De Weteoschap der toekomst of de
Waarzeggerij.
die den sleutel van de kerk droeg, terug en
nu klommen tij met hun drieën het duin op.
Daar stond de oude, vrij gToote kerk, hal
verwege in den zandheuvel begraven. Het
Was moeilijk, de deur te bereiken. Voor hen
lag een heuvel van sneeuwwit zand. Men kon
meen en, dat het winter was en de sneeuw
bergenhoog was opgewaaid. Aan de landzijde
bevonden zich, beschut door de kerkmuren,
eenige graven met gebroken kruisen en ge-
denksteeiwai.
Zij gingen de kerk binnen, een gToote,
kale, koude ruimte met witte muren en een
vloer van roode tegels. Het altaar was met
een verschoten kleed bedekt, waarop vier on
gepoetste, oude altaarluchters van koper
stonden. In twee er van staken ruikertjes
gekleurde, strooien bloemen, in de beide an
dere gebroken waskaarsen.
„We kunnen ze niet aansteken," verklaar
de Brita; „de ratten hebben er groote stuk
ken afgeknaagd."
„Wat is hot hier kil en eenzaam," zed de
Lotte met een lichte trilling; „hoe ongezel
lig moet het hier 8 winters zijn."
„Er komen ook bijna geen mcnschen bij de
godsdienstoefening, hoogstens een twintig.
Zo gaan liever beneden naar de mooie,
nieuwe methodistenkapel."
Op dit oogenblik werd de deur opengerukt
en een lang-op geschoten meisje stormde op
klompen binnen.
„Moeder, moeder, de grutten branden
t&n I"
„Och, hemel," riep de doodgraversvrouw
Hit, „die heb ik heelemaal vergeten. Neem
me niet kwalijk, dat ik wegga. U kunt hier
rondkijken, zoolang u wilt Ik zal later wel
komen sluiten: er is hier toch niets te
•telen."
Lave drukte haar een geldstuk in de hand-
Zij bedankte vlug en holde met haar dochter
weg. Lave en Lotte bleven alleen. Zij gingen
de kerk rond, terwijl ze de geschilderde
stoelen en eenige gebeeldhouwde figuren be
keken. Eén der beelden stelde een heilige
voor in blauw gewaad, die een roodwangig
kind met een gouden gordel droeg.
„Dit is de heilige Christoforushij draagt
bet kindeke Jezus op den arm," merkte
Lotte op. „Juist, zooals u mij hebt gedra
gen." voegde zij er langzaam aan toe.
„Dan heb ik eenige overeenkomst met den
heilige," antwoordde Lave, ,,en we zijn bei
den gelukkig geweest, zulk een last te mo
gen dragen."
„Hebt u die galanterie op de landbouw-
•chool te Trelleborg geleerd?" vroeg Lotte.
J a, men beweert, dat de Zweden de
Éranschen van het Noorden zijn, en dat is
Volkomen waar!"
Zij leunde tegen een pilaar en keek naar
de trappen van het altaar:
„Hier zal het hard knielen wezen; ik zou
uöet graag in deze kerk trouwen."
„Neen, maar ik zou lust hebben, mij hier
te verloven," zeide Lave met naar den vlo .r
gerichte oogen.
Het was goed, dat hij niet opkeek.
„Ja, verloven kan men zich overal,"
meende Lotte. „Ik heb een nicht, die zich
in een spoorwegcoupé verioofd heeft. Het
ging met stoom."
Lave hief het hoofd op:
„Ik kan mij geen mooi - plaats voor een
verloving denken dan zulk een oud, eer
waardig godshuis."
Nu was de beurt aan Lotte, om de vloer
tegels te bekijken:
„Achja.datdat kan wel
Waar zijn."
„Maar vrijen is zoo moeilijk."
Lotto trok aan de linten van haar hoed;
b as zij in lachen uitgebarsten.
..Dat kan wel. Ik heb het nog nooit ge
probeerd."
„Ja. voor de dames is het gemakkelijk;
die behoeven niets te vragen."
„Maar daarvoor in de plaats worden ze
gevraagd en dat is even onaangenaam."
„Hebt u al veel vrijers gehad?"
„Neen, u is de eerste," antwoordde zij,
haar wipneusje met een schelmschen blik tot
hem opheffend.
„Iken ik heb u niet eens gevraagd?"
„H<"bt u hot dan niet gemeend?" riep zij
ang-tig uit.
„Ikzeker, Lotte.als jij me wilt
hebben."
„Ja, ik wil. Ik hond van je, omdat je zoo
knap, zoo goed enzoo sterk bent."
Hij sloeg zijn armeu om haar heen.
„Neen, Lave, niet hier in de kerk. Maar
we kunnen er nu wel dadelijk uitgaan."
Buiten tusschen de hooge, witte zandheu
vels plukte hij den eereten kus van frissche
meisjeslippen. Daarna gingen zij een poosje
in het groen tusschen de boo men wandelen,
maar ten slotte moesten zij toch aan terug-
keeren denken.
Aan het poortje beneden nam hij haar we
der op den arm en nu ging het dubbel ge
makkelijk door Falsterbo's zandgolven.
Krachtig en vast hield zij hem omvat, maar
kon het niet laten, hem aan zijn dikken,
blonden knevel te trekken.
„Au 1" riep hij gemaakt knorrig, terwijl
hij deed, alsof hij haar in de hand wilde
bijten. „Wil je wel eens stilzitten, of ik
gooi je in het zand?"
„Ik laat je niet los," antwoordde zij; „nu
moet je me ons heele leven door dragen."
„En ik zal je altijd op de handen dragen
als vandaag," zeide hij, haar liefdevol in de
oogen ziende.
Voor de stadspoort zette hij haar neer en
Het zich in de schaduw van den lichtblau
we n babyhoed den vrachtprijs betalen.
Toen ze in het logement te Skanör aan
kwamen, vonden zij den predikant in een
slechte luim; hij had zoo lang met het mid
dageten moeten wachten.
„Wat hebben jullie toch al dien tijd uit
gevoerd?"
„Wij hebben ons verloofd, oom," ant
woordde Lotte, tfen daarvoor is tijd noo-
dig."
„Verloofd I" riep de predikant uit. „Zoo'n
kleine Kopenhaagsche wil de vrouw van een
boer worden Ik ben bang, dat je dat moei
lijk zal vallen."
„Maar we zijn wel door die zandzee geko
men
„Het leven is ook een zandwoestijn, waar
door men slechte langzaam vooruitkomt,"
viel (te vrouw van den predikant in.
„Dan neemt Lave mij op den arm en dan
gaat het goed, want hij is sterk als een retus",
hernam Lotte, terwijl zij haar lief kopje op
zijn ao hou dor legde.
Jammer, dat zij don babyhoed had afgezet
hij had zeker nog gaarne eens de schaduw
er van gezocht.
Maar wie weet, of hij er zich niet op den
terugweg schadeloos voor heeft gesteld
Zooals bekend is, zijn niet allen vrij, die
met hun ketenen spotten. Zelfs vrijgeesten
hebben er veel op tegen, met twaalf andere
personen aan tafel te zitten daargelaten nog
andere bijgelovigheden, waaraan zij zich
niet schijnen te kunnen ontworstelen.
De verklaring van dit verschijnsel ligt
hierin, dat geen mensch zich kan ontslaan
van zekere gewaarwordingen en indrukken,
als kind verkregen.
Toch moet men zich ergeren bij de erva
ring, welk een ontzaglijke heerschappij het
meest krasse bijgeloof in Berlijn, in de „stad
der wetenschap en verlichting" bij uitne
mendheid, uitoefent.
Van oudsher en bij alle volken treft ons
bet eigenaardige verlangen van den mensch
een blik in de toekomst te willeD werpen;
en wel het meest bij de vrouwen. Ook tegen-
wcordig is dit nog zoo en vooral daar, waar
het geldt z. g. waarzeggerij. De vrouw, die
zich ongelukkig in het huwelijk voelt, en ook
zij, die tot nu toe tevergeefs naar de komst
van den ooievaar verlangt, zij allen zoeken
haar troost bij de waarzegster, evengoed als
het meisje, dat gaarne zou weten, of zij al
dan niet op haar beminde kan rekenen.
„De ongelukkige heeft de me.neiging
tot bijgeloof', zegt Zschokke. Als men dan
daarbij opmerkt dat die ongelukkige iemand
zonder godsdienst is.
De belangrijkheid van de waarzeggerij in
Berlijn aldus de heer Klaussmann in
„Berliner Gauner" werd mij eerst duide
lijk, toen ik uit het venster mijner vroegere
woning voor een huis aan te overzij der
straat dikwijls rijtuigen zag staan, meerma
len zelfs koetsen, bespannen met twee en
vier paarden. Bijna altijd stegen dames uit,
belden aan en... werden binnen gelaten in
bet huis eener waarzegster, naar ik toevallig
le weten kwam.
Sedert dien interesseerde ik mij meer bij
zender voor deze „edele" kunst en gaf ik mij
niceite, zooveel mogelijk hieromtrent te we
ten te komen. Dit ging niet zeer gemakke
lijk, want, op enkele uitzonderingen na,
weigerden de meeste „profetessen" aan man
nelijke personen de toekomst te onthullen.
Dit geschiedt uit vrees, wijl eenige jaren
geleden de politie paal en perk ging stellen
aan de al te luidruohtige wijze van optreden
dezer Kasaandra's
Ziehier het resultaat mijner navorsch»n-
gen:
De meest verbreide wijze van waarzeggen
ia die door middel van speelkaarten. Eiwit
ea koffiedik komen ook heel enkele malen
hulp verschaffen, doch over het algemeen
maakt men Eet meeste gebruik van kaarten.
Het waarzeggen uit de hand schijnt geheel
uit de mode te wezen; ik heb ten minste
daaromtrent niets kunnen merken. Als spe
cialiteit in laatstgenoemd vak gold een jaar
of twintig geleden een persoon, die in „de
tent" woonde, bij wien buitengewoon veel
rijke lieden, ja zelfs prinsen een bezoek
brachten.
Bij de kaartlegsters onderscheidt men be
paalde standen, zoowel het proletariaat ala
de aristocratie. Daar zijn er, die ron Itrek-
ken en voor enkele centen reeds geneg.n zijn
dé toekomst te onthullen, en voorname da
mes, die in prachtig ingerichte huizen haar
cliënten ontvangen, van wie zij goud voor
een orakelspreuk verlangen.
De goedkoop© waarzegsters verbergen haar
doel onder een garen- en band-negotie,
waarmede zij op de keukenprinsessen en der-
gelijken lostrekken, om onder den schijn van
het aanbieden van koopwaren te gelijk te
vragen, of Keetje en Mietje niet gaarne
haar toekomst zouden willen weten. Onze
keukenmeid is natuurlijk zeer nieuwsgierig,
uit zekere bron to vernemen, of baar
roso zijn beloften, die hij met zulke plech
tige ecden bekrachtigd heeft, zal houden, be
loften van eeuwige liefde en trouw en het
lofwaardige voornemen, zijn engel, na af
loop van den militairen dienst, als buis
vrouw de te huren woning binnen te leiden-
Zoo nu do kaartlegster de kunst verstaat,
de keukenfee de mooist mogelijke voorspel
lingen te doen, komt het der gelukkige niet
daarop aan, de zieneres met enkele centen
meer dit genoegen te betalen.
Nu is de „wijze vrouw" stellig in te gele
genheid uit de meer of minder rijke bron
der phantasie die genietingen voor de toe
komst, welke zij immers niet behoeft te rea-
liseeren, te scheppen, maar zij is toch eeni-
germate daardoor gebonden, dat de kaarten
haar vastgestelde beteekenis hebben, welke
niet slechts aan waarzegsters, maar zeer dik
wijls ook aan leeken bekend zijn.
Er behoort tot do „verklaringen" natuur»
lijk een zeker combinatievermogenboven
dien hebben de waarzegsters nog eenige
stereotype uitdrukkingen uit te kaarten ie
lezen, welke zich door een groote onbe
stemdheid kenmerken, als daar zijn: „Hoed
u voor watertochtjes 1" „Gij hebt in uw
leven reeds veel ondervonden!" „Gij zult
bestolen worden I" „Gij zult een reis on
dernomen 1" „Ziek worden en genezen I"
„Slechte dagen beleven, doch weer go»
lukkig worden En meer van dien aarcL
Bijna hetzelfde wat de „goedkoope waar
zegster" beweert, beloven de dames voor 1«
2 1/2, 3 Mark, al is de kleeding dan ook net
ter en de taal meer gekuischt.
't Is dus als met de meeste zakenhoe meer
geld, des te netter is de bediening.
Reeds de waarzegster, die twee drie
Mark bedingt, ontvangt de nieuwsgierigen
Hjtn huis en houdt met het uiterlijke reke
ning door steeds in het zwart gekleed te z-ijn»-
natuurlijk om des te dieper indruk te ma
ken. Zij legt te kaarten op dezelfde wijzo
als haar collega, die het land afreist, maar
toch geeft ze ook meer, door nog eenige
wijze spreuken ten beste te gr ven, die op
zichzelf twee Mark waard ziin.