No. 13172 LÈIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 31 JANUARI. - TtVEEDE BLAD. Atino (903. Offieieele Kennisgeving. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het geheimzinnige huis. BEROEPSWET. De Burgemeester van Leiden, Gezien de artt. 12, 2e lid, en 21 van het oninkiyk besluit van 8 December 1902 taatsblad No. 212), tot vaststelling van een gemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld art. 16 van de Beroeps iret brengt ter kennis van hen, die een Werk- ever8- of Werkmanskaartalsbe- ield in art. 14, der Beroepswet verlangen, ,t de voor de aanvrage bestemde formulieren in af 15 Januari a. 8. kosteloos verkrijgbaar jn ter Gemeente Secretarie (afd. Algemeene aken) en dat die formulieren behoorlijk in- svuld on onderteekend aldaar moeten worden igeleverd tusschen 30 Januari en 0 Februari irslkomende. Do Burgemeester voornoemd, LsmzN, H. C. JUTA, 8 Januari 1903, Weth., l.-Burgmr. Het slot der bcachouwingon van don laagscheai redacteur van het Handelsblad ver „Rechte en Linika in do Tweede Ka- er" zijn wc onzen lozers nog voreoliuldigd. a do Bühetsan, aan do partijen gewijd, :>urt nu het Ministerie aan de beurt. Hoe ia nu \Taagt hij mot een ge- wJisecsrdo meerderheid en tegenover een ïreplinterdo minderheid, dc positie van Ministerie? De nadeelcn van ooalitieverband deden oh sterker govoolecn dan de voordcelen, o voor de Rogccring in do verdeeldheid •r minderheid liggen. Men weet lioo van uyperiaanschen kant klagend op dien wnmendon invloed der ooalitio is gewezen, heer Lokman kwam wel verzekeren, dat en do zijnen lv?l Kabinot nog nooit een roobrcod hadden in den weg gelegd en |it zal wol juist zijp, maar dat beduidt nog te. Reeds het ontzion kan lastig en mimend werken En dat „blok aan 't van dT. Kuypor behoeft volstrekt |ict juist de licor Lohmam te wezen, 't Kan eo* good elk oonsMwafciof element van de leordorhoid zijn. Eenzelfde denkbeeld (do 'uderdoins- on invalid iteitsverzekcring ijv.) kan zoowol op het Katholieke als op Let antirevolutionaire program staan, en bij de uitwerking groot verschil Leven. Wat heeft men aan lange codetele- rommen zoncber den sleutel? Maar moest al dc democratie wat com gaan onder liet Christelijke coalitie- 8uk, do c h r i bto 1 ij k h o i d dan toch ze ker niet", zal u>cn wellicht opmerken. iWaarom dan heeft dit Kabinet zoo weinig ■pecifiok „Christelijks" uitgericht? Het antwoord is door den schrijver goed- eels reeds vroeger gegeven. De Christelijke cus in 1901 was niet heel veel meer dan een 8U8... voor de loue. Er is oohtor nog een —woede reden, door den heer Lohman reeds f nopjnd: dc practischo moeilijkheid dor egoorkunst. Het groot® snor rend o rad, elf deel doi Staatsmachine geworden, kan, febondon aan al zijn nederadoren, niet .ndeirs dan gemiisdhloos en bescheiden in iet Staatsuurwerk loopen. De oplossing an do sakooJquaestic bijv. is niet. zoo janw in het Staatsblad Ivo brengen als in iet anti-rev. program. Een bijzonder ge- •oi-rado Transvaals che os, op stil bekeken, ot alles in staat, valt in liet aohtspan te ren. E®n Christen en een democraat gaan naast on do anno os wordt beurtelings K>ms te gelijk aeor democratisch en aeer Christelijk gesjambokt. ..Hij wil niet .rekkenroept de drijver Staalman. „Hij dringt aanhoudend naar rechts!" roept- do drijver De Vries. En de sjambok fluit dooi de lucht tot do os wM trekt en wiet meer tedhts houdt oftot het armo beest er bij neer valt. Do schrijver is van oordeel, dat de posi tie van den Eersten Minister niet benijdens waard was. Kracht ging van do meerder heid niot uit, dan van de groep-Lohman, uist die, waarvan de licor Kuyper hot liefst, niet had. Tot overmaat van ramp moest. wekenlang een liberale hoogleer aar achter de Rogearingstafel worden geduld, en toen eindelijk eemig eigen w*>rk to ge ven viel, Speetwot en Kaar tensteJsel in de Beroepswet was er veel critiek. Andere moeilijkheden werden den Minister ook niet gespaard. En eindelijk kwam bij de Staatebegrooting, do ruwe geeoeling uit Den Helder. „Mij masfcig, jong! zou de Transvaler zeggen die christelijke sjam bok is banja vinnig Vandaar een ernstige, stille toon bij den -Premier. Tegenover den heer Borgeoiuseen beroep op den boogaren leeftijd. Aan het sdofc van de tweede rede werd hot aftreden van bet Ministerie reeds aan den horizon zichtbaar, voor het geval het zijn doel niet zou kunnen bereiken. En met welk een bijna ootmoedige dankbaarheid werd de helpende hand aangegrepen, die uit Goes niet hooge minzaamheid was uitgestrekt 1 't Was niet meer de veldheer, die -vol hoop ten strijde trok bij de vorige begrooting, on minder nog de trdumphaior van dien kerstomm ingsavondin de deur van het huis op do Keizersgracht. Do triomf waa aiu aan „le grand vieillard au profil de médaille," zooals een redacteur van. de Temps den heer Lohman eens heeft ge noemd. Na korte woorden aan do andere Minis- tors te hebben gewijd, wijst de schrijver er op, dat hot Ministerie aan politiek nog niets gedaan heeft. Wel worden zij or toe gepord, maar roei aandrang uit hen zolven blijkt gelukkig nog niet. Dit gansclie Minister!o had kunnen op treden zonder Kuyper. Het had or even goed gestaan. Misschien zelfs 6torker. Do heer Kuypor ware, als partijleider in de Kamer, waar hij zijn volle kracht had kunnen ontwikkelen, misschien een sterke re 6teun geweest dan als Minister in dit Kabinet. Een Kabinet-Lohman hadde mis schien minder preciea op den uitslag der verkiezingen gepast als men op de par- tij sterkte lette, hot had den anti- demooratisohen aard van dien uit slag veel beter gemaskeerd. Dat de heer Kuyper toch in dit Ministerie is gekomen, hoewel hij er zoo weinig lust in bleek te hebben dat hij reeds naar het buitenland was gevluoht, is vermoedelijk too te schrij ven aan de omstandigheid, dab hij nu een maal do oppositie had geleni- Hij heeft och tor zeker wel doorzien in welke moei lijkheden hem een Kabinetsformatie bren gen zou; wat hebben we vóór on tijdens dc vorkieziingen vaak gehoord, dat het niet moest gaan „om de verovering van het Rogeoringakasteel". Hij wist maar al te good hoe onploizierig liet machtsbezit zou kunnen wezen, waro het alleen maar om zijn onvermijdelijke afhankelijkheid van de f racti e-Loh m an De Bohrijvor geeft aan het slot de houding dor liberalen tegenover dit Ministerie aan als een: Waakzame waolitor. Waakzaam. Want al ia van dit Ministe rie uit eigen aanstichting weinig kwaad te wachten, het kan van buitenaf gedrongen worden tob wat het uit eigen beweging ndet zou doen. Wachten. Geen kunstmatige fusio met name tusschen liberalen en vrijzinnig-do- mooraten. Treedt het Ministerie meer agressief op, dan heeft men de eenheid ter linkerzijde niet te zooken, niet te ma- ken, dan is zij er aL Het protest tegen de Zondagsrust politiek van Minister Oyens, door de hceren Tydoman en Schapei, heoft duidelijk doen zien, dat. tegenover kerke- lijken dwang do ganscho linkerzijde pal staat. Geen oppositie evenwél, zoo lang het Kabinet regeert golijk het tof dusvor deed. Wat kan men krijgen, als dit Ministerie valt? Een nieuwe coalitie. De tijd der groote eenheidspartijen !b voorloopig voorbij. En op een vrijzinnige coalitie is vooreerst nog weinig kijk. Een nieuw coalitie-Kabinet zou óf chris telijk óf conservatief getint eijn. En wie op sociaal gebied vooruit wil, zou van zulk een Ministerie tniote to hopen hebben. In Patrimonium zet dc heer Talma uiteen, wat verstaan moet worden onder ar bei de rskiesrccht, zooals dat sedert 1900 door „Patrimonium" naAst en ter aanvul ling van bet huismanskiesrecht wordt ge- eischt. Schr. begint met te verklaren, dat heb ge zinshoofden-kiesrecht der antirev. partij wel eenvoudig, maar niet voldoende is en herinnert aan een toevoeging, die telkens treft bij de formulcering van het huismans- kiesrecht: Kiesrecht voor gezinshoofden, en daajrmeo gelijkgestelden. Onder deze laatste woorden wil de heer Talma ver staan, dab ook de arbeidere als zoodanig „arbeider" in den ruimen zjgi van: „door geestelijken on lichaamlijken j arbeid mede werken aan do algemeene voliswelvaart" kiezer zullen zijn. Men wensfhte: „dat au voortaan in Nederland het burgerschap ver bonden zou zijn niet aan w» een mensoh had, maar aan wnt hij deed Een van de hoofdeischen voor een goede Volksvertegen woordiging moet zijn, „dat zij oor en hart hebben voor hot algemeen belang", en „er is geen uitwendig kenmerk, dat zooveel grond geeft voor het vermoeden, dat hij, die dit kenmerk heeft, iets voelt voor het. alge meen belang, dan juist hot kenmerk van „arbeider" in den ruimsten zin genomen". „Wie spreekt van arbeid, denkt onmiddel lijk aan do omgeving van den arbeider. Niet alleen, dat het voorwerp der bearbei ding iets is buiten hem, maar ook de bcteo- konis van het voortbrengsel van zijn arbeid hangt voor een groot deel af van zijn om geving. Zooals hij zelf als arbeider vrucht i9 der gemeenschap, waarin hij arbeidt, staat, kerk, handel, wetenschap, kunst-, nij verheid, landbouw, zoo ontleent ook het voortbrengsel van zijn arbeid zijn beteekenis aan de gemeenschap, waaraan het wordt aangeboden. Dit geldt van de wet, die do staatsman ontwerpt; van de tarwe, die de boer verbouwt; dit geldt- ook van de dag taak van den bankwerker of den timmer man. Dit geldt zoowel den dagelijkschen be roepsarbeid als van den arbeid in een ambt door overheid of kerk opgodragen, zoowel A an den arbeid van den journalist als van den arbeid van een vakvereenigingssecre- taris." De heor Talma meent, dab „juist in den arboid, in do outwikkeling van de arbeids kracht en de benuttiging van de arbeids- voortbrengsielen liet gemeenschappelijko al tijd weer naast en telkens boven het per soonlijke staat". Verder bepleit hij de toe lating der arbeiders tot het kiesrecht op do meer bekende gronden: „dat in do Volks vertegenwoordiging de arbeid aan het woord lcoine" en dat, met het ocg op de sociale politiek, moet worden gezorgd, „dat aller arbeidskracht zich zooveel mogelijk ontwik- kolt", ten behoeve waarvan do arbeiders zelf zoo groot coogelijkon invloed dienen te hebben. Van een aparte economische verte genwoordiging zal, meent hij, voorloopig wel niet veel komen, maar overigens acht hij het thans nog niet den tijd, om do uitvoe ring van zijn denkbeeld in de wet zelf nader to bespreken. Aan het slot van zijn artikel zegt do heer Talma: „O. i. behoort een kiesrechtuitbreiding in onzen geest tot do socialo hervormingen, die mede kunnen werken tot. do verheffing, vooral de geostclijko verheffing van do ar beidersklasse. En nu is hot wel waar, dat in deze wetgevende periode er voor deze her vorming geen kans is op verwezenlijking, dit. neemt niet weg, dat wij het pleidooi er voor niet zullen staken. Heb is mogelijk, dat uitstel een .gewichtig voordeel geeft. Dat de wetgeving van deze periode hot wapen uit de hand zal slaan aan hen, die oprecht mcenen, dat kiesrecht- uitbreiding voorwaarde is voor sociale her vorming. Wij gelooven dat niet. Wij zijn te zeer overtuigd, dat de breede rijen der nieuwo kiezers evenals do groote meerder- hoid der tegenwoordige nog de noodigo po litieke vorming missen, om van kiesrecht- uitbreiding onmiddellijk groote ingrij pende horvormingen te wachten. Daarom hopen wij te meer, dat de socialo wetgeving, die nu komt-, de predikers van den klassen strijd zal beschamen. En wordt deze hoop vervuild, dan is het uitstel zekor meer voor deel den schade. Maar het wordo geen afstel. Dat zou voor do partijen der rechterzijde naar onze mee ning zelfmoord rijn. Uitgenomen de sociaal democratische zijn er aan do linkerzijde geen partijen, die aan de lagere volksklas sen te danken hebben wat dc partijen der rech terzijde van haar ontvingen. Wan trouwen in de breede volksklassen is voor do laatste dan ook wantrouwen in eigen historie. Kiesrechtuitbreiding zal zeker aan do ontwikkelden, de geestelijk en verstandelijk ontwikkelden, der natie niouwe on groote eischen stellen, maar worden deze vervuld, dan is zij even zeker de aanvang van rij ker leven voor dc nu uitgestotenen voor eerst., maar dan ook en daardoor voor ons gohcelc Ncderlandsche volk." Bij de Tweede Kauier is ingekomen een wetsontwerp betreffondo het opsporen van delfstoffen van Staatsweg. Dc Nieuwe Rotterdam sche Courant be spreekt dat wetsontwerp van practischen kant. In de cersto plaats zou het blad publiciteit wcnschen van sommigo rapporten, aan de Regeering geleverdin do tweede plaats meent heb blad, dat de kosten, aan deze wet verbonden, niet vier ton zullen bedreu gen, zooals do Regecring raamt, maar ver moedelijk ©enige milliocnou, on dan, na eeni- ge deskundigen goraadplcegd to hebben, schrijft hot blad: Nadat „zoo volledig mogelijk alios is ver zameld, dat in de laatste jaren ovor do ko lenbekkens van Wostfaleu cn België, in ver band mot do goologischo gesteldheid van Westelijk Europa is bekend geworden", is volgens de Memorie van Toelichting in hot daarna samengesteld rapport „op weten schappelijke gronden aangetoond, dat met een groote mate van zekerheid mag worden aangenomen, dat in heb Noorden van Lim burg buiten het thans reeds door borin gen onderzochte gedeelte zeer rijke en uitgestrekte kolenboddingen aanwezig zijn, die zioK wollicht, zoowel Westelijk over ©en deel van Noord-Brabant, als Nooi> delijk in do richting Nijmegcn-Haaksbor- gen op ontginbarc diepten over zeor groote afstanden uitsfcrok- k o n." Het ia ons niet duidelijk, hoe uion tot deze couclusio ia kunnen komen. Uit ambtelijko gegevens is bekend, dal. do boringen, welke in Duitschlaud, zoowel in d« Rijnprovincie als in Wcstfalcn aan gene zijde der Lippc, min of meer nabij de Ne derlandsche grenzen zijn uitgevoerd be halve cenige, die werden verricht in liet Akenscho steenkolcnbckkcn, dat de voort zetting vormt van heb Limburgacho bekken allo het steenkolentorroin op groote diep te hebben aangotroffen. Uit al deze boringen blijkt, dat hot sleen- kolcntorreindat zich vau het Z.-W. naar het N.-O. uitstrekt, in N.-W. richting helt en op zeer groote diepten zich in ons land voortzet. Do veronderstelling in het bij het wets ontwerp belïoorendo rapport, dat heb steen- kolentcrrein zich met niet onbelangrijke gol vingen tob in Gelderland cn Overijsel voort zot, is niet te gewaagd. Dat men daar ech ter het sfceenkolenterrein op kleiner diepte dan 800 meter zal aantreffen, is hoogst on waarschijnlijk. Ook uit boringen, welke in den laatsten tijd in het Noordelijk gedeelte van België, in dc Kempen, werden verricht, waar een steenkolenbekken is aangeboord, dat even eens do voortzetting vormt van het stcen- kolenbekkcn in Limburg, blijkt, dat do diepte, waarop do steenkolenlagen worden aangetroffen, naar het Noorden en Westen steeds toeneemt. Tegen de bewering, dat de stecnkoolbed- dingen zich we 11 i oh t op ontgi nbaro d i o p tc n uitstrekken, valt dus veel le zeg gen. In paragraaf 2 van de Memorie van Toe lichting betoogt do Minister, dat dc Staat niet slechts zal hebben to onderzoeken of op zekere punten 6teenkolcnlagen aanwezig zijn cn in welko ligging en rijkdom, maar ook hoever die lagen zich tot op ontginbarc diepte uitstrekken. Don particulieren onder zoeker daarentegen is het te doen om het vinden van een ontginbaro mijn. Heeft hij in zeker terrein de aanwezigheid van het gezochte mineraal in voor ontginuing vol doende hoeveelheid en ligging aangetoond, dan is rijn exploratiowerk afgeloopou. Met boringen, door particulieren verricht, zou dus niet do uitgestrektheid van het steen kolenbekken. zouden evenmin aardlagen op groote diepten kunnen worden aangetoond, wel door den Staat. Ofsohoon het nu waar is, dat uit do tot nog toe door particulieren verrichte borin gen niet met zekerheid de juiste ligging der kolenlagen kon worden bepaald, 6taat hot ook vast, dat dit het goval zal zijn bij on derzoekingen, welke plaats vinden op de an ij*©, zooals in de Memorie van Toelich ting Avordt aangegOA-en. Zal het bij een kleiner aantal boringen, welko tot op groote diepte op wel uitgeko zen punten Avordon verricht, mogelijk zijn eon juisto projectie dor kolenlagon aan to gCA-en? Neen, slechts do uitkomsten van oen groot aantal boringen op beperkten afstand tot nanzienlijko diepte, zullen dit ©enigszins mogelijk maken. Do kosten hiervan zouden echter zoo aanzienlijk zijn, dat zij niet op- Avegon tegen do voordeden. Ook de com missie voor do mijnon achtte indertijd ©en baring tot 1200 motor diepte, met liet oog op de groote daaraan verbonden kosten, uit een financieel oogpunt niet wensohelijk. Indien do grenzen van een steenkolen- bokken bekend zijn cn do gedeelten, Avaarin do ontginbaro lagen voorkomen, clan is be reikt wat practisch mogelijk cn voldoende is. l)c Nederlander lieoft opgemerkt, dat de zoogenaamde Beroopswot een niork- waardig product is van Avctgoving. In dio wet zijn „tal van Avensehen op het gebied der rechtspleging vorvuld" en „menig uieuAv beginsel van rechtspleging" wordt er bij in gevoerd. Do bedoelde nieuwe zaken noemt het blad dan volgcndcrAvijzo op „Geen dagvaarding ais grondslag a'an het proces. Do gehcelc procedure voor do Ra don a-an Beroep Avordt ingeleid bij request. Do zaak wordt voor don Raacl van Beroep of a'oor den Ccntralen Raacl aanhangig ge maakt door ccn klaagschrift of mcinori Avaarin do bezwaren Avorden ontwikkeld. Geen gevaar dus, dat. iemand wordt afgc- Avezcn, niet omdat hij niet moot hebben, Avat hij vraagt, maar omdat hij het op een minder juisto wijze gevraagd heeft of ccn verkeerde actio heeft ingesteld. Do voorzitters kunnen zelfs gelegenheid geven begane fouten te herstellen. Wel ce boAvijs dus, dat het om do Averkclijke mnte- rieele en niet slechts om do formeelc waar heid te doen ia Prof. Van BoncA'al Fauro, in zijn „Procesrecht", deelt mede h-® ook tijdens clo Fransclio revolutie een soorlgc- lijko horvorming van het Fransclio proces recht is beproefd, maar dc act war ring, dio daardoor ontstond, Avaa zóó groot, dat men spoedig Avcer tot de oude prooesvorn.cn terugkeerde. Het administratie! recht evenwel lecr\t zich zoo oneindig veel bete.- dan het burgerlijke recht, tot eenvoud, dat wij een dergelijke reactie niot vreezen en ons a'an harto Acrlicugon, dat met \'éol A'cr oudord formalisme gebroken is. Ook do lijdelijkheid des rechters is door de Beroepswet afgeschaft. Feitelijk heeft ook repds het gewme tur- gortijke prooes met dat beginsel gebreken en uitzonderingen op don regol toegelaten. Bij ccn verhoor op vraagpunten mag clo icchter ambtslxah*e vragen stellen; hij mag ambtshala'o getuigenbowijs boA'clcn, ©on eed opdragen en ook inlichtingen vragen bij de ploidooicn, maar de Beroepswet gaat nog \eel a-order en men mag A-oilig zeggen, dat do rechter krachtens die wot zoo actief mo gelijk optreodt. Do goheelo leiding van het onderzoek is in handen van den president, die zelf naar waarheid moet zoeken en niet genoegen behoeft te nemen met hetgeen par tijen Iiem wol gelioA'cn mede te declen. Men zegt wel eens, dat een rechter licht partij dig Avordt, als hij meer actief optreedt cn zijn lijdelijke rol A*erlaathet zal nu kunnen blijken of dio vrees Averkelijk gegrond is. Zeker is het, dat door «U-zo wijze van prooc- deoren den rechter een bijzonder zware ver- i^itAvoordolijkhcid wordt opgelegd, en dat steeds bij hem de gedachte levendig zal moe ten blijven, dat hij staat hoA'en de partijen." I. De roodc klopper. Jack Denvers, student in do scheikunde, Blond voor do zware, eiken deur van een ouderwetsch, gedeeltelik op zichzelf stnand-huis ln de Drydenstreet, Westminster. Hy aarzolde een oogonblik; dan, op het zion vaitoon vuilo kaart aan liet venster, waarop de woorden #Kamors to huur" te lezon stonden, greep hy plotseling naar do bel. Haar klank her haalde zich onheilspellend door het sombero huis on con onbostemd voorgevoel maakte zich van Jack meester. Boos, dat hy ten prooi was aan een bygeloovigo a'roes, houi tot dus verre onbekend, greep Denvers uitdagend den zwaren, rooden klopper') en 11 met zijn volle gewicht op do yzeicii plaa terug vallon De slag kaalste terug met een onaange- namen klank, dio, naar hot don bezoeker voor kwam, het metaal als met loven vervulde. Was het workeiykheid of verbeeldde hy hot zich, dat de klopper sidderde en voor oen ondeelbaar oogenblik do yzeren bollen ver anderden in een paar donkere oogen, die hem met een doordringenden, demonischen blik aanzagen? Denvers' eerste gedachte was te vluchten, zonder een antwoord op zyn kloppen af te waditen, maar hot volgende oogenblik had Bij ods U lande beeft de bel den klopper vaa veerheeu verdrongen. In Londen ectuer worden Ui veel fMMeoechappelyk aangetroffen. hy zyn zelfbeheersching herkregen, en hy verachtte zichzelf byna, dat hy, Jack Denvers, een wetenschappeiyk man en kundig onder zoeker, zich schrik liet aanjagen door iets, wat slechts de vrucht kon zyn van zyn te werkzame verbeelding. Het liep tegen den avond en een zware mist, zooals alleen in Londen bekend is, daalde neer en omhulde het gebouw, dat nu met zyn kleine, hooge vensters en a'erweerde ruiten op een gevangenis geleek. Hoewel hy zich over zyn vrees van zooeven schaamde, Avaa Denvers niettemin verheugd, dat zyn kloppen na eenige oogenblikken onbeantwoord bleef, en hy wilde zich juist met een verlicht hart verwyderen, toen hy binnenshuis eenig geschuifel waarnam. Het volgende oogenblik hoorde hy oen ketting vallen, een grendel verschuiven en Averd de deur langzaam geopend door een oude vrouw, wier uiteiiyk volkomen met de naargeestige omgeving harmonieorde. „Wat is er van uw dienst?" vroeg zy, met schrille stem. „Tk geloof, dat ik u Avat lang heb doen wachten, maar wy zyn hier piet gewoon bezoek te krygen en ik ben niet meer zoo vlug, als ik Avel behoorde te zyn." Dat was nu juist geen bemoedigend begin en men zal zich verwonderen, dat Jack zich niet mot eenige verontschuldigingen van de zaak afmaakte; maar hy was niet gauw afgeschrikt. Hy had zich nu eenmaal voor genomen inlichtingen omtrent de kamers in le winnen en daarom zei hy dan ook: „Biykens een kaart aan liw venster hebt gy kamers te huur en aangezien ik eenige kamers in dezen omtrek zoek, zou ik eens willen zien of de uwe my be/allen." „Kamers te huurl" herhaalde het vrouwtje langzaam, alsof z* ds beteekenis dezer woorden niet begreep. „Neem my niet kwaiyk, myn heer, maar ik verlaat zoo zelden het gedeelte a'an het huis, dat ik bewoon sn hetwelk zich beneden bevindt, dat ik niet wist, dat hier kamers te huur waren." „Komt het u gelegen my do kamers te laten zien?" vroeg Jack op afgometon toon, grooten lust gevoelonde, dit akelige huis zoo spoedig mogelyk te verlaten. „Er bestaat volstrekt geen bezwaar u de kamers te laten zion. Volg my maar, mynheer 1" Torwyi Jack de buisbewaaretor volgde, viel het hem op, hoe volkomen de kleine vrouw by haar omgeving paste. Zy was mager en afgeleeld, en had zich in een ouden doek gewikkeld, waaronder een bruicie roktevoor- schyn kwam. Haar grys haar Avas versierd met een verschoten rooden strik, die haar zeer bespottelyk stond; terwyl het beweegiyk gelaat met do doordringende oogen on oen haviksneus haar iets roolvogelacluigs gaven. „Zoo! Gy hebt dus kamers noodig," zelde zy oindelyk, alsof de beteekonia van Jack Denvers' woorden nu eerst tot haar hersenen doordrong. „En Avaarom zoekt gy dio hier?" „Ik wensch te wonen in de nabyheid van het St.-Anselm's Hospitaal. En dit huis ligt op geen vyf minuten afstands er van." „En wat do bediening betreft," waagde zy verder, „als gy geen to hooge eischen stelt en met wat brood en oen gekookt ei voor uw ontbyt tevreden zyt, zal het u hier zeker wel bevallen." Dit zeggende opende de oude juffrouw een deur op de eerste verdieping en leidde Jack in een kamer, die er in de schemering zeer ongezellig uitzag. De wanden waren met houten paneelen bedekt, hetgeen hy ook had opgemerkt in de gangen, die hy was door- geloopen. Hierdoor verklaarde Jack zich de geheimzinnige, onbeilspellondo geluiden, die by by tusschenpoozen hoorde. De kamer was zeer spaarzaam gemeubeld, zoodat er overvloed van ruimte was, wat haar een sombor aanzien gaf. Denvers was dit evenwel zeer welkom, daar hy juist naar ruimo kamers zocht, om zyn wetenschappo- ïyke onderzoekingen to kunnen voortzetten. Daarom vroeg by naar den huurprys der kamers, ofschoon hy een onbestemde voor ingenomenheid tegen de woning en haar geheimzinnigheden in zich voelde opkomen. „Ik weet werkeiyk niets omtrent den huur prijs," antwoordde hot oudje. „Maar als de huls heer thuis komt, zal Ik or hem naar vragen." „Ik geloof, dat hy daar juist is," zei Jack, als oen naderend geluld zyn oor trof. De oude vrouw luisterde nu ook oplettend, maar plotseling, met oen verschrikte uitdruk king op het gezicht, nam zy haar rokken op en met een vlugheid, die alleen do angst-haar geven kon, sprong zy op een stoel, waardoor een paar voeten zichtbaar wordon, die in schrielheid overeenkwamen met de onderdanen van een welgevoeden huismuscli. „Het is „Teufel"," fluliterdo zy hygond. „"Wat zegt gy, Duivel? Wie is dat?" vroeg Jack, die slechts met moeite zyn lachlust kon bedwingen over do zichtbare ontsteltenis van zyn begeleidster. Als antwoord op zjjn vraag verscheen in de open deur een ontzagiyk groote, 2warte kater, wiens gele oogen glinsterden in de duisternis. Hy naderde do beido aanwezigen onder het uit6tooten van oen klagend gokrol. „Houdt gy niet van katfén?" vroog Jack verwonderd. „Neen, neen," fluisterde het vrouwtje. „Ik haat katten en „Teufel" vind Ik afschuw wekkend.". Jack zag, dat er niet do miosto gemaakt heid was in den angst van hot vrouwtje voor den kator, dio inderdaad van een buitengewone grootte was on or zeer kwaadaardig uitzag. Hy joeg het beest dus do kamer uit, dat, telkenmale als hy het nadordo, hom aanzag als wilde het hem naar do koel vliegen. Na do deur gesloten to hebben, keordo hy tot do vrouw terug on Avas haar behulpzaam om van den stoel af te komen. „Gy moet niet zoo bang zyn voor een katA" zei b{| geruststellend. „Het is geen kat, het is een boozo geest," fluisterde zy, op gedempten toon. „Och, nonsens," antwoordde Jack vriendo- ïyk. „Ge moet u niot zulke dwaashedon ln het hoofd balen, juffrouwk propos, hoe is uw naam?" „Ik ben goon juffrouw. Ik haat de mannen. 'Na de katten vind ik hen do afschuweiyksto wezens der schopping. Myn naam is Martha Batten." „Batten?" herhaalde Jack, nadenkend. „Ja, jonge man, Battonofschoon vele menschen my „Do Bantam"') noemen. Waar om weet ik niet." Op het liooron van een by naam, die zoo volkomen by haar porsooniykheid paste, barstte Jack Denvers in eon schaterlach los; een lach, die door de houten wanden van do kamer opgevangen, door dozo vertienvoudigd werd teruggekaatst on hem als oen bespot ting in do ooren klonk. Bantam b«teokent K r i e 1 h e o. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5