f No. 13117
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAC 26 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ina.
Onder de ormelding van den verkie
zingsuitslag te Leiden zegt de
tNieuwe Hotter(lamsche Courant:
Do uitslag dor stemming zal ongetwijfeld
.Voor onze geestverwanten te Leiden een re
den 7Jjn om met nieuwen moed zich voor de
jiorstemming in te spannen en al het moge
lijke te doen om hun uitnemendon candidaat
te doen zegevieren.
Omtrent de stemming te Leiden
zegt De Nieuwe Courant:
De uitslag der stemming te Leidon biedt
reden tot voldoening. Nadat in 1897 zoowel
©Is in 1901 de heor Van Kempen bij eerste
stemming gekozen werd, is het thans woder
gelukt den liberalen candidaat in herstem
ming te brengen en de kans op verovering
van don zetel is, hoewel verre van zeker,
niet gering.
Wat ons trof is, dat, hoo algemeeno be
langstelling deze verkiezing ook had getrok-
jken, opnieuw, gelijk in 1901, ongeveer acht
honderd kiezers niet aan de stemming lieb-
jben deelgenomen, terwijl het aantal stemmen
IVan onwaarde (92) ons buitensporig hoog
^voorkomt. Vervolgens is merkwaardig het
uiterst gering aantal stemmen, op den vrij-
sirmig-domocratischen (183) en op den so
cial istischen candidaat (150) uitgebracht.
Het getal dor christelijk-historische stemmen
(261) is ook wel niot aanzienlijk; maar de
'cijfers wijzen toch uit, dat deze een groot
gewicht in de schaal gelegd hebben, daar ze,
in dien op den candidaat der antirevolutio
nairen en katholieken uitgebracht, dezen de
'overwinning zouden hebben bezorgd.
Toch zou die candidaat dan nog een 140
■temmen minder hebben verkregen, dan op
'j.4 Juni 1901 de heer Van Kempen behaalde
Dg opkomst der linkerzijde" (18C5) was op
fenkole stemmen na oven groot als bij de
Vorige stemming, toen op den heer Drucker
1081, op den heer Van der Kaay 722 werden
.uitgebracht
Hoezeer te Leidon, toen en nu, de perso
nen der oandidaten door de kiezers in aan
merking zijn genomen, is dus overtuigend
gebleken. Er is allerminst reden om zich
hierover te bedroeven. Integendeel geeft hot
goede hoop, dat mr. Van der Vlugt, in wien
de liberalen zulk oen bij uitstek gelukkige
keuzo deden, bij komieuwe krachtsinspan
ning onzer geestverwanten, do onzekere ©lo-
inenten onder de kiezers bij de herstemming
Van 2 December tot zioh zal trekken.
v»
Onder hot hoofd „Een fraai partij-
Btukjo" zegt Het Centrum:
Zoo noemt Het Vaderland de beslissing van
de Provinciale Staten van Zuid-Holland in
Kake do subsidie aan eon op te richten am
bachtsschool te Middolharnis.
Wij willen aan Het Vaderlanddat mot
het heelo liberale koor mee zingt van „par
tijdigheid 1" eens vragen, hoe het qualifi-
oeert de samenstelling van de g e z o n d-
heidsoo m missie te Leiden.
In hetzelfde nummer van Het Vaderland
tooK lezen wij:
„De Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland hcoft benoemd in de gezondheids
commissie to Leiden:
tot lid en voorzatter dr. H. P. Wijsman,
hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit, di
recteur van het Pbarmaceubisch laborato
rium aldaar; tot lodon: mr. H. L. Drucker,
lid van do Tweede Kamer dor Staten-Gcne-
raal; W. C. Mulder, architect; dr. J. E. G.
van Emdon arte; dr. J. O. J Bierens de
Haan, arts; H. Marks, bestuurslid der Tim-
zneriiedcnvorceniging „Vooruit"; H. Paul
Jz., oiviel-ingonieur cn lid van dc Provin
ciale Staten; J. J. Hasselbach, bouwkundige,
en D. van Gruting, plaatsvervangend dis
tricts -veoarts, allen aldaar."
Vergissen wij one niot, dan is dezo com
missie derhalve samengesteld uit: zes libe
ralen, twee vrijzinnig-democraten cn één
eoci aal-democraat. In olk geval zit er geen
enkele katholiek in. Wij zwijgen ï.og van de
dwaasheid, dat in eon stad als Leiden, waar
do afdeoling van de S.-D. A.-P. precies...
twee dozijn loden telt, waar men
j) -
„Binnen acht dagen ben Ik dus zyn vrouw,
on dan ga Ik met hem de wereld doorreizen,
die wereld, waarvan ik nog maar zoo weinig
heb gezien, u waarvan by my zoo mooie en
zoo wonde dingen kan vertellen. Ik zie
niets op tegen dat roizon, ook niet tegen het
6cheiden van ons huis en van papa on mama
©n al degenen, van wie ik houd, want Ik
bemin hom, ik bemin hein!"
Deze laatste woorden beheerschten alle ge
dachten van oen jong meisje, stralend van
gsluk, een verwend kind, dat op het terras
van het groote landhuis van haar vader zat,
van waar zy een schoon uitzicht had in het
park en in den tuin, waarin zy als kind had
gespeeld. De gour der oude oranje-boomen,
die men gaiyk alle jaren uit de broeikas op
het terras had geplaatst, ademde zy met wel
gevallen in. En de fontein, die tegenover haar
uit oen geopenden leeuwenmuil ontsprong en
in een marmeren vergaarbak klaterde, en de
vogelen, dio kweelden in de boomen, de ge
heole bloeiende natuur rondom haar scheen
haar toe te roepen: „Ik bemin hem, ik
bemin homi"
Hoeveel schooner wr.i de bruidstyd dan
zy zich dien had voorgesteld en haar
moisjesdroomen waren toch zoo hoogvliegend
geweest ja, schooner nog, dan de dichters
hem hadden geschilderd, ten minste die dich
ters, die zy van mama had mogen lezen.
,De fantasie van een dichter mengde altyd
leed onder het geluk, en treurende cypressen-
twygen werdon altyd door hen gebonden in
don rozenbouquet. Waarom toch? By haar
tv as alles van den aanvang af zoo zonnig en
echter zéér krachtige afdeelingen heeft van
„Patrimonium", Nod. Werkliedenverbond
en R.-K. Volksbond, elk met honderden
loden, dat daar nu juirt een sooia-
li et als vertegenwoordiger dor werklieden
moest worden aangewezen
Wij vragen echter: was or onder de ka
tholieke doctoren, architecten en „bouw
kundigen" niet één enkele, die minstens
evon geschikt wae, als een der wèl benoem
den? En geldt hetzolfdo niet voor de anti
revolutionairen 1
Het zou ons dan ook zéér sterk verwon
deren, wanneer de voordracht van Burg. en
Weths. volgens do wet bij don Commissaris
der Koningin in te dienen, even uitslui
tend-liberaal gekleurd ware geweest.
Misschien wil een der raadsleden daar
over in do volgende gemeenteraadszitting
wol eens informeeron.
En wanneer dan mocht blijken, dat hier
van opzettelijk voorbijgaan sprake is,
zal dan Het Vaderland onpartijdig zijn, om
nog eens dan echter met het oog op de
samenstelling dezer commissie door den „li
beralen" heer Patijn, te gebruiken de
klinkende qualificatic: „Een fraai partij-
stukje" 1
Misschien valt hier bij do benoeming van
een secretaris nog iets goed te maken.
In elk geval zal men wèl doen ook in an
dere plaatsen van Zuid-Holland eons een
oogje in het zeil te houden
Tevens is het een waarschuwing voor de
Regeering, om met het benoemen van libe
ralen in hoogo landsbetrekkingen, voorloo-
pig althans, niet hl te scheutig te zijn.
De kroon op een goed werk. Wat heeft
men indertijd getoornd tegen hen, die do
wonschclijkhoid van Leorpliohtwet
voorstonden 1 zoo roept Het Centrum uit.
Om nog maar te zwijgen van do ontzet-
tendo gevolgen, welke daarvan werden voor
speld, op zodelijk cn ander gebied, van do
schonding, welke het recht dor ouders be
dreigde, onz., enz., werd dag aan dag ver
zekerd, dat een wettelijke regeling van dezo
materie niet noodig was.
Het schoolverzuim was zoo groot niet; het
nam gestadig afdwang om ouders cn voog
den hun plicht te doen betrachten was be
paald overbodig, onnatuurlijk, onrechtvaar-
dig.
Intusschcn is de Leerplichtwet in werking
getreden, on al zijn donkere voorspellingen
van vroeger niet uitgekomen, de administra
tieve cn minder practische omhaal dier wet
gaf toch haar tegenstanders aanleiding, om
zoodra het nieuwe ministerie was opgetre
den, de intrekking te verzoeken
Het kabinet beloofde een onderzoek naar
de werking der wet cn is daarmede ook ter
stond begonnen
Dit onderzoek is nog niot afgelooped.
Maar in antwoord aan dc leden der Twee
de Kamer, die bij do algemeeno beschouwin
gen over de begrooting van 1903 op dezo
zaak terugkwamen, verklaart de Regeering
toch reeds het volgende:
„Eerst na volledige kennis van don toe
stand te hebben gekregen, zal de Rog ing
kunnen overwegen, wat ten deze geraden zal
zijn. Reeds nu echter wenscht zij uit te spro
ken, dat zij in geen geval tot den toestand
van veelvuldige verwaarloozing der opvoe
ding on van ongeregeld schoolbezoek, dio
vóór de invoering van de Leerplichtwet be
stond, wenscht terug te keeren. Indien tot
intrekking moest worden overgegaan, zou
dit slechts kunnen gescmcdcn na of bij do
aanneming van een ontwerp, dat bedoeld
kwaad, doch naar een ander stolsel, kon
fnuiken."
Dit citaatje spreekt voor zichzelf.
Do Regeering wenscht in geen goval terug
te keeren tot don toestand van verwaarloo
zing dor opvoeding en van ongeregeld sc 100I-
bezock, die vóór de invoering van de Leer
plichtwet bestond.
Dit verklaart een kabinet, welkB leden men
allerminst-van „Prinzi; :"nrcitoroi" to dezen
opzichte kan Verdenken
Of leerplicht ook nood g was
En of de wet, ondanks haar gebreken, ook
heilzaam heeft gewerkt.
biy geweest. Slechts oena had een vluchtig
wolkje den helderen zonneschijn van haar ge
luk een oogenblik verdonkerd, toon zy zich
namoiyk angstig had afgevraagd;
„Is het dan mogelyk, dat dio man met zoo
veel ervaring, die de geheele wereld heeft
rondgereisd, van my houdt? Dat ik zyn
eerste liefdo ben, gelyk hy de myne?"
De vriend van haar jeugd, Waldomar, bad
haar eens gezegd, dat eon man zyn bruid
zeer zeidon oen hart geeft, dat nog niemand
heeft toebehoordmaar dat dit vóór het
ecbteiyk geluk meestal geen beletsel Is. Maar
wat wist zulk oen jong ofllciertjo feiteiyk
van het Inneriyko leven? Bovendien kon
Waldemar in het geheel niot meesproken;
want vanaf zyn jongensty i was zyn hart slechts
van een enkel beeld vervuld geweest: hef
aardige kopje van Ina. Ja, Ina wist het heel
goed; zy was en bleef z(jn oorste liefde En
het deed haar werkeiyk leed, dat zy zyn liefde
mot niet meer kon beantwoorden dan met
heel gewone vriendschap; maar wie zal zyn
hart commandeeren Deze ontgooclielmg
nam de jonge man uitoriyk kalm op, geiyk
zy had vermoed; dat hy echter in stilte hevig
leed, dat vreesde zy niet, maar zy wist het zeker.
„Je bent een echt gelukskind, waarvan
alle monschen den mond vol hebben," had hy
melancholiek gezegd, toen hy haar mot haar
verloving kwam gelukwenschen.
Ja, inderdaad was haar bestaan tot nog
toe gelukkig geweest; maar zy had een idee
of het zoo behoorde. Zy huiverde voor ar
moede, kommer, leed, waar zich die voor
haar hadden voorgedaan; zy had er een af
schuw van om er aan te denken; zy kende
droefheid en ontbering niet in haar eigen-
lyke vormen. Ina gaf gaarne, en met volle
handen, maar meer, omdat zy droevige ge
zichten of met angst vervulde harten liever
oi©4 ia haar oabyheid had, dan uit werkeiyk
En de Middclburgschc Courant voegt er
bij:
D<it verklaart een kabinet en een eerste mi
nister, wier volgelingen in 1901 bij de al
gemeeno verkiezingen de leerplicht-web uit
speelden tegen de liberalen en daaraan groo-
tondeels do overwinning te danken hebben.
Zoo wordt elk middel tot bestrijding aan die
zijde gebruikt of liovor misbruikt.
Als het doel maar bereikt wordt I
Onder het hoofd Loerplioht zegt De
Maasbode:
Minister Kuyper aan don stijl van het
Staatsstuk herkent men weer den auteur
heeft in de Memorie van Antwoord op
hoofdstuk I der Staatsbegroobing zich over
den L o o r p 1 i o lrt uitgelaten.
Het blijkt, dat men nog in het stadium
van onderzoek verkeert.
Blijkt ook klaar, dat minist©r_Kuypcr, die
als hoofdredacteur van De Standaard een
der eerste, der felste en der bekwaamste te
genstanders van do Leerplichtwet is geweest,
in dezo Memorie met geen enkel woord rept
van een rechtvaardiging dor wet, daar liij al
leen maar wenscht uit te spreken, dat do Ro-
geering in geen goval wensoht terug to kee
ren tot den ouden toestand van verwaar
loozing en ongeregeld schoolbezoek.
Dit nu wenscht niemand en voor sommige
menschen, die een kort memorie hebben of
welaffecbccron, zij het gezegd, is zulks
ook vroogor door niemand onzer gowonschb.
Van meet-af is het kwaad erkend on de
wondo diep genoeg gepeild.
Alleen is door de tegenstanders der wet af
gegeven op do groote woorden, op do harts
tochtelijkheid in do voorstelling van het
kwaad, die dorpen en steden over een karn
scheerde, schrikkelijk overdreef en generali
seerde.
Het kwaad wordt erkend cn wij zullen niet
aarzelen om tot bestrijding van kwaad
mee te werken zoo hard we kunnen.
Maar niet door een verderfelijk middel,
gelijk te baat word genomen in do Leer
plichtwet.
Dezo wet moet óf absoluut van dc baan,
óf zóó radicaal in christelijken zin gewij
zigd, dat ieder die do belangen van Chris-
tclijko opvoeding en Christelijk onderwijs
wèl begrijpt ,©r in allen doele vrede mee kan
hebben.
De Standaard meent, dat velen wèl zou
den doen met in plaats van woordenwisse
lingen te houden over hot al of niet ven-ui
len van beloften door het Minister e en over
de finaio oplossing dor schóólquaostie, lie
ver eens van gedaohtou te wi. den over de
vraag, hoe hot best t-ot een organisatie to
komen, die dc rechtspositie van de Chris-
tolijke onderwijzers kan waarborgen
of verzekeren.
Dat die rechtspositie niet voldoende ge
waarborgd is meent De Standaard op te
merken uit oen feit, waarvoor zij wel niet
mot volledige kennis van zaken kan oordco-
Ion, maar dat toch vorteld wordt: Een ou
derwijzer aan do Christelijke school te Oud-
dorp (eiland Flakkee) zou door het L -stuur
der school ontslagen zijn, omdat hij was
overgegaan tot dc Gereformeerde Kerk. De
Standaard merkt daarbij op, dat liet geen
gnzondo toestand is, wanneer een Bestuur
een onderwijzer eigenmachtig kon ontslaan,
zoolang hij niot handelt in strijd met dc
statuten of zijn instructie.
Hot blad zegt dan verdor:
Eén van de eerste levensvoorwaarden onzer
vrije scholen is zeker wel, dat er vertrouwen
bestaat tusschcn dc oudere, hot Bestuur en
dc onderwijzers. En nu kan dat vertrouwen
in con gemeente, waar de kerkelijke gr
pen scherp tegenover elkander staan, onge
twijfeld geschokt worden, indien e«m onder
wijzer van de ecne kerkelijke groop naar de
andere overgaat.
Dit geldt niet slechts de kerkelijke, rnnar
ook de politieke richting. Indien het Be
stuur van een sohool vrij wel weergeeft do
overwegende politieke zienswijze van don
kring der oudore, waarvoor uc sohool is op
gericht, en een ondeiwijzor noemt plotseling
een ander politiek standpunt in; hij wordt
bijv. van anti-revolutionair vrij-anti-rovolu-
modeiyden. Daarom had zy or ook in het
minst goon slag van om iomand to troosten,
want wio good wil troosten, moet zelf welen,
wat droefheid is. Ina Yroeg slechts; „Waarom
lyden toch de menschen?"
Als oenig kind barer ouders was z'U onder
de gunstigste omstandigheden opgegroeid, had
zy oen in alle opzichten blijde kindsheid
doorleefd, on eon jeugd zonder onvervulde
wenschon. Wat zy niet leeren wilde, dat
dwong men haar ook niet te leeren; zeer
voel staat op den omvangryken rooster der
scholen, dat haar goheol vreemd is gebleven.
Niemand noodzaakte haar daarvan kennis
te nemen, en Ina vond, dat men ook zonder
het verzuimde best in gezelschap kon vor-
schynen.
In den zomertUd leefde men op het slot
Bornhoim; des winters, als papa naar den
Landdag moest, in een oud, behaagiyk heoron-
huls In de kleine residentie. Haar vriendin
nen waren naar kostscholen gestuurd voor
Ina moesten Frangaisea en Engelsche mlssqs
aan huis komen; de ouders konden zich niet
van hun eenig kind scheiden. Voor vader
en moeder was Ina alles; zy was hot mid
delpunt van het huiseiyk leven en ook het
middelpunt hunnor onderlinge verhouding.
Als iets, dat vanzelf sprak, nam zy de
genegenheid harer vriendinnen, die als duiven
op Bornheim in en uit vlogen, in ontvangst,
en zoo was zU voor haar neef Waldemar op
Waldeaeck heel vriendeiyk geweest. Vóór
twoe jaar was zy in de gezelschappen en aan
het hof geïntroduceerd; ook daar werd zy
gaarne ontvangen en gevierd
En nu, in den afgeloopen winter, had zy
Voor het eerst den koenen, den de-wereld-
rondreizenden Erhard Dirschau ontmoet. Wat
hadden haar vriendinnen haar al veel van hem
verteld, nog voordat zy hem gezien had.
van zyn voorname, imponeerende verschyning'
tionair, ohristolijk-historiseh of omgekeerd
terwijl hij voor dat veranderde stand
punt op eon in hot oog vallende wijze pro
paganda maakt; dan moot dit schade doen
aan hot vertrouwen tuasohen besturen,
oudere en dien ondom-ijzer.
Doch al geven we wit alles dadelijk toe,
zoo sohijnt hot ons tooli zeor bedenkelijk,
indien een onderwijzer om dio redenon op
©taanden voet cn zonder ncoht van boroop
ontslagen wordt. Dat is, dunkt ons, een on-
gozondo toestand.
Er wordt in dezen tijd veel gesproken over
de rechtspositie van ambtenaren en van®
werklieden in dienst dor gemeente; ook op
do rechtspositie van den onderwijzer mag
wol eens de aandacht gevestigd worden.
In het Voorloopig Verslag op Hoofdstuk
V wordt or op gewezen, dat do rechtspositie
der openbare onderwijzers vaak en terecht
boter geacht wordt clan dio van andere am-
tcnaren. Een openbaar onderwijzer tooh,
dio ongevraagd ontslag krijgt, heeft boroep
op Gedeputeerde Staten on daarna op do
Koningin. Een onderwijzer aaa do bijzon
dere school heeft norgons boroop op. Wol
wordt gezegd, dat do Schoolraad zijn in
vloed kan doen golden; doch foitelijk is dit
do toestand, dat als het Bestuur een onder
wijzer ontslaat-, doze geïn verhaal heeft.
Dit nu is verkeerd. Wij herhalen: do ver
houding tussohen do bijzondere school en
haar ondorwijzers is on moet zijn eon goheol
andoro dan die bij het openbaar onderwijs.
En wio dit niet bogrijpt, moet nooit do bij-
zondore sohool als onderwijzer dienen
Maar wol diont cle bijzondere onderwijzer
gewaarborgd te zijn logon clo mogelijkheid,
dat een Bestuur zich door willekeur of per
soonlij khodon laat leidon."
In het Tijdschrift voor Strafrecht heeft
prof Domola Nicuwenluiis, to Groningon,
onlangs do invoering van de voorwaar-
delijko veroordocling in ons land
ontraden, roet een beroep op do ervaring
in België Daar zou nL, na de toepassing
van dat 6telscl in 1888, de criminaliteit
zeer zijn toegenomen cn wol volgens hot oor
deel van den adv.-gen. mr. Terlinden te
Brussel, omdat er regel van is gemaakt cn
het Belgische volk in den wc n wordt ge
bracht als kreeg elk Belg bij zijn geboorte
eon bon voor eon eerste misdrijf. Daardoor
wordt misdaad ge kwee* t, en ook het getal
recidi a stijgt.
De. Nederlander merkt hierover op, dat de
beste instelling slecht wordt als zij verkeerd
wordt toegepast en dat de proc.-gcn. bij het
Hof van Oassatie to Brussel geheel anders
zich heeft uitgelaten dan inr. Tcrlindcn.
De Nederlander zegt dan verder:
„Wat ons oigen gevoelen aangaat, in be
ginsel zouden wij tegen de voorwaard lijkc
vcroordeeling niet veel bezwaar hebben, om
dat wij van meen -*< zijn, dat altijd aan de
overheid zekere vrijheid gelaten moet or
den te beslissen, of een strafbaar feit moet
worden gevolgd en of de veruion en op-
golegdo straf ook i werkelijkheid mo-et wor
den ten uitvoer gelegd.
Maar Ie vraag blijft toch. of men nfet den
rechter een moeilijk uitvoerbare laak op
legt-, als men vei ^m verlangt in elk bij
zonder goval te beslissen, of de strafuitvoe
ring al dan niet wensclr l iiU is. Hot is do
overheid zelve, die met het straffen der
wetsovertreding belast is, do rechter heeft
oigenlijk alleen dc perken vast to stellen,
binnen welke de overh zich tor uitoefo-
ning van haar verplichting mag bewegen.
Men keert do rollen om, indien men den
rechter opdraagt, wat eigenlijk taak is van
do overheid zelve, in deze optredende door
de ambten aren van het Openbaar Ministerie.
Zou niet datgene, wat dc voorwaardelijke
vcroordeeling beoogt, beter bereikt worden,
•indien men het thans reeds bij ons bestaande
stelsel van voorwaardelijke invrijheidstel
ling verruimde, door aan hot Openbaar Mi
nisterie te veroorlooven onder zekere voor
waarden straffen, die een to bepalen maat
niet overschrijden, niet uit te voeren tenzij
binnen zekoro tijdsbopaling de veroordeelde
opnieuw zich aan ecnig strafbaar feit schul
dig maakt.
Op dezo wijze ontkomt men aan de mis-
vau de onderscheiding, dio do hertog hora
had geschonken, van zyn plan, om eonigen
tUd in Bornheim te biyven, omdat hy zyn
ryko verzamelingen in orde wilde brongen.
Plotseling had hU op een bal voor haar
gestaan, en haar zachtbruino oogen werden
als verblind door de blauwe, als staal schit
terende kykers. Een diepe stom sprak haar
aan mot een eemgszins zwak accent. Later
zat Dirschau naast naar moeder, terwyi zy
zelve danste. „Ik betreur het vandaag voor
de oersto maal van mUn leven, dat ik het
dansen verleerd heb," had hy gezegd, toon
haar partner haar kwam halen, iiy den co
tillon bleef hy achter baar stoel stilstaan,
tot zichtbaar misnoegen van Waldomar, die
zich voor alle dansen met haar gböngageord
had. Over zyn schouder praatte Ina mot den
vreemde; en toen men afscheid nam, en zy
mot haar ouders het bal verliet, hoorde het
moisje, dat papa den heer Dirschau uitnoo-
digde, hem eens oen bezoek te komen bren
gen. Waldemar bracht haar echter als altyd
naar het rytuig.
„Heb je je goed geamuseerd, Ina?"
„O, uitstekend l"
Naluuriyk l Wat heb je je weer op een onver-
antwoordeiyko wyzo hot hof laton maken 1"
„Maar door wien ter wereld dan toch?"
„Wel, door dien Turk, of wat hy andera is
Ina lachte. „Zoo, zoo.... ben je jaloersch?"
„Bahl Ik denk er niet aan. Maar ik erger
my er alleen maar aan, dat je bent als alle
vrouwen: al wat vreemd, buitengewoon is,
brengt je dadeiyk het hoofd op hol. Behalve
zyn roisgeleerdboid, waarvan jy, neem het
me niet kwalyk, Ina, niets verstaat, wiat ik
niet, wat hem zooveel bokooriyks voor je
deed hebben. Hy ziet er uit als een brood,
dal te lang in don oven heelt gelegen."
„Dat ia het joist, wat my bevalt," ant
woordde zy gepikeerd.
truiken, waarop de aandacht gevestigd
werd. Niemand kan meer op straffeloosheid
©kenen, en op personen van slechten naam
zal ook bij eerste veroordeeling dc ar::i der
gerechtigheid neerdalen.
Voorts blijft do minister van justitie aan
sprakelijk voor do handhaving van ordo on
recht; niet do rechter, lot wiens taak dio
handhaving niet Ivhoort. Blijkt dc niet-uit
voering dor straf op onoordeelkundige wij
ze to geschieden, dan behoeft do Minister
niot, zooals in België, vermaningen too to
zenden aan de rechterlijke magistratuur,
waartoe hom hot recht geenszins toekomt,
en die do rochtors naast zich mogen neerleg
gen, maar hij zal, gostvll dat de m l-uitvoe
ring niot uitsluitend op zijn persoonlijken
last moet plaats hebben, zijn ambtenaren dio
instructies doen goworden, waaraan zij blij
ken behoofto to hebben."
Pogingen tot vorston moord schrijft
De Maasbode komen in onzen revolutio
nairen tijd met dezolfde onregelmatige regel
matigheid voor als groote ram pon, spoor
wegongelukkon, enz., enz. Hot lijkt wel, of
deze soort misdaden „eingebürgorl" raakt.
Het karakteristieke dezer misdaden is, dat
zo niet con gevolg zijn van den haat tegen
dezen of genen persoon, maar dat ze voort
komen uit haat tegen een bepaalde klasse in
do maatschappij. Deze misdaden zou men in
zekor opzicht kunnen noemen verst undfi-
miedaden". Want wel is het waar, dat zo
voortkomen uit do hoovaardij des geesten,
dat zo analoog zijn met don aanslag dor ge-
vallon Engelen op do Majesteit van don Al
lerhoogste, maar ook is het wnur, dat dc
feitelijke daders niot zoozeer gedreven wor
den door dezon haat dor hoovaardij, doch
hoofdzakelijk door een kunstmatig gekweek
te overtuiging van het onnutsbestaan tier
gozagebczittors.
Dit blijkt weer duidelijk bij den aanslag
op den Koning der Belgen.
Bij het verhoor tooh verklaarde de dader
nadrukkelijk, „dat hij handelde naar do an
archistische beginselen cn op onvereohillig
welken Vorst zou geschoten hebben." Hier
was hot dus niot do harlstochthaat, die den
arm tegen den gehotca persoon doet ophef
fen, hier was het do verstandshaat, die d< n
wil tot dc misdaad bewoog.
Dit is eon onderscheid van belang
Do daden van den" verstandshaat koinen
hoofdzakelijk voort uit dc overreding.
Zokor is dit het geval, waar, 7.ooals meest
al geschiedt, individuen van geringe geestes
ontwikkeling do worktuigon zijn in do han
den van denkers, dio zekere beginselen aan
hangen.
Wolnu, do verspreiding van don verstands
haat kan gooddecls voorkomen worden, om
dat ze het gevolg ia van het aankweokon van
dion haat door do openbare verkondiging
der daartoe drijvcudo theorieën, welke al»
zoodanig valt binnen do materieelc gn-u-
zon der staatsmacht, wat ract don hartstocht
niot het geval ia.
Zo moet ook voorkomen worden. „Qou-
verncr c'cst prévoir"; cn zou het niet van
heel weinig voorzienigheid cn bijgevolg van
geringe regeerkunst getuigen, als do verde
diging der misdaad in hot openbaar, op
wclko wijzo ook, door do publi-ko macht
werd toegestaan 1
Deze aanslagen hebben dan ook, zoonD bij
na allo zaken, één goede zijde: ze houden li t
bewustzijn wakker, dat er in onze tcgemvoor-
digo maatschappij een zeor groot gebrek is:
do vrijheid voor do propaganda van de mis
daad.
Nog eenigc van dezo pogingen lot vorsten
moord en dezo eenvoudige en evidente waar
heid zal eindelijk het gezond verstand der
naties brengen tot een gemeenschappelijk op
treden tegen dc belagers van alle maatschap
pelijke orde.
Dat liet nog niet. gekomen is tot ccn der
gelijke actie, kan alleen toegeschreven wor
den aan dc moeite voor den menschel ij ken
geest om afstand to doen van een eens aan
genomen idee cn voor het hart, om zich niet
over te geven aan het bekoorlijke begrip der
porkenloo/.o vrijheid.
Na don beet is het schijnschoonc van deze
„Kind, zou je niot instappen?" nep mama
uit het rytuig, „papa wordt ongeduldig
„üoedon nacht, Waldemar," zeide zy kool.
Hy gaf geon antwoord, doch kuste haar
hand „Morguii kom ik je at balen mot de
airesloo: goeden nacht, lieve Ina"
Ina wilde zoggen „Vermoei je maar niet
te veel," maar nog bytydo hield zy do woor
den in. Eon tochtje in do arrosleo was voor
haar een kosteiyk vermaak. Zy kmklo uus
toestemmend mot liet hoofd.
Nog in haar baljapon schroof Ina op haar
slaapvortrek do volgende regelen in haar
elegant ingobondon dagboek mot zilveren slot:
„Ik geloof, dat ik heden den man goz.on
hob, die over m\jn vorder lot zal boslissun.
Nooit hob ik zooveol neiging gehad voor
een man. Ik verlang niets anders van don
man mynor keuzo dan dat hy my imponeere,
en dat ik zyn oorsto lieldo zU. Dan zou
ik mU in alle opzichten en in de meest onbe
duidende omstandigheden naar hem voegen.
Ik zou in zyn nabyheid on mot hem
kunnen werken alsja, als een dienst
meid, geloof ikl Overigens gelool ik, dat
ik er van avond op het bai niets aardig uit
zag. Blauw siaat my niot. Ik begrUp n|ot»
waarom ik geon wit heb gedragen. Wat
waren zyn blikken machtigl Xn vorgolyking
mot hom is Waldemar niets anders dan een
heel aardig, maar een onbeduidend ventje,
al heelt hy nog zoo'n knap gezicht en elegante
figuur; en ondanks zyn epauloiton kan hy
nog echt kinderachtig zyn. Hy noemde E D.
een Turkl Zou hy workoiyk de uitnoodiging
van papa aannemen en ons een bezoek brongon?
Ik was oigeniyk nydig op papa. Iedereen
maakt zich wel eons kwaad om zulke streken
van hem, en het zou toch vorschrikkeiyk
zyn, als hy dacht, dat wU net zoo zyn. Het
beste zal zyn, dal ik maar heelemaal niet
te voorschyn kotn." (Wordt vervolgd.)