Voor den Tuin.
Vrijers.
craat in hart en nieren, veracht hij het suc
ces; het vermaak steekt niet in het veelvul
dig ophalen van een vischje, maar in het
aanslaan eener kronkelende pier of een
springende krabbe aan den scherpen haak,
in het inleggen en uithalen van het snoer,
..het vechten met den visch", totdat men
hem boven water heeft. Dan ook is I10E een
kunst,, om juist dien visch te vangen, waar
op men aast.
De meest karaktervolle hengelaar vischt of
liever „gaat" op baars. Dat is nu je vis-
schen Kwaad kan hij worden, als een voorn
of blei, gemeen tuig, aan het haakje bijt;
hoogstens wordt dat vergund aan een karper
of een snoek, maar dan moet het ook uit
wezenBaars, weet u, dat is dc eigenlijke
nationale Hollandsche visch. Jammer, dat
het zoo'n toer is om altijd vcrechc pieren en
krabben te krijgen. Bovendien is baars vis-
schen een middel tegen luiheid. Jo bent nl.
verplicht, om langs den wal to loopon of in
een schuitje achter de rietkragen to gaan
liggen en telkens te gaan verhalen; de ba-ars
toch z i t, je moet ze opzoeken. Eindelijk is
het een beestje, dat jo bij moeder de vrouw
kunt thuisbrengen, omdat hij een der weini
ge zoetwatervisschen is, waarvan zij een be
hoorlijk schoteltje weet te maken.
De Amsterdamscke hengelaar vischt, be
halve in verboden tijd. het geheele jaar door.
Als hij flink gehard is, trotseert hij in den
winter do felste kou, om op het ijs bot te
kloppen of te spieringen. Maar in den regel
is het zoaierseizoen zijn tijd. Het spreekt
vanzelf, dat hij het talrijkst voorkomt on
der die klasse der maatschappij, welke over
den veesten vrijen tijd beschikt; ik bedoel
diegenen, voor "wie de sociale kwestie is uit
gevonden en om wier wille gij straks ministe-
rieele crisissen zult zien geboren worden.
Altijd frappeert het, hoeveel van deze onze
meest interess&nl© medeburgers alle dagen
ter vischvangst kunnen tijgen. Maar nog
meer wordt men.getroffen, als men het heir-
leger ziet. dat vooral op Zaterdagavond,
-nacht, en Zondagochtend in alle richtingen
de stad verlaat. De overgroot© meerderheid
trekt Noord-Holland in, en men vindt er tot
aan en over het Alkmaarder meer. Zij strij
ken nu langs het Noordhollandsche kanaal,
verdeden zich over de verscheidene ring
vaarten en molentochten. Zij zijn present
vóór dag en dauw, knappen een uiltje in
het gras of in een der tallooze „Vischlusten"
of „Visschersgenoegens" met en zonder ver
gunning en staan bij het eerste ochtendglo
ren in den natten dauw. Die west-, oost- en
zuidwaarts trekken vindt men aan het
Noordzeehanaal in de Haarlemmermeer, de
veenpolders en plassen en voorts in de gou
wen van Axostel en Vecht.
Ik wil van deze lieden geen kwaad spre
ken. Zij zijn over het algemeen vreedzame
en rustige lieden, die Zondags visschen. Zij
wilden in de week niet hun werk verzuimen
en moeten er dus den officieelen rustdag
voor nemen. Ik verzet mij, als ik zou hooren
zeggen, dat zij bijzonder veel sterken drank
gebruiken of twistziek zijn van aard. Ik
breek voor hen een lans, ja, wat sterker is:
een pen als ik zou hooren beweren, dat
zij elkaar haten of dat wan- en afgunst tot
hun hoofdzonden behoorden. Zelfs is er een
zekere gematigdheid waar te nemen bij hun
gesprekken, die minder over leelijke woor
den gevoerd worden dan men anders onder
mensohen, die uit zijn, wel eens pleegt waar
te nemen. Kortom, de Amsterdamscke hen
gelaar-Zondagsvisscher behoort tot een niet
geheel te verwerpen slag van lieden. Alleen
de gevolgen van zijn op zichzelf vrij onschul
dig vermaak zijn in den regel allertreurigst
voor zijn gezin. Hij is een egoïst van het
troebelste water.
Hij komt 's Zaterdags in den vooravond
van zijn winkel of fabriek thuis, rangeert
gauw-gauw met vrouwlief de financieele
aangelegenheden van do week, houdt snel
den Zaterdagschen grooten verzoendag met
zijn omhulsel, begint zijn uitrusting voor
het Zondagvermaak in orde te brengen en
vertrekt tot Zondag ver in den namiddag
of tegen den avond. Dan komt hij thuis, be
stoven en verschroeid, slaperig en suf, stin
kend naar visch en brak water en brengt
het huis op stelten voor een snelle bedie
ning van den warm gehouden maaltijd, die
niet lekker meer smaken kan. Dan gaat
paatje slapen cn snurkt tot do nacht be
gint. Heerlijke Zondag, niet waar, voor een
vrouw en voor de kinderen, welke natuur
lijk ook het pad opgaan en zwerven buiten
het boreik van moeder, die troost en ver-
poozing zoekt bij vriendinnen en op straat.
Ik heb zoo'n exemplaar van een hengelliof-
hebber gekend, die nooit dronken was, die
trouw en ijverig werkte de geheele week,
overigens een toonbeeld van een huisvader;
maar do eersto Zondag in zijn huwelijk,
dien hij thuis doorbracht, was die, waarop
hij zijn zilveren bruiloft moest vieren, en
dat kwam nog daar vandaan, omdat een al
leraardigste schoondochter den avond te vo
ren een groot© tobbe met springlevende
baarzen en karpertjes op vaders kamer had
gezet, met zijn hengels en een bakje met
mooie pieren er bij. Do man was ontwa
pend door de schalksche vrouw. Op zijn
ljruiloft moest hij, tegen wil cn dank, t©
midden van alle gasten v-ór de tobbe gaan
zitten hengelen. Geen enkele visch beet. tot
uitgelaten vroolijkheid van het gezelschap.
Ik heb deze scène bijgewoond als knaap, en
nog heugt het mij, hoe de man schreiend
zijn hengels stuktrapte, zijn zilveren bruid
en de jonge schoondochter beurtelings om
den hals viel en zwoer, dat hij voor de laat
ste maal gevischt had. Toen ik later jjj Von
del las. dat ,.één vrouw duizend mannen
te erg" is, begreep ik het.
De Kaapselie Hyacint»
De plant, bekend onder den naam van
Kaapselie Hyacint, heeft met onzen Hyacint
gemeen, dat zij beide tot dezelfde familie
Liliaooae behooren. Men zou anders kun
nen denken, afgaande op den naam, dat hij
er op leek. ;t Is waar, dat deze plant ook
tot de bolgewassen behoort, ja zelfs vroeger
den wetenschappolijken naam van „Hyaein-
tlius candicans" droeg; nu echter is zij het
best bekend als „Galtonia candicans." Oud
is deze lelie-achtige nog geenszins; immers,
eerst in 1870 werden de eerste bollen in goe
den toestand naar Europa overgebracht en
werd de cultuur hier te lande direct aan
gepakt door de bekende firma L. H. Kre-
lage, tie Haarlem, die haar het eerst in den
handel bracht.
Men bestelle nu de bollen, die sleohts weinig
kosten, en plante ze dadelijk daar, waar ze
de meeste voldoening zullen schenken. Tus-
6chen Rhododendrons aangeplant, maken de
Kaapsch© Hyacinten een verrassend effect.
Die Rhododendrons moeten nog jong zijn en
nog geen aangesloten geheel vormen, zoodat
er nog voldoende licht en lucht- voor onze
Kaapsche schoonen overblijft om zich te ont
wikkelen. Het is bekend, dat Rhododendrons
spoedig uitgebloeid zijn en juist daarom
staan bloemen als deze zoo vroolijk tusschen
die altijd groene heesters.
Lilium auratum, de Goudlelie, leent zich
voor dit doel ook zeer goed.
Er zijn echter nog andere plaatsjes voor
de Gal ton ia, en wel: tusschen heestergroe-
pen en conifeerenpartijen komen ze ten volle
tot hun recht, alleen natuurlijk op deze voor
waarde, dat er licht en lucht voldoende kun
nen toetreden. Wilt ge in Juli of Augustus
van dit jaar eens een plekje, een zonnig
plekje in uw tuin hebben, waar iedereen,
jong en oud, direct naar toe loopt, of min
stens vraagt: Wat bloeit daar zoo schitte
rend? En uw antwoord zal zijn: Ik heb dat
perk beplant met bollen van de scharlaken
rood© „Gladiolus Brenchleyensis" en van
de wit bloeiende „Galtonia oandicans", en u
ziet met welk een resultaat.
Wil men de Galtonia op met gazon hebben,
goed, wanneer men dan maar drie tot vijf
bollen 8 c. M. diep bij elkander plant.
Hoe of deze plant er wel uitziet? O, zoo
eenvoudig; uit den bol komt een rozet van
lichtgroene bladeren naar boven, 7X>oals wij
dat van onze Hyacinten kennen, uit welks
midden een bloemstengel te voorschijn komt,
die tot 1 1/2 M. hoog kan worden.
Aanvankelijk zitten de bloemknoppen in
schutbladeren, maar naarmate de stengel
langor wordt, komen zij, de een na den an
der, te voorschijn, waaruit wij do gevolg
trekking kunnen maken, dat al de bloem
knoppen niet tegelijk openkomen. Dat hier
door langer van den bloei kan genoten wor
den, is zoo klaar als de dag. Wij doen een
nuttig werk om de uitgebloeide bloemen met
con schaar weg te knippen, tenzij dat wij za
den willen winnen, die in rijken overvloed
worden geleverd.
Vermelden wij ten slotte nog, dat de bloe
men ivoorwit van kleur zijn, en doen denken
aan de lieve Sneeuwklokjes, dio thans in
vollen bloei staan. Zij zijneenige malen groo-
tcr en hangen aan dunne steeltjes langs den
bloemstengel.
Een eigenaardige bijzonderheid is nog-,
dat na de bovruehting het vruchtbeginsel
zich een halven slag draait, waardoor het
precies andersom komt to staan. Die ver
andering van houding staat .in nauw ver
band met de verspreiding der zaden.
„Galtonia candicans" is aan do bronnen
van de Toegela in Zuid-Afrika gevonden.
In verschillende streken en werelddeelen
wordt op verschillende wijze naar de hand
eener vrijster gedongen.
In onze Oost gebeurt dat op sommige
eilanden door de bruid met geweld te roo-
ven en daarna een huwelijksaanzoek te
doen, en bij de „Koppensnellers" moet do
bruidegom een aantal schedels kunnen
toonen.
Bij ons te lande hebben ook aardige go-
bruiken daaromtrent bestaan. In de Zaan
streek bijv. is het langen tijd de gewoonte
geweest, dat het huwbare meisje des Zon
dagsavonds audiëntie gaf aan de sollici
tanten. De „vrijere" werden echter niet bin
nen gelaten, maar moesten buiten voor do
gegrendelde deur him aanzoek doen, ieder
op zijn beurt.
In 1743 verscheen ccn tijdschrift, waarin
een samenspraak voorkwam tusschen een
vrijer en zijn aangebedene. Dio samenspraak
is leerzaam en vermakelijk:
Jt Is Zondagavond negen uur en de vrijer
klopt aan de deur, die, zooals reeds gezegd
is, soli do gegrendeld is.
Vrijster: Is er volk?
Vrijer: Ja zeker, vrijster, is er volk.
Vrijster: Wat moet dat volk?
Vrijer: Een vriendelijk verzoek: of je Je
deur los wou maken.
Vrijster: Neen, dat zei vanavond niet
wezen.
Vrijer: Nou, laat het dan maar in den
avond wezen.
Vrijster: Neen, het zei niet wezen.
Vrijer: Ik hoop, dat je evenwel zelle ver
anderen; strijk je hand ereis over je kaase-
kientjen.
Vrijster: Wat zou dat dan?
Vrijer: Wel, dan zou ik hopen, dat je je
deur zoude los maken, en dan zou ik er heel
gauw in wezen.
Vrijster: Neen, ik zei niet veranderen, de
deur komt niet loa
Vrijer: Heden, wat ben je ook hard! Nog
harder dan een stokvisch, want die is met
beuken nog te vermurwen.
Vrijster: Dat kan wel wezen, ik maak de i
deur niet los, ik ken je niet; wio ben jet I
Waar kom je vandaan?
Vrijer: Ja, als ik nou zoo gauw met mijn
antwoord was, als jij met je vraag, dan
hadt je het lank al geweten; maar ik ben
hier op karssenpitjes kommen loopen; maak
je deur open, dan zei je zien, wie ik ben.
Onderwijl zijn er meestal andere vrijere op
de kust gekomen, en wachten den uitslag
af van het onderhoud, dat voor en achter de
deur plaats heeft.
Vrijer: Ach toe, meisjenMaak de deur
losl Ik wil je wel verzekeren, als ik 'er
binnen was, en jij 'er buiten, dat ze al lang
los zou geweest hebben.
Vrijster: Ze komt niet los, en of jo nou
lang staat of kort, het zei evenveul doen
het begint me vou te vervelen; dcerom
verzoek ik je, dat je heen gaat; goede
nacht, vrijer
Vrijer: Nou, zoo haastig niet, is er dan