een goede geest onder hen heereehte en men
over 't algemeen een juist besof van plicht
had. Gaarne had hij meer voor zijn onder
geschikten willen doen, maar ook bij hem
moest het directeurschap gaan boven zijn
menschzijn. Hij sprak nog zijn sympathie
uit voor den Bond, hoopte dat dozc op den-
zclfdon weg mocht voortgaan en wenschto
den leden der afdceling Leiden voorspoed
en geluk toe in hun persoon cn in hun ge
zin. PI ij eindigde met een glas te wijden aan
den Bond, wat door do vergadering werd
nagevolgd.
De muziek viel op zijn: „leve den Bond!"
in cn door een machtig koor werd luide het
feestlied aangeheven.
Gedurende de pauze hadden wij het ge
noegen de photographic, die vervaardigd
weid op hot atelier van den heer Bouwmees
ter alhier, meer van nabij te bezien. De
uitvoering kwam ons voor onberispelijk te
xijn.
'Tijdens de pauze werd er een collecte voor
„iSchoolkindcrvoeding" gehouden, die/ 10.64
opbracht.
Daarna werden de feestelijkheden voort
gezet, het publiek dat gehoor had gegeven
aan de vriendelijke uitnoodiging van den
voorzitter om voor do pauze niot te veel te
rooken, had dit tot dusverre geheel gelaten,
maar stelde zich daarvoor nu schadeloos.
Muziek en zang wisselden elkander ver
volgens af. ,,Ecn vrijage in het kamp" werd
vlot en aardig afgespeeld. Do aanwezigen,
die het stuk mot groote aanklacht volgden,
waanden zich soms heusch verplaatst in
Brabant^waar het heette te zijn gebeurd.
De kapper de heer H. Kouwenberg in de
Morsoli6traat, die voor het grimeeren zorg
de, droeg daartoe niet weinig bij.
Dat de afdceling ook wat anders wonscht
en wil en doet dan genoegen bezorgen bleek
uit het laatste lied, dat werd gezongen, ge
titeld: Verleden, hoden, en toekomst."
Dat lied moge hot richtsnoer zijn van de
afdceling Leiden en van den Bond in het
algemeen, dan zal er niet slechts een band
van broederschap blijven bestaan, maar do
leden zullen ook in dc toekomst zich nog
kunnen verheffen tot hooger stoffelijk en
geestelijk peil.
Een geanimeerd bal onder leiding van
den heer H. W. Metselaar vormde het laat
ste bedrijf van dezen welgeslaagden avond.
Hot feest had een zoo ordelijk verloop, dat
wij er het bestuur, dat zich er zoo voor heeft
geïnteresseerd, daarmodo hartelijk geluk
wensohen.
Ook do muziek vereen iging ,,H. M. Ko
ningin Wilhelmina" droeg door haar inder
daad verdienstelijk spel zeer veel tot het
welslagen bij,
Tooneel.
De Zondag-avondvoorstellingen worden tot
jiu toe niet stiofmoodoriyk behandeld, wat
de optrodonde gezelschappen betrefr. Eerst bet
Nederlandsch Tooneel, thans do tooneelafdeo
jing van hot Amstordamsch Lyrisch Tooneel,
waarby niet minder dan Louis Bouwmeestor
optreodt. Eerste-iangs gezelschappen dus. En
toch was de opkomst gisteravond op alle
rangen minder dan de vorige maalmisschien
was do verhooging der Zondag-pryzen daarop
niet zonder invloed gebleven, of wol de aard
van het stuk.
Gegevon word „Hot groote licht", drama
in vier bedryven van Folix Philippi.
Ziehier eon slechts zeer vluchtige schets
van den inhoud.
Een architect, die alleen, doch natuuriyk
mot behulp van werkvolk, een spikoplinter-
niouwon dom bouwt en vanwege dit stout
bestaan dan ook gonio wordt gehooten, be
roept voor de wandschilderingen In gezegden
dom een jong, zeer talentvol schilder, wions
groote gaven hy oikondo dwars togon de op
positie van een bekrompen Munster comitó in.
Hot jongmonsch gaat aan hot work doch
steeds in de omgeving van het genie en zich
blindstaroiKi daarop bekruipt hem de nyd,
tot hU aan 't malen raakt, zelfs in hetgeen
hy aan den wand maalt, waarvan hot voor-
naam3to stuk moest voorstollon het GrooLo
en het Kleine Licht. Grootheidswaanzin wordt
zUn ziekte. Hy golooft dat de bouwmeester
hem er onder wil houden, hem die meer
genie is dan deze 1 In z(jn krankzinnigen
trots gekrenkt, omdat do bouwmeestor zyn
laatste werk afkeurt, schryft hy een
plamflot tegen hom, doet nog andere rare
dingen, eer men ontdekt dat hy gok is on
eerder verpleging dan verguizing behoeft. Maar
dan nog laat men hom, onbowaakt rondloopen,
zelf, op den dag der dom inwyding, laat men
hem ln don toron op oen der hoogste galeryen
klimmen..... Hy stort zich aldaar in razerny
naar beneden te piottor, nog voordat de archi
tect gelegenheid heeft hem tegen to houden.
Hot moot erkend, er waren zeer pakkende
tooneelon in bet stuk, waarin nog veel meer
andere porsonagos optrodon en waarin een
liefdeshistorie evenmin ontbreekt. De auteur
heelt getoond dat hy hot publiek kont en do
acteurs workten in hoogo mate mede om- dit
op zyn hand to krygou.
Wy bewonderdon Bouwmeester ln oen zoo
gohoel vorsohillond genre dan we van hem
gowooniyk zien als nu ln don architect Loi enz
Ferleitner, vol gemoodoiykheid waar hy hot
zoo w6l meent met zyn beschermeling don
schilder Frledrich Rasmussen, die zoo mooi
voorgesteld werd door den heer Erfmann,
terwyi diens moeder movrouw Rasmussen, in
haar trots op hour zoon, een waardige vertolk
ster vond in mevrouw Schwab Weiman.
Een eigenaardige plaats neemt ln hot stuk
ln do oude organist Hermann Goldner (getypeerd
door den heor Jan Malliorbe), die herhaaldelijk
biyk geeft van zyn hooge vereering voor
Bach, soms op zulk een zonderlinge T?yzo
dat hy algemeene vrooiykheid teweegbrengt
en men het gaarne vergeeft dat ln weer
wil van zyn eerbied voor dien grooton meestor
In plaats van dlona buste, een Minerva-beeld
in de kamer staat.
Gooit hy er allerlei dwaasheden doorheen,
die vrooiykheid veroorzaken, daartegenover
staan ook anderen, waaromtrent men onwille
keurig vraagt met welk doel de auteur ze
'hooft neergeschreven.
De tyden zyn voorby, waarin men algemeen
de volstrekte meening was toegedaan dat van
L -
het tooneel een opvoedende kracht moet
uitgaan; maar daarom behoeft men nog niet
tot het tegenovergestelde te vervallen en
reden tot ergernis te geven.
En dat wordt gedaan als Goldner tot Char-
lotto Eggers (mevrouw Erfmann Sasbach),
die ln hot koor by de Inwyding van den dom
het „Hallelujah 1" zal zingen, zegt: „Je moet
de hoogo f er uit kraaien dat onze lieve Heer
je tot kamerzangerea benoemt," en later,
alsof dit nog niet voldoende ware, nog eens
„Je moet de hooge f er uit kraaien dat de
engelen in don hemol er een lokkeren kop
koffie om zetten", dit laatste w-aarschyniyk
omdat, zooals hy zelf reeds had gezegd, het
niet bepaald het fort van zyn huishoudster
was om drinkbare kofflo klaar te maken.
Dan laat de scbryver den architect tot den
schilder zeggen dat dezo zich heeft willen
verheffen „tot een God, maar welk een God,
tot een privaat God, zoo voor huisoiyk ge
bruik". En dan, wolk nut hebben die „uit den
hemol gezonden Ansichtkaarten," enz., enz.
Een persoon, die tydons zyn leven voel
goed heeft gedaan, kan mot één groote
slechte daad weer alles te niet doen. Zoo
veroordeelt dit stuk zichzelf, hoe veel goeds het
op toonoelgoblod moge bezitten, ten eenenmale
door die tot niets dienende, maar veeleer,
ook al is men niot korkeiyk of kerksch,
weerzinwekkende uitdrukkingen, al hoeft Jan
Maandag ook nog voor zulk een mooi decor
ln hot vierdo bedryf gozorgd
De vele terugroepingen, soms twee-of drie
maal achter elkaar, konden daarom niet anders
dan het spel goldon.
De Bóeren-generaals.
Generaal Dc Wet heeft zich gistel namid
dag van Den Haag na^r Brussel begeven om
van daar gezamenlijk met de generaals Bo
tha en Do la Roy naar Parijs te vertrekken.
Na vervolgens een bezoek aan Berlijn te heb
ben gebracht, donken de generaals Zondag
a.8. in de residentie terug te keeren.
Dc Boeren generaals en de Duitsche keizer
Aan dc National Ztg." wordt van ver
trouwbare zijde verzekerd, dat de Duitsche
stap, die op bevel des Keizers tegenover dc
Boerengeneraals is gedaan, zien bepaalde tot
do mcdedecling van do voorwaarden, waar
op dc ontvangst kon plaats hebben. Een
wcnsch des Keizers om de Boerengeneraals
tc zien, is hun nooit medegedeeld. Dc hier
en daar geuite bewering, dat zulk een
wensch hun meegedeeld is geworden, is
minstens een onbcwusto,zoo al geen opzet
telijke dwaling.
In de Duitsche bladen is dc mislukte
audiëntie van de Boeren generaals bij den
Keizer overigens nog steeds aan de orde.
Het ,,Berl. Tagebl." vindt dat het hoog tijd
wordt, dat de generaals door een authen
tieke verklaring hunnerzijds eenigc ophelde
ring geven over het communiqué van de
Duitsche regeering in dc ,,Nordd. Allg.
Ztg." Of er zulk een verklaring van de Bóe
ren-generaals zal komen, staat nog niet
vast; ten minste volgens een bericht uit
Utrecht aan de „Frkf. Ztg." heeft Botha tot
den correspondent van dat blad gezegd, dat
de generaals het beter achtten, zich vooreerst
niet uit te laten over de audiëntie-quaestie.
Waarschijnlijk omdat zij vreezen, dat hun
woorden in Duitschland toch verkeerd wor
den uitgelegd.
In dien geest sprak De Wet te 's-Graven-
hagc tegenover den correspondent van heb-
zelfdo blad; liïj noemde dit als reden van
zijn terughoudendheid. Ten slotte liet De
Wet zich als volgt uit:
Natuurlijk zijn do beweringen van de
,,Nordd. Allg. Ztg." geen puur verzinsel,
maar de mededeelingen werden ons gedaan
van een dorde zijde, die ons niet direct ge
noeg toescheen. Aan ccn ccnigszins officicclc
uitnoodiging zouden wij zonder meer gevolg
hebben gegoven en zeer zeker zouden wij ons
tot den Engolsclien gezant hebben gewend,
als dit officieel gewenscht was. ,,Maar,"
ging hij voort, ,,in den grond der zaak moet
het oris tegenstaan, tot een bezoek bij den
Keizer to worden uitgonoodigd. Ik wensch
hior niot vorkeerd verstaan to worden,
want do persoon van den Duitschen Keizer
is mij zeer sympathiek, evenals aan mijn
broeder-generaals. Wij zouden het tot een
groote cor gerekond hebben, als zulk een il-
lustro vorst ons eenvoudige lieden had wil
len zien, maar het bezoek bij den Keizer zou
noodzakelijkerwijs ccn bezoek bij dc staats
hoofden van alle landen, die wij bereizen,
noodig hebben gemaakt. Hierdoor zou onze
reis in het politieke vaarwater gedrongen
zijn, en dat willen wij onder allo omstan
digheden vermijden. Wij reizen als particu
lieren, die voor hun ongelukkige landslie
den geld inzamelen; dat alleen cn niets an
ders is ons doel."
Koloniën.
BATAVIA, 12 1G September.
(Nederlandscho Mail.)
Te Meeste r-Ooroclis is plotseling overle
den aan verlamming van het hart, dc ge-
pensionneerde kolonel der infanterie G. H.
R. Halewijn laatstelijk commandant der
infanterie te Magelang.
Nu do cholera te Semarang zoo goed
als go woken is, duiken er weer goruchten
op, dat de soosoehoonan van Solo dlo plaats
zal bezoeken. (J. B.)
By het garnizoensbataljon der Zuider
en Oostorafdeeling van Borneo zyn overge
plaatst van Benkajang naar Singkawang de
le luit. C. R. Ruempol en van Singkawang
naar Bengkajang de le Juit. J. E. Scheffor.
By hot garnizoensbataljon dor Zuider
en Oosterafdooling van Borneo zyn overge
plaatst van Priok TJahoo naar Bandjormaaln
do kapt. J. A. Soetens en de lo lult. jhr. J.
A. G. von Schmidt auf Altenstadt; van
Amoental naar Tandjong de lo luit. L. J.
Rynbende; van Bandjermasin naar Amoontai
do 2e lult. E. J. van Son; van Bandjermasin
naar Priok Tjahoe de le luit. J. van Hecht
Muntiugh Napjus en de 2e lult. F. L. Lam-
brochtson en A. J. L. Akersloot van Houten
Roos.
DJAVfBI.
Aan een van den resident van Palembang
onder dagteekening van 15 September ont
vangen telegram wordt in de „Jav. Ct."
het volgende ontleend:
Een colonne, sterk 150 bajonetten, rukte
4 dezer van Limboer (Merangin) uit en be
reikte, via Poeloe Djabil en Docsoen Moe-
do (Batin IX) Moeara Mesoei-ei; deze
plaats bleek verlaten, evenals do tegenover
liggende Doesoen Banko (Batin IX). Van
den vijand werd weinig overlast ondervon
den.
Bij Soengei Kandis, nabij Moeara Mcsoe-
ma verraste de spits der colonne een pl.m.
25 man sterke bende die vluchtte met ach
terlating van 13 gesneuvelden, zeven voor-
laadgcwcren, een revolver, blanko wapens
en munitie, waaronder veel gecomprimeerd
buskruit.
Aan onze zijde werd geen verlies geleden.
Dc opvoer van vivres geschiedde te wa
ter door de bevolking. De gezor.<..„eid dor
hoofden en bevolking van Pocloe Djahil en
Docsoen Moedo liet niets te wcnschen.
Javaansclie prinsessen naar Nederland.
Van Semarang werd dd. 18 September aan
de „Java-Bode" geseind:
De twee oudste dochters van den rogont
van Japara zullen zich naar Nederland be
geven. Een barer zal zich daar bekwamen in
do schilderkunst, terwyi de andere een huis
houdschool zal bezoeken. Dit geschiedt mot
het doel om later op Java een school op te
richten ten dienste van dochters van Inland-
sche hoofden, waar dezen alsdan onderricht
kunnen ontvangen in bovengenoemde vakken.
De Merapl.
De Merapi begint in het koor der andero
vulkanon mode te doen en vertoont een ver
hoogde werking, schryft „Het Centrum" van
14 Sept. Steeg er de laatste dagen een statiger
pluim dan anders van rook boven en langs
den borg, in don avond van jl. Dinsdag van j
af halfzeven was de noord-oosloiyke kruin in
laaien gloed gehuld, een vurig vlak in den
donkeren nacht. Orn 12 uren was de berg
zoodanig in nevelen gehuld, dat èn van den
vulkaan èn van het vuur niets meor to zien
was. Het gebrom, dat In 1898 mot de ver
hoogde werking gepaard ging, bleef thans
achterwege.
Op de telegrapliische vraag van de redactie
naar Salatiga om byzonderheden, werd haar
geseind, dat men van daar uit oen lichten
lavastroom hoeft meenen waar te nomen,
doch dat nadere bijzonderheden nog ontbraken.
ATJEIÏ.
Do Atjeh-corrospoudont van de „Java Bode"
schroef, onder dagteekening van 30 Augustus,
uit Kotla-Radja o. n. het volgende:
Sedoit 14 dagen wordt in het hospitaal
alhier verpleegd de in Simpang Olim opge
vatte deserteur Yan Fr., in 1888 al3 fuselier
van Segli gedrost. Do man Is in dio 14 jaren
by de Aljehers natuuriyk. niot in zyn voor-
dool veranderd, h(J, hooft» oen zwnrton ring
baard, zyn lippen zijn door het sirih kauwen
als die van een inlander gekleurd, hy lydt
org aan dysenterie en is in zyn manieren
oen volmaakte Atjehor geworden.
Hot verhaal van zijn wedervaren komt ln
het kort op het volgende neer
„Ulj do inwyding der nieuwe bentang to Segli
in 1SS8 was ik dronken, ben toen met eonigo
kameraden by do kwala in zeo gaan baden
on weot eigenlijk mot goed meer wat or toen
gebeurd is. (Hy zwom niettegenstaande het
geroop dor andeion naar den overkant on liep
het land in, voimoedeiyk bevangen door do
blakende middagzo Toon ik tot bowustzyn
kwam, lag Ik ongekleed en gebonden te
imddon van Atjohors in een miss:git, die als
versterking was Ingericht en ongevoer 2 K M.
van do benting was verwydord.
„Ik bleef daar 2 dagen by Toungkoe Panté
Radja, schoonzoon van Tengkoo di Tnou,
lorwyl Tookoo Palcó Podir van Sogll in dien
tusaehoniyd een poging deod om my op te
lichten om daardoor uo voor ïnyne terug
brenging uitgeloofde som to verdionon. Uit
angst om uitgeleverd to worden, ging ik mot
T. Panté Radja naar Garot, alwaar ik by hot
hootd introk; men had my intusschen den
naam gegeven van Abdoerrachman.
„Te Garot bleef ik plm. 3 maanden, men
gaf my volop oton ea wat geld, benevens
een lans, klewang en rentjong en daarmee
moost ik (thans met meer geboeid) het voor
noemde hoofd Hablb Abdoollah van Garot
ovoral vergezellen.
Hior, to Garot, ontmoette lk een anderen
doseiteur, eon jongen Duitscher, voorheen
cavalerist, door de Atjehers Arnin genoemd;
dezo raadde my aan, liever met hem mee te
gaan naar Groot-Atjoh, omdat hy Habib Abdoel-
lah als weinig vortrouwbaar en als dief konde;
hy waarschuwde my voor dit hoofd.
„Nog stoeds bevreesd voor uitlevering,
luisterdo ik naar zyn raad en samen gingen
wo toon naar Anagaloeng, waar toen ter tyde
Tongkoo dl Tirou zich met zyn bende ophield.
Hior werdon wy ondergebracht in een liuis,
waar reeds oen 15 tal deserteurs (Europeanen
van allo nationaliteiten) byeen waren. In die
dagen kwamen aldaar ook nog aan een Duit
scher on eon Zwitser, beiden van Lampeneroet
gedeserteerd. Zy pochton er op, dat zy in die
bentong lonten hadden ontstoken, die een
pea'.- dagen door kondon smoulon en dan het
kruithuiaje in brand zouden steken.
„Do Duitacher (kanonnior Warstein?) drong
zich erg by Tcngkoe dl Tirou op, leerde hem
mot een eigen gemaakten sleutel onze onge-
sprongen granaten openen, enz. Ja, hy ging
tot den Islam over en zocht ons erg to
benadeolen, waarom hy, na herhaalde ruzie,
dan ook door ©enigen van onze deserteurs
vermoord werd; de Zwitser llop toen weg
en otiorf later te Ssllmoon.
„Kort na deze gebeurtenissen kwam er geld
gebrek by de bondo en wy, Europeanen wor
den slecht behandeld.
„De vreemdelingen begaven zich toon meest
allon tegenover de geconcentreerde linie om
do Compenlo te booorlogen; de moesten hun
ner sneuveldeD, anderen begaven zich naar de
"Westkust en ik begaf my naar den sultan,
die xlch te Keumala Dalam ophield, by wien
ik geïntroduceerd werd door den gedeserteer-
den sergeant Spaans, een Indo, die erg het
vertrouwen van den sultan genoot.
„De „radja", zooals hy door de Atjehers
genoemd werd, was een jongo man van onge
veer 23 jaren, in myn oogon een slecht Moham
medaan, want hy stoorde zich niet veel aan
verboden spyzen, enz. Wel scheen hy onder
de plak te zitten van Panglima Polèm, die
niet erg tegen den radja scheen op te zien.
„Met Toekoe Oemar scheen de sultan erg
bevriend, van hem kreeg hy o. a. van uit
Rigas een mooie versierde donderbus ten ge
schenke, met welk wapen de radja, Spaans
en ik wel eens op de vogeljacht gingen.
„Tydens myn verbiyf by den sultan moest
ik hem de behandeling van het g6weer en
ook Nederland8cbe liedjes leeren.
„Ik mocht hem echter niet en wantrouwde
hem, ofschoon by my toch goed behandelde
en hy my een vrygeleide meegaf toen ik hem
myn besluit meedeelde om weg te gaan.
„Hoe Jang ik te Keumala gebleven bon on
hoo lang in Njong, waarheen lk toen trok,
weet ik niet; dank zy myn brief van den
sultan, kroeg ik overal van de oeloeóbalangs
volop eten en geld.
„Yan Njong ging lk naar Samslanga, waar
ik zoowat vyf jaren gebleven ben en trouwde
daar met een dochter van een der hoofden,
die my bovendien 3 jaren lang een p^di oogst
afstond en oen huis te Matang Olim cadeau
gaf, waar ik rustig met myn vrouw leefde;
zy was een flink persoon, die my altyd krach
tig gesteund heeft en by wie ik 3 kinderen
kreeg.
„In myn rustig leven werd lk op zekeren
dag opgejaagd door de medodeeling, dat, na
de Pedir-expeditie, de troepen langs de Noord
on Oostkust trokken met bedoeling tot Edi
te gaan.
„Achtereenvolgens vluchtte ik naar Piim-
bang, Peudada, Djeumpa en Peurangan en
vervolgons week ik uit naar den Gló Sabó,
waar lk 6 maanden bleef, omdat ik zwaar
ziek was. Enkele hoofden, by wie ik myn
toevlucht zocht, verzochten me niot te lang
by hen te blijven, omdat xy bang waren
voor de gevolgen van het huisvesten van
een deserteur.
„Toon de troepen tegen de, by den Gló
Sabó opgeworpen bentings optrokken, vluohtte
ik naar Lapong.
In dien tyd he'i ik den vrygeleidebrief van
den sultan wat leoren waardeeren; ik kon
natuurlük nergens iets beginnen voor myn
levensonderhoud, doch op vertoon van dien
brief, gaf men my steeds eten en geld.
„Het was daar, dat eenige Atjehers eens
tot my kwamen met do, door het bestuur
uitgegeven passen, en mjj onder aanbieding
van suikerriet, klappers en vruchten kwamen
vragen, wat voor doel dio passen toch had
den. Ik stelde hen in konnis met don mhoud
or van en verzekerde hun, dat zy totaal niets
mot den godsdienst te maken hadden zooals
de priesters wilden doen voorkomen, want
dezen hadden natuuriyk allerlei praatjes van
eeuwige vordoemenis, enz. uitgestrooid.
„Hier ia Lapong heb ik benauwde oogen-
blikkon meegemaakt, want op zokeren dag
werd de missigit bezet door troepen on een
half uur verder lag ik doodziek ln de kam
pong. Ook dezo kampong werd natuuriyk
dooi do troopen bezocht en op-zekeren
morgen floten de kogels door myn huis.
„De goedgezinde Atjehers kwamen me toen
um raad vragen en ik zeide hun om maar
een witte vlag uit to steken, waarop het
schieten dan ook ophield; de troep kwam
in de kampong en legde nog verscheidene
djahats neer: die natuuriyk niot in de kam
pong wilden biyvon en vluchtten.
„Don volgenden dag passeordo eene pa
trouille rakelings myn huis; vluchtten kon
ik niet, ik was niet lil staat om op to staan,
myn vrouw en kinderen zaten onder het
huis en toonden gelukkig geen onrust, ik
zelf zag door een kior in den wand de sol
daten, die de menschen zonder passen opvatten.
„In dien tyd verloor ik eeu mUner kinderen
aan de pokkon.
„Toon de troepen voorgoed wederom missi
git Lapangan Monó bezetten, werd het me
te benauwd om bet hart, ik was wat boter
en besloot naar do Gajoolanden to gaan om
daar den sultan op te zoeken, 's Nachts begaf
ik mo Daar het hoofd van Sawang on die
gaf me reisgeld en wees me den weg naar
de Gajoolanden.
„Met vrouw en kinderen trok ik daarop,
alloon met een paar blanke wapens, het ge
bergte in, volgde olifantspaden en overnachtte
's nachts ln djambo's (primitieve rustplaatsen,
die ik uit vrees voor wildo dieren nog oerst
goed ompaggeren moost.
„Na eon paar dagen kwam ik o. a. 30 ge
wapende volgelingen van Panglima Polèm
tegen; dezen trokken er op uit om sabilgelden
op to halen.
„Zoo rondzwervende, bereikto ik oindeiyk
Blram aan do bovon-Korti-rivlerwaar ik
echter zoo'n gebrek loed, (er was goon ryst
moer te vinden), dat ik moedoleos werd, de
hoop opgaf om den sultan te vinden en be
sloot maar weer terug te keoren naar de Korti-
streek, waar ik me in liet gebergte boven
het landschap Tjoonda schuil hield, want ik
was door de dysentorie niet meer in staat
om rond te zwerven
„Ook d&dr werd ik weer opgejaagd", omdat
men mU kwam waarschuwen, dat rnjju ver
biyf aan de Compenie vorradon was. Met
veel misère trok ik toon steeds verder en
vorder in de richting van do Djamboe Ayer-
rlvier, omdat daar eigens een familielid van
myn vrouw moest wonen.
Onderwog raakte ik in kennis met oen
zeer \yandig gezind hoofd (h\J bedreigt byv.
een ieder, die een pas aanneemt, met ver
wonding), die myn hulp Inriep om patronen
to maken en gevroren te repareeren.
„Meermalen hoeft oen patrouille me vlak
op do hiolen gezeten, zoodat ik zolfs oenmaal,
met achterlating van vrouw on kinderen, over
de Djamboe Ayer-rivier moest vluchten.
„Eerst 2 dagen later vond ik hen toen
terug; de patrouille had hen achterhaald, mnar
vorder niots gedaan, doordat myn vrouw
v u htm aan de soldaten had aangobodon.
„Ik had Intusschen konnis gemaakt met
een Pedirees en deze nam myn stiefkind tot
vrouw.
„Eindeiyk leden we zoo'n gebrek, ook aan
opium, waaraan ik bohoofte had leeren kry-
f
gen, dat ik met dien Pedirees besloot naar
een cliandoeri te gaan. Daarheen op weg
zynde, werden we gewaarschuwd, dat ei
troepeD in de buurt waren, men raadde eng
aan naar een andere plaats te gaan, waai
ook een groot feest gehouden xou worden.
„Ik liep hiermee in de val, onxe raad
gevers hebben biykbaar het eene of andere
bivak gewaarschuwd, want terwyi ik daar
heel kalm koffie zat te drinken, xag ik opeens
soldaten achter me staan en aldua ben ik
gearresteerd."
Ik gaf zyn wedervaren weer aldus ver
volgt de correspondent omdat men daardoor
een kykjo krygt op het leven van benden en
bendehoofden in do streken, die voortdurend
afgepatrouilleeid worden; naar Franck werd
niet eens door onze troepen gezocht, wat te
meer onrust en onzekerheid moeten dan de
personen niet hebben, die wèl door onze
patrouilles nagejaagd worden.
Omtrent de, in den loop der jaren gedeser
teerde militairen weet hy mede te deelon, dai
de meesten gestorven zyn, veelal aan ziekte;
ook Carli en Spaans overkwam dat lot, eü,
voor zoover hy weet, zou er thans nog óén
Europeesch deserteur zyn, die, onder den naam
van Ojohan, zich by de vyandelyke benden
in Kerti ophoudt.
Dat het leven der deserteurs ook al geen
couleur de ross was, valt op t© maken uil
het hiervoren verhaalde omtrent den Duitschei
by de bende van Tengkoo de Tirou, die n.b.
door eigen lotgonooton zyn einde rond I
Wyders weet Vau F. natuuriyk hot noodig©
te verhalen van benden, schuilplaatsen,
oorlogsbydragen, onbetrouwbaarheid van hoof
den, enz., enz., die, indien ze werkeiyk waai
zyn, het bestuur van veel nut kunnen zyn,
maar de uitkomst zal mooten Jeeren of de
man na zooveel jaron nog onderscheid woei
tusschen Wahrheic und Dichtung.
Cliolera.
De hevigheid van de cholera In Batavia
biyft stationnair. Dagelyks komen er ond t
de inlanders een aantal sterfgevallen voor
wisselende van drie tot acht, terwyi eiken
dag nog aangifte wordt gedaan van nieuwe
ïyders.
In gelyken geest Bpreken do berichten over
deze ziekte uit Semarang.
Het is hollen of stilstaan met de cholera
te Soerabaia, lezen wy in de „Soer. Ct." van
12 Sept. Volgens de rapporten der kampong
hoofden bedraagt het aantal door die ziekte
aangetaste inlanders nu reeds sinds een week,
gemiddeld zestien por dag.
Van het garnizoen werden Dinsdag jl. In
weinige uren tyds vier Europeanen en drie
inlandsche militairen met cholera in het hos
pitaal opgenomen, van wie sedert oon paar
bezweken zyn. Eergisteren, Woonsdag, kwam
onder de troepen slechts één geval voor, gisteren
niot een enkel.
In het stadsverband werden sedert verleden.
Zondag tot en met gisteren twaalf ïyders bin
nengebracht, van wie zeven overleden vier
van die ïyders werden op den publieken wegr
gevonden.
Het cholerahospitaal aan don Oedjong bleef
dezo week ledig.
Weder is in Soerabaia een offer van de
cholera gevallen: de 2de luitenant, alhier in
garnizoen, Geytenbeek. Dinsdagmorgen had
uit het groot militair hospitaal op Simpang
do begrafenis plaats. Ofschoon geen militair©
honnours worden bewezen, volgde toch een
groote Btoet van hoofd- en subalterne officieren
het stoffsiyk overschot van den beminden
kameraad naar zyn laatste rustplaats.
Do heer Geylonboek was nog maar kort if
Indiö. In Holland betreurt thans een oude
moeder, die ai haar hoop op don veelbelovende®
zoon had gevestigd, zyn droevig uiteinde.
(Soer. Hbl.)
Biykens de officieel© tiendaagsche rapporte®
kwamen van 10 tot 20 Augustus te KwaC®
Kapoeas 52 gevallen van cholera voor, waar
van 29 doodeiyk on in de onderafdoellng Sogiri
(Celebes) 29 gevallen, alle do^boiyk.
In do Zulder- en Oosterafdoeling van Borneo
kwamen van 1 tot 20 Augustus voort te
Amoentai 33 gevallen, 26 doodeiyk, te Balan-
gan 22 gevallen, 13 doodoiyk, te Pabalong 89
gevallen, 75 doodeiyk; te Kloewa 63 gevalk i,
60 doodelyk en van 11 tot 20 Augustus te
Amandit 128 gevallen, 96 doodelyk, te Benoea
Ampat 32 gevallen, 31 doodelyk.
De besmetverklaring van Telok Botong we
gens cholera Is weder opgeheveD.
Pok keu.
Uit Djokja schryft men aan de „Semarang
Ct." dat daar erg üe pokken heorachen. Ver
scheidene huisgezinnen, waar de ziekte haar
intrede deed, zyn thans genoodzaakt zich van
de buitenwereld af te zonderen.
Door den Gouverueur-Goneraal van Ned.-In-
die zijn de volgende beschikkingen gonomen i
CIVIEL DEPARTEMENT. O n tsl&-
gen: uit 's lands dienst, de gewezen klerk
bij het post- en tclcgraafkajitoor te Piv-
dang, laatstelijk als zoodanig werkzaam bij
het post- en telegraafkantoor te Kotta-
Radja, E. P. do Haas.
Ontslagen: bij do kamer van koop
handel en nijverheid te Padang wegens ver-
trek eervol als lid, J. Kempen.
Bcnoo-md: tot lid W. H. G. HerklotSj
procuratiehouder van de soheepsagentuui^
voorheen J. Daendcls As Co.
Benoemd: tot adjunct-ingenieur bij de
exploitatie van Staatsspoorwegen op Ja
va, de civiel ingenieur H. F. Streiff;
tot adspirant-ingcniev.r bij den water-
staat en 's lands Burgerlijke Openbare Wer
ken de civicl-ingeniour Ch. G. Cramer.
Ontslagen: eervol uit 's lands dienst
de gewezen klerk bij de algemeen© rekenkar- -
mer A. Silanoe.
Ontslagen: op verzoek wegens ver-
trek eervol als lid van den landra.-.d te
Bindjey J. G. Gasthals, onder dankbetui
ging voor dc door hem als zoodanig be
wezen diensten.
eervol als lid van den landraad te Me-
dan, op verzoek wegens vertrek. Entho-
vcn, inspecteur der Dclimaatschappij al
daar;
wegens vertrek Lo Lee Pioe, beiden ojl-
der dankbetuiging voor de door hon als zck*-
danig bewezen dienstcm.