No. 13099
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 5 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Een Modern Leven.
Dc Kuyper-kocrs. Zoo is de titel
van een artikel van mr. L. J. Plemp van
Duiveland, waarmede de Novem~er-aflev&-
ring van Onze Eeuw geopend wordt.
Na herinnerd te hebben aan de, den libe
ralen meegevallen Troonrede van 1901 en
aan de bcgrootingsdebatfcen, stelt de schrij
ver de vraag wat er thans is van den
nieuwen koers. Nog altijd is er een be
scheid gegeven door den man, die aan het
roer staat-, tenzij dan dit, dat hij het roer
houdt en dat het voortaan goed zal gaan.
Het parlementaire jaar heeft geen antwoord
gegevenmen moet elders dan op wetgevend
gebied speuren naar teekenen van den
nieuwen koers.
„Als ik dus dr. Schaepman hoor zeggen,
dat de huidige toestand onzer Nederland-
scho staatkunde zich het best, het kortst, het
klaarst laat samenvatten in deze woorden:
„wij hebben een christelijke regeering, ge
steund door een christelijke meerderheid"
dan ben ik geneigd te antwoorden: het zij
zoo, maar tot heden openbaart zich dio om
standigheid voor mijn oog in niet veel an
ders dan dat ik enkele liooge regeerings-
plaatsen zie bezet door personen, dio ik cr
liever niet, en ontoegankelijk gemaakt voor
personen, die ik er wèl wilde zien. Het
„systeem", dat gij in de onsamenhangende
zinsneden der tweede Troonrede onder
scheidt, houdt ik voor een vrucht der in uw
poëzie gewaardeerde verbeeldingskracht;
maar ook al ligt het waarlijk daaronder ver
borgen, dan nog is mij na een jaar nauw
lettend toezien het specifiek christelijke
(of zelfs het méér christelijke dan voorheen)
vaoi dat stelsel niet klaarder dan dc diepe
zin van uw groot geluid.
Ik zou dus zeggen, dat er waarheid ligt
in do socialistische sneer, dat sinds de ver
kiezingen van 1901 de zaak eenvoudig op
denzelfden voet wordt voortgezet. En ik er
ken, dat op den duur de sterk democrati
sche neigingen, die in een deel der antirevo
lutionaire partij zich openbaren, zich niet
zullen laten bevredigen door de overweging,
dat dc geestelijke goederen van het christen
volk thans in veiliger handen zijn dan voor
heen. Reeds bevelen de lieden van ..Patri
monium" zij het nog in zorgvuldig ge-
wattcordo moties, in besloten vergaderingen
Samengesteld do stoffelijke zaken den hee-
ren van do overheid met eenig ongeduld aan.
Reeds organiseeren zich katholieke radica
len tot „vrije bonden", los van de groote
j,oonsorvatieve" partij. Reeds wordt een
pers-propaganda voorbereid van „christen
democraten,' die gelijk een hunner, mr.
T. de Vries, het uitdrukt „aan dr. Kuy-
peris beginselen getrouw, ook onder de coa~
litie het democratisch ideaal willen vast-
houden." Inmiddels jubileert wel do Stan
daard elke week over het roemrijk christelijk
Cr, dat een nieuwo aera opendemaar
r vreugde ia, dunkt mij, niet veel meer
'dan een nawerking van den overwinnings
poes van 1901, culmineerend in de glorio, dat
-haar hoofdredacteur Nederland regeeren
ging"
Dus is allo6 bij het oude gebleven!
Neen.
„Er staat sinds Juli 1901 een man aan
het hoofd van ons ministerie, van wien het
nog altijd niet te zeggen is, of hij een groot
staatsman en een wetgevend talent zal blij
ken, maar die meer dan iemand in oub land
do eigenaardigo gaven, en ook den lust, be
zit om zelf middenpunt te zijn van den po-
litieken strijd. Een „rumueur d'idées" van
den eersten rang, dio schitterende vonken
laat spatten voor de oogen zijner getrouwe
volgers zoowel als van hen, die naar poli-
fcieko traditie zijn tegenstanders zijn; beur
telings met voordacht of onopzettelijk, alle
aandacht samentrekkend op zijn persoon
zekore bekoring oefenend op wel een ieder
en toch door schier elk zijner daden roepend
om oritiek. Welnu, in mijn oog is al wat er
tot heden van den nieuwen koers valt waar
te nomen, dit: dat het een Kuyper-koers is
©n niets meer. Is er in onze pers sinds een-
jaar iets te bospeuren van anti-clericale op
positie ik bedoel niet tegen de abstracte
olericale idee of tegen mogelijke clericale
schrikbeelden, maar tegen de „clericale" re-
geering? Neen, gansch de oppositie, voor-
Weer een zucht.
„Een tweejarig paard, dat graaf Dolina
verkoopen wil, een prachtigo volbloed
hengst, afstammeling van Governor en Lei-
la, dat zegt genoeg, nietwaar? Dien te be
rijden moet het hoogste genot zijn. Maar
Dohna vraagt er een prijs voor, geen den
ken aanPapa lacht mij eenvoudig uit, als
ik er over begin. Ach en"
„Waarde vrienden en fee6tgenooten 1" Dat
was do oude heer Schirmer. Een zeer gemoe
delijke toost En daarna werd bijna iedereen
toegedronken en scheen het geheelo gezel
schap uit enkel lieve, voortreffelijke, nooit
te vergeten menschen te bestaan, op wie men
noodzakelijk toosten moest.
Handongeschud, broederschap drinken,
aanstooton, lang zal hij leven, het een al zoo
onwaar als het andere, de echte, onvervalsch-
te, geanimeerde, ten slotte meer en meer in
ruwheid ontaardende familiefeeststemming.
„U ziet er uit, als ging de geheelo zaak u
niet aan," meendo Marielise, die vandaag
met haar cavalier i.iet geheel tevreden was;
„ik geloof, dat u zich doodelijk verveelt."
„Maar, licvo juffrouw! En dat nog wel
als uw buurman."
Marielise trok de schouders op cn lachte
eenigszins boosaardig in zichzelve. „Weet u,
Miretto van u zeide, toen u gisteren ver
trokken waart?'
„Nu? Dat interesseert mij."
„Eigenlijk is het vreeselijk indisoreet."
zoover zij zich toonde, is anti-Kuyperiaamsch.
Gelijk men veronderstelt en met reden
dat de volle aansprakelijkheid voor alle re-
geeringsmaatregelen van eenig belang be
rust bij den premier, zoo is ook tegen hem
alle critiek gericht, die zij uitlokken, ja
wordt aan de geringste zijner bewegingen
minstens even veel beteekenis gehecht als
aan de principicelste vergissingen zijner
ambtgen o oten.
„De premier nu biedt veel vat. aan dc cri
tiek der liberale en democratische pers.
Eerstgenoemdo geeft hem geen recht tot
klachten; zij behandelt hem met zeker ont
zag; maar zij is scherp van gezicht, laat
weinig onopgemerkt, en geeft telkens te ver
staan dat haar afwachtende houding niet
als bewijs van vertrouwen moet worden op
gevat en dat zij nog altijd niet inziet, waar
om hij en zijn ambtgenooten de plaateen
moeten bekleeden, voor welke zij meer dan
een barer gecstverwanten beschikbaar heeft.
Overigens komt haar bcoordeeling van wat
de nieuwe regeering doet, mij over het ge
heel objectief en onpartijdig genoeg voor.
Do democratische pers pleegt sterk anti-cle-
ricalisme, maar theoretisch, zonder directe
toepassing; des te sterker naar mate zij ver
der naar links staat-. In hot socialistisch or
gaan zijn „huichelarij" cn „volksvcrdom-
rning" tegenwoordig de meest geliefdo en ge
bruikte krachtwoorden, maar langs de regee
ring gaan zo, in hun algemeenheid, heen.
Het voorwerp van directe eritiek is dr.
Kuyper en alleen hij."
Mr. C. Th. van Deventer constateert in
De Gidsdat thans ook dc Regeoring den
toestand op Java ernstig inziet. En dat
het do Regeoring ernst is met haar voorne
men om in don nood te voorzien, bleek zoo
wol uit da-. Kuyperis woorden als uit het
optreden van den heer Idenbu g als minis
ter van koloniën. In het gesprokene door het
Kamerlid Id^nburg op 21 November 1901
leest de schrijver een volstrekte afkeuring
van het belasten van Indië met dc rente en
aflossing der geldsommen, in 1883 cn 1898
aan do Indische kas verstrekt. En in zijn
vorkiezingsrede reeds toonde hij zich een
overtuigd aanhanger van dr. Kuypor's leer,
dat een economisch tijdperk voor Indië
moet worden ontsloten. Doch hiertoe is geld
noodig.
„Bij dc volledige aanvaarding der eere-
sohuld-theorie zou Nederland de Indisohe
rekening hebben goed te schrijven ftiet een
bedrag van 200 müliocn gulden, wegens van
1 Januari 1867 tot 31 Decernbcr 1902 vaD de
kolonie genomen gelden. Daarentegen zou
die rekening belast blijven mot 100 millioen
gulden wegens dc in 1883 en 1898 aan de In
dische kas verstrekte voorschotten. Indië zou
dus op 1 Januari 1903 de beschikking heb
ben over ccn kapitaal van 100 millioen gul
den. Doch tevens zou, van dien datum af,
Indië ontheven zijn van de vorplichting om
over de aan de koloniale kas verstrekte
voorschotten rente te b- -alon cn voor de ge
leidelijke aflossing dier voorschotten, die
feitelijk geen voorsohot.ten, maar betalingen
op rekening van schuld waren, zorg to dis
gen. De Indische begrooting zou dorhalvo
verlicht worden met 4 millioen gulden
's jaare, 4 millioen, die van stonde aan in
het belang der Lnlandechc bevolking kon
den worden aangewend."
Dit geld zou moeten worden besteod voor
de reorganisatie van het inlandsoh onder
wijs en het afschaffen dor heerendiensten.
Door deze evolutie zou veel, doch nog lang
niert alles gewonnen zijn. De schrijver noemt
vorder dit samenstel van v' r groote wer
ken: ter hevloeiing en afwatering van So
lovallei, ter verlegging van den riviermond
naar do noordkust, ter verbetering van den
Soorabaiaschon waterweg, tot aanleg van
havenwerken te Soerabaia .Dat zal te za-
mon stellig 60 millioen kosten; voegt men
daarbij 30 millioen voor de a -nleg dor
noodzakelijkste bevloeiings- en afwaterings
werken elders dan in de Solovallei en 10
millioen voor de vcefciging-van een behoorlijk
staatelandbouw-crodietwezen, dan zal dat
alles wol in de nijpendste nooden voorzien,
dooh er zal tevens voor noodig zijn 100 mil.
lioon, gelijk aan het saldo dor eerosohuld.
Mr. Van Deventer stelt voor, dat Nedor-
land hiertoe een leening tot dit bedrag zal
„Onbescheidenheden zijn dc kern van de
conversatie! Dus..."
„Een schoon lichaam zon'dor ziel 1" zei-
do zij. Maar wat zij daarmede meende, daar
over liet zij zich niet uit."
„Behoeft ook niet."
Sascha dacht na. Hij had iets anders ver
wacht de een of andere vleiende opmerking,
over zijn kunstenaarsblik, zijn opvatting.
„Lichaam zonder ziel. Zou dat beduidon
Eigenlijk had Mi rotte gelijk.
Hem ontbrak iets om een normaal levend
mensch te zijn.
Daar juist bad hij weer dat gevoel gehad,
dat hem maar al te dikwijls in vroolijk ge
zelschap overkwam, zoo'n ^vocl van leegte,
van onvoldaanheid. Zijn geheele omgeving
leek hem zoo dwaas. En dat noemde men
genoegen, levensvreugde, cn hij zelf onder
vond er niet het minste van, niet het min
ste! Was het toch maar voorbij, meer
wenschte hij niet, en niettegenstaande zijn
ellende, govoeldo hij zich tot de meerdere
van zijn fecstgcnootcn.
Dit deed hem ontroeren. Zou hot mis
schien slechte geestelijko meerderheid, ver
fijndheid van smaak zijn, die hom verhin
derde vroolijk met de vroolijken te zijn Was
het niet meer zedelijke onmacht, zwakte, ge
brek aan gevoel
„Op je gezondheid, Sascha I" Wera kwam
juist met haar vol champagneglas voorbij en
stootte met hom aan. Maar bij het klinken
zag zij niet hem aan, maar keek recht voor
zich uit. Sascha begreep niet, wien haar
oogen met dio vreemde uitdrukking zoahton.
Bij het raam zaten slechts oudere hee-
ren. Op don dikken consul Meyor kon zij
het toch niet voorzien hebben HenM heen,
dat roode ordinaire gezicht. Hij scheen weer
sluiten. De voor rente en aflossing dezer
leening veroiechte gelden zouden voorloopig
gebracht- moeten worden ten laste der In
dische begroeting. Na tien jaren zou dan
beslist worden of dece leening voor rekening
van Nederland zal worden overgenomen
De schrijver acht deze plannen ook in de
gegeven politieke omstandigheden uitvoer
baar, omdat hij vermoedt, dat de Regeer in g
zich niet zal verzetten tegen den wensch van
den heer Van Kol om niet enkel den „me-
moriopost", maar ook den rente post van de
Indische begrootdng to verbannen. Is dit het
geval, dan is de aannemmg der motie-Van
Kol zoo goed als veiveke^d.
Het Centrum, overwegend de middelen
welke kunnen worden aanjc-wend om de g c-
meonten te gemoet te komen in haar f i-
nancicelcn nood, noemt allereerst het
plan om dc kosten van onderwijs en armen
zorg over te dragen aan het Rijk. Dat zou
zeker dc groote steden helpen, maar do Rijks
belasting zou daarvoor een aanmerkelijke
uitbreiding moeten ondergaan. Bovendien,
de gemeentelijke autonomie liep govaar. En
al zou het blad daarin voor het oogenblik
nog geen onheil zien het is toch niet ge-
wenscht voor onbepaalden tijd het bestuur
der gemeenten op zoo belangrijke punten ge
heel en al ondergeschikt to maken nnn de
wisselende inzichten eener Kamermeerder
heid.
Van een andor middelhet meer geld slaan
uit de exploitatie van gemeentebedrijven, is
Het Centrum niet geheel afkeerig. Het be
zwaar, dat dan het gebruik zal afnemen,
schijnt haar niet overwegend in e 1 k geval.
En zeker is het naar haar oordeel geenszins
af to keuren in do gemeentelijke overheid,
wanneer zij tracht zich een behoorlijke ba
te te verzekeren van ondernemingen ton al-
gemeenen nutte, wanneer langs dien weg een
geweldige opdrijving der belastingen kan
worden voorkomen. „Slechte zouden wij
daarbij een uitzondering willen gemaakt
zien voor de waterleiding, omdat water in
derdaad een eerste levensbehoefte is, cn zou
den wij, ten opzichte van hot gas, ook
voor zekere categorieën van burgers eonige
verlichting wcnschelijk achten."
Doch vooral lokt Het Centrum aan het
denkbeeld van den heer L Simons- het
heffen van grondbelasting door do gemeen
ten." Met Het Vaderland is Het Centrum
van meening, dat het met allen ernst dient
overwogen. Ook drukt laatstgenoemd blad
er op, dat mr Gcclcn in het Katholiek So
ciaal V/eekblad het denkbeeld gunstig ge
zind is.
Na evenwel opgemerkt to hebben, dat nog
een ander geneesmiddel dat van den heer
Raodt n.l. een ongesplitste Rijks-inkom
stenbelasting met het roe van opcentcnhef-
fing voor dc gemeenten, insgelijks zijn vóór
en tegen heeft, besluit Het Centrum aldus-
Summa sumniarurn, ware het voorloopig
misschien "t best, om voort te schrijden op
den weg, in 1897 ingeslagen, cn dc uitkec-
ring aan de gemeenten te vcrlioogen. Men
heeft dan fciid, een meer ingrijpende hervor
ming in de verhouding tusschcn Rijks- en
gcmeentc-finnncicn te overwogen cn voor te
bereiden. Haastige spoed ware bij zulk een
hervorming minder gewenscht. Maar dewijl
de nood der gemeenten steeds meer dringt,
is het zeker alleszins noodig, dat dc nulp
der Rijksoverheid, hoe dan ook, niet te lang
achterwege blijve. Mode met het og op do
sociale politiek, waartoe die gemeenten al
lengs worden genoopt.
Het Rijk, dat zestig millioen uit accijnzen
en invoerrechten int, is tot die hulp aan de
gemeenten, welke zulke indirecte belastingen
niet kunnen heffen, verplicht.
Een man, zegt de Arnhcmschc Courant
die blijkens den door hem gekozen pseudo
niem „Dixi" de beteekenis van zijn woord
zelf wel niet ondorschat en van eigenwaan
zeker niet genezen worden zal, zoolang De
Tijd zijn proza de plaats van een hoofdarti
kel waard acht, besluit een jeremiade over
de strafrechtspraak, over de open
bare onzedelijkheid „en wat daarmede sa
menhangt" met dc verzuchting:
„Wij meenen dan ook, dat er voor ons Mi
nisterie in deze materie nog heelwat te doen
goed aangeschoten te zijn. „Wat drommel,
kerel, kijk toch vóór je!" riep hij tcgon een
knecht, dio wat champagne morste. Het was
Frans, dc rijknecht van zijn vader, die van
daag bij Gustaaf bediende.
„Nu, Sascha, amuseer je je nogal?" vroeg
Wera, nu haar broeder plagend aanziende.
Wat had hot meisje toch vreemde oogen I
Madonna-oogen zeiden de mensch .n, die
Wera Schirmer voor het eerst zagen.
Maar neen, dat waren geen Madonna-
oogen. Iets brutaals lag er in, iets onreins.
En het geheele elegante persoontje met het
pikante, door lichtblond kroeshaar omgeven
gezicht, deed in houding en in kleeding
denkon aan {le vrouwengestalten uit „La vie
Parisienne."
Een betoovorerd schepseltje; maar ik wil
de, dat zij niet mijn zuster was, dacht
Sascha.
„Leve je kikvorschmenschzeide Marie
lise, met haar vriendin klinkend.
„Ach ja, mijn lieve kikvorschmensch 1"
grinnikte Wora. „Vandaag heeft hij wel drie
kwartier voorbij mijn ranm gewandeld. Zoo
veel liefde roert mij. Mijn hart begint iets
voor hem te voelen. Ach, Marielise!" Zij
zuchtte grappig gemaakt. „Maar wat zie
je er vandaag allerliefst uit, Schatjel" En
zij kuste haar vriendin teeder op de lippen.
Het was Sascha, alsof hij Marielise tegen
deze liefkoozingen moest beschermen. Do
kle>ine sportdame zag er zoo rein cn eenvou
dig uit, zooals zij daar juist tegen Wera op
keek.
Dat was een reine meisjesblik. Zich daarin
verdiepen.
Misschien.
Ach wat, Marielise was tocli eigenlijk een
klein schaap.
ia, evenals op het gebied van Zondagsrust,
want hoe „sport" mot het heiligen van den
Zondag kan samengaan, is voor ons onbe
grijpelijk, te meer als men leest, dat zulke
halsbrekende en ijzingwekkende „spurten"
geslagen worden dat men zich er over ver
baast, dat er geen ongelukken gebeuren, zoo-
dat mon zich op don dag dos Heeron vrij
willig in gevaar stelt het leven er bij in te
schieten. Daarom is het een goede gedachte
van de „Verecniging tot bevordering van
Zondagsrust" om bij de Regeering te willen
aandringen op verbod van sportwedstrijden
op Zondng."
Van sportwedstrijden zijn wij allerminst
bewonderaars; integendeel, hoezeer ingeno
men met gezonde sport, betreuren wij het,
dat zij haast altijd, naar het schijnt, vaak
ruwo en ongezonde wedstrijden in haar go-
volg moet hebben, maar dat zc op Zondag
afkeurenswaardiger zouden zijn dan in do
week, kunnen wij zeker niet toegeven.
Trouwens, ze op Zondag verbieden, zou on
geveer als een absoluut verbod werken cn
een unfaire wijze van bestrijding wezen.
„Dixi"6 gemoedsbezwaar is weer ccn bewijs
te meer, hoe gevaarlijk het is als voorstan
der van een wokelijkschen rustdag, voor zoo
veel mogelijk op don Zondag, zich aan te
sluiten bij hen, die do Zondagsrust bevor
deren alleen om tot zoogenaamde Zondags
heiliging te komen. Wij weten niet of d»-
„Verecniging tot bevordering van Zondags
rust" werkelijk het boven medegedeelde ver
zoek tot do Regeering wcnschl to richten,
maar zoo ja, dan is het toch te hopen, dat
zij, dio louter uit maatschappelijk oogpunt
voor Zondagsrust ijveren, hun steun zullen
onthouden aan ccn beweging, welke uitgaat
van do opvatting, dat „sport met het heili
gen van den Zondag niet kan samengaan",
en welke zelve eerst tot rust komt als op
den Zondag het grootst mogelijke aantal in
gezetenen zich verveelt cn op huichelachtige
wijze het spreekwoord in toepassing brengt,
dat verveling 's duivels oorkussen is.
In een asterisk „Uit de oude doos" schrijfi
Het Centrum:
De Hoagscho brief schrijver der Zaan-
land&che Courant schijnt tegenwoordig bij
zonder uit zijn humeur te zijn.
Het gerucht, dezer dagon verspreid,
dat plannen zouden worden beraamd tot
financieclo gelijkstelling van
openbaar cn b ij zonder onder w ij s,
hcoft hem totaal van streek gebracht cn dc
somberste denkbeelden voor zijn geest doen
oprijzen.
„Men kan het betreuren," zegt hij, „maar
niet ontkennen, dat nergens inecr secte-haat
wordt gekweekt dan juist op do lagere
school van kerkelijke kleur; 'tis niet de be
doeling. dat geof ik volmondig toe
maar niettemin is 'tzoo; de feiten zijn daar
om het te bewijzen. Godsdienstig getint on
derwijs van dogmatiek doortrokken
werkt op 't kindergemoed nadeclig uit oen
oogpunt van onderlinge verdraagzaamheid
jegens cn eerbiediging der gevoelens van an
dersdenkenden.
Alléén do neutrale school, bestemd om al
dc kinderen van ons volk tot gocdo burgera,
tot maatschappelijke deugden (zoo men wil,
'tis voor mij een synoniem: cn Ohristelijko
deugden) op te voeden, kan dc nationale
eenheid en kracht bevorderen en bewaren."
Wij golooven, dat de correspondent met
den mond vol tanden zou blijven staan, wan
neer men hein den cisch stelde deze stoute
beweringen met feiten te staven.
Hot zijn niet meer dan banaliteiten, die hij
te bordo brengt, banaliteiten en erger; want
zijn verzekeringen zijn ook onwaar en tot
vervolens toe weerlegd.
En een sterk bewijs daarvoor is zeker wel,
dat de voorstanders der school, waar „gods
dienstig getint onderwijs, van dogmatiek
doortrokken" wordt gegeven, meer ver
draagzaam met elkander omgaan niet alleen,
maar ook, hoewel hun dogmatiek toch zeker
niet dezelfde is^ elkaar als bondgenooten
steunen aan do .stembus cn elders.
Hieruit blijkt toch wel allerduidelijkst,
dat de gevolgen van hot onderwijs dor „la-
gore school van kcrkelijko kleur" niet een
sektehaat kweekt, als do briefschrijver be
weert, noch de nationale eenheid of kracht
bedreigt.
Heubch, daar was hij haast sentimenteel
geworden. r
Uitwerking van den champagne. Dat gaat
voorbij I
IV.
Het was ongeveer middernacht.
Sascha Schirmer had zich in zijn eigen
vertrekken teruggetrokken. Lang uitgestrekt
lag hij op ccn gemkk- 1 ru3toed en rookte
een sigaret die hij uit Konstantinopcl had
medegebracht.
Eigenlijk had zijn moeder hem na het
doopfeest nog graag een uurtje bij zich ge
houden, om zich samen vroolijk te maken
over de kleine onhandigheden van e schoon
dochter, over het al te jeugdige toilet van
een der gasten en over den ongelukkigcn
toost van den consul Meyer; met Sn.scua deed
zij h'^t graag, hij had zoo'n scherpen blik
cn zij was er altijd trotsch op, wanneer hij
haar meening deelde. Heden «'d hij zijn
moeder dat groote genoegen niet gegund.
Hij was vermoeid, overspannen, beweer
de hij.
Droomerig dwaalden zijn blikken door zijn
kamer, die met verfijnde luxe was ingericht.
Iets zeer bijzonders. Voornamelijk in Japan-
schen stijl. Prachtigo borduursels aan den
muur en sierlijk bewerkte zwarte meubelen.
Rijk geschilderde vazen, invoor-snijwerk en
oudo Japansche bronzen. Maar daartusschon
een menigte mod rno kunstvoorwerpen. Op
een ezel stond een prachtige ets naar Bóck-
lin's „Sehwoigen im Walde", achter de
schrijftafel hing door donkere draperieën
omgeven, een bewonderen..waardig schilde
rij in olieverf, een vrouwengestalte, door
avondlicht beschenen, van Beenard, waarop
En ton slotte mogen wij er op wijzen, dat
ook do liberalen men donko aan benoe
mingen, oto. goenszins to klagen hebben
over do onverdraagzaamheid der „clerica-
len", der mannen, die de bijzondere school
steunen en daar meerendcels hun opleiding
ontvingen.
„Een nationaal beJong co een nationale
plicht" noemt do Nieuwe Kottertlamcche
Courant do aanvulling van de het Vofcll4
fonds van het „Kon. Ned. Aardrijkskun
dig Genootschap" toegezegde 50,000. Men
weet, dat deze toezegging geschied is op
voorwaarde, dat nog een gelijk bedrag vóór
1 Januari 1903 zou weiden bijeengebracht.
Thans ontbreken echter nog 31.000
Men weet ook, dat het fonds ten doel
heeft, met rente cn (in 6ommigo gevallen)
met kapitaal, te steunen ondorzoekings- en
verkenningstochten van nog onbekende land
streken onzer overzccschc gewesten.
Do N leuwe Kotterdamsche Courant nu
legt nogmaals nadruk op de noodzake
lijk h o i d dezer verkenning, cn geeft con
globale berekening, dio tot de conclusie
komt., dat alleen in onze Oost nog oen opper
vlak vijf en twintig-maal grootev dan Ne
derland tot ons onbekend terrein behoort.
Kwam liet alleen pp theoretische ortho-
graphisdio kennis aan, men zou gemakke
lijker berusten in zoowel traagheid. Maar
er is meer: met hot aardrijkskundig, ge
ologisch en potrographisoh onderzoek hangt
ten nauwste samen een zaak van recht-
streoksoh materieel gewicht: dc vraag naar
het voorkomen vnn kast.baro delfstoffen.
Zonder een algomoene kennis van hot land
zal bot prospector ren nooit behoorlijk k'*n
ncn geschieden. Er ontgaat dan een con-
cosdojachf. in 't wilde; ccn gebied wordt
aangegrepen ter ontginning, uit soms ge-
hcol onbetrouwbare bewcegre monvonk zijn
groote verliezen dan het gevolg, terwijl mis
schien diolit in de buurt een terrein wordt
voorbijgegaan, dat bij eenigszins nauwkeu
riger kennis van hot land veel meer kans op
succes zou aangeboden hebben.
Het blad richt vooral dc aandacht, op
Niouw-Guinea, in dit opzicht cn eindigt
dan met dc volgende opwekking: -
Aan den goeden wil ligt het bij ons volk
zokor niet Nog bezitten wij man non, die
„dwars door het ijs en ijzer durven stre
ven". Dc Hollnndsohc nafcic editor heeft den
naam, een taai, maar ook een talmend volk
te zijn. Dezen kcor, nu een zoo vorstelijke
gift bcsohikbaar gesteld is maar voor
waardelijk is de gelegenheid gunstig om
ferm en grif aan tc pakken, een krachtigon
goldolijken grondslag te vormen tot aanvul
ling van hot achterstallige, en zulk con kans
is zeldzaam. Wij kunnen echter niet goloo
ven dat Jan Salio's geest zoo vaardig ge
worden is over ons volk, dat dit mooie stre
ven nu weer zou moeten verzanden.
De Zeeuw meont, dat als men hot mlnistorio
maar stil laat bogaan, ln hot vlorjarlg tydperk,
dat wl) zUn ingotroden, „alles zal rech kom".
Hot blad veronderstelt, dat minister Kuyper
eerst oons wil zlon, In hoevorro do I o o r-
p 1 i c h t w o t kan doorworkon on daarom
zelfs de ponsionnooring dor bij
zondere onderwijzers maar ter loops
behandelt en met do algohoolo vrijmaking
van hot lager onderwys nog wat wil wachten.
Maar „alles zal rech kom".
Toch erkont bet blad, dat or oenlgo redon
voor do heerschonde ongerustheid bestaat ou
daarom zegt het
„Toch kan het geon kwaad, dat zooals do
StichlschCourant aangaf, by do algomeeno
beraadslagingen over de Staatsbegroollng do
Minister nader gepolst wordt.
Er kan tot geruststelling meordor licht
ontstoken. Vrymaking van het onderwys is
door do Troonrede van 1901 aangekondigd.
Het Chri8toiyk deel des volks wacht op do
daden van het ministerie. Het is ongerust
geworden, doordat do laatsto Troonrodo er
van zweeg; hot is ongerust gemaakt door do
uitlating van dr. Do Vissor, dat er voorloopig
wel niets van oen nadere regeling van het
lager onderwys zal komen; het wordt door
eigon partybladen in spanning gehoudon om
trent deze zaak; de vijand maakt or gobruik
van Het is daarom, in velerlei opzicht, nood
zakelijk, dat hot ministerio zich duideiyk
Sascha zeer trotsch was, hij had er ccn klein
vermogen voor betaald; schitterend beschil
derde glazon cn bonte majolica's zag men
overalin een hoek stond ccn gele mariner-
bu8te; het sierlijke kopjo van C'léo do Mé-
rodo, cn aan den zolder hing ccn loovcrach-
tig schoone lamp van oud-Arabisch koper.
Een nis in den muur was zeer aardig en
doelmatig tot bibliotheek ingericht cn een
fijn, fluweelachtig tapijt was voor het rust
bed uitgespreid.
Op het oogenblik was alles hou in het
donker gehuld en boven het rustbed wierp
een rood elcctrisch licht zijn helder schijn
sel.
„Hoo haalt men toch alles zoo bij elkaar,"
dacht Sascha, terwijl hij zijn blik rusten
liet op het in de schemering haast niet to
herkenen „Schweigen i. Walde". Eigenlijk
onzin Omdat iets ons eenmaal e.gen be
vallen heeft, willen wij dat genot vasthou
den. Alsof het bezit van het voorwerp ons
een eeuwig welgevallen vcroorzaaxt. En
juist de gewoonte vermindert het genot; dc
indruk, dien het maakte, wordt kleiner,
het ding werkt niet meer, dc stem .ing laat
zich niet vasthouden. En zonder de ware
stemming kijkt ons het raadselachtige
„Schweigen im Walde" zoo bedeesd aan als
dc eerste dc beste schoonheid uit een mode
tijdschrift. Wat had dezo voorstelling hem
eens in verrukking gebracht! Tcvcrgcefsch
zocht hij de vrome huivering van dat oogen
blik weder deelachtig te worden. Neen, het
wilde niet gelukken.
Wat had hij al lang niet meer gehuiverd,
gejuicht, niet meer vereerd l
(Wordt vervol ffd.)