een goede geest onder hen heereehte en men over 't algemeen een juist besof van plicht had. Gaarne had hij meer voor zijn onder geschikten willen doen, maar ook bij hem moest het directeurschap gaan boven zijn menschzijn. Hij sprak nog zijn sympathie uit voor den Bond, hoopte dat dozc op den- zclfdon weg mocht voortgaan en wenschto den leden der afdceling Leiden voorspoed en geluk toe in hun persoon cn in hun ge zin. PI ij eindigde met een glas te wijden aan den Bond, wat door do vergadering werd nagevolgd. De muziek viel op zijn: „leve den Bond!" in cn door een machtig koor werd luide het feestlied aangeheven. Gedurende de pauze hadden wij het ge noegen de photographic, die vervaardigd weid op hot atelier van den heer Bouwmees ter alhier, meer van nabij te bezien. De uitvoering kwam ons voor onberispelijk te xijn. 'Tijdens de pauze werd er een collecte voor „iSchoolkindcrvoeding" gehouden, die/ 10.64 opbracht. Daarna werden de feestelijkheden voort gezet, het publiek dat gehoor had gegeven aan de vriendelijke uitnoodiging van den voorzitter om voor do pauze niot te veel te rooken, had dit tot dusverre geheel gelaten, maar stelde zich daarvoor nu schadeloos. Muziek en zang wisselden elkander ver volgens af. ,,Ecn vrijage in het kamp" werd vlot en aardig afgespeeld. Do aanwezigen, die het stuk mot groote aanklacht volgden, waanden zich soms heusch verplaatst in Brabant^waar het heette te zijn gebeurd. De kapper de heer H. Kouwenberg in de Morsoli6traat, die voor het grimeeren zorg de, droeg daartoe niet weinig bij. Dat de afdceling ook wat anders wonscht en wil en doet dan genoegen bezorgen bleek uit het laatste lied, dat werd gezongen, ge titeld: Verleden, hoden, en toekomst." Dat lied moge hot richtsnoer zijn van de afdceling Leiden en van den Bond in het algemeen, dan zal er niet slechts een band van broederschap blijven bestaan, maar do leden zullen ook in dc toekomst zich nog kunnen verheffen tot hooger stoffelijk en geestelijk peil. Een geanimeerd bal onder leiding van den heer H. W. Metselaar vormde het laat ste bedrijf van dezen welgeslaagden avond. Hot feest had een zoo ordelijk verloop, dat wij er het bestuur, dat zich er zoo voor heeft geïnteresseerd, daarmodo hartelijk geluk wensohen. Ook do muziek vereen iging ,,H. M. Ko ningin Wilhelmina" droeg door haar inder daad verdienstelijk spel zeer veel tot het welslagen bij, Tooneel. De Zondag-avondvoorstellingen worden tot jiu toe niet stiofmoodoriyk behandeld, wat de optrodonde gezelschappen betrefr. Eerst bet Nederlandsch Tooneel, thans do tooneelafdeo jing van hot Amstordamsch Lyrisch Tooneel, waarby niet minder dan Louis Bouwmeestor optreodt. Eerste-iangs gezelschappen dus. En toch was de opkomst gisteravond op alle rangen minder dan de vorige maalmisschien was do verhooging der Zondag-pryzen daarop niet zonder invloed gebleven, of wol de aard van het stuk. Gegevon word „Hot groote licht", drama in vier bedryven van Folix Philippi. Ziehier eon slechts zeer vluchtige schets van den inhoud. Een architect, die alleen, doch natuuriyk mot behulp van werkvolk, een spikoplinter- niouwon dom bouwt en vanwege dit stout bestaan dan ook gonio wordt gehooten, be roept voor de wandschilderingen In gezegden dom een jong, zeer talentvol schilder, wions groote gaven hy oikondo dwars togon de op positie van een bekrompen Munster comitó in. Hot jongmonsch gaat aan hot work doch steeds in de omgeving van het genie en zich blindstaroiKi daarop bekruipt hem de nyd, tot hU aan 't malen raakt, zelfs in hetgeen hy aan den wand maalt, waarvan hot voor- naam3to stuk moest voorstollon het GrooLo en het Kleine Licht. Grootheidswaanzin wordt zUn ziekte. Hy golooft dat de bouwmeester hem er onder wil houden, hem die meer genie is dan deze 1 In z(jn krankzinnigen trots gekrenkt, omdat do bouwmeestor zyn laatste werk afkeurt, schryft hy een plamflot tegen hom, doet nog andere rare dingen, eer men ontdekt dat hy gok is on eerder verpleging dan verguizing behoeft. Maar dan nog laat men hom, onbowaakt rondloopen, zelf, op den dag der dom inwyding, laat men hem ln don toron op oen der hoogste galeryen klimmen..... Hy stort zich aldaar in razerny naar beneden te piottor, nog voordat de archi tect gelegenheid heeft hem tegen to houden. Hot moot erkend, er waren zeer pakkende tooneelon in bet stuk, waarin nog veel meer andere porsonagos optrodon en waarin een liefdeshistorie evenmin ontbreekt. De auteur heelt getoond dat hy hot publiek kont en do acteurs workten in hoogo mate mede om- dit op zyn hand to krygou. Wy bewonderdon Bouwmeester ln oen zoo gohoel vorsohillond genre dan we van hem gowooniyk zien als nu ln don architect Loi enz Ferleitner, vol gemoodoiykheid waar hy hot zoo w6l meent met zyn beschermeling don schilder Frledrich Rasmussen, die zoo mooi voorgesteld werd door den heer Erfmann, terwyi diens moeder movrouw Rasmussen, in haar trots op hour zoon, een waardige vertolk ster vond in mevrouw Schwab Weiman. Een eigenaardige plaats neemt ln hot stuk ln do oude organist Hermann Goldner (getypeerd door den heor Jan Malliorbe), die herhaaldelijk biyk geeft van zyn hooge vereering voor Bach, soms op zulk een zonderlinge T?yzo dat hy algemeene vrooiykheid teweegbrengt en men het gaarne vergeeft dat ln weer wil van zyn eerbied voor dien grooton meestor In plaats van dlona buste, een Minerva-beeld in de kamer staat. Gooit hy er allerlei dwaasheden doorheen, die vrooiykheid veroorzaken, daartegenover staan ook anderen, waaromtrent men onwille keurig vraagt met welk doel de auteur ze 'hooft neergeschreven. De tyden zyn voorby, waarin men algemeen de volstrekte meening was toegedaan dat van L - het tooneel een opvoedende kracht moet uitgaan; maar daarom behoeft men nog niet tot het tegenovergestelde te vervallen en reden tot ergernis te geven. En dat wordt gedaan als Goldner tot Char- lotto Eggers (mevrouw Erfmann Sasbach), die ln hot koor by de Inwyding van den dom het „Hallelujah 1" zal zingen, zegt: „Je moet de hoogo f er uit kraaien dat onze lieve Heer je tot kamerzangerea benoemt," en later, alsof dit nog niet voldoende ware, nog eens „Je moet de hooge f er uit kraaien dat de engelen in don hemol er een lokkeren kop koffie om zetten", dit laatste w-aarschyniyk omdat, zooals hy zelf reeds had gezegd, het niet bepaald het fort van zyn huishoudster was om drinkbare kofflo klaar te maken. Dan laat de scbryver den architect tot den schilder zeggen dat dezo zich heeft willen verheffen „tot een God, maar welk een God, tot een privaat God, zoo voor huisoiyk ge bruik". En dan, wolk nut hebben die „uit den hemol gezonden Ansichtkaarten," enz., enz. Een persoon, die tydons zyn leven voel goed heeft gedaan, kan mot één groote slechte daad weer alles te niet doen. Zoo veroordeelt dit stuk zichzelf, hoe veel goeds het op toonoelgoblod moge bezitten, ten eenenmale door die tot niets dienende, maar veeleer, ook al is men niot korkeiyk of kerksch, weerzinwekkende uitdrukkingen, al hoeft Jan Maandag ook nog voor zulk een mooi decor ln hot vierdo bedryf gozorgd De vele terugroepingen, soms twee-of drie maal achter elkaar, konden daarom niet anders dan het spel goldon. De Bóeren-generaals. Generaal Dc Wet heeft zich gistel namid dag van Den Haag na^r Brussel begeven om van daar gezamenlijk met de generaals Bo tha en Do la Roy naar Parijs te vertrekken. Na vervolgens een bezoek aan Berlijn te heb ben gebracht, donken de generaals Zondag a.8. in de residentie terug te keeren. Dc Boeren generaals en de Duitsche keizer Aan dc National Ztg." wordt van ver trouwbare zijde verzekerd, dat de Duitsche stap, die op bevel des Keizers tegenover dc Boerengeneraals is gedaan, zien bepaalde tot do mcdedecling van do voorwaarden, waar op dc ontvangst kon plaats hebben. Een wcnsch des Keizers om de Boerengeneraals tc zien, is hun nooit medegedeeld. Dc hier en daar geuite bewering, dat zulk een wensch hun meegedeeld is geworden, is minstens een onbcwusto,zoo al geen opzet telijke dwaling. In de Duitsche bladen is dc mislukte audiëntie van de Boeren generaals bij den Keizer overigens nog steeds aan de orde. Het ,,Berl. Tagebl." vindt dat het hoog tijd wordt, dat de generaals door een authen tieke verklaring hunnerzijds eenigc ophelde ring geven over het communiqué van de Duitsche regeering in dc ,,Nordd. Allg. Ztg." Of er zulk een verklaring van de Bóe ren-generaals zal komen, staat nog niet vast; ten minste volgens een bericht uit Utrecht aan de „Frkf. Ztg." heeft Botha tot den correspondent van dat blad gezegd, dat de generaals het beter achtten, zich vooreerst niet uit te laten over de audiëntie-quaestie. Waarschijnlijk omdat zij vreezen, dat hun woorden in Duitschland toch verkeerd wor den uitgelegd. In dien geest sprak De Wet te 's-Graven- hagc tegenover den correspondent van heb- zelfdo blad; liïj noemde dit als reden van zijn terughoudendheid. Ten slotte liet De Wet zich als volgt uit: Natuurlijk zijn do beweringen van de ,,Nordd. Allg. Ztg." geen puur verzinsel, maar de mededeelingen werden ons gedaan van een dorde zijde, die ons niet direct ge noeg toescheen. Aan ccn ccnigszins officicclc uitnoodiging zouden wij zonder meer gevolg hebben gegoven en zeer zeker zouden wij ons tot den Engolsclien gezant hebben gewend, als dit officieel gewenscht was. ,,Maar," ging hij voort, ,,in den grond der zaak moet het oris tegenstaan, tot een bezoek bij den Keizer to worden uitgonoodigd. Ik wensch hior niot vorkeerd verstaan to worden, want do persoon van den Duitschen Keizer is mij zeer sympathiek, evenals aan mijn broeder-generaals. Wij zouden het tot een groote cor gerekond hebben, als zulk een il- lustro vorst ons eenvoudige lieden had wil len zien, maar het bezoek bij den Keizer zou noodzakelijkerwijs ccn bezoek bij dc staats hoofden van alle landen, die wij bereizen, noodig hebben gemaakt. Hierdoor zou onze reis in het politieke vaarwater gedrongen zijn, en dat willen wij onder allo omstan digheden vermijden. Wij reizen als particu lieren, die voor hun ongelukkige landslie den geld inzamelen; dat alleen cn niets an ders is ons doel." Koloniën. BATAVIA, 12 1G September. (Nederlandscho Mail.) Te Meeste r-Ooroclis is plotseling overle den aan verlamming van het hart, dc ge- pensionneerde kolonel der infanterie G. H. R. Halewijn laatstelijk commandant der infanterie te Magelang. Nu do cholera te Semarang zoo goed als go woken is, duiken er weer goruchten op, dat de soosoehoonan van Solo dlo plaats zal bezoeken. (J. B.) By het garnizoensbataljon der Zuider en Oostorafdeeling van Borneo zyn overge plaatst van Benkajang naar Singkawang de le luit. C. R. Ruempol en van Singkawang naar Bengkajang de le Juit. J. E. Scheffor. By hot garnizoensbataljon dor Zuider en Oosterafdooling van Borneo zyn overge plaatst van Priok TJahoo naar Bandjormaaln do kapt. J. A. Soetens en de lo lult. jhr. J. A. G. von Schmidt auf Altenstadt; van Amoental naar Tandjong de lo luit. L. J. Rynbende; van Bandjermasin naar Amoontai do 2e lult. E. J. van Son; van Bandjermasin naar Priok Tjahoe de le luit. J. van Hecht Muntiugh Napjus en de 2e lult. F. L. Lam- brochtson en A. J. L. Akersloot van Houten Roos. DJAVfBI. Aan een van den resident van Palembang onder dagteekening van 15 September ont vangen telegram wordt in de „Jav. Ct." het volgende ontleend: Een colonne, sterk 150 bajonetten, rukte 4 dezer van Limboer (Merangin) uit en be reikte, via Poeloe Djabil en Docsoen Moe- do (Batin IX) Moeara Mesoei-ei; deze plaats bleek verlaten, evenals do tegenover liggende Doesoen Banko (Batin IX). Van den vijand werd weinig overlast ondervon den. Bij Soengei Kandis, nabij Moeara Mcsoe- ma verraste de spits der colonne een pl.m. 25 man sterke bende die vluchtte met ach terlating van 13 gesneuvelden, zeven voor- laadgcwcren, een revolver, blanko wapens en munitie, waaronder veel gecomprimeerd buskruit. Aan onze zijde werd geen verlies geleden. Dc opvoer van vivres geschiedde te wa ter door de bevolking. De gezor.<..„eid dor hoofden en bevolking van Pocloe Djahil en Docsoen Moedo liet niets te wcnschen. Javaansclie prinsessen naar Nederland. Van Semarang werd dd. 18 September aan de „Java-Bode" geseind: De twee oudste dochters van den rogont van Japara zullen zich naar Nederland be geven. Een barer zal zich daar bekwamen in do schilderkunst, terwyi de andere een huis houdschool zal bezoeken. Dit geschiedt mot het doel om later op Java een school op te richten ten dienste van dochters van Inland- sche hoofden, waar dezen alsdan onderricht kunnen ontvangen in bovengenoemde vakken. De Merapl. De Merapi begint in het koor der andero vulkanon mode te doen en vertoont een ver hoogde werking, schryft „Het Centrum" van 14 Sept. Steeg er de laatste dagen een statiger pluim dan anders van rook boven en langs den borg, in don avond van jl. Dinsdag van j af halfzeven was de noord-oosloiyke kruin in laaien gloed gehuld, een vurig vlak in den donkeren nacht. Orn 12 uren was de berg zoodanig in nevelen gehuld, dat èn van den vulkaan èn van het vuur niets meor to zien was. Het gebrom, dat In 1898 mot de ver hoogde werking gepaard ging, bleef thans achterwege. Op de telegrapliische vraag van de redactie naar Salatiga om byzonderheden, werd haar geseind, dat men van daar uit oen lichten lavastroom hoeft meenen waar te nomen, doch dat nadere bijzonderheden nog ontbraken. ATJEIÏ. Do Atjeh-corrospoudont van de „Java Bode" schroef, onder dagteekening van 30 Augustus, uit Kotla-Radja o. n. het volgende: Sedoit 14 dagen wordt in het hospitaal alhier verpleegd de in Simpang Olim opge vatte deserteur Yan Fr., in 1888 al3 fuselier van Segli gedrost. Do man Is in dio 14 jaren by de Aljehers natuuriyk. niot in zyn voor- dool veranderd, h(J, hooft» oen zwnrton ring baard, zyn lippen zijn door het sirih kauwen als die van een inlander gekleurd, hy lydt org aan dysenterie en is in zyn manieren oen volmaakte Atjehor geworden. Hot verhaal van zijn wedervaren komt ln het kort op het volgende neer „Ulj do inwyding der nieuwe bentang to Segli in 1SS8 was ik dronken, ben toen met eonigo kameraden by do kwala in zeo gaan baden on weot eigenlijk mot goed meer wat or toen gebeurd is. (Hy zwom niettegenstaande het geroop dor andeion naar den overkant on liep het land in, voimoedeiyk bevangen door do blakende middagzo Toon ik tot bowustzyn kwam, lag Ik ongekleed en gebonden te imddon van Atjohors in een miss:git, die als versterking was Ingericht en ongevoer 2 K M. van do benting was verwydord. „Ik bleef daar 2 dagen by Toungkoe Panté Radja, schoonzoon van Tengkoo di Tnou, lorwyl Tookoo Palcó Podir van Sogll in dien tusaehoniyd een poging deod om my op te lichten om daardoor uo voor ïnyne terug brenging uitgeloofde som to verdionon. Uit angst om uitgeleverd to worden, ging ik mot T. Panté Radja naar Garot, alwaar ik by hot hootd introk; men had my intusschen den naam gegeven van Abdoerrachman. „Te Garot bleef ik plm. 3 maanden, men gaf my volop oton ea wat geld, benevens een lans, klewang en rentjong en daarmee moost ik (thans met meer geboeid) het voor noemde hoofd Hablb Abdoollah van Garot ovoral vergezellen. Hior, to Garot, ontmoette lk een anderen doseiteur, eon jongen Duitscher, voorheen cavalerist, door de Atjehers Arnin genoemd; dezo raadde my aan, liever met hem mee te gaan naar Groot-Atjoh, omdat hy Habib Abdoel- lah als weinig vortrouwbaar en als dief konde; hy waarschuwde my voor dit hoofd. „Nog stoeds bevreesd voor uitlevering, luisterdo ik naar zyn raad en samen gingen wo toon naar Anagaloeng, waar toen ter tyde Tongkoo dl Tirou zich met zyn bende ophield. Hior werdon wy ondergebracht in een liuis, waar reeds oen 15 tal deserteurs (Europeanen van allo nationaliteiten) byeen waren. In die dagen kwamen aldaar ook nog aan een Duit scher on eon Zwitser, beiden van Lampeneroet gedeserteerd. Zy pochton er op, dat zy in die bentong lonten hadden ontstoken, die een pea'.- dagen door kondon smoulon en dan het kruithuiaje in brand zouden steken. „Do Duitacher (kanonnior Warstein?) drong zich erg by Tcngkoe dl Tirou op, leerde hem mot een eigen gemaakten sleutel onze onge- sprongen granaten openen, enz. Ja, hy ging tot den Islam over en zocht ons erg to benadeolen, waarom hy, na herhaalde ruzie, dan ook door ©enigen van onze deserteurs vermoord werd; de Zwitser llop toen weg en otiorf later te Ssllmoon. „Kort na deze gebeurtenissen kwam er geld gebrek by de bondo en wy, Europeanen wor den slecht behandeld. „De vreemdelingen begaven zich toon meest allon tegenover de geconcentreerde linie om do Compenlo te booorlogen; de moesten hun ner sneuveldeD, anderen begaven zich naar de "Westkust en ik begaf my naar den sultan, die xlch te Keumala Dalam ophield, by wien ik geïntroduceerd werd door den gedeserteer- den sergeant Spaans, een Indo, die erg het vertrouwen van den sultan genoot. „De „radja", zooals hy door de Atjehers genoemd werd, was een jongo man van onge veer 23 jaren, in myn oogon een slecht Moham medaan, want hy stoorde zich niet veel aan verboden spyzen, enz. Wel scheen hy onder de plak te zitten van Panglima Polèm, die niet erg tegen den radja scheen op te zien. „Met Toekoe Oemar scheen de sultan erg bevriend, van hem kreeg hy o. a. van uit Rigas een mooie versierde donderbus ten ge schenke, met welk wapen de radja, Spaans en ik wel eens op de vogeljacht gingen. „Tydens myn verbiyf by den sultan moest ik hem de behandeling van het g6weer en ook Nederland8cbe liedjes leeren. „Ik mocht hem echter niet en wantrouwde hem, ofschoon by my toch goed behandelde en hy my een vrygeleide meegaf toen ik hem myn besluit meedeelde om weg te gaan. „Hoe Jang ik te Keumala gebleven bon on hoo lang in Njong, waarheen lk toen trok, weet ik niet; dank zy myn brief van den sultan, kroeg ik overal van de oeloeóbalangs volop eten en geld. „Yan Njong ging lk naar Samslanga, waar ik zoowat vyf jaren gebleven ben en trouwde daar met een dochter van een der hoofden, die my bovendien 3 jaren lang een p^di oogst afstond en oen huis te Matang Olim cadeau gaf, waar ik rustig met myn vrouw leefde; zy was een flink persoon, die my altyd krach tig gesteund heeft en by wie ik 3 kinderen kreeg. „In myn rustig leven werd lk op zekeren dag opgejaagd door de medodeeling, dat, na de Pedir-expeditie, de troepen langs de Noord on Oostkust trokken met bedoeling tot Edi te gaan. „Achtereenvolgens vluchtte ik naar Piim- bang, Peudada, Djeumpa en Peurangan en vervolgons week ik uit naar den Gló Sabó, waar lk 6 maanden bleef, omdat ik zwaar ziek was. Enkele hoofden, by wie ik myn toevlucht zocht, verzochten me niot te lang by hen te blijven, omdat xy bang waren voor de gevolgen van het huisvesten van een deserteur. „Toon de troepen tegen de, by den Gló Sabó opgeworpen bentings optrokken, vluohtte ik naar Lapong. In dien tyd he'i ik den vrygeleidebrief van den sultan wat leoren waardeeren; ik kon natuurlük nergens iets beginnen voor myn levensonderhoud, doch op vertoon van dien brief, gaf men my steeds eten en geld. „Het was daar, dat eenige Atjehers eens tot my kwamen met do, door het bestuur uitgegeven passen, en mjj onder aanbieding van suikerriet, klappers en vruchten kwamen vragen, wat voor doel dio passen toch had den. Ik stelde hen in konnis met don mhoud or van en verzekerde hun, dat zy totaal niets mot den godsdienst te maken hadden zooals de priesters wilden doen voorkomen, want dezen hadden natuuriyk allerlei praatjes van eeuwige vordoemenis, enz. uitgestrooid. „Hier ia Lapong heb ik benauwde oogen- blikkon meegemaakt, want op zokeren dag werd de missigit bezet door troepen on een half uur verder lag ik doodziek ln de kam pong. Ook dezo kampong werd natuuriyk dooi do troopen bezocht en op-zekeren morgen floten de kogels door myn huis. „De goedgezinde Atjehers kwamen me toen um raad vragen en ik zeide hun om maar een witte vlag uit to steken, waarop het schieten dan ook ophield; de troep kwam in de kampong en legde nog verscheidene djahats neer: die natuuriyk niot in de kam pong wilden biyvon en vluchtten. „Don volgenden dag passeordo eene pa trouille rakelings myn huis; vluchtten kon ik niet, ik was niet lil staat om op to staan, myn vrouw en kinderen zaten onder het huis en toonden gelukkig geen onrust, ik zelf zag door een kior in den wand de sol daten, die de menschen zonder passen opvatten. „In dien tyd verloor ik eeu mUner kinderen aan de pokkon. „Toon de troepen voorgoed wederom missi git Lapangan Monó bezetten, werd het me te benauwd om bet hart, ik was wat boter en besloot naar do Gajoolanden to gaan om daar den sultan op te zoeken, 's Nachts begaf ik mo Daar het hoofd van Sawang on die gaf me reisgeld en wees me den weg naar de Gajoolanden. „Met vrouw en kinderen trok ik daarop, alloon met een paar blanke wapens, het ge bergte in, volgde olifantspaden en overnachtte 's nachts ln djambo's (primitieve rustplaatsen, die ik uit vrees voor wildo dieren nog oerst goed ompaggeren moost. „Na eon paar dagen kwam ik o. a. 30 ge wapende volgelingen van Panglima Polèm tegen; dezen trokken er op uit om sabilgelden op to halen. „Zoo rondzwervende, bereikto ik oindeiyk Blram aan do bovon-Korti-rivlerwaar ik echter zoo'n gebrek loed, (er was goon ryst moer te vinden), dat ik moedoleos werd, de hoop opgaf om den sultan te vinden en be sloot maar weer terug te keoren naar de Korti- streek, waar ik me in liet gebergte boven het landschap Tjoonda schuil hield, want ik was door de dysentorie niet meer in staat om rond te zwerven „Ook d&dr werd ik weer opgejaagd", omdat men mU kwam waarschuwen, dat rnjju ver biyf aan de Compenie vorradon was. Met veel misère trok ik toon steeds verder en vorder in de richting van do Djamboe Ayer- rlvier, omdat daar eigens een familielid van myn vrouw moest wonen. Onderwog raakte ik in kennis met oen zeer \yandig gezind hoofd (h\J bedreigt byv. een ieder, die een pas aanneemt, met ver wonding), die myn hulp Inriep om patronen to maken en gevroren te repareeren. „Meermalen hoeft oen patrouille me vlak op do hiolen gezeten, zoodat ik zolfs oenmaal, met achterlating van vrouw on kinderen, over de Djamboe Ayer-rivier moest vluchten. „Eerst 2 dagen later vond ik hen toen terug; de patrouille had hen achterhaald, mnar vorder niots gedaan, doordat myn vrouw v u htm aan de soldaten had aangobodon. „Ik had Intusschen konnis gemaakt met een Pedirees en deze nam myn stiefkind tot vrouw. „Eindeiyk leden we zoo'n gebrek, ook aan opium, waaraan ik bohoofte had leeren kry- f gen, dat ik met dien Pedirees besloot naar een cliandoeri te gaan. Daarheen op weg zynde, werden we gewaarschuwd, dat ei troepeD in de buurt waren, men raadde eng aan naar een andere plaats te gaan, waai ook een groot feest gehouden xou worden. „Ik liep hiermee in de val, onxe raad gevers hebben biykbaar het eene of andere bivak gewaarschuwd, want terwyi ik daar heel kalm koffie zat te drinken, xag ik opeens soldaten achter me staan en aldua ben ik gearresteerd." Ik gaf zyn wedervaren weer aldus ver volgt de correspondent omdat men daardoor een kykjo krygt op het leven van benden en bendehoofden in do streken, die voortdurend afgepatrouilleeid worden; naar Franck werd niet eens door onze troepen gezocht, wat te meer onrust en onzekerheid moeten dan de personen niet hebben, die wèl door onze patrouilles nagejaagd worden. Omtrent de, in den loop der jaren gedeser teerde militairen weet hy mede te deelon, dai de meesten gestorven zyn, veelal aan ziekte; ook Carli en Spaans overkwam dat lot, eü, voor zoover hy weet, zou er thans nog óén Europeesch deserteur zyn, die, onder den naam van Ojohan, zich by de vyandelyke benden in Kerti ophoudt. Dat het leven der deserteurs ook al geen couleur de ross was, valt op t© maken uil het hiervoren verhaalde omtrent den Duitschei by de bende van Tengkoo de Tirou, die n.b. door eigen lotgonooton zyn einde rond I Wyders weet Vau F. natuuriyk hot noodig© te verhalen van benden, schuilplaatsen, oorlogsbydragen, onbetrouwbaarheid van hoof den, enz., enz., die, indien ze werkeiyk waai zyn, het bestuur van veel nut kunnen zyn, maar de uitkomst zal mooten Jeeren of de man na zooveel jaron nog onderscheid woei tusschen Wahrheic und Dichtung. Cliolera. De hevigheid van de cholera In Batavia biyft stationnair. Dagelyks komen er ond t de inlanders een aantal sterfgevallen voor wisselende van drie tot acht, terwyi eiken dag nog aangifte wordt gedaan van nieuwe ïyders. In gelyken geest Bpreken do berichten over deze ziekte uit Semarang. Het is hollen of stilstaan met de cholera te Soerabaia, lezen wy in de „Soer. Ct." van 12 Sept. Volgens de rapporten der kampong hoofden bedraagt het aantal door die ziekte aangetaste inlanders nu reeds sinds een week, gemiddeld zestien por dag. Van het garnizoen werden Dinsdag jl. In weinige uren tyds vier Europeanen en drie inlandsche militairen met cholera in het hos pitaal opgenomen, van wie sedert oon paar bezweken zyn. Eergisteren, Woonsdag, kwam onder de troepen slechts één geval voor, gisteren niot een enkel. In het stadsverband werden sedert verleden. Zondag tot en met gisteren twaalf ïyders bin nengebracht, van wie zeven overleden vier van die ïyders werden op den publieken wegr gevonden. Het cholerahospitaal aan don Oedjong bleef dezo week ledig. Weder is in Soerabaia een offer van de cholera gevallen: de 2de luitenant, alhier in garnizoen, Geytenbeek. Dinsdagmorgen had uit het groot militair hospitaal op Simpang do begrafenis plaats. Ofschoon geen militair© honnours worden bewezen, volgde toch een groote Btoet van hoofd- en subalterne officieren het stoffsiyk overschot van den beminden kameraad naar zyn laatste rustplaats. Do heer Geylonboek was nog maar kort if Indiö. In Holland betreurt thans een oude moeder, die ai haar hoop op don veelbelovende® zoon had gevestigd, zyn droevig uiteinde. (Soer. Hbl.) Biykens de officieel© tiendaagsche rapporte® kwamen van 10 tot 20 Augustus te KwaC® Kapoeas 52 gevallen van cholera voor, waar van 29 doodeiyk on in de onderafdoellng Sogiri (Celebes) 29 gevallen, alle do^boiyk. In do Zulder- en Oosterafdoeling van Borneo kwamen van 1 tot 20 Augustus voort te Amoentai 33 gevallen, 26 doodeiyk, te Balan- gan 22 gevallen, 13 doodoiyk, te Pabalong 89 gevallen, 75 doodeiyk; te Kloewa 63 gevalk i, 60 doodelyk en van 11 tot 20 Augustus te Amandit 128 gevallen, 96 doodelyk, te Benoea Ampat 32 gevallen, 31 doodelyk. De besmetverklaring van Telok Botong we gens cholera Is weder opgeheveD. Pok keu. Uit Djokja schryft men aan de „Semarang Ct." dat daar erg üe pokken heorachen. Ver scheidene huisgezinnen, waar de ziekte haar intrede deed, zyn thans genoodzaakt zich van de buitenwereld af te zonderen. Door den Gouverueur-Goneraal van Ned.-In- die zijn de volgende beschikkingen gonomen i CIVIEL DEPARTEMENT. O n tsl&- gen: uit 's lands dienst, de gewezen klerk bij het post- en tclcgraafkajitoor te Piv- dang, laatstelijk als zoodanig werkzaam bij het post- en telegraafkantoor te Kotta- Radja, E. P. do Haas. Ontslagen: bij do kamer van koop handel en nijverheid te Padang wegens ver- trek eervol als lid, J. Kempen. Bcnoo-md: tot lid W. H. G. HerklotSj procuratiehouder van de soheepsagentuui^ voorheen J. Daendcls As Co. Benoemd: tot adjunct-ingenieur bij de exploitatie van Staatsspoorwegen op Ja va, de civiel ingenieur H. F. Streiff; tot adspirant-ingcniev.r bij den water- staat en 's lands Burgerlijke Openbare Wer ken de civicl-ingeniour Ch. G. Cramer. Ontslagen: eervol uit 's lands dienst de gewezen klerk bij de algemeen© rekenkar- - mer A. Silanoe. Ontslagen: op verzoek wegens ver- trek eervol als lid van den landra.-.d te Bindjey J. G. Gasthals, onder dankbetui ging voor dc door hem als zoodanig be wezen diensten. eervol als lid van den landraad te Me- dan, op verzoek wegens vertrek. Entho- vcn, inspecteur der Dclimaatschappij al daar; wegens vertrek Lo Lee Pioe, beiden ojl- der dankbetuiging voor de door hon als zck*- danig bewezen dienstcm.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 2