NE. 13208.
Derde Blad.
14 Maart 1903.
Uit deherianeiingeQ vaneen jonge vrouw.
Mimmm
(Uit het Duitsch.)
Wij waren pas drie weken getrouwd 1 Ik
kon mij nog volstrekt niet schikken naar
de verhoudimkjes en omstandigheedjes van
ons stadje in Achter-P ommeren, waar mijn
man met algemeene stemmen tot burge
meester was gekozen. Ik was immers als een
echt Zuidduitsch kind zoo geheel anders,
zoo veel impulsiever, zoo rechtuit I Ik stelde
nooit „een wacht voor den mond", en heb
mijn bedaarden Noordduitschen heer en
meester al mgnigen zucht gekost. De „hei-
din", zooals hij mij dadelijk al in de witte
broodsweken gedoopt had, wilde maar niet
verstandig wordenzij was en bleef een
kindEn toch stelt men zich in een burge
meestersvrouw altijd iets gezets, iets ern
stigs en waardigs voor. Ik moest immers
ook ineens een moeder van zeshonderd
schoolkinderen zijn!
En nn stond de verjaardag van den Kei
zer voor de deur.
De 27ste Januari was een heerlijke, hel
dere winterdag. Een echte KeizersdagIk
was in een alleszins gepaste stemming. Om
tien uren een plechtige, feestelijke gods
dienstoefening, mijn Dickie als officier van
de schutterij in uniform, waarvoor ik een
klein zwak heb dan, verzamelen op de
markt, toespraak van den commandant tot
de manschappen donderend „hochl" op
den beminden veldheer! Ik begon reeds met
ons stadje te dwepen, waar groot en klein
zoo vaderlandslievend bijeen was. Van
waar kwamen nu opeens al die uniformen?
Men kon zich immers bijna in Berlijn ver
plaatst denken 1 Daar zie ik dwars over de
markt wagens, drie, vier rijen, landauers,
brikken, tentwagens, oude familie-koetsen
ahaDe landadel, de grondbezitters van
nabij en van verre waren aangekomen. Nu
kwamen toch langzamerhand eenige beden
kingen bij mij op tegen de feestelijke ver
gadering. Maar zoo ver was het nog niet.
Eerst ging het nu los op een feestelijk
dejeuner „met dames" in ons eerste hotel.
Daar waren lekkernijen voor de meest ver
wende tongen en zelfs de meest vasthouden
de provinciaal wordt ter viering van dezen
dag royaal. En dan mijn DickieDat is
immers een heel ander mensch in 'skonings
rokZoo jolig en in 't geheel niet stijf
Daar hoor ik plotseling van alle kanten
de dames levendig tot mijn man zeggen:
„Lieve burgemeester I laat in de stad toch
strooien, het is zoo glad; toe, als 'tu blieft,
lieve, beste burgemeester!"
„Strooien I" Allen lachten om mijn ver
bluften uitroep. Maar mijn man had haar da
delijk begrepen. De bezorgde echtvriendin
nen verkeerden in angst en vreeze wegens
haar „wankelmoedige" huisheeren, als deze
op het late of liever vroege uur het gastvrij
hotel zouden verlaten.
Dat waren dus de verwachtingen!
Hoe zou mijn eerete Keizersdag wol uit
vallen
Ik was zeer stil geworden. Geen ook, geen
kaviaar, geen oester hielpik drong op ver
trek aanwant ik moest mijn Dickie im
mers nog eens onder vier oogen spreken,
vóór hij naar zulk een gevreesde vergade
ring ging.
Ik heb echter bij dit onderhoud volstrekt
niets bereikt, dat moet ik helaas bekennen;
mijn man „van drie woken" liet zich zóó
weinig van zijn programma afbrengen,
alsof wij reeds den zevenjarigen oorlog ach
ter ons hadden. Om twee uren begon hét
diner, om zeven uren wilde hij mij ainalen
voor een feestelijke uitvoering der schutte
rij na afloop wilde hij mij thuis brengen en
dan nog eens naar de vroolijke tafelronde
terugkeerenDit was het, wat ik vreesde
Maar wat was daaraan te doen? Zoo liet
ik hem dan met een diepen zucht (hij zuchtte
niet!) gaan met de schuchtere béde toch
vooral zeer voorzichtig to wezen.
Klokslag zeven uren zat ik in vollen tooi
en wachtte op mijn punctueolen echtgenoot.
Kwart over zevenen, halfachtGeen Dickie
Ik word ngeduldig, neem mijn pels en ga
uit het open venster liggeu.
Doodsche stilteGeen mensch te zienDe
maan schijnt in heldere pracht, alles is wit
en glinstert. Nu slaat het van den toren
kwart voor achten Het komt mij voor, alsof
ik geheel alleen ben in 'tgeheele 6fcadje.
Daar, was dat niet een sabel, die tegen de
steenen rinkelde? Ja! op het eind van do
straat nadert iets. Maar dat is toch niet de
rechtschapen vaste gang van mijn man I
Zou het ten slotte toch te ,.glad" zijn?
Mijn hart klopt sneller. Daar staat mijn
staclshoofd onder mijn raam, helder ver
licht. door de maan, en roept:
„Nu, vrouwtje, kom beneden, wij willen
naar de schutterij-uitvoering I"
Maar dat is toch niet de stem van mijn
normalen" DickieZoo stootend, zoo
vroolijk en slaperig 1 Daar moet iets niet in
den haak wezen. Ik wil hem eerst eens bij
lamplicht zien, het maanlicht is dikwijls be
drieglijk.
De listige dochter Eva's roept dus op tee-
dereu toon: „Maar, lieve schat, kom toch
boven en zie eens, of ik een goed toilet heb
gekozen; het is daar veel te koud voor je!"
En vol vreugde zie ik, dat hij a-m mijn on
schuldig verzoek gehoor geeft.
Maar ook het trappen-klimmcn gaat ge
heel anders dan gewoonlijkDe sabel bonst
zoo woestEn jawel I Een enkele blik bij
lamplicht is voldoende, om bij mij het vaste
voornemen te doen rijpen: „Tot hiertoe en
niet verder I" Maar hoe bem dat te leveren
Het moet snel bedacht worden. Wordt hij
mijn plan gewaar, dan is het miswant dat
had ik reeds geleerd: al9 een man iets meer
dan goed voor hem is heeft gedronken,
al is het ook op het welzijn van een Keizer
dan komt men met tegenspraak niet ver.
„Toe, lieve Dickie, geef mij jc helm en
maak het je gemakkelijk op de sofa tot ik
mij klaar gemaakt hob; het duurt niet
lang."
En ik verdween in de zijkamer.
Maar in plaats van er aan te denken,
mijn hoed op to zetten, zag ik met klop
pend hart door bet sleutelgat en hield mijn
vermoeiden echtvriend in het oog. Zal mijn
list gelukken
Ja, zij gelukt! Dickie legt zich neder,
gelaarsd en gespoord, met sabel en jas
de vermoeidheid „hat ihre fiohnldiglrmt
geth&n" 1
Ik wacht nog eenige minuten, tot ik bet
bekende keelgeluid hoor, dan open ik zacht
jes de deur, ga met een lachje naast mijn
dierbaar Dickie staan en fluister: „Over
wonnen
Hoe hemelsch klinkt mij nu dat anders
zoo gevreesde snorken tegenIk ben immers
zoo gelukkig, nu ik mijn geliefd „opper
hoofd" veilig geborgen thuis heb. Met een
boek ga ik aan tafel zitten en zie met waar
genot af van allo opvoeringen ter wereld l
Een uur ia voorbijgegaan, het ia negen
nurl Langzamerhand echter begint hij zich
te bewegen en verschrikt zeg ik tot mij zelve:
„Als hoj nn wakker wordt en ziet dat bet
nog geen tien uren is, dan loopt hij oo-
danks alles nog weer weg!"
Ik snel als de wind op een stoel bij de
klok, den wijzer vier uren vooruit gezet
en het klein, onschuldig bedrog is gepleegd.
't Is twee uren 1 Nu heb ik niets meer te
vreeaon.
Weer gaat een our voorbij, bet is elf,
respectievelijk drie urenDickie komt in
een nieuw stadium; hij draait zich om en
loopt daarbij gevaar van de sofa te vallen..
Een angst, dien ik uitstal... Wat nut... Ik
kan toch onmogelijk een man van twee cen
tenaars gewicht zoo steunen, dat hij niet
valt! Do nood maakt vindingrijk I Een,
twee, drie wordt de sofa-tafel weggetrok
ken... ik sleep uit de slaapkamer alle bed
den aan, die ik kan optillen: kussens, pe
luws, dekens, een paardeharen matras en
stapel dat alles netjes naast de sofa op.
Valt hij om, dan valt hij zacht I
Na nauwelijks tien minuten gebeurde, wat
ik vermoed had, en mijn Dickie ligt be
haaglijk in het bed uitgestrekt, zonder ook
maar even wakker te worden 1
Wie was gelukkiger dan ik? Nu probeerde
ik ook de sabel los te gespen ©n den kraag
om den hals los te makenbeide gelukte ns
een krachtdadige handeling, want voor het
ontwaken behoefde ik niet meer bang te
zijn, het was immers „halfvierl"
Eindelijk oven vóór vieren wordt hij zich
bewust, waar hij is... heel gemakkelijk ging
dat niet, want zoo laag bij den groDd was
hij nog nooit te bed geweest! Met helder
gelach help ik hem overeind en vertel, hoej
hij me daar ineens was ingeslapen en hoe
trouw ik hem had bewaakt.
Daar slaat hij een blik op de klok...
„Wat! Vier uren!... Dat is immers niet
mogelijk!... En jij bent den geheelen nacht
voor mij opgebleven?... Arm vrouwtje I'
Waarom heb je mij dan niet eerder ge
wekt?"
Ja, wekken!... Ik moest mij gauw omkee-
ren, zoodat hij de verraderlijke kleur in
mijn gezicht niet kon zien opkomen. Aan
alle verdere loftuitingen van zijn kant
maakte ik spoedig een einde met de op-