No. 13099 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 5 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Een Modern Leven. Dc Kuyper-kocrs. Zoo is de titel van een artikel van mr. L. J. Plemp van Duiveland, waarmede de Novem~er-aflev&- ring van Onze Eeuw geopend wordt. Na herinnerd te hebben aan de, den libe ralen meegevallen Troonrede van 1901 en aan de bcgrootingsdebatfcen, stelt de schrij ver de vraag wat er thans is van den nieuwen koers. Nog altijd is er een be scheid gegeven door den man, die aan het roer staat-, tenzij dan dit, dat hij het roer houdt en dat het voortaan goed zal gaan. Het parlementaire jaar heeft geen antwoord gegevenmen moet elders dan op wetgevend gebied speuren naar teekenen van den nieuwen koers. „Als ik dus dr. Schaepman hoor zeggen, dat de huidige toestand onzer Nederland- scho staatkunde zich het best, het kortst, het klaarst laat samenvatten in deze woorden: „wij hebben een christelijke regeering, ge steund door een christelijke meerderheid" dan ben ik geneigd te antwoorden: het zij zoo, maar tot heden openbaart zich dio om standigheid voor mijn oog in niet veel an ders dan dat ik enkele liooge regeerings- plaatsen zie bezet door personen, dio ik cr liever niet, en ontoegankelijk gemaakt voor personen, die ik er wèl wilde zien. Het „systeem", dat gij in de onsamenhangende zinsneden der tweede Troonrede onder scheidt, houdt ik voor een vrucht der in uw poëzie gewaardeerde verbeeldingskracht; maar ook al ligt het waarlijk daaronder ver borgen, dan nog is mij na een jaar nauw lettend toezien het specifiek christelijke (of zelfs het méér christelijke dan voorheen) vaoi dat stelsel niet klaarder dan dc diepe zin van uw groot geluid. Ik zou dus zeggen, dat er waarheid ligt in do socialistische sneer, dat sinds de ver kiezingen van 1901 de zaak eenvoudig op denzelfden voet wordt voortgezet. En ik er ken, dat op den duur de sterk democrati sche neigingen, die in een deel der antirevo lutionaire partij zich openbaren, zich niet zullen laten bevredigen door de overweging, dat dc geestelijke goederen van het christen volk thans in veiliger handen zijn dan voor heen. Reeds bevelen de lieden van ..Patri monium" zij het nog in zorgvuldig ge- wattcordo moties, in besloten vergaderingen Samengesteld do stoffelijke zaken den hee- ren van do overheid met eenig ongeduld aan. Reeds organiseeren zich katholieke radica len tot „vrije bonden", los van de groote j,oonsorvatieve" partij. Reeds wordt een pers-propaganda voorbereid van „christen democraten,' die gelijk een hunner, mr. T. de Vries, het uitdrukt „aan dr. Kuy- peris beginselen getrouw, ook onder de coa~ litie het democratisch ideaal willen vast- houden." Inmiddels jubileert wel do Stan daard elke week over het roemrijk christelijk Cr, dat een nieuwo aera opendemaar r vreugde ia, dunkt mij, niet veel meer 'dan een nawerking van den overwinnings poes van 1901, culmineerend in de glorio, dat -haar hoofdredacteur Nederland regeeren ging" Dus is allo6 bij het oude gebleven! Neen. „Er staat sinds Juli 1901 een man aan het hoofd van ons ministerie, van wien het nog altijd niet te zeggen is, of hij een groot staatsman en een wetgevend talent zal blij ken, maar die meer dan iemand in oub land do eigenaardigo gaven, en ook den lust, be zit om zelf middenpunt te zijn van den po- litieken strijd. Een „rumueur d'idées" van den eersten rang, dio schitterende vonken laat spatten voor de oogen zijner getrouwe volgers zoowel als van hen, die naar poli- fcieko traditie zijn tegenstanders zijn; beur telings met voordacht of onopzettelijk, alle aandacht samentrekkend op zijn persoon zekore bekoring oefenend op wel een ieder en toch door schier elk zijner daden roepend om oritiek. Welnu, in mijn oog is al wat er tot heden van den nieuwen koers valt waar te nomen, dit: dat het een Kuyper-koers is ©n niets meer. Is er in onze pers sinds een- jaar iets te bospeuren van anti-clericale op positie ik bedoel niet tegen de abstracte olericale idee of tegen mogelijke clericale schrikbeelden, maar tegen de „clericale" re- geering? Neen, gansch de oppositie, voor- Weer een zucht. „Een tweejarig paard, dat graaf Dolina verkoopen wil, een prachtigo volbloed hengst, afstammeling van Governor en Lei- la, dat zegt genoeg, nietwaar? Dien te be rijden moet het hoogste genot zijn. Maar Dohna vraagt er een prijs voor, geen den ken aanPapa lacht mij eenvoudig uit, als ik er over begin. Ach en" „Waarde vrienden en fee6tgenooten 1" Dat was do oude heer Schirmer. Een zeer gemoe delijke toost En daarna werd bijna iedereen toegedronken en scheen het geheelo gezel schap uit enkel lieve, voortreffelijke, nooit te vergeten menschen te bestaan, op wie men noodzakelijk toosten moest. Handongeschud, broederschap drinken, aanstooton, lang zal hij leven, het een al zoo onwaar als het andere, de echte, onvervalsch- te, geanimeerde, ten slotte meer en meer in ruwheid ontaardende familiefeeststemming. „U ziet er uit, als ging de geheelo zaak u niet aan," meendo Marielise, die vandaag met haar cavalier i.iet geheel tevreden was; „ik geloof, dat u zich doodelijk verveelt." „Maar, licvo juffrouw! En dat nog wel als uw buurman." Marielise trok de schouders op cn lachte eenigszins boosaardig in zichzelve. „Weet u, Miretto van u zeide, toen u gisteren ver trokken waart?' „Nu? Dat interesseert mij." „Eigenlijk is het vreeselijk indisoreet." zoover zij zich toonde, is anti-Kuyperiaamsch. Gelijk men veronderstelt en met reden dat de volle aansprakelijkheid voor alle re- geeringsmaatregelen van eenig belang be rust bij den premier, zoo is ook tegen hem alle critiek gericht, die zij uitlokken, ja wordt aan de geringste zijner bewegingen minstens even veel beteekenis gehecht als aan de principicelste vergissingen zijner ambtgen o oten. „De premier nu biedt veel vat. aan dc cri tiek der liberale en democratische pers. Eerstgenoemdo geeft hem geen recht tot klachten; zij behandelt hem met zeker ont zag; maar zij is scherp van gezicht, laat weinig onopgemerkt, en geeft telkens te ver staan dat haar afwachtende houding niet als bewijs van vertrouwen moet worden op gevat en dat zij nog altijd niet inziet, waar om hij en zijn ambtgenooten de plaateen moeten bekleeden, voor welke zij meer dan een barer gecstverwanten beschikbaar heeft. Overigens komt haar bcoordeeling van wat de nieuwe regeering doet, mij over het ge heel objectief en onpartijdig genoeg voor. Do democratische pers pleegt sterk anti-cle- ricalisme, maar theoretisch, zonder directe toepassing; des te sterker naar mate zij ver der naar links staat-. In hot socialistisch or gaan zijn „huichelarij" cn „volksvcrdom- rning" tegenwoordig de meest geliefdo en ge bruikte krachtwoorden, maar langs de regee ring gaan zo, in hun algemeenheid, heen. Het voorwerp van directe eritiek is dr. Kuyper en alleen hij." Mr. C. Th. van Deventer constateert in De Gidsdat thans ook dc Regeoring den toestand op Java ernstig inziet. En dat het do Regeoring ernst is met haar voorne men om in don nood te voorzien, bleek zoo wol uit da-. Kuyperis woorden als uit het optreden van den heer Idenbu g als minis ter van koloniën. In het gesprokene door het Kamerlid Id^nburg op 21 November 1901 leest de schrijver een volstrekte afkeuring van het belasten van Indië met dc rente en aflossing der geldsommen, in 1883 cn 1898 aan do Indische kas verstrekt. En in zijn vorkiezingsrede reeds toonde hij zich een overtuigd aanhanger van dr. Kuypor's leer, dat een economisch tijdperk voor Indië moet worden ontsloten. Doch hiertoe is geld noodig. „Bij dc volledige aanvaarding der eere- sohuld-theorie zou Nederland de Indisohe rekening hebben goed te schrijven ftiet een bedrag van 200 müliocn gulden, wegens van 1 Januari 1867 tot 31 Decernbcr 1902 vaD de kolonie genomen gelden. Daarentegen zou die rekening belast blijven mot 100 millioen gulden wegens dc in 1883 en 1898 aan de In dische kas verstrekte voorschotten. Indië zou dus op 1 Januari 1903 de beschikking heb ben over ccn kapitaal van 100 millioen gul den. Doch tevens zou, van dien datum af, Indië ontheven zijn van de vorplichting om over de aan de koloniale kas verstrekte voorschotten rente te b- -alon cn voor de ge leidelijke aflossing dier voorschotten, die feitelijk geen voorsohot.ten, maar betalingen op rekening van schuld waren, zorg to dis gen. De Indische begrooting zou dorhalvo verlicht worden met 4 millioen gulden 's jaare, 4 millioen, die van stonde aan in het belang der Lnlandechc bevolking kon den worden aangewend." Dit geld zou moeten worden besteod voor de reorganisatie van het inlandsoh onder wijs en het afschaffen dor heerendiensten. Door deze evolutie zou veel, doch nog lang niert alles gewonnen zijn. De schrijver noemt vorder dit samenstel van v' r groote wer ken: ter hevloeiing en afwatering van So lovallei, ter verlegging van den riviermond naar do noordkust, ter verbetering van den Soorabaiaschon waterweg, tot aanleg van havenwerken te Soerabaia .Dat zal te za- mon stellig 60 millioen kosten; voegt men daarbij 30 millioen voor de a -nleg dor noodzakelijkste bevloeiings- en afwaterings werken elders dan in de Solovallei en 10 millioen voor de vcefciging-van een behoorlijk staatelandbouw-crodietwezen, dan zal dat alles wol in de nijpendste nooden voorzien, dooh er zal tevens voor noodig zijn 100 mil. lioon, gelijk aan het saldo dor eerosohuld. Mr. Van Deventer stelt voor, dat Nedor- land hiertoe een leening tot dit bedrag zal „Onbescheidenheden zijn dc kern van de conversatie! Dus..." „Een schoon lichaam zon'dor ziel 1" zei- do zij. Maar wat zij daarmede meende, daar over liet zij zich niet uit." „Behoeft ook niet." Sascha dacht na. Hij had iets anders ver wacht de een of andere vleiende opmerking, over zijn kunstenaarsblik, zijn opvatting. „Lichaam zonder ziel. Zou dat beduidon Eigenlijk had Mi rotte gelijk. Hem ontbrak iets om een normaal levend mensch te zijn. Daar juist bad hij weer dat gevoel gehad, dat hem maar al te dikwijls in vroolijk ge zelschap overkwam, zoo'n ^vocl van leegte, van onvoldaanheid. Zijn geheele omgeving leek hem zoo dwaas. En dat noemde men genoegen, levensvreugde, cn hij zelf onder vond er niet het minste van, niet het min ste! Was het toch maar voorbij, meer wenschte hij niet, en niettegenstaande zijn ellende, govoeldo hij zich tot de meerdere van zijn fecstgcnootcn. Dit deed hem ontroeren. Zou hot mis schien slechte geestelijko meerderheid, ver fijndheid van smaak zijn, die hom verhin derde vroolijk met de vroolijken te zijn Was het niet meer zedelijke onmacht, zwakte, ge brek aan gevoel „Op je gezondheid, Sascha I" Wera kwam juist met haar vol champagneglas voorbij en stootte met hom aan. Maar bij het klinken zag zij niet hem aan, maar keek recht voor zich uit. Sascha begreep niet, wien haar oogen met dio vreemde uitdrukking zoahton. Bij het raam zaten slechts oudere hee- ren. Op don dikken consul Meyor kon zij het toch niet voorzien hebben HenM heen, dat roode ordinaire gezicht. Hij scheen weer sluiten. De voor rente en aflossing dezer leening veroiechte gelden zouden voorloopig gebracht- moeten worden ten laste der In dische begroeting. Na tien jaren zou dan beslist worden of dece leening voor rekening van Nederland zal worden overgenomen De schrijver acht deze plannen ook in de gegeven politieke omstandigheden uitvoer baar, omdat hij vermoedt, dat de Regeer in g zich niet zal verzetten tegen den wensch van den heer Van Kol om niet enkel den „me- moriopost", maar ook den rente post van de Indische begrootdng to verbannen. Is dit het geval, dan is de aannemmg der motie-Van Kol zoo goed als veiveke^d. Het Centrum, overwegend de middelen welke kunnen worden aanjc-wend om de g c- meonten te gemoet te komen in haar f i- nancicelcn nood, noemt allereerst het plan om dc kosten van onderwijs en armen zorg over te dragen aan het Rijk. Dat zou zeker dc groote steden helpen, maar do Rijks belasting zou daarvoor een aanmerkelijke uitbreiding moeten ondergaan. Bovendien, de gemeentelijke autonomie liep govaar. En al zou het blad daarin voor het oogenblik nog geen onheil zien het is toch niet ge- wenscht voor onbepaalden tijd het bestuur der gemeenten op zoo belangrijke punten ge heel en al ondergeschikt to maken nnn de wisselende inzichten eener Kamermeerder heid. Van een andor middelhet meer geld slaan uit de exploitatie van gemeentebedrijven, is Het Centrum niet geheel afkeerig. Het be zwaar, dat dan het gebruik zal afnemen, schijnt haar niet overwegend in e 1 k geval. En zeker is het naar haar oordeel geenszins af to keuren in do gemeentelijke overheid, wanneer zij tracht zich een behoorlijke ba te te verzekeren van ondernemingen ton al- gemeenen nutte, wanneer langs dien weg een geweldige opdrijving der belastingen kan worden voorkomen. „Slechte zouden wij daarbij een uitzondering willen gemaakt zien voor de waterleiding, omdat water in derdaad een eerste levensbehoefte is, cn zou den wij, ten opzichte van hot gas, ook voor zekere categorieën van burgers eonige verlichting wcnschelijk achten." Doch vooral lokt Het Centrum aan het denkbeeld van den heer L Simons- het heffen van grondbelasting door do gemeen ten." Met Het Vaderland is Het Centrum van meening, dat het met allen ernst dient overwogen. Ook drukt laatstgenoemd blad er op, dat mr Gcclcn in het Katholiek So ciaal V/eekblad het denkbeeld gunstig ge zind is. Na evenwel opgemerkt to hebben, dat nog een ander geneesmiddel dat van den heer Raodt n.l. een ongesplitste Rijks-inkom stenbelasting met het roe van opcentcnhef- fing voor dc gemeenten, insgelijks zijn vóór en tegen heeft, besluit Het Centrum aldus- Summa sumniarurn, ware het voorloopig misschien "t best, om voort te schrijden op den weg, in 1897 ingeslagen, cn dc uitkec- ring aan de gemeenten te vcrlioogen. Men heeft dan fciid, een meer ingrijpende hervor ming in de verhouding tusschcn Rijks- en gcmeentc-finnncicn te overwogen cn voor te bereiden. Haastige spoed ware bij zulk een hervorming minder gewenscht. Maar dewijl de nood der gemeenten steeds meer dringt, is het zeker alleszins noodig, dat dc nulp der Rijksoverheid, hoe dan ook, niet te lang achterwege blijve. Mode met het og op do sociale politiek, waartoe die gemeenten al lengs worden genoopt. Het Rijk, dat zestig millioen uit accijnzen en invoerrechten int, is tot die hulp aan de gemeenten, welke zulke indirecte belastingen niet kunnen heffen, verplicht. Een man, zegt de Arnhcmschc Courant die blijkens den door hem gekozen pseudo niem „Dixi" de beteekenis van zijn woord zelf wel niet ondorschat en van eigenwaan zeker niet genezen worden zal, zoolang De Tijd zijn proza de plaats van een hoofdarti kel waard acht, besluit een jeremiade over de strafrechtspraak, over de open bare onzedelijkheid „en wat daarmede sa menhangt" met dc verzuchting: „Wij meenen dan ook, dat er voor ons Mi nisterie in deze materie nog heelwat te doen goed aangeschoten te zijn. „Wat drommel, kerel, kijk toch vóór je!" riep hij tcgon een knecht, dio wat champagne morste. Het was Frans, dc rijknecht van zijn vader, die van daag bij Gustaaf bediende. „Nu, Sascha, amuseer je je nogal?" vroeg Wera, nu haar broeder plagend aanziende. Wat had hot meisje toch vreemde oogen I Madonna-oogen zeiden de mensch .n, die Wera Schirmer voor het eerst zagen. Maar neen, dat waren geen Madonna- oogen. Iets brutaals lag er in, iets onreins. En het geheele elegante persoontje met het pikante, door lichtblond kroeshaar omgeven gezicht, deed in houding en in kleeding denkon aan {le vrouwengestalten uit „La vie Parisienne." Een betoovorerd schepseltje; maar ik wil de, dat zij niet mijn zuster was, dacht Sascha. „Leve je kikvorschmenschzeide Marie lise, met haar vriendin klinkend. „Ach ja, mijn lieve kikvorschmensch 1" grinnikte Wora. „Vandaag heeft hij wel drie kwartier voorbij mijn ranm gewandeld. Zoo veel liefde roert mij. Mijn hart begint iets voor hem te voelen. Ach, Marielise!" Zij zuchtte grappig gemaakt. „Maar wat zie je er vandaag allerliefst uit, Schatjel" En zij kuste haar vriendin teeder op de lippen. Het was Sascha, alsof hij Marielise tegen deze liefkoozingen moest beschermen. Do kle>ine sportdame zag er zoo rein cn eenvou dig uit, zooals zij daar juist tegen Wera op keek. Dat was een reine meisjesblik. Zich daarin verdiepen. Misschien. Ach wat, Marielise was tocli eigenlijk een klein schaap. ia, evenals op het gebied van Zondagsrust, want hoe „sport" mot het heiligen van den Zondag kan samengaan, is voor ons onbe grijpelijk, te meer als men leest, dat zulke halsbrekende en ijzingwekkende „spurten" geslagen worden dat men zich er over ver baast, dat er geen ongelukken gebeuren, zoo- dat mon zich op don dag dos Heeron vrij willig in gevaar stelt het leven er bij in te schieten. Daarom is het een goede gedachte van de „Verecniging tot bevordering van Zondagsrust" om bij de Regeering te willen aandringen op verbod van sportwedstrijden op Zondng." Van sportwedstrijden zijn wij allerminst bewonderaars; integendeel, hoezeer ingeno men met gezonde sport, betreuren wij het, dat zij haast altijd, naar het schijnt, vaak ruwo en ongezonde wedstrijden in haar go- volg moet hebben, maar dat zc op Zondag afkeurenswaardiger zouden zijn dan in do week, kunnen wij zeker niet toegeven. Trouwens, ze op Zondag verbieden, zou on geveer als een absoluut verbod werken cn een unfaire wijze van bestrijding wezen. „Dixi"6 gemoedsbezwaar is weer ccn bewijs te meer, hoe gevaarlijk het is als voorstan der van een wokelijkschen rustdag, voor zoo veel mogelijk op don Zondag, zich aan te sluiten bij hen, die do Zondagsrust bevor deren alleen om tot zoogenaamde Zondags heiliging te komen. Wij weten niet of d»- „Verecniging tot bevordering van Zondags rust" werkelijk het boven medegedeelde ver zoek tot do Regeering wcnschl to richten, maar zoo ja, dan is het toch te hopen, dat zij, dio louter uit maatschappelijk oogpunt voor Zondagsrust ijveren, hun steun zullen onthouden aan ccn beweging, welke uitgaat van do opvatting, dat „sport met het heili gen van den Zondag niet kan samengaan", en welke zelve eerst tot rust komt als op den Zondag het grootst mogelijke aantal in gezetenen zich verveelt cn op huichelachtige wijze het spreekwoord in toepassing brengt, dat verveling 's duivels oorkussen is. In een asterisk „Uit de oude doos" schrijfi Het Centrum: De Hoagscho brief schrijver der Zaan- land&che Courant schijnt tegenwoordig bij zonder uit zijn humeur te zijn. Het gerucht, dezer dagon verspreid, dat plannen zouden worden beraamd tot financieclo gelijkstelling van openbaar cn b ij zonder onder w ij s, hcoft hem totaal van streek gebracht cn dc somberste denkbeelden voor zijn geest doen oprijzen. „Men kan het betreuren," zegt hij, „maar niet ontkennen, dat nergens inecr secte-haat wordt gekweekt dan juist op do lagere school van kerkelijke kleur; 'tis niet de be doeling. dat geof ik volmondig toe maar niettemin is 'tzoo; de feiten zijn daar om het te bewijzen. Godsdienstig getint on derwijs van dogmatiek doortrokken werkt op 't kindergemoed nadeclig uit oen oogpunt van onderlinge verdraagzaamheid jegens cn eerbiediging der gevoelens van an dersdenkenden. Alléén do neutrale school, bestemd om al dc kinderen van ons volk tot gocdo burgera, tot maatschappelijke deugden (zoo men wil, 'tis voor mij een synoniem: cn Ohristelijko deugden) op te voeden, kan dc nationale eenheid en kracht bevorderen en bewaren." Wij golooven, dat de correspondent met den mond vol tanden zou blijven staan, wan neer men hein den cisch stelde deze stoute beweringen met feiten te staven. Hot zijn niet meer dan banaliteiten, die hij te bordo brengt, banaliteiten en erger; want zijn verzekeringen zijn ook onwaar en tot vervolens toe weerlegd. En een sterk bewijs daarvoor is zeker wel, dat de voorstanders der school, waar „gods dienstig getint onderwijs, van dogmatiek doortrokken" wordt gegeven, meer ver draagzaam met elkander omgaan niet alleen, maar ook, hoewel hun dogmatiek toch zeker niet dezelfde is^ elkaar als bondgenooten steunen aan do .stembus cn elders. Hieruit blijkt toch wel allerduidelijkst, dat de gevolgen van hot onderwijs dor „la- gore school van kcrkelijko kleur" niet een sektehaat kweekt, als do briefschrijver be weert, noch de nationale eenheid of kracht bedreigt. Heubch, daar was hij haast sentimenteel geworden. r Uitwerking van den champagne. Dat gaat voorbij I IV. Het was ongeveer middernacht. Sascha Schirmer had zich in zijn eigen vertrekken teruggetrokken. Lang uitgestrekt lag hij op ccn gemkk- 1 ru3toed en rookte een sigaret die hij uit Konstantinopcl had medegebracht. Eigenlijk had zijn moeder hem na het doopfeest nog graag een uurtje bij zich ge houden, om zich samen vroolijk te maken over de kleine onhandigheden van e schoon dochter, over het al te jeugdige toilet van een der gasten en over den ongelukkigcn toost van den consul Meyer; met Sn.scua deed zij h'^t graag, hij had zoo'n scherpen blik cn zij was er altijd trotsch op, wanneer hij haar meening deelde. Heden «'d hij zijn moeder dat groote genoegen niet gegund. Hij was vermoeid, overspannen, beweer de hij. Droomerig dwaalden zijn blikken door zijn kamer, die met verfijnde luxe was ingericht. Iets zeer bijzonders. Voornamelijk in Japan- schen stijl. Prachtigo borduursels aan den muur en sierlijk bewerkte zwarte meubelen. Rijk geschilderde vazen, invoor-snijwerk en oudo Japansche bronzen. Maar daartusschon een menigte mod rno kunstvoorwerpen. Op een ezel stond een prachtige ets naar Bóck- lin's „Sehwoigen im Walde", achter de schrijftafel hing door donkere draperieën omgeven, een bewonderen..waardig schilde rij in olieverf, een vrouwengestalte, door avondlicht beschenen, van Beenard, waarop En ton slotte mogen wij er op wijzen, dat ook do liberalen men donko aan benoe mingen, oto. goenszins to klagen hebben over do onverdraagzaamheid der „clerica- len", der mannen, die de bijzondere school steunen en daar meerendcels hun opleiding ontvingen. „Een nationaal beJong co een nationale plicht" noemt do Nieuwe Kottertlamcche Courant do aanvulling van de het Vofcll4 fonds van het „Kon. Ned. Aardrijkskun dig Genootschap" toegezegde 50,000. Men weet, dat deze toezegging geschied is op voorwaarde, dat nog een gelijk bedrag vóór 1 Januari 1903 zou weiden bijeengebracht. Thans ontbreken echter nog 31.000 Men weet ook, dat het fonds ten doel heeft, met rente cn (in 6ommigo gevallen) met kapitaal, te steunen ondorzoekings- en verkenningstochten van nog onbekende land streken onzer overzccschc gewesten. Do N leuwe Kotterdamsche Courant nu legt nogmaals nadruk op de noodzake lijk h o i d dezer verkenning, cn geeft con globale berekening, dio tot de conclusie komt., dat alleen in onze Oost nog oen opper vlak vijf en twintig-maal grootev dan Ne derland tot ons onbekend terrein behoort. Kwam liet alleen pp theoretische ortho- graphisdio kennis aan, men zou gemakke lijker berusten in zoowel traagheid. Maar er is meer: met hot aardrijkskundig, ge ologisch en potrographisoh onderzoek hangt ten nauwste samen een zaak van recht- streoksoh materieel gewicht: dc vraag naar het voorkomen vnn kast.baro delfstoffen. Zonder een algomoene kennis van hot land zal bot prospector ren nooit behoorlijk k'*n ncn geschieden. Er ontgaat dan een con- cosdojachf. in 't wilde; ccn gebied wordt aangegrepen ter ontginning, uit soms ge- hcol onbetrouwbare bewcegre monvonk zijn groote verliezen dan het gevolg, terwijl mis schien diolit in de buurt een terrein wordt voorbijgegaan, dat bij eenigszins nauwkeu riger kennis van hot land veel meer kans op succes zou aangeboden hebben. Het blad richt vooral dc aandacht, op Niouw-Guinea, in dit opzicht cn eindigt dan met dc volgende opwekking: - Aan den goeden wil ligt het bij ons volk zokor niet Nog bezitten wij man non, die „dwars door het ijs en ijzer durven stre ven". Dc Hollnndsohc nafcic editor heeft den naam, een taai, maar ook een talmend volk te zijn. Dezen kcor, nu een zoo vorstelijke gift bcsohikbaar gesteld is maar voor waardelijk is de gelegenheid gunstig om ferm en grif aan tc pakken, een krachtigon goldolijken grondslag te vormen tot aanvul ling van hot achterstallige, en zulk con kans is zeldzaam. Wij kunnen echter niet goloo ven dat Jan Salio's geest zoo vaardig ge worden is over ons volk, dat dit mooie stre ven nu weer zou moeten verzanden. De Zeeuw meont, dat als men hot mlnistorio maar stil laat bogaan, ln hot vlorjarlg tydperk, dat wl) zUn ingotroden, „alles zal rech kom". Hot blad veronderstelt, dat minister Kuyper eerst oons wil zlon, In hoevorro do I o o r- p 1 i c h t w o t kan doorworkon on daarom zelfs de ponsionnooring dor bij zondere onderwijzers maar ter loops behandelt en met do algohoolo vrijmaking van hot lager onderwys nog wat wil wachten. Maar „alles zal rech kom". Toch erkont bet blad, dat or oenlgo redon voor do heerschonde ongerustheid bestaat ou daarom zegt het „Toch kan het geon kwaad, dat zooals do StichlschCourant aangaf, by do algomeeno beraadslagingen over de Staatsbegroollng do Minister nader gepolst wordt. Er kan tot geruststelling meordor licht ontstoken. Vrymaking van het onderwys is door do Troonrede van 1901 aangekondigd. Het Chri8toiyk deel des volks wacht op do daden van het ministerie. Het is ongerust geworden, doordat do laatsto Troonrodo er van zweeg; hot is ongerust gemaakt door do uitlating van dr. Do Vissor, dat er voorloopig wel niets van oen nadere regeling van het lager onderwys zal komen; het wordt door eigon partybladen in spanning gehoudon om trent deze zaak; de vijand maakt or gobruik van Het is daarom, in velerlei opzicht, nood zakelijk, dat hot ministerio zich duideiyk Sascha zeer trotsch was, hij had er ccn klein vermogen voor betaald; schitterend beschil derde glazon cn bonte majolica's zag men overalin een hoek stond ccn gele mariner- bu8te; het sierlijke kopjo van C'léo do Mé- rodo, cn aan den zolder hing ccn loovcrach- tig schoone lamp van oud-Arabisch koper. Een nis in den muur was zeer aardig en doelmatig tot bibliotheek ingericht cn een fijn, fluweelachtig tapijt was voor het rust bed uitgespreid. Op het oogenblik was alles hou in het donker gehuld en boven het rustbed wierp een rood elcctrisch licht zijn helder schijn sel. „Hoo haalt men toch alles zoo bij elkaar," dacht Sascha, terwijl hij zijn blik rusten liet op het in de schemering haast niet to herkenen „Schweigen i. Walde". Eigenlijk onzin Omdat iets ons eenmaal e.gen be vallen heeft, willen wij dat genot vasthou den. Alsof het bezit van het voorwerp ons een eeuwig welgevallen vcroorzaaxt. En juist de gewoonte vermindert het genot; dc indruk, dien het maakte, wordt kleiner, het ding werkt niet meer, dc stem .ing laat zich niet vasthouden. En zonder de ware stemming kijkt ons het raadselachtige „Schweigen im Walde" zoo bedeesd aan als dc eerste dc beste schoonheid uit een mode tijdschrift. Wat had dezo voorstelling hem eens in verrukking gebracht! Tcvcrgcefsch zocht hij de vrome huivering van dat oogen blik weder deelachtig te worden. Neen, het wilde niet gelukken. Wat had hij al lang niet meer gehuiverd, gejuicht, niet meer vereerd l (Wordt vervol ffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5