m. 13178.
Derde Blad.
7 Februari 1903.
3E3L©-fc H^Eociol.
De tand als herkenningsteeken.
Do namiddagzon straalt in vollen glans
op het door do zee b&spoelde mooio dorpje
Soisse, in Normandië. Aan den voet van een
kolossaal rotsblok, dicht aan het strand, staat
een slanke meisjesgestalte, do mooie figuur
in volle lengte opgericht. Blanche Terbaut
draagt een groote mand, met bontgekleurde
bloemen gevuld, bevallig op den schouder.
Een lichte druk van de smalle gebruinde
vingers is voldoende om de mand in even
wicht en in de gewemschte positio to hou
den. De zonnestralen tooveren -wonderbare
reflexies op het gekroesde roodgouden haar,
dat in den nek los en eenvoudig is saamge
bonden. Het schoonste in het fijne, lieftal
lige gezicht van het meisje zijn evenwel een
paar heerlijke, grijze oogen, diep en lich
tend, half verscholen achter lange, donkere
wimpers.
De opmerkzame blik van William Norton
rust seconden lang op de sierlijke gestalte;
dan werkt hij weer met voorzichtige, bijna
hartelijke penseelstreken aan het schilder
stuk voort. Binnen korten tijd verschijnt de
geheele mooie figuur van het schoone dorps
meisje op het doek.
Blanche 1"
Het meisje krijgt bij don klank van de so
nore stem een lichten schok; daarop vestigen
zich do groote oogen met een kinderlijk on-
schuldigen blik op hot gelaat van don schil
der.
Blanche, ik verwacht morgen beeoek uit
Engeland."
„Ach ja, mijnheer I"
Er klinkt iets als een schrik in die zilver-
heldere stem. Een lichte bleekheid vliegt
over de frissche wangen en de volle roode
lippen trillen nauw merkbaar.
,,'t Is iemand, die ik heel goed mag lijden,
kleine."
„Ach ja, mijnheer!" is hetzelfde korte ant
woord, nu evenwel op eenigszins treurigen
toon.
Norton bemerkt er niets van. Hij is veel
te ijverig met den achtergrond van het por
tret bezig, maar met zijn gedachten ook met
iemand, die hij „heel graag mag lijden" en
die morgen om dezen tijd zich aan zijn zijde
zal bevinden. De scherpe blik van het meis
je evenwel ziet de eigenaardige verstrooid
heid van den kunstenaar en onbewust vullen
zich <le grijze oogen mot brandende tranen.
Dan legt hij penseel en palet weg, pakt,
nog altijd in gedachten verdiept, ziju zaken
bijeen en met een lachend: „Bonsoir, mijn
kleine," laat hij voor vandaag zijn schoon
model gaan.
Hij gaat niet, zooals gewoonlijk, met haar
naar het dorp terug om op den eenvoudigen,
gezelligen toon, als anders, met haar over
alles en nog wat te babbelen.
Langzaam en als vermoeid loopt Blanche
alleen den weg langs de kust.
William Norton had in den grond der zaak
een eerlijk, openhartig karakter. Hij had
er nimmer aan gedacht Blanche Terbaut's
hart te winnen, maar hij vas een dier man
nen, wion het tot een tweedo natuur was ge
worden, ridderlijk en openhartig tegenover
alle jonge meisjes en vrouwen te zijn. En
eindelijk was hij ook slechts een mcnsch van
vleesch en bloed, en groote zelfbeheersching
had hij nooit geleerd. Zoo had do buitenge
wone lieftalligheid van het frissche, onge
dwongen dorpsmeisje hem onweerstaanbaar
aangetrokken en was het als vanzelf geko
men. dat dit warme gevoel zich in woord
en blik had geopenbaard.
En Blanche zelf, die op 17-jarigen leef
tijd, behalve dan met de tamelijk ruwe dor
pelingen en visschers van Soisse, nog nooit
met andere mannen in aanraking was geko
men, verkeerde in de laatste drie weken in
een roes van,gelukzaligheid. Dagolijks stond
zij op dit zonnige plekje aan de zee als mo
del voor hem en 's avonds waren zij te zal
men naar huis gewandeld.
En thans gevoelde zij met het wonderbaar
fijn instinct der vrouw, dat alles voorbij
was, dat hij daarbij volstrekt niet „iets
anders" had gedacht, dat hij zou heengaan
en haar alleen laten daar, waar zij vroeger
was, doch zoo geheel anders dan zij daar
vroeger was geweest.
Als een bloodroodo kogel schittert de zon
diep in het Westen te midden der verblinden
de, goudgele wolken. Dc lucht is zwoel, geen
windje doet zich gevoelen, slechts matte,
kleine golfjes bespoelen zwaarmoedig het
strand...
Blanche Terbaut hangt, ligt gekleed,
blootshoofds en barrevoets, over den rand
van een boot, die stil aan het strand ligt.
De groote kinderoogen staren strak in de
onbegrensde ruimte; dc roode lippen zijn
stijf op elkander geperst.
Daar stoot op eonigen afstand een ele
gante kleine jol van de kust af; een breed
geschouderde manncngestalto in heldergrijs
kostuum grijpt met krachtige hand de rie
men; aan het roer zit een zwartlokkig meis
je, in het wit gekleed.
De zon zinkt dieper en dieper, terwijl de
gladde wateroppervlakte elke kleur van den
horizon, van het zachtste rose tot het helder
ste rood en violet, terugkaatst.
Daar komt plotseling een zwarte wolk op
en in een oogenblik zijn de stralende glans
en kleurenpracht verdwenen. De wind huilt
over de oppervlakte en binnen enkele minu
ten is deze met donkergroene en zwartachtig-
purpergokleurde golven beêekt, die voortdu
rend grooter worden en telkens krachtiger
met haar met schuim bedekte kruinen tegen
de kust loop en.
Blanche rijst verschrikt in de hoogte en
ziet met starre ontzetting hoe op eenigen
afstand een ranke boot als een notedop
wordt rondgeslingerd. Eenige seconden gaan
voorbij de oogen van liet jonge meisje
blijven als vastgenageld op het hulpelooze
vaartuig gericht daar dringt een schrille,
vreeselijke angstkreet boven het woeden der
elementen uit. En in het volgend oogenblik
kampt een man in vertwijfeling met de gol
ven zijn linkerarai omklemt een in het wit
gekleeds, blanke gestalte.
Daar verdwijnt het hartstochtelijk vuur
uit Blanche's grijze oogen en maakt voor een
zachten glans plaats. Een kort gebed dan,
werpt zij hn^r bovenkleeron uit en, zelve een
kind der zee, springt zij moedig in de gol
ven.
Een uitstekende zwemster, het govoel van
vrees volstrekt niet kennend, is het Blanche
integendeel, alsof een geheel ander, een hoo-
ger en edeler gevoel haar doorstroomt. Het
is het bewustzijn, een overwinning op zich-
zelvo te hebben behaald, dat aan haar oogen
een uitdrukking geeft, die William Norton
onmiddellijk alles doet begrijpen, wanneer
hij die ziet, terwijl zij hem is genaderd. En
op het punt den geliefden last in zijn ver
moeiden, half verlamden arm niet langer te
kunnen houden, laat hij dien vol vertrou
wen in de krachtige armen van het jonge
meisje vallen.
Het onweer is voorbij, de nacht is aange
broken en aan het firmament schitteren dui
zenden sterren. De zee is weer kalm gewor
den.
William Norton zit aan het bed zijner
Verloofde en houdt met een gevoel van innige
dankbaarheid haar hand omklemd. Maar die
dankbaarheid geldt in do eerste plaats hun
moedige redster.
In Pierre Terbaut's kleine woning ligt op
haar leger een stille, slanke gestalte. Diet
een trek van kalmte en vrede op het gelaat.
Blanche Terbant heeft voor altijd de oogen
gesloten, na een laatsten blik vol innige, on
eindige liefde op den man te hebben gewor
pen, wiens levensgeluk zij toen op sterken,
zekeren arm naar liet strand droeg.
Zij kon dit niet geheel bereiken. Eenige
mannen, haastig toegesneld, ontnamen haar
den laet. Toen zonk zij zelve bewusteloos in
do diepte.
Men had haar onmiddellijk opgehaald,
ook den thans in onmacht verkeerenden
schilder; doch terwijl William Norton en
zijn verloofde spoedig het gevaar te boven
waren, was bij Blanche elke poging om haar
tot bewustzijn terug to roepen vrucutoloos.
„Een plotseling ingetreden hartbreuk ton
gevolge van overmatige inspanning," luiddo
het oordeel van den dokter. William Norton
wist wel beter; hij had de treurige waaf'cid
in den laatsten blik van bet heldhaftige
meisje gelezen.
De beeltenis van zijn schoon Normj>ïdisch
modol bleef voor William Norton en zijn
ochtgenooto een rcliquie van onschatbare
waardo.
IVelke gewichtige dienrten do tandheel-?
kundo bij het ontdekken van misdaden kan
bewijzen, daarvan geeft dr. Oscar Arnoëdo,
prof. aan de Ecole Odontotechniquo to Pa
rijs, in zijn jongst verschonen boek „De
Tandheelkunde in de gerechtelijke genees
kunde", een aantal karakteristieke voorbeel
den, waaraan o. a. het volgende ontleend Z2