|K*. 18178 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 7 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het geheimzinnige huis. au mÊDc Nederhinder zet kort uiteen waarom IWettelijko voorrieëing tegen een mogelijke herhaling der spoorwegsta king nooclig ia. H Wil men zich het onderscheid bewust wor- ingen tusschen een spoorwegstaking sn do sta ding bij een gewonen werkgever dan beant- i woordc incn deze vragen: Mag een gowoon werkgever zijn bedrijf een pf meer dagen laten Btilstaan? I|| Ongetwijfeldal was 'fc een maand, een Jaar. al wildo hij het geheel sluiten Mag een spoorwegondernemer hetzelfde 1 II 'AÏlermist. Do uitoefening van zijn bedrijf Js in het publiek belang aan bepaalde, nauw- ■eurig omschreven en zware verplichtingen gebonden. Jf Dat men zulke verplichtingen tot dusver Sliet ook voor het personeel stelde, komt fierdoor, dat men dacht: bet personeel is op rijn beurt weer afhankelijk van den ondernc- Bier. 8 Waar dit laatste verandert, moeten de ver plichtingen rechtstreeks tot het personeel .Worden doorgevoerd. Er is daarom in de thans verlangde wette lijke bepalingen tegen spoorweg-werkstaking peen sprake van reactie of van een „dwang- svet", zooals een te Rol&crdam verspreid haanifest van het stakingscomité ten onrecli- meent maar van een rekening houden net de veranderdo arbeidsomstandigheden. Hetzelfde geldt voor die bedrijven, waarin arbeider reehtstroeks in dienst van den feta at is (post. telegraphio, enz.). De Staat is, waar hij zulke bedrijven ex ploiteert, niet alleen werkgever, maar óók pehartiger van het publiek oelang. Stond hij dusver als werkgever sterk genoeg om een bijzondere maatregelen in zijn laatste Iqualiteit noodzakelijk te maken, nu dit [verandert, mag hij zich niet door het feit, dat hij óók werkgever is, laten weerhouden joru die thans noodzakelijke maatregelen in Eijn laatste hoedanigheid, tot stand te bren gen. Dit is do quacstie, tot lioar eenvoudigsten |vorm teruggebracht. Het Handelsblad verwijt de Nieuwe Arn- Aem.sc/ie Courant, dat zij niet op do hoogto lis van do toedracht van de stakingszaken. I Zoo hebban do werkgevers nooit erkend geen j rcoht te hebben om ongeorganiseerden to la- f ben werken. Do WorkgeveK vereeniging wist niet eens, dat boot- on loodswerkers zouden weigeren to werken met ongeorganiseerde handels- en pakhuis-bedienden. Het Handelsblad vindt het dan ook zoo onrechtvaardig mogelijk om te zeggen dat de werkgevers den strijd hebben uitgelokt en ge poogd do arbeidersorganisatie te breken. Tegen de opmerking van Het Volk, dat do beambten der H. niet hebben geweigerd do besmette" goederen te vervoe ren, en alleen maar om ze af te halen, voert heb Handelsblad aandat-heb a-fhalon. dat is ontladen en do wagens voor de ontlading rangeeren, oen integreerend deel*van het vervoeren uitmaakt. Maar bovendien ia er zeer duidelijk geweigerd bijv. om een waggon koffie to vervoeren van het Hollandsche- 6poore8tation langs de lijn van de H. IJ - S -M. naar de Handelskade. Het Volk zogb, naar aanleiding van hei Terband, dat or gelogd 'I Jrdt tusschen de ffpooi*wegi?t?jking on do sooiaal-democratie, fcndor meer liet volgende: ,,Dezc staking is van niets andera het ge volg dan van do groote verbittering onder het spoorwogpeiBcmeol over de vele mie- eten den, waarondoT het lijdt en wat dc H IJ.-S.-M. betreft vam de hooghartig heid de rdirectio, die, ma den ondergang der vroegere organisatie, heeft gemeend, dc handen geheel vrij té hebben en zelfs niet de organisatie van het personeel heeft willen erkennen. Of de sociaal-demoarafct j niets met deee beweging heeft te maken? Niot in (hen zin, dat de S.-D. A.-P. of 'j) aar voormannen ziöh ook maar e enigs zins Snot het ontwerpen en dc leiding dor sta king zouden hebben bemofeid (dit was aan de vakbesturen zolvem volkomen toever trouwd). Maar wol in dien tin, dat de groots te organisatie, die der „Ned. Ver eeniging", een vrucht mag worden ge noemd van do eocdaal-democi-atisahe sohool die haar leiders in Utrecht hebben dooiioo- pen. Dc invloed der sociaal-democratie op de vakbeweging is overaJ deze: dat zij baar de beste strijders en leiders levert, man nou, die een ruimen blik hebben op do maat schappij en hun bedrijf, die klafsobe- wusfc staan tegenover bét kapitaal, maar óók weten, hoe ver rij, met het oog op den economischen toestand, kunnen gaan die door hun kracht en beslistheid het vertrou wen hunner mede-arbeiders weten to ver werven en te behouden, maar tevens door hun blik voor de werkelijkheid en hun zelf- beheersciiing den noodigen indruk weten te maken op do werkgevers en het publiek. Zulko mannen alleen zullen op don duur de vakbeweging tot bloed kunnen brengen. Zij worden vooral gekweekt in do sociaal- demooratie, die hun oogen opent voor do heerschappij van den reëelen, economi schen ondergrond der maatschappelijke verschijnselen en hen verheft boven het zwakke meegaan mot en zioh neerleggen bij elke oogenbükkelijke opwelling der minder ontwikkelden, dat den demagoog kenmerkt cn do tering voor elke duurza me beweging is. Het is geen toeval, dat de twee grootste en machtigste vakbonden van ons land: dio der diamantarbeiders cn die van hot spoor- en tramwegpersoneel, beide staan onder leiding van sooiaal-demooraten. Men zie naar Zweden, Denemarken, Diiitecliland en Oostenrijk, waar de vak beweging do laatste jaren zoo snel is ge groeid, cn men zal waarnemen, dat. zij daar volkomen van den soc.dem. geest is doortrokken. In Zweden en Denemarken is de eoo-dem. partij zelfs vertegenwoordigd in de leading dor vakbeweging, wat in Duitediland en Oostenrijk niet het geval is, evenmin als bij one on wat hier ook door niemand wordt gewild. Wat do sociaal-democratie hier wèl van do vakbeweging vraagt, is, dat zij met haar samenwerkt voor* allerlei directe za ken, het algemeen belang der arbeiders klasse betreffende, als: algemeen kiesrecht, pensioen, enz. en zij stelt zioh die samen werking voor in den vorm niet (zooals thans) van allerlei aparte contité's voor elke zaak afzonderlijk, maar van éón vast Comité der Arbeiderspartij". Het verband tusschen de sociaal-demo oratie en deze steking is dus sleohto zeer indirect en van morcelen aard. Overigens gevoelt ieder eooiaal-demo craat, dio door de vakbeweging geroepen wordt, om haar met zijn talent, zijn woord, zijn tijd of geld bij te staan, zich uit den aard der zaak verplicht, daaraan te vol doen. In het Financieel Ovorzioht" van het Weekblad voor incourante fondsen der hec- ren Broekman en Honders wordt, naar aanleiding van de staking in de transport bedrijven o. a. het volgende opgemerkt: ,,De kracht en de hevigheid, waarmede do beweging intrad en rich uitbreidde, geeft wel reden tot ernstige overweging. Het is toch duidelijk gebleken, dat arbeids contracten voor bedde partijen niet gelijk luidend bindend worden opgevat cn ge handhaafd. Naar lots- en loon verbetering streeft natuurlijk cm iedor, en te misprij zen is dat in geenen deele, maar in den laa/tsten tijd is veel te veel afgegeven op hot kapitaal en de kapitalisten zóó eenzij dig en onbekookt, dat liet hoog tijd wordt de quaestie van loon, kapitaal en arbeid kort, duidelijk en zakelijk op voor ieder begrijpelijke wijze uiteen te zetten, waar toe ik hoop, dat iemand met een helder hoofd en een warm hart roeping en lust zal gevoelen. Hoe dikwijls toch is niet ge klaagd in landen, die niet vooruit konden komen in ontwikkeling, dat daar ook geen kapitaal was en weinig handelshuizen zioh daar konden vestigen. Maar ook in landen, waar dat wol het geval is wordt het nut vau het kapitaal met al zijn gebreken, toch sterk onderschat. Van zaken, door parti culieren gedreven, kan men niet spreken; daarvan blijven de bedrijfsresultaten vrij wel onbekend, maar van maatschappijen op aandeel en die balansen en dividenden- betalingen bekend maken, kan men dc uit komsten beoordeel en en die zijn voor aan deelhouders in verreweg de meeste gevallen onvoldoende of treurig, terwijl dikwijls eenzijdig op die ondernemingen de aan dacht wordt gevestigd, die hooge of zelfs zeer hooge dividenden uitkeeren; en toch dot zijn slechte enkele. Reeds meermalen heb ik er de aandacht op gevestigd, dat d*> arbeidsloon©© de kern van het bestaan en het bedrijf dier maat schappijen uit maken. Neemt men bijv. de juist dezer dagen zoo sterk besproken H. IJ.-S. Mij. Deze groote en krachtige maat- eoliappij, dio zooveel tot de welvaart voor Nederland bijdraagt, heeft ever de laatste 11 boekjaren slechte gemiddeld 3 42/100 per cent 's jaars aan haar aandeelhouders kunnen uitkeeren, wat toch zeker magere dividenden kunnen worden genoemd. En uit de Exploitatie en winst- en verlies rekeningen over 1901 blijkt, dat (terwijl haar obligatieleningen, gemiddeld nog geen 3 1/2 pGb. rente dragen), bij generale ontvangsten van ruim 17 millioen slechts een vooa-deelig saldo overblijft van 717,000 of nog geen 4 1/2 pCt. van haar bruto-ont- vangsten. Behalve do rente van de geld- Iccningen ton bedrage van 2.222,000 zijn alle overig© uitgaven, in welken vorm dan ook, arboidaloonen of staan daannedo in het nauwste vorband. Wanneer dus de alge meen© uitgaven slechts 6 pCt. toenemen, blijft er voor aandeelhouders niets over, tenzij dc ontvangsten met minstons 10 pCt. toenemen, wat uit den aard dor zaak on zeker ia En nu meen ik niet te dwalen, wanneer ik onder arbeidsloon; n in ruimon zin ook begrijp den aankoop van nieuwe rails, nieuwo locomotieven on andere voor hot bedrijf noodige zaken, want do rails en looomofcieven vertegenwoordigen toch werk loon, on het ijzer uit do mijnen wordt door werkloon betaald. En zelfs de rente, die obligatieliondors, cn de dividenden, die aandeelhouders genieten, dienen voor hot overgroot godeclte om van te loven, d.w.z. voor lovousbehoeften, inbegrepen zelfs lnxe-arfcikelon, die took ook mot de uitga ven voor levensbehoeften, wederom arbeids loon vertegenwoordigen. Mede wanneer men aanneemt, dat zelfs een vierde der betaald© rente of dividenden kon worden opgelegd, dan blijft ook dat geld niot in baargeld liggen, maar wordt weer belegd of tot weldadige doel o inden besteed, waarme de wederom ander© zaken worden betaald of gedreven, zoodat ook dat geld, voor het overgroot gcdeclto niest anders wordt be steed dan tot betaling van werkloon, in welken vorm dan ook. Aldus reduceert zich alles tot arbeidsloon. Ik heb nu de Hollandschc IJzeren-Spoor- wég-Maatschappij als voorbeeld genomen, maar ben overtuigd, cn het kan worden aangetoond, dat de meests andere groote ondernemingen on zaken in hoofdzaak de zelfde uitkoineten aanwijzen. Zij, dio geheel eenzijdig en ondoordacht tot strijd tuaschen kapitaal cn aiheid aan zetten, laden een groote verantwoordelijk heid op zioh. De oude fabel van do eliokting van Ro me, dat het lichaam beenen noodig heeft om hot to dragen en do beenen een hoofd noodag hebben om zich voort te bewegen, zal nooit van kracht veranderen. Kapitaal en arbeid bobben elkander noodig, moeten elkander steunen cn dragen, cn behooron vrienden te zijn, maar geon vijanden, an ders gaat het beide slecht." De Nieuwe Rotterdamsche Courant is niet goed te spreken over de wijze, waarop de Nodorl andsche bolangen to Pretoria door onze Regeering worden behaitigd. Hot blad verheugt zich, dat deze zaak door de uitzending van mr. A. van de San- de Bakhuyzan oen stap vooruit is gekomen, maar klaagt over don langen tijd, dien do Regeering getalmd liceft met liet aanvra gen van een pas voor dezen consul ai ren ambtenaar. Dan vraagt hot blad, of hot onderzoek van mr. Van de Sonde Bakhuyzen noo dig is. ,,Kon do Rc-geering liior te lande niet bij een aantal mannen, goed met den toestand in Transvaal vertrouwd, inlichtingen heb ben ingewonnen? Was onze voormalige con sul-g noraal te Pretoria niot te bereiken Kon or aodort lang niet rok schriftelijk uit Zuid-Afrika advies gevraagd zijn? Is de zaak zoo ingewikkeld on moeilijk, dat alleen een consulair ambtenaar, nu uitge zonden, de Regeering inlichten kon of Pre toria dan wel Johannesburg als zetel van het consulaat te verkiezen is, on of... ja, wat moet de Regeering eigenlijk meer we ten voor rij een consul kan benoemen?" Eu nu do uit te zonden ambtenaar aange wezen ia, vraagt do Nieuwe Rotterdameche Courant, of dit nu een recht© keus is. „Over do bekwaamheden on den persoon van den gekozeno willen wij niets ongun stigs zeggen, wij zouden er niets op weten af te dingen. Hij is voor ons nog een homo novus. Maar indien de voorbe reiding tot het weder vervullen van eon post, die al jaren bestaat, zoo'n gewiohtigo zaak is als de Rcgeeriug het laat voorko men, dan mag liet betwijfeld worden of een nog jong man, luttel jaren geleden van de hoogescliool gekomen, dio nog niet zelfstan dig in het consulaat werkzaam is geweest on vooral iemand, die nooit te voren in Zuid-Afrika is geweest, voor die taak aan gewezen ia" Do Nieuwe Rotterdamsche Courant bo el uit: ,,Hoo noodig en hoog t-ijd hot ie, dat do Nederlandsche belangen weer behartigd worden door iemand, die er zich geheel aan wijden kan, blijkt toevallig weer uit do- zolfdo Staatscourant. Daarin wordt kon iriage geven dat, blijkens modedeoling van den waarnemendon consul-generaal to Pretoria, na 28 Februari o. k. geon aan vragen om schadevergoeding wegens schade geleden of requisitidn gedaan gedurende den Zuidafrikaanschon oorlog door do ter zaken gestoldo commission in Zuid-Afrika meel* in behandeling genomen worden. Nu is die kennisgeving te laat verschenen voor de belanghebbenden hier te lande om nog met do mail, dio te Southampton verbrokt, hun amvrago in te zonden. Er is groote kans, dat do stukken met de volgende mail verzonden, te laat te Pretoria aankomen. Had onze waarnemende consul -generaal dit niot eerder, desnoods per telegraaf kunnen melden? Het is toch niet aan te nomen, dat do Engolsclv autoriteiten t© Pretoria hun kennisgeving op zoo korten termijn hebben gesteld. En is de mededeeling van onzen waarnemenden consul-generaal met do post gekomen, dan is zij uan het depar tement van Buitonlandschc Zaken nog blij ven liggen ook." In een artikol over m r. Anno Anema in De Christen-Democraatvan dc hand van mr. T. do Vries, komt o. a. het volgendo voor: Mr. Anema trok weer aan den arbeid en in den jaro 1900 verscheen zijn werkje: „Do Grondslagen dor Sociologie." Wat kon dr. Kuyper, wat kon do vrien denkring aan de Vrije Universiteit nog mcor bogeeron 1 Niet cenig onderdeel, of beperkt onder werp, maar de grondslagen der sociologie, daarover zou in Galvinistisehen geest de we tenschap pelijko wereld worden ingelicht en ons christenvolk zou in dankbare verbazing zeggen: Amen. De Standaard ontving dan ook dit ge schrift van mr. Anema met vreugde; maar do vreugde was, helaas, door dubbele vraag- teekens begeleid, die De Standaard achter do meest belangrijke uiteenzettingen van mr. Anema plaatsen moest. De Standaard wilde prijzen, zelfs tot clkon prijs lof cn dank geven aan mr. Anema, en ze deed op merk waardige wijze moeito om t© verbergen, dat rij rechtens eigenlijk niet andora kon en mocht dan afkeuren. Schrijver dezes, toen redacteur van de Pro vinciale Friesche Courant, wilde er maar liever over zwijgen, dooh do aandrang van verschillend© vrienden werd zoo sterk, dat ik besloot om mijn oordeel, maar dan ook breed en wel gemotiveerd uit to spreken in een reeks van 13 artikelen die ik tot dat doel ontwierp ea waarin ik drieërlei wilde behandelen: lo. de verkeorde wetenschappelijke metho de. die inr. Anema was govolgd; 2o. do verkeerde resultoOn, waartoe dio methode hem had geleid 3o. do buitensporige aanmatigingen van mr. Anema, ook in dit geschrift. Alleen het eerste punt bi") ik in do Prov. Friesche afgehandeld, en toen heb ik, op ver rook van dr. Kuyper en nadat mr. Anema mij schreef, dat ik gelijk had, de verdere critick gestaakt. Het spijt mij, dat ik nu genoodzaakt lx u dit mee te deden. Tot dusver deed Lk dit niet omdat ik meende, dut ©r in eigen kring recht was te verkrijgen, maar nu De SI ndaard zelf ons verdacht maakt en liegende alle kwaad to- gon ont; spreekt, nu beroep ik mij op heel ons volk of het Christelijk is om door par ticuliere brief jee den loop van een nicht - vaardig© critick dor beginselen to smoren cn tegelijk door op. nharo artikelen mr. Anoma zooveel mogul ijk te prijzen, terwij! men zelf overtuigd is, dat zijn arbeid g< heel was mislukt. Kunnen de verhoudingen goed blijven, wanneer or op zulk een wijzo recht gedaan wordt? Nadat dor. Kuyper zelf overtuigd was. dat ons inzicht in do quaostics. waarovor mr. Anema schreef, recht was, eai dat w mr. Anema niet alleen wat zijn method' maar ook wat zijn resultaten betrof, geheel konden weerleggen on tegenover hem liet. Calvinistisch beginsel hoog hielden, zoodat zelfs mr. Anema het schriftelijk erkende, haddon wij naar recht aanspraak op ccnig waardeering, to meer danz schrijver dears als leerling dor Vrijo Universiteit stond tegenover mr. Anoma mot zijn mengelmoe van beginselen, wnarmeo hij Gnuist en Kuyper tracht te ver zo ene." cm do grenzen tusschen Led don en Amsterdam gedeeltelijk tracht weg to docaelen. Volgens het Utrechtsch Dagblad zou Ne derland. „thans in hoofds lak handels- en landbouwstaat," zich als met eon toovorslag kunnen ontwikkelen tot con industrie- staat, indien er „stconkool in genoegzame hoeveelheid" mocht worden go vonden. Het blad gaat uit van hot onlangs inge diende wetsontwerp, dat, op zichzelf betrek kelijk onbelangrijk, een blik opent op be langrijke economische omwentelingen in de toekomst. Voorgesteld wordt, het boren naar steen kool (benevens bruinkool, steenzout cn kali zouten) in hot N. van Limburg, bet O. varv Brabant cn Gelderland en let Z. van Ovor- ijsel te verbieden. Dat lijkt van geon botco- kenis. Steenkool, zal men zeggen, is er, nu ja, oen weinig in Limburg; maar wie zal er naar zoekon in do anders genoemde pro vinciën? Ziehior echter juist schrijft het blad de groote beteekonia der naak. In de Memo rie van Toelichting zegt do Regeering met koovcoI woorden, ,,dat uiefc een grooto mate van zekerheid mag worden aangenomen, dat in het N. van Limburg buiten het thans reeds door boringen onderzocht© gedeelte zeer rijke cn uitgestrekte kotenboddingen aanwezig zijn, die zich wellicht zoowel Wes telijk over een dcol van Noord-Brabant, als Noordelijk in de richting NijmegenHaaks borgen op ontginbaro diepten over zeer groo te afstanden uitstrekken.'1 Wanneer men in het algemeen bedenkt, dat do geologische formatie van Engeland en de tegenoverliggende kust groote over eenkomst vortooncn cn waa Ichijnlijk in lang vervlogen eeuwen óén zijn geweeet, dan if. het inderdaad niet geheel ondenkbaar, dat de onmetelijke wouden van cryptogamcn, boomvarens met hun gea-'nubde stammen, calamieten en andore primitieve planten, die zoowel in Engeland als in Rijnland en Wcstfalen do steonkolenbcddingen hebben achtergelaten, in hot palaeozische tijdperk ook de tusschengclegcn streek hebben lv dekt. Ju zelfs nog zeer onlangs, in het ter tiaire tijdperk, is do bodem van Nederland aanmerkelijk hooger geweest dan thans en ook toen weder met dichte wouden bedekt waarvan onder anderen bij het graven van „Helaas 1 Jal" zei de graaf, r/aet gesmoorden hartstocht. „Veracht my, zoo gU wilt, want 3k bon een dwaas zoo plotseling op myn foeftyd m\jn hart te verliozon, dat tot dusver pnverschiüig was voor vrouwelijk schoon. En Ik ben niet alleen een dwaas, maar een schurk, de vrouw van een ander myn hart te apenbaren en zoodoende j liefde, waarnaar gk hunkerde als de grootste zegening op fiardo, tot iots banaals te rr aken." „Hobt gU werkeiyk nooit bemind? Ik dacht, dat g\] weduwnaar waart "vroeg Pauline, anbokwaam hem te begrtfpon, als hy niet Tan haar en zUn bewondering voor haar sprak. „GU hebt geiyk, ik ben weduwnaar; maar Ik Leb myn vrouw, met wie ik huwde, toen |k nog slechte een knaap was, nooit bemind. Neen, mevrouw Brett, ik verdien ten volle uw afkeuring, want ik ben een man van middelbaren leeftjjd, hoewel ik gevoel als een Jonge man, die zich verheugt zyn levensge- Eollin gevonden te hebben; maar ik ben zelf zuchtig u zoo lang op tf houden in de koude. Vergoef my, ik zou het my nimmer kunnen Tergeven, als gü ziek werdt, on dat zou zoker gebeuren als gy nog langa: bleef staan in uw avondtoilet," zei hy teeder, terwyi hy haar den avondmantel wat nauwer over de schouders hing. 8Ja, ik zal naar binnrs gaan. Maar wilt f U my morgen komen bezoeken? Ik ben thuis," rei Pauline, haar oogc neerataande voor zyn ▼urigeo blik. „Is het uw ontvangdag? Zoo ja, dan kom ik liever niet. Ik haat het met onbekende oude dwazen allerlei nietszeggende beleefd heden te moeten wisselen." „Het is myn dag, maar kom wat vroeger, kom mot de lunch. En gy moet myn vrienden geen oude dwazen noomen, want daarondor zyn b(jv. Lady Dorant en Lord Watlington I" Do man ontstelde zichtbaar, zyn gelaat verbleekte, terwyi zyn oogen doordringend op haar gevestigd waren. „Gaat gy zoo intiem met hen om?" vroeg hy ademloos. „Ik ken hen zeer goed," antwoordde Pauline, te veol met haar eigen gedachten bezig, om de verwarring by haar metgezel op te merken. ,,En bestaat er eenigo zekerheid, dat ik hen bij u zal ontenoeton V' „Het ifi niet zeker, dot Lord Watlington morgen komen zal, hoewel mijn echtgenoot, die geheel een eelf-mado man ia en zeer eerzuchtig, zich boijvert vriendschap aan te knoopen met alle groot© politici. Hij traoht zich zoodoende een zetel in het Ka binet t© verwerven." „Als uw echtgenoot zijn doel bereikt, dan zult gij meermalen aan het hof verschij nen," zei de graaf op vragenden toocr „O, zoker, maar ik zie niet in het minst daartegen op. Mijn grootmoeder waa reeds hofdame van koningin Victoria, toen deze den troon beeteog," antwoordde Paulino ijdel. Zij sprak evenwel voor doovemans oor on, want de gedachten van den graaf waren klaarblijkelijk met heel andere zaken bezig, zoodat Pauline's verwijzing naar don vervlogen luister van haar familie onopge merkt bleef. Karovan geleidde haar stilzwijgend tot aan da deur, waditen toé rij binnen waa, en begaf zioh toen met haastigen tred naar een donkere straat in Cambeth. „Deze kennismaking ia, zooals ik dacht, waard onderhouden te worden," mompel de hij behaaglijk .torwijl hij vlug in ooste lijke richting voortstapte. Had Pauline, thans ton volle geloovende aan de lioi e van den gmaf voor haar ©n aan den in druk, dien haar schoonheid op hem ge maakt had, de gedachten kunnen raden, die thans zijn geest bezig hielden, haar klein, zelfzuchtig hartje zou een schok ont vangen hebben, waarvan het niot spoedig zou zijn hersteld. Rudln Karovan begaf zich naar eon nauwe, donkere steeg; daar gekomen Btond hy stil en ondanks de koude, trok hy zyn jas uit, keorde haar het binnenste naar buiten met zulk een vlugheid en handighoid, dat het zelfs by den nieuwsgierigsten voorbijganger niet den minsten argwaan zou hebben gewekt. Eenige stappen verder en het kleine lage hoedje scheen een zelfde gedaantewisseling te moeten ondergaan. De verandering was verrassend. De fijne, nieuw-modische jaa_ was veranderd in een smerig, gelapt en afgedragen kleeding- stuk, terwyi zyn hoed nu een flambard was met breeden rand. Een hevige hoestbui nood zaakte den graaf oen oogenblik de hand voor den mond te houden, toen hy haar verwy- derde, bedekte een roodo knevel zyn bovenlip. Opgeslagen broekspypen voltooide de vermom ming, torwyi de veerkrachtige, militaire gang plaats maakte voor een slependen. Niemand, die hem nu zag, zou geloofd hebben, dat hy dezelfde man was, die een half uur te voren met mevrouw Brett had ge wandeld. En was de uitwendige mensch ver anderd, hoevee) meer nog de inneriykei Het overgevoelige, romantische in hem was totaal verdwenen, als hy driomaal klopte op de deur van een armoodig, vorvallon huisje, dat hy juist bereikt had. Het kloppon werd beantwoord door oen man, die, biykbaar in een positie van armoede en verval, het voorkomen had van wanhopige vastberadenheid. „Zyt gU het?" vroeg hy in de grootste verwondering, toen hy zyn bezoeker herkende. „Ja, ik ben het, Matthew 1 Maar waarom handelt gy in strjjd met myn bevelen en opent zelf de deur? Is het niot een vaste regel, dat niemand van ons dat doen mag?" „Het spyt my," antwoordde de man op eigenaardigön, weemoedigon toon, dien men, eens gehoord, niet licht vergeten zou, „maar myn vrouw is reeds gedurendo eenjgen tyd van huis. Zy ia met myn Jongste dochtertje naar het ziekenhuis en nog niet teruggekeerd Ziedaar de reden, waarom ik zelf portier moest spelen." „Gy hadt iemand moeten huren voor dat werk," mopperde de graaf, er niet aan den kende te vragen naar de oorzaak van de ziekto van het kindje, maar met onverschilligheid eens anders leed voorbyziendo. „Zy zyn hier in de buurt niet to vertrou wen," antwoordde de man, als hy de deur sloot en voorging door een nauwe gang, waar een onaangename lucht heerschte, en die door een klein gaspitje slecht verlicht was. „We moeten trachten, Matthew een betere localiteit te krygen," zei de graaf gomeiyk, zyn weg zoekend door allerlei zonderlinge voorwerpen en werktuigen, die in de gang verspreid lagen tot groot gevaar voor den bezoeker. „Laat my het naar Drydenstreet brengen," adviseerde Matthew. fDat zou in de tegenwoordige omstandig heden niet heel vorstandlg zyn. Maar ik wü Je moodoelen, dat ik vandap.g mot twpo por aonen kennis gemaakt heb, die voor ons van hot grootste nut kunnen zyn. De oon is de vrouw van oon parlementslid en de ander is een student in de scheikunde en „Hoe heet dat parlementslid, met wions vrouw go heden konnis gemaakt hebt?" ondor- brak do man met belangstelling. „Breit." Hot bleeke golaat van Mal )how Potch drukte een hovige gemoedsstemming uit. „Nooit 1" bracht hy langzaam uit, „nooit l De ochtgonoote van John Brott. O, hoe zon derling gaat hot soms in bet lovon." „Waarom zyt gy zoo /orbaasd en opge wonden, Matthew? Weet gU iets byzonders omtrent dien mynheor Brett?" „Ja," antwoordde de man bittor, „ik heb u verteld, dat een plotse ing groot verdriet de oorzaak is geweest, dat mUn arme zuster Theresa nu aan vallende ziekto ïydt." De graaf knikte onverschillig. „Ik geloof, dat je dat verteld hebt." „Welnu," zei de man er, zUn sympathieke stem klonk hard en onwelluidend, „dat ver driet was teleurgestelde liofde. Jaren geloden beminde zy John Brett. Wy woonden in óón huis. Het was Theresa, Is John in staat stelde avondscholen te bezoekon en privuat- les8en te nomentotdat hy een te groot hoer werd om nog met haar te willen trouwen. Hy vorliot haar zonder ooit voer naar haar om te zion. De slag was te zvf«ar voor Therosa's zwak gestel on zU werd de ongelukkige, die zy was, toen gy en mies Sonya haar leerdet kennen on edel genoeg w/jart haar naar een buitonlandsch hers^llr \sc te zonden." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5