De Groot cn dr.
Nolens, do liberale door den oud-hoogleer
aar-minister on -gouvcrnour-generaal mr. 0.
Pynacker Hordijkde vrijzinnig-democra
tische door den oud-hoogleeraar Druckcr
on aJs 7de lid treedt prof. B. Symons, van
Groningon, op, wiens staatkundige richtiug
ons onbekend ia
Opmerking verdient, dat al die zovon wij
zen tot liet hoo gcr ondonvijs behooron of
behoord hebben of hooger ondorwijs hebben
genoten.
Dit lijkt eenigszlns vreemd voor een com
missie, wolke geroepen is voorstellen te doen
om beter verband te leggen tusschen de drie
soorten van onderwijs. Zeker, dc commissie
wordt bevoegd verklaard zich omtrent de
verschillende deolen van het onderwijs te
doen voorlichten door sub-commissiön. Maar
het- zou toch niemand hebben verbaasd, in
dien in de centrale commissie, die ten slotte
de voorstellen zal hebben te doen, ook uit
nemende personen van liet middelbaar cn
van het lager onderwijs waren benoemd.
Dc Arnhenischc Courant zegt:
Onze lezers hebben gelegenheid gehad ken
nis te nomen van den hoofdznkclijkcn in
houd van het Verslag van hot in dc af-
dcelingcn der Tweede Kamer verhandcldo
over do wetsontwerpen in verband
met de" staking. Wat daarin weldadig
aandoet is do verzoeningsgezinde neiging,
waarvan „politieke medestanders der Regoo-
ring" blijk gegeven hebben, o. o. toen door
hen verklaard werd „voor de aangegeven
middelen, om tot een vergolijk te komen,
wel wat te gevoelen." Dio aangegeven mid
delen" waren: uitstel van behandeling van
het Straf wetsontwerp of invoeging van ocm
artikel, bepalende, dat de wet op eon nader
tijdstip in werking zal treden. Zelfs word
van dio zijde nog een ander middel aan de
hand gedaan, nl. nu reeds krachtens art. 27
der Spoorwegwet ecnige bepalingen vast te
stellen betreffende dc rechtspositie der
spoorwegbeambten. Dit artikel namelijk be
paalt, na opsomming van hetgeen met be
trekking tot het toezicht op den spoorweg
dienst bij algemeencn maatregel van bestuur
moet worden geregeld, in de laatste zin
srede, dat daartoo ook goregcld wordt „al
hetgeen verder Ier verzekering van dc be
hoorlijke uitoefening der spoorwegdiensten
en het voilig verkeer over do spoorwegen,
krachtens deze wet, is voor to schrijven."
In een beoordeel ing dier aangegeven raid-
delen treden wij niet. Daarvoor schijnt ons
de tijd eerst gekomen, als blijken zal of de
Regecring zioli bereid loont van een dier
middelen of van eenig ander middel tot ge
meen overleg gebruik te maken. Voor hot
oogenblik ligt do beteekenis van hot een en
ander bovenal in de verzoenende gezindheid
van do zijde der meerderheid, welke daaruit
spreekt. En de beteekenis daarvan wordt
nog verhoogd, als men moet ontwaren, hoe
De Nederlanderhet orgaan van mr. De
Savomin Lohman, nog steeds van vurigen
ijver blaakt, om met dwangmaatregelen den
grootst mogolijkcn spoed te maken. Bctoo-
hot nu wezoniyk bang ora het hart word,
„laat ons ze gauw wegwerpen I"
„We zullen zo vertrappen, dat is nog veel
beter."
Zy maakten nu oon hoop van het gevaarlyke
goedje, en stampten en trapten daarop totdat
hun schoenen en kousen geheel wit zagen.
„Wat zal Virginie wel zoggen?" lachte
Humphrey, terwyi hy naar zyn beenen keek.
„Ja, wat zal zy wol zoggen?" praatte Miles
hem, wel wat benauwd, na. „Maar Humphrey,
ik heb van morgen nog niet gebeden 1"
„Goole hemel, ik ook niot; ik... ik heb
er heelomaal niet aan godacht."
;Wat zullen we doen? Y7o zullen naar
huis moeten gaan. Ik geloof niet, dat Onze
Lieve Heer het goed zal vindon, als wy hier
buiten bidden in het veld."
„Waarom niet?" vond Humphrey. „Maak
jo daar maar niet bang voor. Kom, laten
wfl' maar gauw onder dozen boom ons och
tendgebed doen."
Met zyn gewone overhaasting de daad by
bet woord voegend, knieldo by neer, maar
by stond onmiddeliyk weer op.
„Ik wilde je nog zeggen, Miles, dat het
beter is, je pot af te nemen, als wij bid
den; dat doen allo menschen, als zy naar
de kerk gaan; maar dat weet jy natuuriyk
niet, omdat jy daar nog veel te jong voor bent."
Miles ontving deze les in rype levonwys-
heid met het grootste respect, en zette on
middeliyk zyn pet af, toen Humphrey hom
het voorbeeld gaf. En de twee ventjes kniel
den neer in het gras en bogen eerbiedig
de hoofdjes.
Kleine Miles waB gewoon, zyn gebeden
Virginie na te zeggen; hy kende ze nog niet
goed uit het hoofd. Zoo kwam hy in groote
verlegenheid, want hy wist niet, of hy nu
moest biyvon kniolen, dan wol of het niot
beter was om maar op to staan.
Na ongeveer drlo minuton was Humphrey
klaar, zotte zyn pet weer op hot hoofd en
sprong op. Milos stond ook op en deoldo
zyn broer mode, wat hem op het hart lag.
Humphrey nam deze mooiiyke zaak onmid
deliyk in ernstigo overweging.
cMy'n gebeden kun jo niot nazoggen,"
sprak hy nadenkend. „Jo bont voel to Jong."
„Veel te jong," herhaaldo Miles zacht.
„En het gebedje, dat ik altyd moest
zeggen toen ik nog een klein kind was, ben
ik vergoten," vervolgde Humphrey, met den
rochterwysvinger op het voorhoofd„natuur
iyk, want het is al zoo verbazond lang go-
ledonIk woot liet, Miles, zeg je dank-
gebedjo maar op."
,Myn dankgebedjo?" vroeg Miles, onvol
daan met die oplossing, „maar dan doe ik
toch niet myn ochtendgebed, Humphrey?"
„0 zeker, het is toch ook oen gebed,
want het staat vooraan in jo kleine „Qobeden-
bcekjo voor kinderen;" er staat boven: go-
bedje na don eten."
„Dat wist ik niet, ik had het nooit go-
zien."
„Het is toch zoo, al weet je het niet,
Miles. Daar zyn heel voel dingen, die jo nog
niot weet, en die je nog leeren moet. Zeg
my dit nu na: Voor alles, wat ik ontvangen
heb, mogo ik Onzen Lieven Heer altyd dank
baar biyven."
„Maar dat is jouw dankgebedje, Humphrey,
niet het myno. Ik zeg alleen: Ik dank God
voor het lekkere ontbyt."
„Dat Is ook goed."
„Maar, Humphrey, ik heb geen ontbyt
gehad van morgen. Hoe kan ik het dan
zeggen?"
„Dat Is waar," zei Humphrey nadenkend,
„dat maakt do zaak heel lastig. Als jo nu
maar een klein stukjo beschuit badt gehad
van morgen, da:i zou hot gaan het Is
erg jammer."
Jiy bleof oenige oogonblikkon in diepe
gedachten verzonken.
„Ik weet het!" riep hy plotseling uit; „ik
zog ook altyd eon gebedje voordat ik ga
eten, en natuuriyk kryg jo Blraks een ontbyt;
dan kun je het my nazeggen. liet is natuuriyk
erg moeiiyk, maar als ik het langzaam doe,
en als je goed luistert, zal het wol gaan. Zog
hot nu maar na: „Voor al wat ik zal ont
vangen, mogo ik Onzen Lieven lieer altyil
dankbaar biyvon
Miles knielde neer on herhaaldo hot go-
bedje, on daarna gingen de kloino broortjes
weer in hot gras zitten, on tolden do cham
pignons, om te zien, hoeveel er voor eiken
wildeman zouden zyn.
Virginie word omstreeks zes uron gewekt
door oen kouden tocht, die door de wyd
geopende deur binnen kwam waaienzy
richtte zich op in haar bod en kook uit hot
gordyn.
De twee hanssoppon on oen plas water op
den grond trokken hot eerst haar aandacht;
daar hot licht echter noch slechts zeer zwak
door de reten der blinden schomordo, be
merkte zy niet onmiddeliyk, dat do kinderen
verdwenen waren. Zy stond op om de blin-
don te openen; en oorBt toon de morgenzon
holder In do kamer straalde, zag zy tot haar
groote ontzetting, dat de bedjes ledig waron
en do dekens en lakeDS door dehoele kamor
verspreid lagen.
(Wordt vervolgd.)