LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 27 SEPTEMBER. - DERDE BLAD. Anno 1002. No. 1306*i V cEen rustige omgeving. Verloofd door een draak. Een Souvenir. De wilde wijngaard. Van deu Grootvizier ai den Itoer. „Ik moefc dit artikel dadelijk corngeeren fen overschrijven", zei de heer De Korte. „Om negen uur komt een jongen van de ketterij de kopij halen; laat de kinderen dus Sfciet binnenkomen, niet eens om goeden Slacht te zeggen." En haastig ging hij aan jijn schrijftafel zitten. ,-i „Is het zóó gewichtig?" vroeg zijn vrouw, (baar haakwerk neerleggende. *,f „Ja," was het antwoord; ,,'t is heel ge wichtig. Ik moet stilte hebben." „Natuurlijk, lieve," beaamde mevrouw. *,Ik zal het Mina even zeggen." (Schellend) ij,Mina, Mina, Minal waar zit die meid fjfcoeh? O, ben je daar? Mina, je kunt de [kinderen wel naar bed brengen. Neen, ze [behoeven niet binnen te komen, om goeden aiacht te zeggen. Papa heeft het heel druk. 'Neen, je bent or immers niet op gesteld, <ilenri 1 „Waarop gestold?" (van zijn werk op diende). „Dat de kinderen jo goeden nacht komen peggen." ,,0, neen," (haastig voortschrijvende). „Breng ze dan maar naar bed, Mina. {Vergeet niet Jantje zijn stroop je te geven, "«n Liesje haar poeder, en denk om den wol- iien lap van kleinen Tony. Goeden nacht, lievelingen 1 Goeden naoht van mama. Pa pa heeft het to druk." Na den kinderen ban de deur een nachtkus gegeven te hebben, kwam mevrouw weer bij haar man zitten. j,Wat zullen zo bedroefd wezen, dat ze je niet gezien hebben 1 Och, Henri, ze zijn zoo lief 1" „Wat koeten ze?" vroeg De Korte afge trokken. „Wat zo kosten?" herhaalde zijn vrouw, {verbaasd. „Waarover denk je dan, dat ik Bp reek?" „O, neem me niest kwalijk was het over •iets, dat je gekocht hadt?" „Weineen. Ik sprak over Jantje en Liesje. Ik zei, dat ze zoo lief waren." „O, ja, jawel, maar ze kunnen mij mor genochtend goeden nacht zeggen. Je ziet wel, 'dat ik niet gestoord moet worden." „Maar wie denkt cr aan je te storen? Niemand begrijpt beter dan ik, dat je met rust gelaten moet worden. Ik verwonder mij er dikwijls over, dat je zoo geduldig kunt blijven, als iemand je in je werk stoort. Die man van gisteren nog hoe heet liij ook? Millet? Willet? Mizzet? Hoe was het ook V' „Ja neen. Zoo was het, geloof ik." „Was het Millet of niet?" „Ja," zei haar man, kortaf. „Je kon me toch wel antwoord geven, Hen ri," hernam mevrouw, op beleedigden toon. „Je weet, hoe ..ie zoo'n naam dien ik niet heb kunnen onthouden, door het hoofd ïnaalt." „Ik wil alles doen, kindlief, als je me nu in aar met mijn werk laat voortgaan." „Nu, dat is al heel onaardig van je ge zegd. Alsof ik je zou hinderen! Ik ben al tijd zoo stil als een muis, zoodra je begint te schrijven; maar als mijn bijzijn jo lastig is als je wilt, dat ik de kamer uitga..." De Korte zag even op. „Wees niet dwaas, lieve", sprak hij. ,,Je inoest begrijpen, dat ik..." En hij verzonk weer in stilzwijgen. „Dat je wkt?" „Hè?" vroeg hij. „Waar ben je eigenlijk aan bezig?" „Neen, neen, dat kan zoo niet blijven," zei do vrouw des huizes. „Er moet oen einde aan komen. Weet je misschien ook wie dat jonge mensch is? Ook niet! En mijn zuster Lien ook niet. Tienmaal heeft zij den naam gehoord en weer vergeten. Dat komt zeker, omdat zo doof is, In jouw familie zijn zo allemaal kortzichtig." „En jullie vrouwen allemaal hardhoo- rend," bromde de professor, terwijl hij zich gemakkelijk in zijn leuningstoel vlijde en I zijn blik richtte naar buiten over de zon nige, afgemaaido kolenvelden. De professor woonde in een eenzaam staand huis, door weiden en kolenvelden omgeven, waarop gewoonlijk om dezen tijd j van het jaar troepjes kinderen druk bezig waren met het oplaten van vliegers in aller lei vormen. „Ik begrijp er niets van, hoe je dat maar zoo licht opneemt," pruttelde zijn vrouw weder. „Wanneer dezo geschiedenis nu eens geen grap was. Zoo'n aap van een jongen." „Student, bedoel je," bracht de heer des huizes in het midden» „Dat zegt Lien ten minste ik ken hem niet wanneer hij nu werkelijk eens om de hand van Laura komt, man, wat dan?" „Nu, dan kan je toch altijd nog ja of neen zeggen," antwoordde de professor, terwijl hij j zware rookwolken uitblies. „Ja, hm. Zou ik ja zeggen, terwijl we hebben afgesproken, dat de zoon van mijn vriendin Selma, uit Stettin, wel een goede f partij zou zijn? Het gaat om het levensgeluk van ons eenig kindl Je moet den jongen man het huis verbieden»" „Ik schrijf een artikel... Als ze het mij maar liet afmaken", liet hij er bij zich- zelven op volgen. „Voor wolk blad?" vroeg zijn vrouw, peinzend. „De Zuidwijker"? Wel, heb je niet gezegd, dat „De Zuidwijker" een af schuwelijk blad was? Heb ik dat zoo mis?" „O, dat was toen toen de redactie mijn bijdrage geweigerd had (Weer stilzwij gen.) „Maar je hebt me niet gezegd, dat er nu iets van je aangenomen was. Een arti kel in proza, niet waar? Waar is het over?" „Ja, ik zal je alles vertellen, als je maar geduld wilt hebben." „Ik geloof niet, dat ik je gevraagd heb mij er alles van te vertellen," hernam me vrouw De Korte, met waardigheid. „Ik vroeg alleen maar, waarover het was." „Over „Algemeen© Gangbaarheid"," was het antwoord, met een zucht. „„Algomeene Gangbaarheid"? Daar heb ik nooit van gehoord. Dat beteekent zeker..." „Jawel jawel zoo is het. Wacht, daar valt mij juist in, dat er boven een boek is, dat ik noodig heb." „Wil ik dat boek even voor je halen, lie ve?" bood mevrouw vriendelijk aan. „Dank je, ik zal het liever zelf doen ja, zie je, dat is eigenlijk beter." En manlief nam zijn papieren bijeen en ging de kamer uit. „Daar heeft hij waarlijk zijn werk mee genomen," zei zijn vrouw nadenkend, bij zichzelve. „Hij was zeker bang, dat iemand hem zou storenMaar boven i6 het zoo kil. Ik zal hem gaan vragen, of hij geen vuur aangelegd wil hebben, en zien of hij ook een ander gloeikousje noodig heeft. Ik zal mijn haakwerk maar meenemen en bij hem komen zitten. Dan gevoelt hij, dat ik be langstellend bon en sympathie voor hem heb en dat is juist de hulp, die hij noodig hoeft, die lieve, goede ventl" En met een ongel ach ti gen glimlach volgde zij den schrijver, die niet gestoord wilde worden, naar bovon1 Het volgende avontuur geschied met een geneesheer verklaart de verstandsverbijs tering, waardoor hij plotseling getroffen werd en ten gevolge waarvan hij spoedig stierf. De wetenschap in België werd daar door beroofd van iemand, die voorzeker haar glorie uitgemaakt zou hebben. Het was na middernacht in de maand No vember. Dokter Z. had zoocven Tjjn genees kundige hulp aan een zieke geboden en hij mocht vast vertrouwen, dat de operatie ge likt was. Tevreden keerde hij huiswaarts. Eensklaps werd hij aangevallen door drie ir.snneo, die gemaskerd waren. Zij stopten hem oogenblikkelijk een bal in den mond, blinddoekten hem cn wierpen hem in een rij tuig, dat nagenoeg hermetisch gesloten was. De zweep werd over do paarden gelegd en voort ging het. De tccht duurde minstens een uur. Men ging een huis binnen en bracht hem op de tweede verdieping in een kamer. Nu deder. zij hem den doek van de oogen. Hij bevond zich in een vertrek, dat rijk, doch ouderwets was gen eubileerd, In den rechterhoek was een gesloten alkoof. „Dokter", zei hem een der gemaskerde mannen met schrille stem, „ik weet, dat gij uw gereedschappen bij u draagt. Hot betreft hier bet afzetten van een hand." Do alkoof „Maar dat heb jij toch al gedaan 1" „Toch loopt hij altijd nog om het huis heen," bracht de moeder weer in het midden. „Stel daar de politie mee in kennis; ik kan toch niet den geheelen dag om hot huis gaan dwalen, dat begrijp je toch ook wel, niet waar," antwoordde de professor geërgerd. „Je moet niet alles overdrijven. Dat ver langt ook geen mensch van je. Het is echter zonderling, dat het jonge mensch altijd daar is, waar wij ook zijn; het is of hij weet, waar we heengaan. Onlangs op ons uitstapje naar Wannsee was hij daar ook. Toen we Maandag in den schouwburg waren en eer gisteren in de opera, was hij er ook zoo heel toevallig. Daar moot wat achter zitten." „Nu, missohien schrijft ze hem." „Maar, man! Wat denk je wol van Lau ra? En dan, het is onmogelijk Ik houd haar den geheelen dag in het oog. Ik houd al tijd do deuren open en zie dadelijk, wan neer ze de kamer verlaat. Neen, dat is niet mogelijk. Ik verdenk eerder ons dienst meisje..." „Zeg haar dan den dienst op; dan is het dozijn van het jaar juist vol," antwoordde de heer dee huizes zuohtend. „Is dat misschien mijn schuld? Waarom deugen de meisjes zoo weinig? En weet je al, dat die vlegel driemaal getracht heeft bij ons een bezoek af te leggen? Daar liggen zijn kaartjes: Egon von Slawizniaski. Nu, men kan het Lien vergeven, dat ze dien naam niet onthouden kan, maar nooit geef ik haar Laura weer mee naar Swinemünde. Die vedelende geschiedenis! Het is om dol te worden." „Ja," zeide de professor, „daarom moet jij den volgenden keer mee. Maar heb je dan nog geen bericht over je schoonzoon in spe, Didi, gekregen f" naderende, deed hij tusschen de gordijnen een hand te voorschijn konien. De dokter nam die in de zijne; het was een fraai gevormde vrouwenhand. Hij wist niet, wat er van te denken. Hij bevoelde haar cn zeide toen op beslissonden toon: „Er is hier niets, dat een afzetting noodza kelijk maakt, volstrekt niets, mijnheer!" Hij zag, hoe de hand tusschen de gordijnen beefde. „En ik beweer het tegenovergestel de!" zei de gemaskerdo man. „En indien gij weigert ,zal ikzelf den plicht volbren gen... Daarna zal ik nog een andoren tc ver vullen hebben 1" voegde hij cr dreigend bij bcrwijl hij een oogsiag wierp op de hand dos dokters, hetgeen genoeg te kmncn gaf, welks zijn phnnen waren. De geneesheer huiver de. De onbekende man haalde van onder zijn kleederen een kleine bijl te voorschijn en maakte zich gereed ze te slijpen. Die man scheen zoo vast besloten, toonde zich zoo on wankelbaar, dat de dokter begreep, dat de menschlievendheid zelf hem gebood te ge hoorzamen. Hij bedacht zich even, of er ook redding mogelijk ware. Maar hoe kon dit? Hij wist niet waar hij was. Tevens, deze man was hier niet alleen in huis. Met gebroken hart, het koude zweet op het voorhoofd, naderde hij de alkoof. Hij riep al zijn energie ter hulp en... volbracht net af- - schuwelijkc werk. Hij hoorde achter die gor dijnen gesmoorde kreten, welke hem hot bloed in de aderen deden stollen. Toen zag hij naar den onbekenden man, die dit alles had bijgewoond. Deze was evon ongevoelig alsof er niets gebeurd ware; ton minste zoo scheen het den dokter. Nu nam de onbekondo de afgekapte hand en bezag haar. Nu nam hij van den vinger van hot afgesneden lichaamsdeel een prach- tigen ring, met robijnen en andere edelge steenten ingelegd. Hij bood het nog met bloed bedekte voorwerp aan den geneesheer, terwijl hij zeide: „Ontvang dit als souve nir; niemand zal het ooit terugeischen." Hij deed het don verbijsterden dokter aaD den vinger. Toen riep hij: „Het is volbracht!" Een oogenblik later traden de twee gemas kerde mannen binnen, blinddoekten opnieuw den dokter cn brachten hem naar beneden. Vervolgens deden zij hem in het rijtuig stap pen cn de terugtocht nam een aanvang. Ook nu werd geen enkel woord gesproken. Eindelijk hielden zij stil. Toen de genees heer weer voor zijn woning stond, sloeg het juist vijf uur. Sinds dien zagen zijn patiënten hom niet nicer. Hij stierf een jaar lator. Een van zijn intieme vrienden maakte ons de geheimzinnige gebeurtenis bckond,. die oor zaak van zijn waanzin en van zijn ontijdigen dood was. Als de herfst komt, dan sohittert het loof van den wilden wijngaard in tuinen en par ken, waar het, als golvende vuurroode haar lokken, van de toppen der hooge boomon neerhangt. Dc wilde wijngaard draagt roo- de bladeren in den herfst, als de roode drui ven aan den tammen wijnstok rijp worden. Men beweert, dat de wildo wingerd eens een jonge rank van een edelen wijnstok zou zijn geweest, die tegen do latten van een in het Zuiden staanden muur welig opgroeide. Vogeltjes nestelden zich onder zijn breede bladcrcD, de zon dcorgWide de ;:onge lessen „Neen, Selma schreef me, voor ze haar rechterhand gebroken had, Didi zou zloh- zelf komen voorstellen. Dezer dagen zou hij komen. We zouden dan eens over hem kun nen oordeelon zonder te wc^en wie hij is. Dat is toch wel wat onzinnig, want als hij zijn kaartje afgeeft, weten we natuurlijk toch dadelijk, dat hij het is," zeide de huis vrouw, ironisch glimlachend. De professor zette zijn deukhoed op on ging zijn dochter halen om oen wandelinge tje te maken. Het was drie uur, prachtig weer, maar er woei een krachtige wind. „Och, papa, laat me vandaag maar thuis," vroeg Laura verlegen. „Ik heb hoofdpijn," daarbij legde zij de linkerhand te-gen den slaap van haar hoofd. „PapperlapapDat wordt in de friesche lucht wol weer beter." Laura ging mee, hoewel schoorvoetend, sloot haar kamer af en stak den sleutel in den zak. „Waarom sluit je die kamer ai?" vroeg mama, die het dadelijk had opgemerkt. „De... omdat... ik wil niet, dat het meisje in do kamer komt. Ik... ik heb geteekend en de papieren liggen op de tafel. Wanneer de deur opengaat, tocht het en allee vliegt door elkaar," verklaarde Laura bloeend. „Ik zal er voor zorgen, dat het meisje hier niet komt. Laat den sleutel maar hier." Tegenspreken hielp niet, en papa en Lau ra gingen uit. In plaats van een brief te schrijven aan Haar vriendin Selma, zooals oorspronkelijk hot plan was der professorevrouw, haalde ze haar lorgnet en doorsnuffelde zorgvuldig elk hoekje in de kamer harer dochter .Laura Had zeker iets willen verbergen! Ze door zocht elke lade, de schrijftafel, de linnen kast, de teek en boeken niet». Nergens een en maakte ze zoet en sappig; bij heldere nachten door dc maan beschenen, werden de druiven vochtig van den mildon dauw, en als de morgen kwam, waren ze rijp en glan zig. De wilde wijngaard was echter niet tevre den mot het lot, dat sedert de schepping der wereld aan alle wingerden beschoren is. Zijn jonge ranken slingerden zich laoigs de latten omhoog tot boven den muur, en zijn stengels schoten zoo hoog op, dat hij geen kracht mcor had om bloemen on vruch ten te dragen. Daaraan stoordo het oproeri ge gewas zich echter niet, hot wilde zelf van het loven genieten, verklaarde het niet zich opofferen, niet strijden en arbei den om den menschen zoovele en zoo goede druiven te verschaffen als mogelijk was. „Wie heeft toch gezegd," vroeg do wilde wijngaard, „dat het mijn bestemming is den menseh to dienen? Mot welk recht noemt hij zich heer der aarde cn maakt hij aanspraak op de vruchten des velds Ik wil don monseh niet dienen ik wil geen druiven voor hem dragen hoog boven den rand van den muur wil ik mij bewogen, verre van de sla vernij van dit latwerk ik wil mij niet door gewelddadige handen laten snoeien en op binden, maar vrij en zelfstandig wil ik on der Gods vrijen homol groeien on leven." Ondor doze en dergelijke alleen-spraken maakte de wilde wingerd zich langzamer hand van zijn moederstam los. Op een goeden morgen zag mon hom over den rand van don muur wegtrekken on wel dra had hij aan do andere zijde in voegon en reten nieuwe wortels geschoten. De oude wijnstok bleef zijn taak vervullen en na een poosje werd er aan den jeugdigen vluchte ling niet mcor gedacht. Dc wilde wijngaard heeft sinds dien over al rondgezworven. Hij schiet hoog op, heeft lango stengels en dicht loof. Druiven brengt hij echter niet voort. En in den horfst, den tijd van zegen, als de blauwe en geelgroene druiven geplukt en do groote manden mot de edele vruchten van den wijnstok gevuld worden, dan prijkt de wilde wingerd eveneens met zijn vuurroode bladeren. Zijn vergankelijke pracht verblijdt den mensch, dien hij niet met zijn druiven ver kwikken wildo. En zijn onvruchtbare schoon heid leert den mensch, dat hij, die zich van den Wijnstok los rukt, geen vruchten voort brengt AScoholisme bi] Vrouwen. (Uit Lond&i). Dronkenschap ondor vrouwen schijnt hier bij don dag orgor te worden. Gocdgekleedo vrouwen ziet men op klaarlichten dag wag gelend uit bierhuizen komen. Dames van hoogeren stand, die zich schamen om die publieke inrichtingon te bezoeken of in den familiokring aan haar drankzucht toe te geven, zoeken zo in de fashionable mo demagazijnen va.i het West-End te bevre digen. Deze magazijnen zijn gowoon om in den namiddag aan de bezoeksters in een spe ciaal veri f' thee aan te biedon. De aan den drank verslaafde dames nemen een flcschje brandewijn of oognao mede, gieten het in den theepot en drinken het uit de kopjes. Vele arbeidersvrouwen kunnen haar huis werk niet meer verrichten zonder een teug zwaar bier nu en dan. Een goed deel van den dag wordt in de kroeg versloten. Het gezin wordt geheel verwaarloosd. Do kinde briefjo, een aanteekening alles dus in orde. Plotseling hoorde ze buiten tegen den muur krassen, alsof men er mot een spijker overheen ging. Dadelijk daarop vlogen eoni- ge papierknipsels langs het venstor; ver volgens weer terug, daarna weer gekras, do papieren vlogen voorbij en zoo ging het maar steeds voort. Dat was zonderling! Zij ging eens naar het vonstor, maar vloog met een gilletje achteruit, de hand op de hartstreek drukkend. ,,'t Is om je dood to schrikken," zei ze tot zichzelve. Vlak voor het venster slingerde een vlie ger in den vorm van een draak heen en weer. Daar hot monster, dat door den wind trilde cn mot het onderste gedeolte steeds tegen den muur kraste, niet verder ging en de papieren staart dikwijls eenige seconden op de vensterbank liggen bleef, onderzocht mama, die argwaan koesterde, do samenge vouwen papiertjes. Al heel spoedig ontdekte ze een opgerold briefje, dat ze dadelijk los maakte en opende. „Aangebeden lieveling 1" De dame werd vuurrood. „Deze toestand is niet langer uit te hou den," la» zy vorder. „Al mijn bezoeken wor den door je mama, die ik, door hetgeen mijn moedor van haar verteld heeft, hoogacht, steeds afgewezen. Mijn mama kan de jouwe niet schrijven, omdat zij een gebroken arm hoeft. Ik kwam eorst nu pas op do gedachte, dat je mama wellicht niet weet, dat mijn moeder voor de tweede ma-al weduwe is, cn door haar éérsten echtgenoot, wiens zoon ik ben, von Slawizniaski heet. Het was mijn wensch je hand te krijgen van je ouders, zonder dat ren loopen met gaten in de kousen en kapotte kleercn. De kleeding der vrouwen zelf is niet veel beter dan lompen. In do armste buurten van Hollandscho steden zagen wij nooit zulke slonsen van vrouwen als hier in goede arbeiderswijken. Het leven van don man wordt vergald. Dc familiokring wordt vaak verscheurd op de meest noodlottige wij-, zc. Een oppassend werkman van Battersea is ter dood veroordeold wogens het ver- moordon van zijn vrouw, die door haaf drankzucht het gonsche gezin ruïneerde. Niet alleen bracht zij een groot deel van zijn weekloon naar den kroeghouder, doch' hot eene meubelstuk voor, het andere na, verhuisde naar den lombardhoudor, doch vond hij 's avonds thuis komende geen mid dagmaal gereed, do kinderen sehreiendo van honger in do kamer, de vrouw dronkon te bed. Daar heeft hij zo, in een vlaag van woe de, vermoord. Inwoners dor gemeente heb ben een adres tot den staatssecretaris go- richt, gratie voor hom vragend op grond van zijn treurig huiselijk leven. Voor den politierechter van Marylebono worden op één dag tweo moeders vcrooiv deold wegens het verwaarloozen van haar kinderen door dronkenschap. De eene tot 3 pond sterling bootc, do andere tot 3 maan den dwangarbeid. (Oostersch Verhaal.) Op zekeren dog reed do Grootvizior te paard door het land om zich aan rijn onder danen to vortooncn cn hun klachten to vcr- nomon. Een boor wierp zich voor hem tor aarde on riep uit: „O. groot en machtig beheersclier van do wereld, heb mcdelijdon mot mijn ellendigen toestand 1" „Ik zie niet wat er ellendigs is in uw toestand," antwoordde de grooto man, nadat hij don smeokeling goed had bekeken. „Heb jo onderweg een flosch mot eon paardenmid del gevonden en ho'., voor ouden port opg •- dronkon?" „Neen, machtige regeerder, ik lijd en zuoht, omdat ik zoo arm bon aan geld!" „Zoo, zit daar dc kneep? Jo wou 'n Roth schild zijn, nietwaar? Nu, weet je wat, ik zal je 'n karrovraoht dukaten zenden cn je naam op de lijst der Nabobs plaatsen. Ik bon zóó niet, of ik wil m'n onderdanen wol zoo nu cn dan eens 'n gunst bewijzen." Den volgenden dag verscheen een kar, ge trokken door twee ezols en beladen met goud, voor do hut van den armen boer. Hot geld was nog niet afgeladen, toen zijn vrouw al plannen maakte voor juweclcn en kleercr, waarvan een hevige twist het gevolg was. Toon kwamen de vader, de m edcr, de broers on zusters van den boer een deel van het verworven geld opcischen. Vervolgens meldden zich aan: du man, die bliksemaflei ders aanlegde, de agent van dc naaimochino- fabriok, do molenaar, en anderen, die wi4> slijten wilden. Na dezen kwamen do buren geld ter leen vragen, op don voet gevolgd door een roovcr- bende. De boor had den schat nog geen twaalf uur in zijn bezit gehad, toen hij or naar den Grootvizier ging, zeggende: „01 Gij, wijs en goedhartig regeerder, neem uw dukaten terug en laat mij zijn als te voren. Ik dacht, dat ik een hoogen stand zou kunnen voeren, maar ik heb mij bedro gen." „Ondertusschen ben jo me 600 scudi be lasting schuldig gewordon," antwoordde do ik een aanbeveling van mama kreeg, cn dat vond mama ook wel aardig. Vertol dus jo mama alles, want deze vesting is onneem baar. Ik kan tooh niet voortgaan eiken dag mijn vlieger op tc laten tot spot van do jougd, die mij reeds den „meneer met de draak" noemt? Het neemt zooveel tijd in beslag, vooral wanneer cr weinig wind is. Schrijf mij dus dadelijk, lieveling, langs den gewonen weg, waar ik jullie dan ton minste nog eens „toe-, vallig" tref. Duizend kussen van jc Egon." De dikke professorsvrouw brak het zweet uit. Dat was dus de zoon van haar vrien din Selma? Had zij hot maar kunnen gissen I En wat schreef hij lief over hoar! li ij had dat toch wel eens kunnen laten bemerken. Dadelijk schreef zc een briefje: „Kom dadelijk boven. Niemand thuis. L." Vervolgens bond zo het papiertje aan den staart van het monster. Een oogenblik later was de draak ver dwenen on schelde Didi aan, door dc vrouw des huizes met open armen ontvangen. Didi was eerst sprakeloos van 6chrik, maar spoe dig kwam hij met zijn aanstaande schoon ma, ma op den besten voet en vroeg haar dan ook de hand harer dochter. Er verliep echter langen tijd voor mama aan haar man en dochter de ware toedracht dor zaak vertelde. Op een feestje, ter ccro van do verloving gegeven, hield dc professor echter een toespraak, waarin hij er op wees* dat men met een draak de overwinning kan bevechten. Zijn vrouw wierp hem hiervoor een bestraffenden blik toe, inaar was toch' erg ingenomen met de verloving harer doch ter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9