LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 27 SEPTEMBER. - DERDE BLAD. Anno 1002.
No. 1306*i
V
cEen rustige omgeving.
Verloofd door een draak.
Een Souvenir.
De wilde wijngaard.
Van deu Grootvizier ai den Itoer.
„Ik moefc dit artikel dadelijk corngeeren
fen overschrijven", zei de heer De Korte.
„Om negen uur komt een jongen van de
ketterij de kopij halen; laat de kinderen dus
Sfciet binnenkomen, niet eens om goeden
Slacht te zeggen." En haastig ging hij aan
jijn schrijftafel zitten.
,-i „Is het zóó gewichtig?" vroeg zijn vrouw,
(baar haakwerk neerleggende.
*,f „Ja," was het antwoord; ,,'t is heel ge
wichtig. Ik moet stilte hebben."
„Natuurlijk, lieve," beaamde mevrouw.
*,Ik zal het Mina even zeggen." (Schellend)
ij,Mina, Mina, Minal waar zit die meid
fjfcoeh? O, ben je daar? Mina, je kunt de
[kinderen wel naar bed brengen. Neen, ze
[behoeven niet binnen te komen, om goeden
aiacht te zeggen. Papa heeft het heel druk.
'Neen, je bent or immers niet op gesteld,
<ilenri
1 „Waarop gestold?" (van zijn werk op
diende).
„Dat de kinderen jo goeden nacht komen
peggen."
,,0, neen," (haastig voortschrijvende).
„Breng ze dan maar naar bed, Mina.
{Vergeet niet Jantje zijn stroop je te geven,
"«n Liesje haar poeder, en denk om den wol-
iien lap van kleinen Tony. Goeden nacht,
lievelingen 1 Goeden naoht van mama. Pa
pa heeft het to druk." Na den kinderen
ban de deur een nachtkus gegeven te hebben,
kwam mevrouw weer bij haar man zitten.
j,Wat zullen zo bedroefd wezen, dat ze je
niet gezien hebben 1 Och, Henri, ze zijn zoo
lief 1"
„Wat koeten ze?" vroeg De Korte afge
trokken.
„Wat zo kosten?" herhaalde zijn vrouw,
{verbaasd. „Waarover denk je dan, dat ik
Bp reek?"
„O, neem me niest kwalijk was het over
•iets, dat je gekocht hadt?"
„Weineen. Ik sprak over Jantje en Liesje.
Ik zei, dat ze zoo lief waren."
„O, ja, jawel, maar ze kunnen mij mor
genochtend goeden nacht zeggen. Je ziet wel,
'dat ik niet gestoord moet worden."
„Maar wie denkt cr aan je te storen?
Niemand begrijpt beter dan ik, dat je met
rust gelaten moet worden. Ik verwonder
mij er dikwijls over, dat je zoo geduldig
kunt blijven, als iemand je in je werk stoort.
Die man van gisteren nog hoe heet liij
ook? Millet? Willet? Mizzet? Hoe was het
ook V'
„Ja neen. Zoo was het, geloof ik."
„Was het Millet of niet?"
„Ja," zei haar man, kortaf.
„Je kon me toch wel antwoord geven, Hen
ri," hernam mevrouw, op beleedigden toon.
„Je weet, hoe ..ie zoo'n naam dien ik niet
heb kunnen onthouden, door het hoofd
ïnaalt."
„Ik wil alles doen, kindlief, als je me nu
in aar met mijn werk laat voortgaan."
„Nu, dat is al heel onaardig van je ge
zegd. Alsof ik je zou hinderen! Ik ben al
tijd zoo stil als een muis, zoodra je begint
te schrijven; maar als mijn bijzijn jo lastig
is als je wilt, dat ik de kamer uitga..."
De Korte zag even op.
„Wees niet dwaas, lieve", sprak hij. ,,Je
inoest begrijpen, dat ik..." En hij verzonk
weer in stilzwijgen.
„Dat je wkt?"
„Hè?" vroeg hij.
„Waar ben je eigenlijk aan bezig?"
„Neen, neen, dat kan zoo niet blijven,"
zei do vrouw des huizes. „Er moet oen einde
aan komen. Weet je misschien ook wie dat
jonge mensch is? Ook niet! En mijn zuster
Lien ook niet. Tienmaal heeft zij den naam
gehoord en weer vergeten. Dat komt zeker,
omdat zo doof is, In jouw familie zijn zo
allemaal kortzichtig."
„En jullie vrouwen allemaal hardhoo-
rend," bromde de professor, terwijl hij zich
gemakkelijk in zijn leuningstoel vlijde en
I zijn blik richtte naar buiten over de zon
nige, afgemaaido kolenvelden.
De professor woonde in een eenzaam
staand huis, door weiden en kolenvelden
omgeven, waarop gewoonlijk om dezen tijd
j van het jaar troepjes kinderen druk bezig
waren met het oplaten van vliegers in aller
lei vormen.
„Ik begrijp er niets van, hoe je dat maar
zoo licht opneemt," pruttelde zijn vrouw
weder. „Wanneer dezo geschiedenis nu eens
geen grap was. Zoo'n aap van een jongen."
„Student, bedoel je," bracht de heer des
huizes in het midden»
„Dat zegt Lien ten minste ik ken hem
niet wanneer hij nu werkelijk eens om de
hand van Laura komt, man, wat dan?"
„Nu, dan kan je toch altijd nog ja of neen
zeggen," antwoordde de professor, terwijl hij
j zware rookwolken uitblies.
„Ja, hm. Zou ik ja zeggen, terwijl we
hebben afgesproken, dat de zoon van mijn
vriendin Selma, uit Stettin, wel een goede
f partij zou zijn? Het gaat om het levensgeluk
van ons eenig kindl Je moet den jongen
man het huis verbieden»"
„Ik schrijf een artikel... Als ze het mij
maar liet afmaken", liet hij er bij zich-
zelven op volgen.
„Voor wolk blad?" vroeg zijn vrouw,
peinzend. „De Zuidwijker"? Wel, heb je
niet gezegd, dat „De Zuidwijker" een af
schuwelijk blad was? Heb ik dat zoo mis?"
„O, dat was toen toen de redactie mijn
bijdrage geweigerd had (Weer stilzwij
gen.)
„Maar je hebt me niet gezegd, dat er
nu iets van je aangenomen was. Een arti
kel in proza, niet waar? Waar is het over?"
„Ja, ik zal je alles vertellen, als je maar
geduld wilt hebben."
„Ik geloof niet, dat ik je gevraagd heb
mij er alles van te vertellen," hernam me
vrouw De Korte, met waardigheid. „Ik
vroeg alleen maar, waarover het was."
„Over „Algemeen© Gangbaarheid"," was
het antwoord, met een zucht.
„„Algomeene Gangbaarheid"? Daar heb ik
nooit van gehoord. Dat beteekent zeker..."
„Jawel jawel zoo is het. Wacht, daar
valt mij juist in, dat er boven een boek is,
dat ik noodig heb."
„Wil ik dat boek even voor je halen, lie
ve?" bood mevrouw vriendelijk aan.
„Dank je, ik zal het liever zelf doen
ja, zie je, dat is eigenlijk beter." En manlief
nam zijn papieren bijeen en ging de kamer
uit.
„Daar heeft hij waarlijk zijn werk mee
genomen," zei zijn vrouw nadenkend, bij
zichzelve. „Hij was zeker bang, dat iemand
hem zou storenMaar boven i6 het zoo kil.
Ik zal hem gaan vragen, of hij geen vuur
aangelegd wil hebben, en zien of hij ook
een ander gloeikousje noodig heeft. Ik zal
mijn haakwerk maar meenemen en bij hem
komen zitten. Dan gevoelt hij, dat ik be
langstellend bon en sympathie voor hem heb
en dat is juist de hulp, die hij noodig hoeft,
die lieve, goede ventl"
En met een ongel ach ti gen glimlach volgde
zij den schrijver, die niet gestoord wilde
worden, naar bovon1
Het volgende avontuur geschied met een
geneesheer verklaart de verstandsverbijs
tering, waardoor hij plotseling getroffen
werd en ten gevolge waarvan hij spoedig
stierf. De wetenschap in België werd daar
door beroofd van iemand, die voorzeker haar
glorie uitgemaakt zou hebben.
Het was na middernacht in de maand No
vember. Dokter Z. had zoocven Tjjn genees
kundige hulp aan een zieke geboden en hij
mocht vast vertrouwen, dat de operatie ge
likt was. Tevreden keerde hij huiswaarts.
Eensklaps werd hij aangevallen door drie
ir.snneo, die gemaskerd waren. Zij stopten
hem oogenblikkelijk een bal in den mond,
blinddoekten hem cn wierpen hem in een rij
tuig, dat nagenoeg hermetisch gesloten was.
De zweep werd over do paarden gelegd en
voort ging het.
De tccht duurde minstens een uur. Men
ging een huis binnen en bracht hem op de
tweede verdieping in een kamer. Nu deder.
zij hem den doek van de oogen. Hij bevond
zich in een vertrek, dat rijk, doch ouderwets
was gen eubileerd, In den rechterhoek was
een gesloten alkoof.
„Dokter", zei hem een der gemaskerde
mannen met schrille stem, „ik weet, dat gij
uw gereedschappen bij u draagt. Hot betreft
hier bet afzetten van een hand." Do alkoof
„Maar dat heb jij toch al gedaan 1"
„Toch loopt hij altijd nog om het huis
heen," bracht de moeder weer in het midden.
„Stel daar de politie mee in kennis; ik kan
toch niet den geheelen dag om hot huis gaan
dwalen, dat begrijp je toch ook wel, niet
waar," antwoordde de professor geërgerd.
„Je moet niet alles overdrijven. Dat ver
langt ook geen mensch van je. Het is echter
zonderling, dat het jonge mensch altijd daar
is, waar wij ook zijn; het is of hij weet,
waar we heengaan. Onlangs op ons uitstapje
naar Wannsee was hij daar ook. Toen we
Maandag in den schouwburg waren en eer
gisteren in de opera, was hij er ook zoo
heel toevallig. Daar moot wat achter zitten."
„Nu, missohien schrijft ze hem."
„Maar, man! Wat denk je wol van Lau
ra? En dan, het is onmogelijk Ik houd haar
den geheelen dag in het oog. Ik houd al
tijd do deuren open en zie dadelijk, wan
neer ze de kamer verlaat. Neen, dat is niet
mogelijk. Ik verdenk eerder ons dienst
meisje..."
„Zeg haar dan den dienst op; dan is het
dozijn van het jaar juist vol," antwoordde
de heer dee huizes zuohtend.
„Is dat misschien mijn schuld? Waarom
deugen de meisjes zoo weinig? En weet je
al, dat die vlegel driemaal getracht heeft
bij ons een bezoek af te leggen? Daar liggen
zijn kaartjes: Egon von Slawizniaski. Nu,
men kan het Lien vergeven, dat ze dien
naam niet onthouden kan, maar nooit geef
ik haar Laura weer mee naar Swinemünde.
Die vedelende geschiedenis! Het is om
dol te worden."
„Ja," zeide de professor, „daarom moet
jij den volgenden keer mee. Maar heb je
dan nog geen bericht over je schoonzoon in
spe, Didi, gekregen f"
naderende, deed hij tusschen de gordijnen
een hand te voorschijn konien.
De dokter nam die in de zijne; het was
een fraai gevormde vrouwenhand. Hij wist
niet, wat er van te denken. Hij bevoelde
haar cn zeide toen op beslissonden toon:
„Er is hier niets, dat een afzetting noodza
kelijk maakt, volstrekt niets, mijnheer!"
Hij zag, hoe de hand tusschen de gordijnen
beefde. „En ik beweer het tegenovergestel
de!" zei de gemaskerdo man. „En indien
gij weigert ,zal ikzelf den plicht volbren
gen... Daarna zal ik nog een andoren tc ver
vullen hebben 1" voegde hij cr dreigend bij
bcrwijl hij een oogsiag wierp op de hand dos
dokters, hetgeen genoeg te kmncn gaf, welks
zijn phnnen waren. De geneesheer huiver
de.
De onbekende man haalde van onder zijn
kleederen een kleine bijl te voorschijn en
maakte zich gereed ze te slijpen. Die man
scheen zoo vast besloten, toonde zich zoo on
wankelbaar, dat de dokter begreep, dat de
menschlievendheid zelf hem gebood te ge
hoorzamen. Hij bedacht zich even, of er ook
redding mogelijk ware. Maar hoe kon dit?
Hij wist niet waar hij was. Tevens, deze man
was hier niet alleen in huis.
Met gebroken hart, het koude zweet op het
voorhoofd, naderde hij de alkoof. Hij riep al
zijn energie ter hulp en... volbracht net af-
- schuwelijkc werk. Hij hoorde achter die gor
dijnen gesmoorde kreten, welke hem hot
bloed in de aderen deden stollen.
Toen zag hij naar den onbekenden man,
die dit alles had bijgewoond. Deze was evon
ongevoelig alsof er niets gebeurd ware; ton
minste zoo scheen het den dokter.
Nu nam de onbekondo de afgekapte hand
en bezag haar. Nu nam hij van den vinger
van hot afgesneden lichaamsdeel een prach-
tigen ring, met robijnen en andere edelge
steenten ingelegd. Hij bood het nog met
bloed bedekte voorwerp aan den geneesheer,
terwijl hij zeide: „Ontvang dit als souve
nir; niemand zal het ooit terugeischen." Hij
deed het don verbijsterden dokter aaD den
vinger. Toen riep hij: „Het is volbracht!"
Een oogenblik later traden de twee gemas
kerde mannen binnen, blinddoekten opnieuw
den dokter cn brachten hem naar beneden.
Vervolgens deden zij hem in het rijtuig stap
pen cn de terugtocht nam een aanvang. Ook
nu werd geen enkel woord gesproken.
Eindelijk hielden zij stil. Toen de genees
heer weer voor zijn woning stond, sloeg het
juist vijf uur.
Sinds dien zagen zijn patiënten hom niet
nicer. Hij stierf een jaar lator.
Een van zijn intieme vrienden maakte ons
de geheimzinnige gebeurtenis bckond,. die oor
zaak van zijn waanzin en van zijn ontijdigen
dood was.
Als de herfst komt, dan sohittert het loof
van den wilden wijngaard in tuinen en par
ken, waar het, als golvende vuurroode haar
lokken, van de toppen der hooge boomon
neerhangt. Dc wilde wijngaard draagt roo-
de bladeren in den herfst, als de roode drui
ven aan den tammen wijnstok rijp worden.
Men beweert, dat de wildo wingerd eens
een jonge rank van een edelen wijnstok zou
zijn geweest, die tegen do latten van een in
het Zuiden staanden muur welig opgroeide.
Vogeltjes nestelden zich onder zijn breede
bladcrcD, de zon dcorgWide de ;:onge lessen
„Neen, Selma schreef me, voor ze haar
rechterhand gebroken had, Didi zou zloh-
zelf komen voorstellen. Dezer dagen zou hij
komen. We zouden dan eens over hem kun
nen oordeelon zonder te wc^en wie hij is.
Dat is toch wel wat onzinnig, want als hij
zijn kaartje afgeeft, weten we natuurlijk
toch dadelijk, dat hij het is," zeide de huis
vrouw, ironisch glimlachend.
De professor zette zijn deukhoed op on
ging zijn dochter halen om oen wandelinge
tje te maken. Het was drie uur, prachtig
weer, maar er woei een krachtige wind.
„Och, papa, laat me vandaag maar thuis,"
vroeg Laura verlegen. „Ik heb hoofdpijn,"
daarbij legde zij de linkerhand te-gen den
slaap van haar hoofd.
„PapperlapapDat wordt in de friesche
lucht wol weer beter."
Laura ging mee, hoewel schoorvoetend,
sloot haar kamer af en stak den sleutel in
den zak.
„Waarom sluit je die kamer ai?" vroeg
mama, die het dadelijk had opgemerkt.
„De... omdat... ik wil niet, dat het meisje
in do kamer komt. Ik... ik heb geteekend en
de papieren liggen op de tafel. Wanneer de
deur opengaat, tocht het en allee vliegt door
elkaar," verklaarde Laura bloeend.
„Ik zal er voor zorgen, dat het meisje
hier niet komt. Laat den sleutel maar hier."
Tegenspreken hielp niet, en papa en Lau
ra gingen uit.
In plaats van een brief te schrijven aan
Haar vriendin Selma, zooals oorspronkelijk
hot plan was der professorevrouw, haalde
ze haar lorgnet en doorsnuffelde zorgvuldig
elk hoekje in de kamer harer dochter .Laura
Had zeker iets willen verbergen! Ze door
zocht elke lade, de schrijftafel, de linnen
kast, de teek en boeken niet». Nergens een
en maakte ze zoet en sappig; bij heldere
nachten door dc maan beschenen, werden de
druiven vochtig van den mildon dauw, en
als de morgen kwam, waren ze rijp en glan
zig.
De wilde wijngaard was echter niet tevre
den mot het lot, dat sedert de schepping der
wereld aan alle wingerden beschoren is.
Zijn jonge ranken slingerden zich laoigs
de latten omhoog tot boven den muur, en
zijn stengels schoten zoo hoog op, dat hij
geen kracht mcor had om bloemen on vruch
ten te dragen. Daaraan stoordo het oproeri
ge gewas zich echter niet, hot wilde zelf
van het loven genieten, verklaarde het
niet zich opofferen, niet strijden en arbei
den om den menschen zoovele en zoo goede
druiven te verschaffen als mogelijk was.
„Wie heeft toch gezegd," vroeg do wilde
wijngaard, „dat het mijn bestemming is den
menseh to dienen? Mot welk recht noemt hij
zich heer der aarde cn maakt hij aanspraak
op de vruchten des velds Ik wil don monseh
niet dienen ik wil geen druiven voor hem
dragen hoog boven den rand van den
muur wil ik mij bewogen, verre van de sla
vernij van dit latwerk ik wil mij niet door
gewelddadige handen laten snoeien en op
binden, maar vrij en zelfstandig wil ik on
der Gods vrijen homol groeien on leven."
Ondor doze en dergelijke alleen-spraken
maakte de wilde wingerd zich langzamer
hand van zijn moederstam los.
Op een goeden morgen zag mon hom over
den rand van don muur wegtrekken on wel
dra had hij aan do andere zijde in voegon en
reten nieuwe wortels geschoten. De oude
wijnstok bleef zijn taak vervullen en na een
poosje werd er aan den jeugdigen vluchte
ling niet mcor gedacht.
Dc wilde wijngaard heeft sinds dien over
al rondgezworven.
Hij schiet hoog op, heeft lango stengels
en dicht loof. Druiven brengt hij echter niet
voort.
En in den horfst, den tijd van zegen, als
de blauwe en geelgroene druiven geplukt en
do groote manden mot de edele vruchten van
den wijnstok gevuld worden, dan prijkt de
wilde wingerd eveneens met zijn vuurroode
bladeren.
Zijn vergankelijke pracht verblijdt den
mensch, dien hij niet met zijn druiven ver
kwikken wildo. En zijn onvruchtbare schoon
heid leert den mensch, dat hij, die zich van
den Wijnstok los rukt, geen vruchten voort
brengt
AScoholisme bi] Vrouwen.
(Uit Lond&i).
Dronkenschap ondor vrouwen schijnt hier
bij don dag orgor te worden. Gocdgekleedo
vrouwen ziet men op klaarlichten dag wag
gelend uit bierhuizen komen. Dames van
hoogeren stand, die zich schamen om die
publieke inrichtingon te bezoeken of in den
familiokring aan haar drankzucht toe te
geven, zoeken zo in de fashionable mo
demagazijnen va.i het West-End te bevre
digen. Deze magazijnen zijn gowoon om in
den namiddag aan de bezoeksters in een spe
ciaal veri f' thee aan te biedon. De aan den
drank verslaafde dames nemen een flcschje
brandewijn of oognao mede, gieten het in
den theepot en drinken het uit de kopjes.
Vele arbeidersvrouwen kunnen haar huis
werk niet meer verrichten zonder een teug
zwaar bier nu en dan. Een goed deel van
den dag wordt in de kroeg versloten. Het
gezin wordt geheel verwaarloosd. Do kinde
briefjo, een aanteekening alles dus in
orde.
Plotseling hoorde ze buiten tegen den
muur krassen, alsof men er mot een spijker
overheen ging. Dadelijk daarop vlogen eoni-
ge papierknipsels langs het venstor; ver
volgens weer terug, daarna weer gekras,
do papieren vlogen voorbij en zoo ging het
maar steeds voort.
Dat was zonderling!
Zij ging eens naar het vonstor, maar vloog
met een gilletje achteruit, de hand op de
hartstreek drukkend.
,,'t Is om je dood to schrikken," zei ze tot
zichzelve.
Vlak voor het venster slingerde een vlie
ger in den vorm van een draak heen en weer.
Daar hot monster, dat door den wind trilde
cn mot het onderste gedeolte steeds tegen
den muur kraste, niet verder ging en de
papieren staart dikwijls eenige seconden op
de vensterbank liggen bleef, onderzocht
mama, die argwaan koesterde, do samenge
vouwen papiertjes. Al heel spoedig ontdekte
ze een opgerold briefje, dat ze dadelijk los
maakte en opende.
„Aangebeden lieveling 1"
De dame werd vuurrood.
„Deze toestand is niet langer uit te hou
den," la» zy vorder. „Al mijn bezoeken wor
den door je mama, die ik, door hetgeen mijn
moedor van haar verteld heeft, hoogacht,
steeds afgewezen.
Mijn mama kan de jouwe niet schrijven,
omdat zij een gebroken arm hoeft. Ik kwam
eorst nu pas op do gedachte, dat je mama
wellicht niet weet, dat mijn moeder voor
de tweede ma-al weduwe is, cn door haar
éérsten echtgenoot, wiens zoon ik ben, von
Slawizniaski heet. Het was mijn wensch je
hand te krijgen van je ouders, zonder dat
ren loopen met gaten in de kousen en kapotte
kleercn. De kleeding der vrouwen zelf is
niet veel beter dan lompen. In do armste
buurten van Hollandscho steden zagen wij
nooit zulke slonsen van vrouwen als hier in
goede arbeiderswijken. Het leven van don
man wordt vergald. Dc familiokring wordt
vaak verscheurd op de meest noodlottige wij-,
zc. Een oppassend werkman van Battersea is
ter dood veroordeold wogens het ver-
moordon van zijn vrouw, die door haaf
drankzucht het gonsche gezin ruïneerde.
Niet alleen bracht zij een groot deel van
zijn weekloon naar den kroeghouder, doch'
hot eene meubelstuk voor, het andere na,
verhuisde naar den lombardhoudor, doch
vond hij 's avonds thuis komende geen mid
dagmaal gereed, do kinderen sehreiendo van
honger in do kamer, de vrouw dronkon te
bed. Daar heeft hij zo, in een vlaag van woe
de, vermoord. Inwoners dor gemeente heb
ben een adres tot den staatssecretaris go-
richt, gratie voor hom vragend op grond van
zijn treurig huiselijk leven.
Voor den politierechter van Marylebono
worden op één dag tweo moeders vcrooiv
deold wegens het verwaarloozen van haar
kinderen door dronkenschap. De eene tot
3 pond sterling bootc, do andere tot 3 maan
den dwangarbeid.
(Oostersch Verhaal.)
Op zekeren dog reed do Grootvizior te
paard door het land om zich aan rijn onder
danen to vortooncn cn hun klachten to vcr-
nomon. Een boor wierp zich voor hem tor
aarde on riep uit:
„O. groot en machtig beheersclier van do
wereld, heb mcdelijdon mot mijn ellendigen
toestand 1"
„Ik zie niet wat er ellendigs is in uw
toestand," antwoordde de grooto man, nadat
hij don smeokeling goed had bekeken. „Heb
jo onderweg een flosch mot eon paardenmid
del gevonden en ho'., voor ouden port opg •-
dronkon?"
„Neen, machtige regeerder, ik lijd en
zuoht, omdat ik zoo arm bon aan geld!"
„Zoo, zit daar dc kneep? Jo wou 'n Roth
schild zijn, nietwaar? Nu, weet je wat, ik
zal je 'n karrovraoht dukaten zenden cn je
naam op de lijst der Nabobs plaatsen. Ik
bon zóó niet, of ik wil m'n onderdanen wol
zoo nu cn dan eens 'n gunst bewijzen."
Den volgenden dag verscheen een kar, ge
trokken door twee ezols en beladen met goud,
voor do hut van den armen boer. Hot geld
was nog niet afgeladen, toen zijn vrouw al
plannen maakte voor juweclcn en kleercr,
waarvan een hevige twist het gevolg was.
Toon kwamen de vader, de m edcr, de
broers on zusters van den boer een deel van
het verworven geld opcischen. Vervolgens
meldden zich aan: du man, die bliksemaflei
ders aanlegde, de agent van dc naaimochino-
fabriok, do molenaar, en anderen, die wi4>
slijten wilden.
Na dezen kwamen do buren geld ter leen
vragen, op don voet gevolgd door een roovcr-
bende. De boor had den schat nog geen
twaalf uur in zijn bezit gehad, toen hij or
naar den Grootvizier ging, zeggende:
„01 Gij, wijs en goedhartig regeerder,
neem uw dukaten terug en laat mij zijn als
te voren. Ik dacht, dat ik een hoogen stand
zou kunnen voeren, maar ik heb mij bedro
gen."
„Ondertusschen ben jo me 600 scudi be
lasting schuldig gewordon," antwoordde do
ik een aanbeveling van mama kreeg, cn dat
vond mama ook wel aardig. Vertol dus jo
mama alles, want deze vesting is onneem
baar. Ik kan tooh niet voortgaan eiken dag
mijn vlieger op tc laten tot spot van do
jougd, die mij reeds den „meneer met de
draak" noemt?
Het neemt zooveel tijd in beslag, vooral
wanneer cr weinig wind is. Schrijf mij dus
dadelijk, lieveling, langs den gewonen weg,
waar ik jullie dan ton minste nog eens „toe-,
vallig" tref. Duizend kussen van jc
Egon."
De dikke professorsvrouw brak het zweet
uit.
Dat was dus de zoon van haar vrien
din Selma? Had zij hot maar kunnen gissen I
En wat schreef hij lief over hoar! li ij had
dat toch wel eens kunnen laten bemerken.
Dadelijk schreef zc een briefje:
„Kom dadelijk boven. Niemand thuis. L."
Vervolgens bond zo het papiertje aan den
staart van het monster.
Een oogenblik later was de draak ver
dwenen on schelde Didi aan, door dc vrouw
des huizes met open armen ontvangen. Didi
was eerst sprakeloos van 6chrik, maar spoe
dig kwam hij met zijn aanstaande schoon ma,
ma op den besten voet en vroeg haar dan
ook de hand harer dochter.
Er verliep echter langen tijd voor mama
aan haar man en dochter de ware toedracht
dor zaak vertelde. Op een feestje, ter ccro
van do verloving gegeven, hield dc professor
echter een toespraak, waarin hij er op wees*
dat men met een draak de overwinning kan
bevechten. Zijn vrouw wierp hem hiervoor
een bestraffenden blik toe, inaar was toch'
erg ingenomen met de verloving harer doch
ter.