H®. 13146
A°. 1903.
i§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van t£on- en (feestdagen, uitgegeven.
Nieuwjaar.
Veel Heil en Zegen I
IilsnwjaarskiaDkeD.
Donderdag 1 .J uiiiari,
LEIBSCH
DAG-BLAB
PRIJS DEZER COURANT I
Voor Leiden per week 9 Oentaj per 3 maanden 1.10.
Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd *Jja 1.30.
Pranco per post a 1.05.
FRIJS DER ADYERTENTIEN1
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.17J. Grootere letters naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Gents contant elk
tiental woorden meer 10 Oenta-Voor het inoasseeren wordt 0.06 berekend.
Drieërlei strijd.
EEK WOORD OP DEN EERSTEN DAO DES JAARS.
Statig hebben van de torenklokken ge
klonken: één, twee, drie,.... al meer en al
verder, totdat de twaalfde klokslag dof weg
stierf in de blo grauwe ruimte van den
^oudejaarsnacht en daarmede was er wederom
•en jaar voorby, met zyn lief en leed, zyn
vreugde en droefheid, zyn winst en verlies,
eggezonken in den schoot der eeuwigheid.
En de menschen in kleine huizen en in
groote, eenvoudige en voorname menschen,
ze zyn daar by opgestaan, hebben elkander
de rechter hand toegestoken en „eon gezegend
'mieuw jaar" toegewenscht,
i i En allen, ook de minder ernstigen hebben
tóe snaar van aandoening voelen trillen in
fhun ziel.
"Wonderiyk te moede maakt den mensch
|die overgang van het oude tot het nieuwe
'jaar.
Geen wonder 1 Een oude bekende is van
©n6 heengegaan; wy hebben geklopt aan de
deur des tyds, een onbekende is ons te
gemoet getreden,
j 1903 heet hy.
En als die vreemde, met wien we ons
itraks moer vertrouwd zullen maken, nu
grooten invloed zal kunnen uitoefenen op ons
leven, ons heel veel lieflyks en heeriyks kan
brengen, maar ons ook zooveel kan ontnemen,
coovoel kan doen dragen en lyden, is het
dan niet verklaarbaar, dat wy op dezen eersten
dag dos jaars, door ons tot een feestdag ge-
fctempeld, eenigszios huiverend tegenover hem
ètaan?
Onzeker is de toekomst, donker het land
dat voor ons ligt en ons hart hooft als wy
een oogenblik ons indenken, wat ons alzoo
©ver het hoofd kan hangen.
"Wat zal het nieuwe tydvak van 365 dagen
©ns brengen? Zal het derde jaar der twintigste
0euw als het tweede weer doen spreken van
oorlogen en geruchten van oorlogen?
Wat zal het deel zyn van ieder onzer per-
(.gooniyk, voorspoed of tegenspoed, gezondheid
en levenslust of ziekto en dood misschien?
Altemaal vragen, die in een ernstig gemoed
opryzen, doch waarop wy geen antwoord
krygen. Wy weten het niet en 't is goed, dat
'wy het niet weten.
Eén ding weten we, en 't is goed, dat wy
't wetenstryd zal hot nieuwe jaar ons brengen.
Stryd, want het leven is een stryd.
Indien wo mee willen door het leven,
moeten wy dien stryd aanvaarden.
Maar hoe zullen we dien stryd voeren?
Zoo, dat wy er gehavend en verminkt,
moede en mat uit terugkeeren en aan het
eindo gekomen van dit jaar, dat spoediger
dan wy denken weer het oude jaar tal zyn,
.«uilen weeklagen, over al net leed en al de
moeiten en de zorgen, waartegen we moesten
.kampen, of zullen we aan het eindo krach
tiger, sterker, meer gelouterd zyn dan aan het
'begin? Zal de stryd, zal het leven ln 1903
▼oor ons oen vloek zyn of een zegen?
Daatover thans een enkel woord,
i Allereerst treedt hoe zou het anders voor
i ons menschen van den dag? op den voor-
grond de stryd, eigenaardig genoemdde stryd
1 om het bestaan. De landman achter den ploeg,
t'de arbeider in de fabriek, de handwerksman
Jjin de werkplaats, de koopman op het kantoor,
do onderwijzer in de school, de geleerde in
I zyn studeerkamor, allen mooten werken om
te leven.
J „In het zweet uws aanscbyns zult gy uw
brood eten." Dat oude woord, eens als een
J vloek beschouwd, is gebleken een zegen te
•;EÜn. Eeriyke, nuttige, mensch waardige arbeid
j is geen straf, het is een heilzame prikkel om
onze krachten te stalen, onze gaven ont
wikkelen. Wie niet arbeidt, wie niet kent
den stryd voor het dageiyksch brood is een
(.onnutte dienstknecht in den wyngaard des
(levens.
Eeriyke a: ')9id, al ia hy ook nog zoo nederig,
we behoeven er ons nooit voor te schamen.
Dit is een der lichtzyden van onzen tyd,
^dat meer wordt gewaardeerd de arbeid, ook
v'dle ruwe, welke de hand vereelt en den rug
(kromt.
De stryd om te leven is voor velen zwaar,
'ook omdat nog niet algemeen gevoeld wordt
flat een arbeider zyn loon waard is en sommige
'arbeid nog slecht wordt betaald.
Doch het jaar, dat aan de kim is gerezen,
vzal staan in het teeken der sociale rechtvaar-
fdlgheidook dit zal beter worden. -
i' En bovendien er is nog een aDder loon voor
(den arbeid dan brood en geld, wy kunnen
(uit den stryd om te leven nog andere winst
l behalen dan stoffeiyk voordeel. Het is het ge
Woel van lust en kracht, het welgevallen in
J bet werk onzer handen en van ons hoofd, de
.tevredenheid over ons zelf on over de plaats
vdle we bekleeden, het toenomond geduld en
(vertrouwen, dat een bron wordt van goede
gedachten en daden.
Kennen wy dat loon, dan zullen wy na
eiken dag arbeids huiswaarts keeren en ons
buis, zelfs ons nederig huis zal het middel
punt zyn, waar al de stralen onzer werk
zaamheid samenvallen en waar de kleinste
vreugde zal worden genoten meteen gelukkig
/gestemd gemoed.
Zoo zy het in dit jaar 19031
fir wacht ons nog een andere stryd, de
stryd met onze medemenschen. Hoe gaarne
we met heel de wereld in vrede zouden
willen leven, 't zal ons ook dit jaar niet
gelukken. By den grooten wedstryd staat de
een den ander in den weg schynbaar, som
migen zyn gunstelingen dor fortuin, anderen
worden achteruitgezet, er ontstaat nyd en
afgunst; een soms onverkwikkeiyke stryd
wordt er uit geboren.
Hoe zou stryd ook in ander opzicht, uit-
biyven by het groot verschil van meening
inzicht en bedoeliug, van geaardheid en tem
perament 1
De zucht naar gemak geeft ons dikwyis
een slechten raad: laat de zaken zoo ze zyn,
zorgt voor een rustig leven en laat anderen
stryden. Zoo de kampplaats laf ontwykend,
heet ge wellicht vredelievend en verdraagzaam,
maar ïydt gevaar te verliezen uw persooniyk-
heid, uw karakter.
Wy moeten onzer dagen stryd mee stryden
met eeriyke wapenen zonder ons te laten
ontmoedigen, noch verbitteren, eerbied hebben
voor anderer eeriyke overtuiging en denzelfdon
eerbeid eischen voor eigen overtuiging en haar
ridderiyk verdedigen.
Zoo strydend moge het jaar 1903 onssteeds
zien!
Eindeiyk en ten derde male: stryden we
tegen ons zelf ons traag, ons boos, ons zelf
zuchtig ik. Dat is misschien nog de moei
lyk8te van de drie.
Gy die dit leest wordt zeker niet boos, als
wy de veronderstelling wagen, dat ge nog
niet zyt, zooals ge eigenlyk behooit te wezen.
Nietwaar, ge hebt uw luimen, ge valt
driftig, eerzuchtig, ydel, soms onder 't mom
der nederigheid.
Eilieve, waar zouden wy eindigen, wilden
wy al de groote en kleine gebreken, de fou
ten en foutjes opnoemen van ons menschon.
Op den eersten dag van het jaar, ofeigen-
lyk geen enkelen dag, hebben wy volkomen
vrede met de leer die de verantwoordeiykheid
onzer daden leert afwentelen op ouders en
voorouders, op omgeving en opvoeding. Zyn
we mannen en vrouwen en zouden we niet
aansprakeiyk zyn voor onze daden, onze
woorden, .onze gedachten?
Daarom is het onze helligo plicht te stry
den tegen het kwaad, dat in ons is, zonder
ophouden, zonder moedeloos te worden.
Ieder onzer gordo zich op don eersten dag
van het nieuwe jaar tot dozen stryd aan en
kieze zUn eigen wapenen.
De wereld behoeit dien stryd niet te zien,
de menschen behoeven er niets van te weten,
voeren wy hem in de binnenkamer onzes
harte, waarvan wy de deur hebben toegedaan.
Kunnen wy het niet redden alleen, zyn we
te zwak in den stryd tegen de zonde,
gaan we alleen tot hem, dien we zedeiyk. ster
ker weten dan we zelf zyn.
Gemakkeiyk ls deze stryd niet. Zeide een
wys man uit de oudheid niet reeds: „Wie
zichzelven overwint, is sterker dan wie een
stad inneemt".
Lezers, wy wenschen u allen een gelukkig,
nieuw jaar.
Dat wil in dit geval zeggen dat wy u
succes wenschen in den drievoudigen stryd,
die u ook dit jaar wacht.
Vinde elke dag van 1903 u wakker en
strydvaardig 1
Als dan spoediger dan w denken de laatste
dag van 't pas begonnen jaar wederom met
doffen tred neerdaalt in 't wintergraf en wy
zyn er nog, dan zullen we vrede kunnen
hebben met ons zelf, en evenals nu moedig
voorwaarts gaan.
Reisgenooten, voorwaarts dus!
Een machtige steunt ons en schraagt ons.
Wy struiklen, Hy richt onzen voet.
Wy vreezen, wy vallen Hy draagt ons.
Getrouw over bergen en vloed.
Hebt ge ooit, in helderen nacht, de maan
sikkel hoog aan den hemel, een smal
streepje van blinkend goud om do verduis
terde schim van de oude maan heen, gezien?
Zaagt ge dit ooit, houdt het dan in ge
dachten.
Gij zijt in uw huiskamer, a>l de uwen om
u heen; voor 'tlaatst heeft het oude jaar ge
sproken, met het plechtig geluid van zijn
weggalmende twaalf slagen, en nu weet ge
hot nieuwe jaar dé&r. Maar schoon gij het
welkom heet met geklink van glazen, met
don heilwensch op de lippen, het antwoordt
niet; het zwijgt en kondigt u zijn komst niet
aan met luide stem. Stil zet het zich neer,
eon onbekende, een vreemdeling aan uw
disch, en indien gij al iets begrijpt van dat
geheimzinnige wezen, dat daar gekomen is,
jong en vol beloften, dan ziet gij het in dien
zin als waarin gij de sikkel van de nieuwe
maan hebt gezien, die zich liefkoozend om
de oude had heengelegd. En voor uw ver
beelding verrijst het nieuwe jaar, met den
jongen, krachtigen arm om het oude heen
geslagen, en het gulden schijnsel van zijn
rijk ontstoken luchter omvangt nog de weg-
duisterende schim van een scheiden i ver
leden.
Zóó staan zij voor u in dat eerste uur \an
den nieuwjaarsnacht en gij nee uil 1 -t beeld
van beiden op in uw ziel.
En zóó ziet gij het nieuwe jaar 't lief sr.
Neen, gij kunt het nog niet gansch en al
toobehooren, nog niet onverdeeld. In uw
ooron is de nagalm van een laats ten groet,
in uw oogen de naglans van een kwijnend
licht on gij zijt er het nieuwe jaar dankbaar
voor, dat het zoo bescheiden optreedt, dat
hot niet met een luid welkom" die echo
overstemt en voor zijn holder schijnsel dat
zwakko licht alleen maar doet verbleckcn.
En zóó begint gij heb nieuwe jaar lief te
krijgen, terwijl het zwijgt en wacht en het
oudo jaar niet op zijde dringt, maar alles
laat gelijk heb was, al heeft het zich neerge
zet in uw midden en zijn Jicht ontstoken.
Ja, gij hebt het nieuwe jaar gelokt in uw
huis, het een plaatsje ingeruimd aan uw
haard on dédr, in het vriendelijk schijnsel
van zacht lamplicht en spelende vlammen,
verliest het iets van dat groote, geheimzin
nige, waarvan gij do tegenwoordigheid hebt
gevoeld, toen het eerst tot u kwam. Gij kunt
dezon nieuwen huisgenoot gerust toedrinken.
Is hij niet als een uwer? Zal hij niet dcelen
in al het lief cn leed van uW kleine wereld
Zóó hebt gij het nieuwe jaar gemaakt tot
een uwer, met een heildronk en een zegen-
wenscli. Uitgewischt, in enkele ©ogenblik
ken van gulle vroolijkheid, den machtigen
indruk, die over u kwam, toen do ernst der
dingen, die voorbij zijn, gedachten opriep
aan den ernst van dingen, die zullen zijn.
Gij raakt vertrouwd met Nieuwjaar, in
weerwil van zijn zwijgen, en gij vindt, dat
het een eenvoudig, huiselijk kleed draagt en
een lief huiselijk gezicht zet; het heeft- niets
ontzagwekkends meer, niets grootschgij
durft het gerust in dc oogen zien.
Zet nu de wanden wat uit van uw gezel-
ligo huiskamer, 't Is nu, dat gij denken
moet aan dc maansikkel iq dc wolken; aan
dc laatste klokslagen, wegwaaiend in don
wind; aan dingen buiten het enge wereldje
van uw vier muren; nu voelen, dat er nog
iets anders is dan gemoedelijke huiselijkheid
op Nieuwjaar.
Gij ziet naar buiten D&iir herkent gij uw
nieuwe jaar niet in do pl chtigc rust van
den winternacht. Het jaar is gekomen op
zaolite zolen en gij hebt zijn voetstap niet ge
hoord. Het staat daar, stil, ernstig, onder
do starren, een bode van verjeugdigd leven,
en zijn eerste uur breekt, kort en krachtig,
de stilte met één onkelen slag.
Langzaam, dralend, rekkend het uur Van
scheiden, riep het oude jaar u zijn vaar
wel toe, in de twaalf weemoedige slagen, als
kon het u niet verlaten, als moest het zijn
stem doen klinken, nog lang u in 'toor, zijn
laatste woorden.
En het nieuwe jaar, vol van indrukken,
vol van beloften, vol van loven, vindt nieta
dan één enkelen klank on zwijgt dan, als
verschrikt van zijn eigen stem. Maar gij ver
staat het, uw nieuw jaar; gij vat den zin
van het korte woord; het is als riep het u
toe: ,,Op I Nu zijt gij" mijn!"
Met dien éénen slag herwint het nieuwe
jaar do grootechheid, die het had afgelegd
op den drempel van uw huis, en don ernst,
dion hot varen liet in de vroolijkheid van
uw kring. Het is niet langer de bescheiden
vriend, dio maar een klein plaatsje vroeg
aan uw disch, maar de strenge meester:
,,OpI Thans behoort gij mij toe!"
Hij eischt, dat gij de banden breekt, die
u bondon aan het oude,.aan wat voorbij is,
aan wat achter u ligt. Hij weet, dat het ver
leden een gevaarlijke aantrekkelijkheid heeft
en dat aan elk vervlogen uur een lokstem is
gegeven, die u vleiend dwingt te luisteren;
on als hij zijn rechten bedreigd ziet, dan
geeft hij zijn kort vermaan cn gij gevoelt u
weder in do macht van het heden.
Mot die gedachte ontwaakt gij des mor
gens, maar het nieuwe jaar heeft geen om
wenteling gebracht in den stand van zaken;
het doet zooals de natuur doet, die Januari
het werk van December laat voleinden.
Januari gaat over de losse sneeuw en drukt
er do voetstappen van December. Januari
komt, als December, met zonsondergangen
vlammend in 't bosch door het netwerk van
de kale twijgen. Januari hult zich alleen
maar wat dichter in zijn pels, als hij in
slarro-heldere nachten met graveerstift over
de ruiten krast, on Januari stookt de haard
vuren van December nog maar wat lu6tiger
op. Januari volgt in alles December na,
slechts heeft hij de tengels van het bewind
wat vaster gegrepen en voert hij de wetten
van vorst en koude wat strenger door, zoo
dat ieder merken kan, dat een jonger, krach
tiger geest aan 't bestuur is. Maar hij re
geert met wys beleid en laat zich niet in met
omwentelingen op groote schaal en langza
merhand begint gij te vinden, dat er niet
veel nieuws is in nieuw jaar, uitgenomen
den Nieuwjaarsdag.
Want deze dag alleen bezit hot geheim der
eeuwige jeugd en haar hoopvol vertrouwen,
dat geen andere woorden vindt dan Heil en
Zegen. Slechts op dezen dag treedt het
nieuwe u te gemoet in zichtbare gedaante;
dezen dag kent gij, zooals gjj kent den Zon
dag, aan zijn licht en zijn kleur.
O, gouden visioen van één dag, boe gaarne
wilden wij uw profetie gelooven I
Blijde eerste dag, kleine maansikkel, die
aal groeien en zich breiden zal over de
schim van het verleden, hoe groeten wij uw
jongo heerlijkheid en hoo wenschen wij, dot
uw licht door geen wolkon worde ver
duisterd i
Weer is een jaar voorbijgegaan
Met al zijn vreugd en al zijn lijden;
Weer brak een nieuwe jaarkring aan,
Die ons zal worstion zien on strijden.
En 't klinkt langs veld en duin cn strand
Uit hondcrdvoud'gen mond ons tegen,
Bij 't drukken van de vriendenhand
„Veel heil en zegen I"
En aan don feestdisch zit de man,
Met vrouw en kind in keur van weelde,
Die eiken wensch vervullen kan,
Wien zelfs 't genieten soms verveelde.
En juichend klinkt het de eetzaal rond
En 't lachend oud'renpaar nu legen
Uit zoeten, blijden kindermond:
„Veel heil en zogen I"
En door de nauwe, vuile straat
Sluipt hongerig en klappertandend
Een meisje, dat uit beed'lcn gaat,
Met oogjes, van den koortsgloed bran
dend
En 'tbconig handje strekt het uit
En bevend snikt 't don wand'laar tegen
Met ingehouden kcrmgcluid:
„Veel heil on zegen I"
En in den tempel galmt het lied,
Door eiken vrome aangelioven
Tot dank aan ,,Hcm, Die 'tal gebiedt,
Die Heer is over dood en loven."
En als hij wedorkcert naar huis,
Dan hoort hij, peinzend, allerwegen,
Vervuld van Mozes, God of Kruis:
„Veel heil en zegen I"
En in het slop, waar do Armoe woont,
Do ellende toeneemt, altijd weder,
Daar strijkt de dood, dio nieta verschoont,
Als een vertroostende ongel neder.
Eii met een glimlach om den mond,
En met den doodssnik op do lippen
Ruischt 't, als een zucht, nog oven rondt
„Veel heil cn zegen 1"
't Jaar is voor allen hecngesneld
Tot niemand keert de vlucht!ing weder
Voor vloek, noch zegen, macht, noch geld;
Voor ieder daalde 'tnieuwe noder:
En weikon God ge aanbidt, of hoe;
Wat kleur, wat naam gij hebt gekregen,
'tKlink' blij u, broeder, zuster, too:
„Veel heil cn zegon!"
De geschiedenis van de Nieuwjaarskaart
Reeds in do vijftiende eeuw waa zij, hoewel
onder een anderen vorm, in Duitschland in
zwang Een schrijver uit het begin dor zes
tiende eeuw schildert hoe in zijn tijd het
Nieuwjaarsfeest gevierd werd. „Op den
lsten Januari," zoo schrijft hij, „het tijd
stip, waarop het nieuwe jaar en onze tijdre
kening een aanvang neemt, bezoekt de cene
bloedverwant den anderen en de vriend zijn
vriendzij reiken elkander de hand en wen
schen elkander een gelukkig Nieuwjaar too
en vieren dan dien dag met feestelijke ge-
lukwenschcn en drinkgelogon. Naar oud ge
bruik wisselt men tegelijkertijd geschenken."
Toenmaals waren derhalve in plaats van
St.-Nicolaa8- of Kerstgeschenken, Nieuw-
jaarscadeaux in do mode. Toen in do veer
tiende en vijftiende eeuw zich do schrijfkunst
in de hoogere kringen meer ©n meer uit
breidde en het brievenschrijven onder bloed
verwanten en kennissen vcelvuldiger voor
kwam, wisselde men onderling Nieuwjaars
groeten als: „God geve u en ons allen een
goed, zalig Nieuwjaar cn na dit leven het
et uwige leven. Amen."
De uitvinding der boekdrukkunst bracht
in het midden der vijftiende eeuw de ver
vanging van geschreven en mondelinge ge-
lukwensohen door gedrukte mede. De eerste
bekende, gedrukte Nieuwjoarswcnsch dateert
van den Duitschcn koperetsen Op een vol
bloeiende bloem, een zinnebeeld van het aan
brekende jaar, staat het Christuskind; het
houdt een zwevend lint in de hand, met
den wcnsch: „Ein guot selig jor." De zin
nebeeldige vorm schijnt bij onze voorvaderen
veel opgang te hebben gemaakt; men vindt
althans een massa herdrukken daarvan te
rug.
Ook op scheurkalenders, afkomstig uitdien
tijd, worden vaak dergelijke gelukwenschen
gedrukt. Zoo zond de boekdrukker Hans Zai-
ner, uit Ulm, in 1483 bijwijze van reclame,
aan alle klanten scheurkalenders, waarop
Nieuwjaarswenschen gedrukt waren. Begrij
pelijk is het, dat door de gedrukte wenschen,
de mondelinge en schriftelijke niet verdron
gen werden. In de omstreeks Nieuwjaarstijd
geschreven brieven ontbroekt de wensch voor
een gelukkig, genadevol Nieuwjaar nooit.
De gedrukte Nieuwjaarswcnschen uit de
zestiende eeuw hebben wel mot die vooraf
gaande de beeltenissen van het Christuskind
gemeen, maar men heeft aan de beeltenissen
nog lange bekston toegevoegd, zoodat da
wenschen plakkaten worden, die men aan
de kamordour of aan kofferdeksels vast
hecht.
Spoedig verdwijnt echter het Christuskind
van de kaarten, om, naar de gewoonte dier
dagon, plaats te maken voor allerlei hoog-
dravondo, gezwollen zinnebeelden.
Toon in het- begin dor zeventiende eeuw
do regelmatig verschijnende couranten in de
hoogte kwamen, word het gewoonte aan de
abonnés bij do jaarswisseling gelukwenschen
toe te zenden.
Do achttiende couw bracht het gebruik van^
visitekaartjes modo on dit gaf den stoot tot
bet oritstaan van een massa andere kaartjes,
voor verschillende doeleinden. Op do Nieuw-\
jaarskaar ten in de modorno beteekenis, dio
weldra overal ingang vonden ,is do visite
kaart govolgd. Wel verschillen de Nieuw
jaarskaarten veel van liaar voorgangstors en
de godsdienstige strekking is totaal verdwe
nen. De nieuwe kaarten zijn daarentegen be
drukt met obelisken, pyramiden, symbolen
van edele hartstochten en vooral offeralta
ren, altaren met de godin der vriendschap,
Amor, de Gratiën, de Muzen, o. a. De smaak
van oen tijd, waarin de dichters hun gelief
den als Chloö on Phyllis bezongen cn hun
beeldspraak ontleenden aan de Grieksoho en
de Romcinsohc mythologie, weorapiegolt zich
ook in de Nieuwjaarskaarten. Do spreuken
op die kaarten vloeiden ovor van honigzoete
vorzekoring van vriendschap.
Hoozeer het onuitputtelijk thema der jaars-
wissoling zioh or toe leent om kunstenaars,
rijk aan phantasie en gemoed, te inspireeren
tot bevallige en zinrijke, ornstigo zoowel als
humoristische afbeeldingen, geschikt voor
een zoo klein formaat als dat van Nieuw
jaarskaarten, blijkt uit do prachtige collec
ties van fabrieken, die zich uitsluitend be
zighouden mot de vervaardiging van derge
lijke kaarten.
-N ieuwjaarsgedachten.
De hoop is een komeet, welker staart uit<
teleurstelling bestaat.
De woreld verandert niet veel, maar wij
gaan haar mot andere oogen beschouwen.
AJb gij wilt, dat het geluk tot u zal komen,
verkort het den weg door het te gemoet te
gaan.
Wij verbeelden ons vaak, dot andoren an
ders worden, terwijl wijzelf het zijn, dio vor-
anderen.
Het loven bestaat uit do geboorte cn den
dood, waar\u8schen als verbindingslijn hot
lijden ligt.
De gebeurtenissen, die wij beleven, zijn
overrijk aan lessen, maar wij blijven er in
den regel doof voor.
Men geniet niet ten volle van de dingen,
die men bezit; men gaat ze pas rocht waar-
doe ren als men zo verloren heeft. En zoo is
het met den tijd.
Hot is met do herinneringen als met den
wijn; zij worden beter met de jaron. Hoe
ouder zij zijn, des te meer goed doen zij, des
te meer genieten wij or van.
Het leven is een schouwspel, waarvan wij
dc toeschouwers zijn; ieder oordeelt er over
naar den bril, waardoor bij het ziet en van
welks kleur dikwijls geluk of ongeluk voor
hem afhangt.
Zeldzaam gobcurt iels in het leven op het
tijdstip, dat wij het verwachten; alles komt
gewoonlijk te vroeg of te laat en men geniet
nooit volkomen van het hoden, omdat men
het nog niet of niet meer verlangt.
Het geluk is een zeldzame vogel, dion men
in de vlucht moet grijpen en in een kooi zot
ten om hem zoo lang mogelijk bij zich tc hou
den. Want is hij eenmaal weggevlogen, dan is
het zeer n/.eker of hij ooit weder terug
komt.
Het verleden is een kerkhof vol kransen
van weemoedigo herinnering, waar dc asob
van onze illusies begraven ligt; het tegen
woordige is een zee, waarop, heen cn weder
geslingerd door wind en golven en door deze
geducht gehavend, het broze huikje van onze
hoop dobbert; de toekomst is de vuurbaak
in de vorto, die spreekt van het Beloofde
Lrnd, waar ons vaartuig misschien nimmer
zal aanlanden.
De jaarswisseling heeft in onze literatuur
do dichters slechts matig geïnspireerd. Gaan
wo niet verder terug dan tot de zestiende
eeuw, dan vinden wo o. a. bij Anna Bijns
enkele Niouwjaars-reforeinen, wat rband
houdt met de gewoonte der Rederijkere, oin
op Nieuwjaar door den Factor der Kamer