Wekeiyksche Kalender. Stofgoud. Raadgeving. ALLERLEI. Raadsel De uitkomst overtrof zijn stoutste ver pachtingen. Hij haaide het zeegras en het hooi uit liet lichaam van het edele dier, en hij liet deze vervangen door een van die stentor- phonografen, bij het geluid waarvan de ba- tuinen van Jericho maar kindertrompetjes lijken en op de rol waarvan hij met behulp van zijn wel willenden vriend Pezon een vree- lelijk gebrul van den beroemden leeuw Bru tus uit den Parijschen dierentuin liet aan brengen. En mooier nog: in den ledigen kop van bet dier liet hij een toestel voor electrischo Verlichting aanbrengen van buitengemeene kracht, en de oogholten van voren van door zichtige glaasjes voorzien. Een en ander was zóó ingericht, dat bij den geringsten schok phonograaf en lichtte gelijk begonnen te werken. Schoonmama begroette als naar gewoonte den leeuw met een geweldigen slag van haar reusachtige parapluie, onmiddellijk gevolgd door de gewone uiting: „Daar, vies beest, dat Maar zij voleinde den zin niet. Een geweldig gebrul deed het huis beven op zijn grondslagen, en een paar vreeselijke oogen bliksemden hun licht in het halfdon ker van de gang. Na dit tijdstip heeft de lastige dame niet toeer op den kop van den leeuw geslagen, O och op den kop van eenig ander levend of opgezet beest. Zij heeft ook geen voet meer gezet in het huis van haar schoonzoon, noch in eenig ander huis. Do ontroering, die zij onderging, was ster ker, dan men verwacht had. Zij stortte neder op de marmeren steenen Van de gang en toen men haar oprichtte, had tij nauwelijks meer tijd om den scnoonzoon oen on vriendelij ken blik toe te werpen. Een ©ogenblik later was zij niet meer. En de leeuw bleef nog een tijd lang brullen als an het genot van een zegepraal, wierp steeds bliksemende blikken op den doodsstrijd der tot bedaren gebrachte schoonmama. Zondag. Er bestaan beminnenswaardige kleine ge breken, evenzeer als onuitstaanbare voortref- .felijkheden. Maandag. Wie invloed op de menschen bezit, heeft daarmede de grootste verantwoordelijkheid des levens op zich genomen. Dlnodag. Eigen ongeluk en vreemd geluk acht men «teeds voor echt. Woensdag. De waarlijk geestige is een speler, die om het spel en niet om de winst speelt. Donderdag. Do plant der kindsheid verdort, wanneer lij al te veel aan het felle zonlicht der we tenschap wordt blootgesteld. Vrijdag;. Wij zijn zoo gewoon in zaken ons voor an doren verdekt op te stellen, dat wij vaak ein digen met ons voor onszei ven te vermommen. o 0 Zaterdag. Geen onvoorbereid handelen. Elk talent vormt zich in stilte. Wie zijn eigen dood vonnis wol teekenen, die leve bij improvisa- In een Kart, er .maal door argwaan ver giftigd, is geen plaats meer voor liefde. Kotzebue. Een gelukkige herinnering is vaak op aarde meer waard dan het geluk. A. de Musset. Nagenoeg alle verbeteringen, die ik bij 't. nazien mijner werken aanbracht, zijn doorhalingen, weglatingen gew^t. Nicolaas Beets. Lever h cinq, diner a neuf. Souper a cinq, coucher a neuf. Fait vivre d'ans nonante et neuf. F r an Qois I. De meeste menschen eten te veel en ade men te weinig. H. B. J. van Bij n. Het wasschen van zyde. Zijden stoffen moeten altijd met koud, nooit met warm water behandeld worden. Om een zijden kleed te wasschen, neme men 10 L. water, naar verhouding zeep, en men vcege daarbij 1 L. ammoniakoplossing. Met dit mengsel wassche men de stof flink en spoele zo daarna behoorlijk af. De op deze wijze behandelde stof is bijna niet van nieuw to onderscheiden. Ook kan men onechte zij de in dit mengsel wasschen, waarbij men slechts moet zorg dragen, dat de kleur niet verandert. Dikwijls komt het echter voor, dat zulke stoffen na het wasschen een mooie re kleur bezitten dan toen zij nieuw waren. Zorg en Vreugd. Geen zonnestraal voor hem wekt blijden [levensmoed, Kan zjjner ziele sombre zorg een uur [verwÏDuen; Geen bloemenweeld', die streeleüd wierookt [aan zun voet, Hem milde levensvreugd eon pooze doen [beminnen. En d' ander schaterlacht en drinkt het |levenszoet, Geen wolkenfloers verdrijft z[jn zonnetje [vao binDen; H(j leest een roos, waar kommer 'l enkel [distels doet, En smaakt, van zorgen vrij, baar geur [met volle zinnen I Neen, kommer, die de vreugd des harten van u jaagt, Noch vroolijkheid, waar nimmer eeDS wat [ernst in daagt, Gij zijt de levenswijsheid niet, waarom wij [bidden! En toch in bei iets, wat m\j wonderlijk [bekoort.. M[j dunkt, waar sterveliDes welzijn 't (helderste in gloort: Een drop van 't een, een scheut van't aêr; ['t is 't galden midden. Een wenk, Emma laat 's avonds haar verloofde uit. In het portaal en aan de deur het bekende eindeloos verwijlen, tot een strenge stem zich aan het eind der gang doet hooren: „Emmal Wil je aan Willem vragen, als hij den melkboer tegenkomt, of hij dan twne en een halve kan voor ons bestellen wil." Ëen oogen blik later en de deur viel in bet sl<&. Iemand, dde een somnambule wilde raadplegen, kreeg bij zijn komst ten ant woord: „De somnambule kan u niet ontvangen; zij slaapt." Het verschilZij: „Ik ga vanavond aaar de komedie, Jan." Hij: „Dat begrijp ik niet. Je hebt het stol: toch zeker al tienmaal gezien." Zij: „Ja, maar nog niet met mijn zdecwefl hoed op." Ook een rekening. Vader (tot zijn doch ter): „Dwaze meid 1 Als je dien armen stak ker trouwt, waarvan moet je dan leren Dochter: „0, dat hebben we al uitgere kend. U weet wel, die oude kip, die ik van tante gekregen heb?" Vader: „Nu ja, wat zou dat?" Dochter: „Ik heb in een kippenboek ge lezen, dat een goede kip in een jaar twin tig kuikens geeft. Nu, het volgend jaar heb ik 21 kippen, en dan krijg ik 420 kippen. Het volgend jaar 8400, het daaropvolgend 168,000 en dan 3,360,000 Zie u, dan hebben we, als iedere kip een gulden opbrengt, toch 3,360,000 gulden. Uit een roman. Toen hij zich voor zijn ongelukkig offer bevond, liet de ellendeling zich onmiddellijk een baard staan om niet herkend te worden. Een parvenu (tot zijn buurman): „Hier zet je een paar zi-1 ver-p op u 1 ie rendaar wat gouden regen en ginder maak je een bed ii cc duizendgulden kruid." Een goed idee. „Ik heb een plannetje gemaakt, dat degenen, die achter in den schouwburg zitten, in staat zal stellen bet spel gemakkelijk te zien." „Wat is dat, mijn vriend?" „Laat de directie een groot plakkaat op bet gordijn zetten: „Allen dames behalve den ouden en lee- lijken, wordt verzocht haar hoeden ai te zetten Drie dames treden een delicatessenwinkel binnen. Verkooper: „Wat blieft u?" Dame: „Een half pond cervelaatworst. Verkooper: „Vijf-en-dertig oent, me- vrouw." (Tot de andere dames): „En u da mes?" Andere dames: „Niets; wij behooren bij de worst." Onderwijzer: „Nu, waar werd Oldenbar- nevelt, de groote staatsman, onthoofd? (Al- gemeene stilte) Kom, wij hebben het tooh onlangs nog gelezen I" Jantje (ijverig): „Op bladzij HOI" Ook een bedrage. „Wilt u de „vereeni- ging tot ondersteuning van de armen met brand stoffen" ook niet een bijdrage schenken, mijnheer Harpagon?" „Zeker, ik zend haar mijn vurigste wensohen voor het welslagen van zulk een sohoone onderneming." Modem. „Wees niet boos, mannetje; maar de soep is vandaag een beetje aange brand." Man: „Waarom heb je dan de keuken meid vandaag niet laten Kokeu Vrouw: „Ja... die moest Jantje aan zijn Fransche thema's helpen." „Arme vrouw, den heelem dag moet ze werken en 's nachts trekt ze n^ niet de kinderen op." „En waar ia baar man dan? Hij helpt baar toch?" „Haar man? Die besteedt al zijn tijd aan propaganda-maken voor den aebt-urigen werkdag van den werkman." Ik ben uitstekend. Graag mist gij mij zeker [niet; Maar krijgt ge er een, voorwaar, dan kost [ik u verdriet. [Oplossing in bet volgende Zondagsblad.] Antwoord op de Vraag in het vorig Zondagsblad: Stembusstrijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 12