De wetsontwerpen in verband met de staking. No. 18212 LEIDSCH DAGBLAD. DO&DERDAC 19 MAART. - TWEEDE BLAD. Anno 1908 Thanfc rijn verschemea de afdeel inguvw- slagen dor Tweede Kamer, betreffende de bekende Rcgeoringsvooratollen. I. Aanvulling en wijziging van hot Wetboek van Strafrecht. Verscheidene leden waren van ooerdeel, dat het voor do beoordeeüng van dit on de baido andere gelijktijdig ingediende wets ontwerpen van belang is nadere inlichtin gen te verkrijgen omtrent de gebeurtenis- •aen, welke tot die indiening aanleiding heb ben gegeven. Do oomrmasio van rapporteurs merkt ill verband hiermede op, dat., ofschoon na liet ^fdeelingsonderzoak inter pell at iee betref fende deze gebeurtoriaaan hebben plaats ge had, rij geen voldoenden grond gevonden heeft van hetgeen daaromtrent in do &f- deelingon is voorgevallen, in haar verslag geen molding be maken. Men had met eenige bevreemding verno men do Rogeeringaverktaring, dat de stoor nis, einde Januari in hot spoorwegverkeer teweeggebracht, de Rogeering geheel onver hoeds overviel. Betoogd werd dat herhaal delijk in cn na 1891 van de zijde der arbei ders tal van grieven tor kennis van de be sturen dor groote Rpoorwegmaafcsoh app ij en gebracht zijn, terwijl bij de in 1901 aan de Regeering on ook aan de Kamer medege deelde vertoogen, tot. bet bestuur dor H. gericht, reeds op de moge lijkheid eener spoorwegstaking weid gezin epeeJd. Me® achtte hot niet te verwonde ren, dat uit heb uitblijven van voldoende tegemoetkoming aan de grieven van hot personeel zekere spanning is ontstaan. Men betreurde dat de Regeering niet onmiddel lijk in overleg is getreden met de direction bij de berichten omtrent beweging onder de werklieden, dio reeds sodenfc 25 Januari in de pors waren te vinden en in do vol gende dagen steeds ernstiger karakter oan- feamen. De Regeering schijnt echter, zelfs in de conferentie, doe dolijk op 31 Ja nuari, niet op haar verzoek, maar op ver zoek van het bestuur der H. IJ.-S.-M. plaats had, een volkomen lijdelijke houding te hebben aangenomen. Omtrent hetgeen an die oonferentio plaats liad, zou men gaarne nauwkeurig worden ingelicht. Had toen do Min. v. W., H. on N. aan liet be stuur der Maatschapp ij vertekend, dat de Regeering bereid was de Maatschappij te steunen, met ai de baar Oen dienste staande middelendan ware bet, meenden sommi gen., niet gekomen tot de geheels inwilli ging der eischen van do Blakende werklie den. Sommige leden begrepen niiefc, waarom de spoorwegmaatschappijen, al worden zij Op het oogenbldk ook niet door do Regec- ring gesteundtot dio inwilliging hebben beetToten. Men onderstaldo dat het ongerief, hetwelk het publiek ton govoflgo van tijde lijke stremming vai\ hot verkeer zou hebben ondervonden, voor de Maatschappijen geen voldoende reden kan geweest zijn om zulke oischen in te wil In gen on meende dat, in dien zij slechts hjaddem volgehouden, vele liarerr beambten epoodig tob inkeer zou don gekomen zijn. Men vroeg hoe do Rogeerii over do door do Maatschappijen aangeno men houding dacht. Men zou gaarne verne men wat de Rogoering. ter vervulling van haar plicht, om to zorgen dab do Moat- Soliappijon aan haar wettelijke verplichtin gen voldoen, op 30 en 31 Januari gedaan heeft, bepaaldelijk met betrekking tot het vervoer van de post on van troepen. Is door het aanbieden van poststukken tot Torvoor' geconstateerd, dat do Maatschap pijen zich niet in staat gevoelden voor dat vervoer te zorgen of heeft liet bestuur der posterijen het vervoer zolf becorgd zonder zoodanig aanbod? Hebben de Maatschap pijen zioh ten decè op ovenmacht beroepen cn is daarbij gehandeld in oveax?onstemimmg niot aat. 50 der Bpoorwegovereenkoimsten Gevraagd werd, of de stakende spoor wegarbeiders zich aian buitensporigheden hebben schuldig gemaakt, en zoo ja, welke? Eenige loden waren van meening, dat de Ötaking in het spoorwegverkeer cn do daar op gevolgde gebeurtenissen geen grond op leverden tot bijzondere maatregelen, onder betoog dat do beteekenis ên van het mani fest van het hoofdbestuur der Vereeniging van spoor- en tramwegpersoneel, waarin een nieuwe staking werd aangekondigd, in dien binnen betrekkelijk korten tijd geen zeer grooto verbeteringen werden aange bracht, èn van het manifest van hetzelfde hoofdbestuur, waarin met een nieuwe sta king werd gedreigd, om te voorkomen dat do volksvertegenwoordiging een wet aan neemt, waarbij het recht tot staken ont nomen wordt, gering was. Het tweede ma nifest was enkel een verweermiddel tegen over do in sommige dagbladen, bepaaldelijk' in ,,Do Nederlander" van 3 Februari voor komende aansporing tot het vaststellen van wettelijke bepalingen, tegen de vrijheid van staking gericht. De bedoeling was ove rigens niet, dat spoorwegarbeiders zich naar Don Haag zouden begeven om de werk zaamheid der Kamers te bemoeilijken, maar om aldaar een proteetmeeting to houden op I dezelfde wijze, als vroeger herhaaldelijk is geschied. Ook in de feiten te Durgerdam kon geen rcclen zijn voor buitengewone maatregelen. Deze leden waren om de genoemde redenen van gevoelen, dat voor de oproeping van twee lichtingen van miliciens geen voldoen de reden bestond. Zij betreurden die oproe ping. omdat daardoor de rustige ontwikke ling der vakbeweging is belemmerd. He- groote meerderheid der leden was van oordeel, dat de omstandigheden in het be gin van Februari inderdaad buitengewone maatregelen tot handhaving van gezag en orde noodzakelijk maakten. Zij keurden het goed dat. de Regeering ten deze krachtig was opgetreden, onder uiteenzetting dat een spoorwegstaking een zaak is van zeer ern stige beteekenis. Vrij algemeen was men van gevoelen, dat de plaats gehad hebbende staking geen zoo groote beteekenis zou hebben verkregen, in dien daarbij alleen 6prake ware geweest van solidariteit dor spoorwegbeambten met de arbeiders in de verwante transportbedrij ven. Breedvoerig wordt de meening uiteen- Sezet, dat de eigenlijke oorzaak van de uit redding der 6taking gelegen i9 in de grie ven van het personeel ten aanzien van loo- nen, arbeidstijden en vooral ten aanzien van onvoldoende behandeling der klachten. De staking werd begonnen niet op initia tief van de leiders der arbeiders, maar door eenige werklieden in de Rietlanden te Am sterdam, die uit eigen beweging het werk nederlegden. Hierdoor werden anderen en ook de leiders medegesleept. De onver wachte gemakkelijke overwinning leidde tot overmoed, vooral toon anarchisten meer cn meer invloed op do beweging begonnen te verkrijgen. De poging om het vcor te stel- lon alsof aan de (hierboven genoemde) twee mauifeaten slechts geringe beteekenis ware te hechten, kon mon niet als geslaagd bo schouwen. Daarin wordt toch op zeer duide lijke wijze een nieuwo staking in uitzicht ge steld, cn wat nog veel ernstiger ia, met be moeilijking van den arbeid der volksverte genwoordiging gedreigd, indien deze wets bepalingen betreffende staking mocht willen aannemen. Het ware inderdaad merkwaar dig, indien een onkel artikel in een dagblad als voldoende reden is beschouwd tot uit vaardiging van zulke stukken. Verder wordt gewezen op het gebeurde te Durgerdam, met de kraan werkers te Amsterdam, de be legering van een fabriek to Zaandam enz. Dat in deze omstandigheden de Regeering voor versterking der militaire macht zorg de, ten einde voor handhaving der orde en rust te kunnen instaan en maatregelen nam ten einde do veiligheid van het spoorwegver keer te verzekeren, kon, meende men, slechts goedgekeurd wordoD. Oonder de leden, die tot deze conclusie kwamen, waren er intusschcn, die meenden, dat nan de manifesten, hoe afkeurenswaardig ook van toon en inhoud, toch voor de toekomst niet al te groote be teekenis is te hechten. Zij oordeelden tevens, dat die stukken blijk geven van een gevoel van zwakheid, dat zich onder groote woor den verbergt. Zij vertrouwden, dat bij be leidvol optreden van Regeoring on werkge vers de ontwikkeling der workliedcnbewe- ging weldra in goede banen zou terugkccren. Gevraagd werd of de te Durgerdam ge pleegde misdrijven niot door krachtiger op treden der politie voorkomen hadden kun nen worden. Omtrent do vraag, of het gebeurde aan leiding behoort te geven tot een aanvulling van het Strafwetboek, liep on de gevoelens uiteen. Betoogd werd door eenige lodon, dat de Regeering ten gevolge van de pressie van vele persorganen, die klaagden over de zwakheid harer houding cn over ver plaatsing van het gezag, naar het schijnt van standpunt veranderd is en strafbepa lingen heeft ontworpen, welke voor do ont wikkeling der vakorganisaties zeer beden- kelijko gevolgen kunnen hebben. Deze leden noemden de voorgestelde bepalingen con wraakneming van het beleedigde gezag en waren van meening dat zij 6trekkcn tot een zijdige bevordering van do belanger der werkgevers. Zij ontzegden aan den wetgever het reclit dienstweigering als misdrijf te qualificeercn en meenden dat een uitbrei ding van het bestaande art. 284 niet mocht worden aangenomen, omdat zij de ontwikkeling van vakvereenigingen te zeer zou belemmeren. Aangevoerd word, dat to gen aanneming van dit, den vrijheidszin van het Ncderlandsche volk geweld aan doende wetsontwerp, zelfs is geprotesteerd door de Provinciale Christelijke vereeni ging van Spoorweg- cn Trampersoneel, te Zwolle. Voorts werd betoogd, dat thans allereerst gezorgd behoort te worden voor wegneming van do grieven der spoorwegarbeiders. Be noeming eener staatscommissie van enquête zou hiervoor weinig nut hebben. Immers heeft de Staat naar de gcldendo spoorweg overeenkomsten geen recht voorschriften te geven omtrent de regeling van de loonon der spoorwegbeambten. Dergelijke enquête zou slechts resultaten kunnen opleveren, indien tot invoerig van staats-exploitatic werd overgegaan. Meer zouden deze leden gevoe len voor een enquête betreffende de vakor ganisatie, met het doel, om over beteeke nis en werking der vakvereenigingen licht te verspreiden, waarbij men wees op het door den heer Millerand bij de Fransche Kamer ingediende wetsontwerp „Sur le reglement amiablo des différents relatifs aux conditions du travail", waarin een be paling wordt aangetroffen, voorschrijvende dat in inrichtingen, welke ten gevolge van een fcusschcn den patroon en zijn workliedon gesloten overeenkomst" onder de wet zijn ge steld, het besluit van de meerderheid der werklieden om te staken ook de minderheid verplicht het werk neer te leggen. Mon wees er verder op, dat ook in an dere landen spoorwegstakingen hebben plaats gehad, zonder dat men daar tot vast stelling van strafbepalingen als de voorge stelde is overgegaan. Men wees op de groote overhaasting, waarmede de Regeering straf bepalingen heeft voorgesteld, die, meende men, scherp afstak bij de langzame wijze van werken, die gevolgd wordt waar het aan komt op sociale hervormingen. Hoe gevaar lijk het is strafbepalingen als de voorge stelde te maken bleek overigens wel uit. het feit, dat in Duitschland zelfs misbruik is gemaakt van par. 253 van het Duitscho strafwetboek om leiders, die met staking dreigden ten einde loonsverkooging te ver krijgen, wegens „Erpressung" te straffen. Overigens achtten deze leden do Kamer onbevoegd strafbepalingen als deze vast te stellen, omdat zij, zoolang algemeen stem recht niet is ingevoerd, niet als een ware volksvertegenwoordiging kan worden be schouwd. Hiertegen werd opgemerkt dat- de leden der Kamer zijn gekozen ingevolge de bestaande wettelijke bepalingen omtrent het kiesrecht en dat de Kamer mitsdien als deel der volksvertegenwoordiging beschouwd en erkend dient te worden. Personen, die dit niet inzien, bokooren, naar mon meende, het lidmaatschap der Kanjer niet aan te nemen. Vele leden waren van oordeel, dat in be ginsel het maken van strafbepalingen ter zako van bemoeilijking van arbeidswilligen en van dienstweigering door ambtenaren, personen in dienst van openbare lichamen en arbeiders bij de spoorwegen verdedigbaar is, maaf tegen aanneming der voorgestelde strafbepalingen, en met namo van die be treffende dienstweigering, hadden zij op dit oogenblik overwegend bezwaar. Men meende dat het niet wel mogelijk is thans te komen tot een behoorlijke oplossing van de grooto moeilijkheden, aan do vaststel ling van strafbepalingen omtrent do vermel de onderwerpen verbonden In de tweede plaats betwistte men de op portuniteit der voorgestelde bepalingen. Dienstweigering van ambtenaren strafbaar te stellen, werd geheel onnoodig geacht. Daarop is tot dus\orre door niemand aan gedrongen, on bij de vaststelling yon liet Strafwetboek is een bopaling van dergelq- kon aard op advies van do commissie van rapporteurs door den minister van justitie teruggenomen. Aan het vaststellen van straf bepalingen dient regeling van do rcchtepo- sitio der ambtenaren vooraf te gaan of al thans behooren beide gelijktijdig to geschic- den. Sommigen bevalen in dit verband aan. thans allereerst invoering van staatsexploi tatie in overweging te nomen, terwijl ande ren in do corste plaats regeling van heb ar beidscontract wcnschelijk rekenden. Ook wa ren er, die meenden, dat invoering van ar- bitrago-raden een beter middel is tot voor koming van stakingen dan het maken van straf bopalingon. In de dorde plaats word anngevoord, dat in den toestand van beroering, waarin het land verkeert, behandeling cn aanneming van eon strafwet als deze, die door velen als een gelegenheidswet wordt beschouwd, niet raadzaam is. De positie der Regcering werd thans sterk genoeg geacht om zonder strafbepalingen te zorgen voor do zekerheid van het spoorwegverkeer en tegen intimi datie van arbeidswilligen, kan, meendo men, beter door een op wette lij ken grondslag be hoorlijk geregelde politiezorg d;vn door strafbepalingen worden gewaakt. De invoe ring van de voorgestelde strafbepalingen zou, naar men meende, het uitbreken eener nieuwe spoorwegstaking eer bevorderen dan voorkomen. In het algemeen werd betoogd, dat de overheid niet van haar hoogheid en wijsheid in moeilijke dagen het becto bewijs geeft door uitvaardiging van strafwetten, waar van bovendien de werking in do maatschap pij in vele opzichten onzeker is voor de Re georing evenzeer als voor ieder ander. Men verwachtte dat, indien voorshands van. het maken van strafbepalingen werd afgezien, do kalmte in het land zal terugkccren. Wehsdhto nicn, dat concrzijds de Regeoring in verzoenenden geest zou handelen, ande re rzijds kon dan lovens zoo beweerden onkelen krachtiger worden opgetreden te genover storing in vergaderingen, opwekken tot muiterij en bcleediging van Regeerings- personen. De voorgestelde strafbepalingen werden afgezien van quaestioe van vorm en redac tie door vele andere loden verdoeligd. De zerzijds werd betoogd dat het geregeld spoor wegverkeer niet mag afhankelijk zijn van de welwillendheid van spoorwegarbeiders. Het bestaan van grieven rechtvaardigt, zelfs al mochten zij rechtmatig zijn, geen daden van eigen richting, geen contract breuk en geen dwang tegenover arbeidswilligen. Intus schcn doet de houding on de toon, bij ver schillende gelegenheden aangenomen door personen, die zich van dc leiding der be staande beweging trachten meester te ma ken, onderstellen, dat naar hun meening bet klassebelang de eenige maatstaf van recht moet zijn. Dc macht, waarvan het welslagen der spoorwegstaking scheen te getuigen, mag volgens verschillende uitingen gebruikt wor den om telkens opnieuw te staken, zij hel om herstel van grieven te verkrijgen in het eigen of con ander bedrijf, zij hot om poli- tieko hervormingen te veroveren, zij het om do wetgevende macht to verhinderen bepa lingen te maken, wclko met conig klassebe lang in strijd worden geacht. Betoogd wordt dat tegenover deze houding do Regeering go- du rendo eenigen tijd machteloos stond en dat de Regeoring aan do verwachting vol daan heeft dat zij het noodigo zou doen om de openbare orde te handhaven en een gere geld spoorwegverkeer te verzekeren. Goedgekeurd werd door deze leden dat de Regeering nevens een voorstel tot tegemoet koming aan de grieven van het spoorweg personeel, tevens strafbepalingen voordroeg, waar die bepalingen geenszins ten doel heb ben conig klasse-belang te beschermen, maar onkel om op juiste rechtsbegin selen gegronde bepalingen vast to stel len on tc reageeren tegen do minachting der persoonlijke vrijheid, welke zich heeft ge openbaard, en welke het natuurlijk gevolg is van het uitsluitend letten op vermeende klassebelangen. Tegen het vereenigingsrecht rijn do voorstellen der Regeering niet ge richt, maar wel tegen de misbruiken, waar toe hot gebruik van dit recht aanleiding kan geven. Aanneming van het voorgestelde art. 284bis zal aan arbeidswilligen steun geven tegenover den drang, dien in de arbeidswe- reld de meerderheid niet zelden tegenover minderen zoekt uit te oefenen. Nauwelijks wordt thans aan werklieden, die met de meerderheid niet mede willen gaan, de vrij heid gelaten afzonderlijke vereenigingen te vormen. In elk geval wordt de vrijheid om zich aan de besluiten hunner eigen vereeni gingen te houden betwist en belemmerd. Het is dan ook niet te verwonderen, dat van do zijde der christelijk gezinde werklieden op aanneming der voorgestelde strafbepalingen wordt aangedrongen. De beteokenda van het verwijt, dat de voor stellen der Regeoring gdegenhoidsweiten zijn, werd niet duidelijk geacht. Zij hebben een algemeen© strekking bo dienenevenals zoovele andore wetten, om in door do on dervinding gebleken leemte der bestaande wetgeving te voorzien. Uitvoerig wordt betwist de voorstelling aiaof bedoeld wordt aan do epoorwegarbed- dorB het recht van staking te ontnemen. Ark 358biö heeft onkol betrekking op sta kingen, welk» mot contractbreuk gepaard gaan. Met hot oog op het openbaar belang, dat bij het spoorwegverkeer betrokken is, is een bopaling tegen dienstweigering raad zaam en alleen hierop is ht voorstel go- ridht. Het voorgestelde art. 28-1 bi8 bedoelt blijkbaar de uiterlijke vrijheid on de orde op den openbaren weg te beschermen; mooht blijkon dat de redactie vorder gaat dan deze bedoeling, dan kan die redactie gewij zigd worden, Hoe men over staatsexploitatie, arbitra ge-raden en regeling van t arbeidscontract moge oordeolen, voor vorwozcnlijhing daar van wordt veol tijd voroisoht, en l»fc is noo- dig thans te beelifise® of niet in hot belang dor openbare orde vaststel ling van straf bepalingen als de voorgestelde aanbeveling verdient. Dat daarvan voorshands zou moe ten worden afgerion op grond van het ge- brok aan kalmte in het land. rog men niet in on aanneming der novello cal wellicht meer dan iets andere tot kalmeering bijdra gon. Indien cn* personen rijn, mot wier rochtsbewuslrijn de voorgestelde bepalingen niet overeenstemmen, dan kan juist de vaststelling daarvan door do wetgevende macht hon doen inzien, dot zulk een gevoe len niet gorecihtvaardigd is. Vendor werd betoogd dat toepassing van liet artikel omtrent dienstweigering riet tot liet bestraffen van duizenden spoorweg arbeider behoeft to leaden. Van meer belang werd het bezwaar geacht dat gericht is tegen hel maken eener straf bepaling betreffende het staken van spoor wegarbeiders, waar erkend wordt, dab cle rechtspositie dezer arbeiders op het oogen blik riet goed geregeld ia Intussohen werd hiertegenover gewezen op het ingediende enquête-voorstel en vrecodo men geen te genspraak van de zijde dor Regeoring wan neer men verklaarde, dat de bedoeling van clit voorstel, gelijk trouwens reeds ui: den inhoud blijkt, is tot ccsn behoorlijke rege ling van do rechtspositie der spoorwegar beiders te komen. Mon boopte dat het mo- golijk zou blijkon om, nog vóór don aflo p dor enquête, krachto/m hot laatste lid van art. 27 der Spoorwegwet, verbetering in die posibio te brengen. Zonderling achtte mon het, dat togen lvot strafbaar stollen van dienstweigering door personen, do in open baren dienst zijn, liofc bezwaar word inge bracht, dat daaraan geen behoefte zou bo- nt.ian. Mo t dan gewacht worden, totdat ook per sonen in openbaren diienst h t land beroe ren door onverhoeds hot werk nodor te leg gen, op govaar af, dat, als dit geschiedt, het genu's van rust in hot land weder togon liet maken van strafbepalingen worde aan gevoerd? VooTte werd botoogd, dat, al mogo con wobtoijke nogoling van don rechtstoe stand van pommen, in dienst van don Staat wenscholijk zijn, niomand zal boworon dat rij thans rechteloos zijn en geen middelen hebben om, ook bij do Kamer, voor hun be langen op te komen. De bezwaren togen dc voor gestolde strafbepalingen go ven den in druk, alsof voorbijgezien werd, Aal de Staat behoort to heorsofowi over de maat schappij. Mon hoopte dat alten, dio het ge zag van don Staat hoog willen houden tegenover iiit kla£Bobolang voortkomenden drang, geneigd zouden bevonden worden vooretellen, dio op handhaving van dat ge zag gericht zijn, to steunen. Eindelijk werd opgemerkt, dat in buitcn- landsche wetten vemd rillende strafbepa lingen als dc voorgestel do voorkomen. Van verschil lende zijden word do won- schelijkhcicl betoogd van gemeen overleg fcusschcn do groepen der Kamer. Nu het ontwerp eenmaal is ingediend zou verwer ping eigenaardige moeilijkheden medebren gen. Ongewcnscht is echter evenzeer, dat het zou worden aangenomen uitsluitend of bij na uitsluitend met de stemmen van de po litieke voorstanders van het ministerie. Van do zijdo van leden, die i.n beginsel be palingen in don geoet van do voorgestelde verdedigbaar achtten, maar do opportune tie3 daarvan, cn vooral van het voorstel be treffende dienstweigering, betwist'.en, word opgemerkt, dat aanneming van het u. o. met eon meerderheid van enkele stemmen aan do zedelijke kracht der strafbepalingen af breuk zou doen en gevolgen kan hebben, welko ook de Reg. niet zal wenschen. Zij ver klaarden dat voor hen vein bil van politie ke richting hier geheel buiten aanmerking bleof en dat zij alleszins bereid waren de Reg. te steunen in haar streven om gezag en recht te handhaven en een geregeld spoorwegverkeer to verzekeren, maar dat zij daarom nog geenszins konden medewerken tot de aanneming van strafwetten, waar voor zij, althans op dit oogenblik, de ver antwoordelijkheid niot zouden kunnen aan vaarden. Meent de Regeering niet tot in trekking van het wetsontwerp to kunnen overgaan, dan zou uitstel van de behande ling huns inziens overweging verdienen, totdat do rechtstoestand van het spoorweg personeel on van de ambtenaren beter ver zekerd zou zijn, terwijl men verwachtte dat de kennisneming der tegen art 28-lbis in gebrachte bezwaren de Reg. zal doen inzien, dat een behoorlijke regeling van het daarin behandelde ontwerp op dit oogenblik moei lijk te bereiken is. Er waren er ook, die, in dien uitstel van behandeling bezwaar ont moette, invoering aanbevalen van een arti kel, waarbij bepaald wordt, dat do wet op een nader tijdstip in werking zal treden. Ofschoon de wen schel ij khc id van gemeen ^overleg door de politieke medestanders der Regeoring erkend werd en sommigen ver klaarden voor do aangegevon middelen oin tot eon vergelijk to komen, wel wat to ge voelen, zoo werd dezerzijds ook betoogd dat, naar mon meende, do plicht van die leden der Kamer, die onkel opportunistische bo- zwaron hebben, is aan do Regeering steun to verlecncn, wanneer deee van ineening blijft dat hetgeen zij vraagt noodig is tof handhaving van het gezag cn de publieke ordo. Misschien waro aan de opportuni- toitsbezwaren tegen 359bis tegemoet te ko men door reeds nu krachtens do spoorweg wet eenige bopalingon vast te Rtellen betref fende de rechtspositie der spoorwegbeamb ten. Deze leden gaven do hoop niet op, dat ten slotte de groote meerderheid der Kamer met de Regeering mede zal gaan. Uitstel vod behandeling kwam dezen leden to min der won8clielijk voor, waar dit Uitstel door 6omraigen niot verlangd wordt met hot doel om tot een goode regeling te komen, maar, gelijk door enkele leden ruiterlijk er kend werd, om door agitafcio aanneming van het wetsontwerp onmogelijk te maken. Sommigo lodon drongon aan op splitsing, van hot ontwerp in tweo wetsontwerpen, ia de cersto plaats ter bevordering van de zui verheid dor stemming, en in dc tweede plaats met het oog op do Eerete Kamer, dio daardoor gelegenheid zou krijgen ovor elk dor thans samengovoegdo onderwerpen te beslissen. Door andoren werd dit bosfcreden. Ton aanzien van de artikelen hadden en kele loden prinoipieele lorwaren tegen art. 1 (2S4bi8), omdat do vrijheid van velen ook door do wetten wordt vorkorfc. Ecnigo andore leden meenden, dat het niet bepaald noodig is nevens art. 284 van hot Strafwetboek een nieuwe bepaling te maken, aangezien art. 138 den huisvrede waarborgt en tegen woring van ovorlnat in het openbaar en tot verzekering van do ordo op straat voldoende door uitoefening van politiezorg gowaakt kan worden. Met bolrekking tot de redactie van het Ar tikel werd in do eerste plaats opgemerkt, dat het woord „dwingt" niet anders dan in ruimen zin te verstaan is. Het woord „we derrechtelijk" werd niet duidelijk geacht. Eenige leden wensohten in plaats daar voor te lozen „opzoltelijk" en wederrechte lijk", hetgeen andoren onnoodig achtten, liet voornaamste bezwaar tcgon hot artikel was voor zeer velen gelegen in de ruime be teekenis on rekbaarheid van de uitdrukking „liindor", „overlast" on „middelen geschikt om vrees aan te jagen." Van vorschillendc zijden worden andere wijzen van regeling aan de hand gedaan. Enkele leden wensehten hinder, overlast en YTcosaanjagiing op zichzelf strafbaar te stellen, zonder aanwijzing van hot doel, dat daarmede beoogd werd. Anderen ga/en in overweging het nieuwo artikel te doen ver vallen on art. 284 zoo te wijzigen, dat daarin straf wordt bedreigd tegen hom, diio een ander door gewold of bedreiging wederrech telijk dwingt icte te doen, niet te doen of te dulden. Eindelijk waren er vetrsohoidone lodon dio van oordeel waren, dat, ook naar do be- dooling dor Regcering, thans alleen bopo- lingen bohooron te worde® gomnajtt tot liet tegengaan van feitelijkheden on tot vorzo- koring van hot verkeer op don openharen weg. Eorige lodon botoogd on dat art. II (art. 358bis) in strijd is met het recht on do volks overtuiging. Zij ontzogden aan den werk gever het recht om do bovoogdhoid tot sta king to boporkon, omdat liet recht om den arbeid neer te leggen zondor vooraf ont slag te vragon, zoowel den ambtenaar als dan beambte toekomt. Andere leden waren van oordeel dat af gescheiden van het grooto staatsbelang oon- tractbrouk strafbaar dient gesteld to wor den. Men meende dat, indien voor do opzeg ging van de dienstbetrekking der spoor wegarbeiders inderdaad een buitensporig lange opzeggingstermijn word gesteld, mon vorder zou gaan dan naar men meende in do bedoaling der Regeering logt. Eenige lede® betoogden dat hot bevreem ding wekt, dat do bepaling niet evenzeer toopasn^lijk is gemaakt op diermtwoigoring van ar bei dors in bakkerijen, in den kolen handel on in alle transportbc rijven. Eonigo leden meenden dat do red actio van hot artikel niet duidelijk is en vroege® boo het zal werken ingeval liet contract ten- laat onmiddellijke opzegging zonder ter mijn. Met betrekking tot de redactie in het al gemeen werden nog vorsobiHondo vragen gedaan. Ten aanzien van art. 368 werd opgemerkt, dirt liet nauwelijks denkbaar is dat een en kele ambtenaar of spoorwegarbeider zich aan dienstweigering zal schuldig maken, met liet oogmerk om ötremanarg in den dienst of in liet ve.rkcer te veroorzaken. Bij verscheidene leden bestend ernstig be zwaar togon het opnemen van de woorden ..zoomede de leiders of aan leggers der sa menspanning" in dit artikel. E/rvi go leden achtten verzwaring va® ptraf, in art. 368quator, op grond van het bereiken van het oogmerk, niot billijk; of liet gewilde gevolg al dan niet bereikt wordt, maakt immers, betoogden zij, geen verschil met betrekking tot do zwaarte van' het mi cd rijf. (Zie vervolq Eerste Blad.) De iichtincj van 1902. Het „Staatsblad" No. 82 bevat een Ko ninklijk besluit van don lldon Maart 1903, houdende bevelen tot het onder de wapenen blijven van de ingelijfden der lichting 1902. Het besluit bepaalt, dat de ingelijfden voor de lichting van 1902, voor zooveel zij niet krachtens art. 109, eerste rimmodo, van do Militiowet, in werkelijke® dienst zouden kunnen worden gehouden, krach tens art. 110 dozer wot onder dc wapenen moeten blijven voor zooveel en voor zoolang alü H. M. zulks noodia zoL achten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5