No. 13 27 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 13 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. An.io 1902
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Us Ingeaieur.
Naar aanleiding ecner beslissing, onlange
in do Synode der Ned.-Herv. Kerk geno
men, ■waarbij op het verzoek van een dame,
doctoranda in de letteren, om ook vrou
wen tot dc Evangeliebediening toe
te laten, niet 10 tegen 9 stemmen afwijzend
werd beschikt, schrijft De Maasbode:
Let men nu op het protestantsch beginsel
van het vrije onderzoek en van de private
voorlichting en inspiratie des H. Geestea
bij het lezen en het verkondigen van Gods
Woord, dan is heel de Synode, al zit dr.
Bronsveld ook in het bestuur, niet bij machte
om deze feministe principieel te weerstaan.
En de zaak practisch genomen, zou er
van den kant der Synode ook al weinig be
zwaar kunnen gemaakt worden.
Want daar zijn ook bijbelvaste vrouwen go-
noeg; een natuurlijke flux de bouche
kan aan velen der zwakkere sekse allerminst
ontzegd wordenen het herhaaldelijk buiten
d2 kerk spreken op de openbare tribune heeft
in onze dagen menige vrouw bekend en ver
trouwd gemaakt met de velerlei geheime
middelen der publieke welsprekendheid. Al
le schroom, dien zij nog door conventie uit
een nu geheel afgesloten verleden had over
gehouden, werd door meer dan een dezer
vrouwen van gelaat en houding ten eenenma-
h afgeschud.
Maar met dat al, waar reeds zooveel in de
Ned.-Hervormde Kerk het onderste boven
staat, daar zal toch menigen eerzamen ge-
loovige de schrik om het hart zijn geslagen,
nu hij zag, welk nieuw geestelijk bederf het
reeds zoo wankelend gebouw der Ned.-Herv.
Kerk dreigt binnen te sluipen.
Hij zou dan ook allicht gemeend hebben,
dat de heeren van het Haagsche concilio het
verzoekschrift acr feministische dame een
voudig ter griffie hadden gedeponeerd.
Toch kent zulk een~ het modernisme van
zijn Synode niet.
Om kort te gaan, na nog eenige pour-par
lors ging men over tot stemming, met het re
sultaat dat do dame werd afgewezen, maar
met 10 stemmen tegen 91!
Met één stem meerderheid...
Een dubbeltje derhalve op zijn kant.
Zoodat er wel zonneklaar uit blijkt, wat
.geest op heden een aanmerkelijk deel dezer
conoilievaders bezielt.
Nog is de vrouw niet op den kansel, maar
eerlang zal zij er komen, misschien wel den
man verdringen, om dan ten slotte wat de
man nog overeind liet staan, nog onbesuis
der en hartstochtelijker tot op de diepste
fundamenten los te wrikken en omver te ha
len.
Zou dr. Bronsveld, mede ter zitting aan
wezig, over dit dreigende keerpunt in dc
geschiedenis zijner nationale" Kerk in dc
„Kroniek" van September misschien zijn
licht willen laten schijnon
Voor een kroniekschrijver immers, wien
hel wel en wee zijner ,,vaderlandsche" Kerk
zoo «innig ter harte gaat, is dit droevig ver
schijnsel in de gemeente Christi merkwaar
dig genoeg, om er desnoods een geheel num
mer van zijn Stemmen aan te wijden en de
Itoomschon intusschen een maandmot
rust te laten.
De Nieuwe Delftsche Courant schrijft:
Met duizenden worden de prentbrief
kaarten of Ansichten dagelijks per post
verzonden.
Het verzamelen van dozc prentbriefkaar
ten ia een onschuldige liefhebberij.
Ten minste, als dié kaarten -stads- en
dorpsgezichten, kleederdrachten en al der
gelijke, of onderwerpen de kunst betreffende,
vertoonen.
Maar wat te zeggen van zooveel zedelooze,
beslist gemeente kaarten, die in groote masea
por post nog wel worden verzonden.
Reeds in 1896 zijn door het hoofdbestuur
der posterijen aan de ambtenaren maatrege
len voorgeschreven ten opzichte der verzan
ding van pornographische stukken, maar de
toevloed van prentbriefkaarten is zóó groot,
dat het personeel er maar moeilijk het oog
op kan houden.
Althans niet op de kantoren der grootere
steden.
54)
Bij hot zien van het blood was Hope krijt
wit geworden. Zij sloeg dc armen om den
hals van haar broeder, verborg haar gelaat
op zijn schouder en begon te wcenen.
„Ik ben zeer zelfzuchtig", snikte zij. „Ik
was zoo gelukkig en gij hebt al dien tijd
pijn gehad."
Geheel ontsteld keek haar broeder de an
deren aan.
„Welk een onzin l" zcide hij, Hope zacht
op don schouder kloppend. „Gij zijt over
vermoeid en hebt rust noodig, dat ontbreekt
je. Dat gij zoo weekhartig kunt worden, na
dat gij je zoo dapper hebt gedragen, en nu
zelfs in het bijzijn van deze jonge dames
Schaamt gij je dan niet?"
„Mij dunkt, de anderen moesten zich
schamen", merkte Mac Williams op, terwijl
hij bedaard met zijn avondeten voortging.
„Zij hebben immers niet genoeg kleeren
aan
Langham keek over Hope's schouder Clay
aan én knikte vcelbeteekcnend.
„Zij heeft wat te veel van haar zenuwen
gevergd", zeide hij verontschuldigend, „cn
dat is geen wonder, want het is toch een
eenigszins ongewone nacht voor haar ge
weest.
Door haar tranen heen hem toelachend,
richtte Hope het hoofd op cn wendde zich
vervolgens tot Clay.
„Ja, het is een ongewone nacht geweest,"
seide zij. „Zullen wij het hem vertellen?"
En toch is het dringend noodig, dat die
vuile kaarten niet meer worden verzonden
of uitgereikt.
Zou het daarom geen overweging verdie
nen, in enkele groote steden, bijv. Amster
dam, Rotterdam en 's-Gravenhage, bijwijze
van proef, een ambtenaar aan te stellen,
speciaal belast met het nazien der Ansichten,
die door de post verzonden worden?
Dat zou een uitgave van enkele duizenden
per jaar zijn, die den zeden ten goede zou ko
men.
Intusschen kunnen de afzenders van zede-
lcoze stukken alvast gewaarschuwd zijn, dat
de ambtenaren het recht hebben, die stukken
ter hand te stellen aan den officier van jus
titie, ingevolge art. 240 van het Wetboek van
Strafrecht. En dit op last van den Minister
van Justitie.
Waarschijnlijk zal de te wachten straf hun
het afzenden van zulke schandelijke stukken
wel doen betreuren.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant
schrijft:
Art. 7ö der Ongevallenwet luidt:
„Over de beslissingen, waartegen ingevol
ge de bepalingen dezer wot beroep openstaat,
wordt geoordeold door raden van beroep en
in het hoogste ressort door een college voor
het Rijk.
„In de raden van boroep hebben werkge
vers en werklieden zitting
„Yoor het overige wordt alles, wat de sa
menstelling der in hot eerste lid bedoelde
colleges en de wijze van behandeling der be
roepen betreft, bij nadere wet geregeld".
Van de nadere wet, in het laatste lid van
het artikel bedoeld, de zoogenaamde B e-
r oeps wet, is nu door de tegenwoordige
Regeering een nader gewijzigd ontwerp in
gediend.
Volgens dat ontwerp zullen in de raden
van boroep zitting hebben een voorzitter of
plaatsvervangend voorzitter en loden werk
gevers en leden werkliedon in gelijken ge
tale of hun plaatsvervangers.
De benoeming van den voorzitter en zijn
plaatsvervanger geschiedt door de Konin
gin, dio van do leden werkgevers en leden
werklieden en hun plaatsvervangers door
Gedeputeerde Staten.
Maar Gedeputeerde Staten zijn niet vrij
om tc benoemen wie zij willen. Dc werkgevers
en de werklieden zullen hun person en ter
benoeming voordragen.
Met die voordracht zal het op een curieuze
manier toegaan. Aan den werkgever of
werkman, die voldoet aan de eisohen, door
de wet gesteld, wordt op zijn verzoek door
don burgemeester zijner woonplaats een
kaart op naam uitgereikt, waaruit zijn be
noembaarheid tot lid of plaatsvervangend
lid van den raad van beroep blijkt. Alleen
zij, die in het bezit van zulk een kaart zijn,
zijn benoembaar. De werkgevers, die in het
bezit van een kaart zijn, kunnen nu werk
gevers, eveneens in het bezit van een kaart
machtigen mede te werken tot het opmaken
van eon voordracht" voor do benoeming van
werkgevers. Zoo kunnen ook de werklieden,
in het bezit van een kaart, werklieden, even
eens in het bezit daarvan, machtigen tot het
opmaken van een voordracht voor de benoe
ming van werklieden.
Blijkens do Memorie van Toelichting stel
len de ministers zich voor, dat dit volgender
wijs in zijn werk zou kunnen gaan:
Een nader te bepalen aantal, stel (100) ge
rechtigden wij zullen hen maar kiezers
noemen wijzen samen één gemachtigde
laat ons dozen groot-kiezer noemen aan.
Wie als groot-kiezer wil erkend worden,
heeft te zorgen, dat hij de kaarten van 100
kiezers in zijn bezit krijgt. Legt hij deze aan
den burgomeester over, dan ontvangt hij
twee b iljetten, een voor de voordracht
van een lid, het tweede voor dc voordracht
van een plaatsvervangend lid van beroep.
En nu bogint voor de groot-kiezers het
zelfde spelletje weer als voor de kiezers. Een
nader tc bepalen aantal (wij stellen 200) de
zer groot-kiezers wijzen 6amcn een der
groot-kiozers aan, die de voordracht d<"-ct
voor een lid of een plaatsvervangend lid
van den raad van beroep. Wij zullen dezeD
door de groot-kiezers aangewezene nu maar
op per-kiezer noemen. Wie als opper-kiezer
wil erkend worden, heeft te zorgen, dat hij
Clay richtte zich onwillekeurig op en
greep haar hand. Mac Williams zette den
schotel, waaruit hij gegeten had, haastig op
dc bank en stond eveneens op. De hutbe
woners staarden de door het haardvuur be
schenen groep, het mooie, jonge meisje en
den grooten, door de zon verbranden man
naast haar, met groote verbazing aaü on
Langham keek met een verlegen lachje van
zijn zuster naar Clay en van dezen weer
naar zijn zuster.
„Ik heb mij veel veroorloofd, Langham,"
zeide Clay. „Ik heb uw zuster gevraagd, of
zij mijn vrouw wilde worden, en zij heeft
ja gezegd."
Langham werd zoo rood al6 zijn zuster.
Tegenover een liefde, die, zooals hij voelde,
groot en sterk moest zijn, was hij verlegen
cn kwam ziclizelven zonderling en onervaren
voor. Bevangen trad hij op Hope toe, kuste
haar en greep vervolgens Clay's hand, cn
nu stonden de drie bijeen, keken elkaar
aan, maar in geen der gezichten kwam een
uitdrukking van twijfel of onzekerheid.
Zoo bleven zij een tijdlang glimlachend en
allerhande onsamenhangende kreten uit-
sbootend, staan, volkomen ongevoelig voor
al hot andere, dan hun eigen geluk. Mot half
gesloten oogen beschouwde Mac Williams
het gelukkige paar, waarbij zi- zonder
linge rimpels en plooien in zijn gelaat ver
toonden, totdat Hope zich plotseling van
de anderen losmaakte en met uitgestoken
handen op hem toekwam.
..Heeft u mij dan ni :s te zeggen, mr. Wil
liams?" vroeg zij.
Dc aangesprokene keek Clay onzeker aan,
alsof hij, volgens gewoonte, zijn superieur
ook bij deze gelegenheid om raad wilde vra
gen, daarop greep hij de handen, die zij
de kaarten van 20 groot-kiezers in zijn bezit
krijgt on die aan Gedeputeerde St-aton
overlegt-. Hij mag dan aan dezen een voor
dracht indienon voor een lid of plaatsver
vangend lid van don raad van boroep. Het
totaal aantal der aldus aan. Gedeputeerde
Staten voorgedragenen mag 1 1/2 maal zoo
veel bedragen al 6 er personen te benoemen
zijn. Gedeputeerde Staten mogen perso
nen, op een gedane voordracht voorkomen
de, niet anders ter zijde stellen dan om bij-
aondei-e redenen en bij gemotiveerde be
schikking.
Als men het wetsontwerp leest, zou men
meenen, dat de bedoeling was, dat do per
sonen, die wij oppor-kiezers genoemd heb
ben, zelf de tot lid of plaatsvervangend lid
door dc groot-kiezers voorgodragenen zouden
zijn; maar, alsof dit nog niet mooi genoeg
was, voegt de Memorie van Toelichting in
de uiteenzetting van het stelsel er nog een
trapje bij door deze opper-kiezers bevoegd te
vorklaren tot het indienen van een voor
dracht voor een lid of een plaatsvervanger.
Do militaire medewerker van het Han
delsblad schreef ter verduidelijking van de
mededeeling, dat 12 in plaats van 9 regi
menten infanterie zouden worden in
gesteld
„Elk regiment zal in vredestijd bestaan
uit vier bataljons; dit geeft dus voor de
twaalf regimenten te zamen 48 bataljons.
Thans is een regiment gevormd uit vijf ba
taljons, hetgeen voor de negen regimenten
een aantal van 45 bataljons bedraagt.
Hieruit volgt, dat de besproken uitbrei
ding eigenlijk slechts een vermeerdering van
drie bataljons ten gevolge zal hebben. De
promotie zal zich derhalve ook hoogstens tot
dezo vermeerdering bepalen.
Wij kunnen nog toevoegen, dat het plan
bestaat, het gam-izoen te Leeuwarden in 1903
met een regimentsstaf en een bataljon te
vermeerderen.
Voorts wcnschte het legerbestuur te Assen
een kazerno voor een bataljon te doen bij
bouwen, die in 1904 zal kunnen worden be
trokken.
Ook bestaat het voornemen in 1905 te Nij
megen een regimontsstaf en een bataljon
meer to doen huisvesten."
Hot wil het Utrechtsch Dagblad voorko
men, dat dit wel wat onschuldig wordt voor
gesteld
„Er komen dan toch in elk geval nog drie
regimentsstaven Dat maakt dus op de 9 ko-
lonels-rcgiments-coramandanten een vermeer
dering met drie.
„Verder drie bataljons-commandanten
voor de 3 nieuwe oataljons,! vormoedolijk dan
nog 3 commandanten voor de depot-batal
jons der nieuwe regimenten.
„Voorts drie kapiteins-adjudanten; eeni
ge kapiteins voor speciale diensten on kapi
tein-kwartier meestci-s. En| dan de gehcele
aanklfevc van don staf". Ei^ dan misschien ook
nog wel een divisie-commandant, met...
„Ja, waar is het cindcT'
De Tijd acht het onjuist, dat dc uitbrei
ding van het wapen der infanterie in vre
de s tij d feitelijk zich tot drie bataljons zal
bepalen, dorhalvo ook dc promotie hoog
stens in verhouding tot dezo uitbreiding zal
staan. In oorlogstijd zullen er echter wel de
gelijk 24 nieuwe bataljons zijn.
„Wij verstaan het volkomen, dat mon in
vredestijd het getal bataljons on compag
nieën per regiment tot een kleiner getal te
rugbrengt. Daardoor kan, ten d.ele althans,
worden te gemoet gekomen aan het groote
euvel der oefeningen in vredestijd, veel te
geringe sterkte aan manschappen bij do ver
schillende onderdcelen. Deze samentrekking
van het getal dienstplichtigen, welke men in
vredestijd gedurende verschillende maanden
des jaars onder dc wapens houdt, maakt ech
ter de aanstelling niet overbodig van aan
voerders voor dc troepen, die men alleen heb
ben zal in oorlogstijd. Of zou men meenen,
voor de vier en twintig bataljons, welke er
dan op eenmaal bijkomen, voldoend officiers
kader te vinden in de officieren, thans ge
detacheerd bij militaire inrichtingen van on
derwijs enz. en dat ondanks de behoefte
aan officieren, welke zich dan zal doon ge
voelen voor do landweer, later ook voor den
landstorm
hem too hield, en schuddo ze met kracht.
Zijn gewoon zelfvertrouwen scheen hem ver
laten te hebben cn bij trippelde verlegen
glimlachend van den ecnen voet op den an
deren.
„Wol, ik heb immers altijd gezegd, dat er
geen betere vrouwen, dan zooals gij er een
zijt, geschapen worden," stamelde hij ein
delijk. „Dat heb ik van het begin af gezegd,
niet waar, Clay?" vroeg hij, terwijl hij deze
zeer beslist toeknikte. „En dat is ook zoo;
zij worden nergens beter geschapen."
Bij deze woorden liet hij haar handen val
len, trad op Clay toe en plaatste zich met
een glimlach van verbazing en bewondering
voor hom.
„Hoo hebt gij dat toch aangelegd?" vroeg
bij. „Hoe hebt gij hot gedaan? Ik veron
derstel, dat gij weet, dat gij lang niet goed
genoeg voor miss Hope zijt", ging hij op
strengen toon voort. „Dat weet gij toch,
hoop ik?"
„Natuurlijk weet ik dab," antwoordde
Clay eenvoudig.
Nu trad Mac Williams op de deur toe en
bleef daar een tijdlang staan, terwijl hij van
over zijn schouder naar het paar staarde.
„Neen, beter worden zij niet geschapen,"
herhaalde hij ernstig, steeds het hoofd
schuddend, en zijn verbazing cn vreugde in
eon zacht gemompel te kennen gevend.
„Geef mij als 'tje blieft wat geld," zeide
Hope tot Clay, „alles wat gij bij jc hebt,"
voegde zij or met een glimlach over dc
macht, welke zij zich aanmatigde, bij, „en
gij ook, Ted."
Beide mannen ledigden hun zakken en
Hope schudde dc massa zilveren munten in
de handen der vrouwen, die haar als we-
zenlooe aanstaarden.
„Het offioiorskader der in vredestijd be
staande bataljons te plunderen voor nieuw
te vormen troependeelen, zal ook niet mo
gelijk wezen, als iedej; dier offioieren tóch
reeds ruim het dubbele getal soldaten onder
zich krijgt van het hoogste maximum, dat
hij in vredestijd gedurende de manoeuvres-
weken ooit gecommandeerd heeft, cn daar
bij nog op verliezen gerekend moet worden.
„Een vermeerdering van het getal regi
menten met drie, ouder gelijktijdige inkrim
ping van het getal der bataljons van vijf tot-
vier per regiment in vredestijd, en met uit
breiding van datzelfde getal van vier tot zes
ten tijde van oorlog, heeft dus niet alleen
ten gevolge, dat terstond meer benoodigd
zijn drie kolonels, drie luitenant-kolonels of
majoors, drie regimentsstaven (met bijbehoo-
rende muziekkorpsen?), maar brongt vanzelf
mede de aanstelling of aanwijzing nog
vier en twintig bataljonschefs, van minstens
viermaal vier en twintig kapiteins en van
een nog grootor getal luitenants officie
ren, voor welke, wat de groote meorderhoid
aangaat, in gewone omstandigheden geen
werkzaamheid dn het leger zal te vinden zijn.
„Tevens zal, natuurlijk, moeten gezorgd
worden, dat voor de manschappen der vijfde
en zesde bataljons van elk regdment ten al
len tijde in do magazijnen kleeding, uitrus
ting en bewapening voorhanden zijn. Ook de
geneeskundige dienst, do intendance en admi
nistratie zullen voor een grootere troepen
macht in oorlog moeten ingericht worden.
„Wij achten het, ter voorkoming van illu
sion en daarop volgende bittere teleurstellin
gen, goed, op dezon staat van zaken te wij
zen. Niet do tegenwoordige Regeering troft
dienaangaande eenig verwijt; zij heeft, ook
in dat geval, de wet uit te voeren, welke door
het vorige Kabinet werd tot stand gebracht.
Doch een feit is het, dat, al zal daarvan in
gewone omstandigheden niet zóó heel veel
blijkon, door de oprichting van drio nieuwe
regimenten infanterie cn door vermeerde
ring van hot getal bataljons in oorlogstijd
van 45 tot 72 ons leger een in verhouding
tot ons klein land hoogst oanzienlijko uit-
breiding zal ondergaan, welke zeer stellig
zal leiden tot een belangrijke vermeerdering
van ons officieron-korps en wat voor het
groot pnblick van nog meer belang is
op volgcndo Begrootingon van Oorlog zeer
zwaar zal drukken."
Deze sombero beschouwingen van Utr.
Dbl. en Tijd docD de ArnhCrt. vragen:
„Wat wil men dan toch? Onder hon, wie
do verdedigbaarheid van ons land ter harto
gaat, is er letterlijk niomand, die onzo legor-
sterkte der wet van 1861 voldoende achtte,
cn nu zij volgons de niouwe wet zal worden
uitgebreid, jammert men over dc vermeerde
ring van kosten, welke daarvan het gevolg
zal zija. Dat zonder dat uitbreiding der
lcgcrsterkte onmogelijk is, kan een kind be
grijpen, en bovendien hebben do ministers
Eland en Kool het land daarop voorbereid".
Dat hun raming niet overtroffen zal wor
den, zouden wij zeker niet gaarne vooi'spol-
len, maar do eerste sprak van een half mil-
lioen verhooging van het budget en de laat
ste ontkende niet, dat or nog wel een mil-
lioentje bijkomen zal. Is echter ens leger op
te kostbaren voet geschoeid, dan heeft het
Utr. Dbl. dit toch voor een belangrijk deel
ta danken aan zijn goestvorwanten, aan don
voorzitter der commissie van rapporteurs,
jhr. mr. Van Karnebeek, en anderon conser
vatieven, die nagenoeg alle pogingen tot be
zuiniging en vereenvoudiging van den dionst
in vredestijd bestreden hebben.
„En De Tijd, wier geestverwanten voor 't
mccrendcel mede verantwoordelijk zijn voor
de dure nieuwe wet, doordien zij do veel
kostbaarder voorstellen van den minister
Kool slikten, nadat zij, o. a. ook om redenen
van zuinigheid, don korten eerste-oefenings-
tijd in de wet hadden helpen leggen, ondanks
den tegenstand van den minister Eland,
De Tijd is allerminst gerechtigd den tegen-
wcordigen Minister schoon te wasschcn en
do verantwoordelijkheid voor hoogero defen
sie-uitgaven op „het vorige Kabinet" tc
schuiven, ook omdat de uitgaven zeker niet
minder, zoo zelfs niet hooger geweest zouden
zijn, indien in 1891 het militie-ontwerp van
den minister Bergansius tot stand gekomen
ware."
De heer M. J. van der Mey de Bi©, apothe
ker te Rotterdam, vordeuigt in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant het ambtsge
heim van den apotheker.
Aanleiding nam hij uit hel feit, dat eon
apotheker to Haarlem der Justitie kennis
gaf van het feit, dat* hij (in den nacht van
den moord op juffrouw Van Wcemen) wei
gerde hulp tc verlecneu aan „een man met
een ongunstig uiterlijk", die om hulp had
aangeklopt.
„Ons ambtsgeheim" schrijft o. m. de
heer De Bie „hangt zóó onafscheidelijk
samen met onzen ambtseed, dat aan dczcu
niet kan getornd worden, zonder gevaar het
andere geheel to verliezen. En dat zou rijn
tot schade van onzen stand en tot groote
schade van het algemeen, van de maatschap
pij. Het publick vertrouwt ons cn weet bij
ons geheel veilig te zijn met zijn geheimen,
evenzeer als bij een dokter, bij een advocaat
of bij oen geestelijke. Hot komt or dus op
aan, wét men in de apotheek onder geheim
verstaat. En dan kan men m. i. slechts dezo
éóno norm aannemen: „In do apotheek is
allc9 gehoiru, waarvan do apotheker met re
delijkheid kan onderstellen, dat de patiënt
niet bekend wenscht te hebben." Niet do
apotheker heeft te beoordeelen of iots gchoiin
moet zijn of niet, maar alléén hij, die hot
geheim aan hem in zijn functio medo-
dcolt. En daarvoor zijn niet steeds uilgo-
sproken woorden noodzakelijk, óók dc om
standigheden kunnen reeds die mededeeling
doen. Daarom staat ook in don eed: „dat
ik aan niemand zal openbaren wat in die
uitoefening tc mijner kennis is geko
men." Maar ook zij, die zich mot dezo zins-
uitlegging niet kunnen verocnigen en dus
van meening zijn, dat er moet gelezen wor-
don„aan niomand zal openbaron, wat in
dio uitoofening alsgeheim te mijner ken
nis is gekomen", zij moeten zich toch even
zeer houden aan de zeer ruime betcckenis,
die in de praktijk der apotheok door liet
publick aan het begrip geheim wordt toege
kend."
Uit do benoeming van don oud-minister
Loly tot gouvonour van Suriname
blijkt opniouw, schrijft De Nederlanderdal
de Rogcoring geen partij* Jioid bij bonoo-
tningon wil, maar in de eerste plaats let op
gesohikthoid on bekwaamheid.
Wij aarzolen niet dezo kous een zeer go-
lukkigo te noemon, die aan het Kabinot tot
oor strekt en aan do kolonie Suriname tot
bron van welvaart kan worden
Wij hopen, dat hij veel vrucht op zijn work
mag zion. Do hoor Lely is iemand mot aan
geboren beetuurdorsgavon, wat vooral tij
dens zijn tweede ministerschap, toon hij ge
rijpt waa door do ervaring uitkwam. Zoowol
in kloino als in groote zakon toonde hi)
voortrof felijko gouvernomontcolo oigon
sohappon. Wij herinneren sloohta aan de wij-
zo, waarop hij het net van tramwegen uit
breidde, ën aan de wijze, waarop bij do, door
ons bestreden, eerste Ongevallenwet verde
digde. Ook in de Eerste Kamer, waar ze ten
slotte viel, was do indruk: wanneer iets haar
had kunnon redden, dan was hot de verde
diging van minister Lely gewoest.
En dat hot hem daarbij niet om persoon
lijk succes, maar om dc zaak zelve, waar
voor hij strijdt, te doen is; dat bij naast een
krachtige overtuiging tooh ook weer de on
misbare en gezonde plooibaarheid vau den
staatsman hoeft, dat toont diezelfdo ge-
sohiedenis dor OngevalloDwet, welke hij, na
haar afstemming, in gewijzigden vorm we-
dor indiende en deed aannamen, onbevreesd
voor don verkeorden indruk, dien dit toege
ven aan het particulier initiatief maken
moeet on ook maakte op zijn geeslvcrwan
ton.
Hot komt ona voor, dat de heer Van Asch
van Wijck modo door hot uitlokken van deze
benoeming de goede verwachtingen, die mon
in Suriname van zijn optreden aLs minister
meende te mogen koesteren, heeft gerecht
vaardigd.
De bewering, die wij in een dor bladen la
zen, dat do Rogecring zich met deze benoe
ming van een lastig tegenstander wil ont
doen, wijst afgezien nog van h foit, dat
do heer L^ly als Kamerlid niet bijzonder las
tig was en er in Amsterdam IX niot veel
kans bestaat, dat or eon minder lastig oppo
nent terugkomt op een kleinzieligheid
„Wij danken ook voor do mooi te, welke
gij u om onzentwil gegeven hebt en voor uw
goed avondmaal," zeide Hope daarbij in het
Spaansch. „En moge uw huis voor onheil
bewaard worden
Met veel geknik en goede wensohon, welke
zij in de overdreven beeldrijke taal van het
land te konnon gaven, v i0don de vrouw cd
haar doohtors haar naar don landauer en
onder het wegrijden wuifde Hope haar een
laat sten groet met de hand toe, terwijl rij
zich tevens dichter tegen Clay's schouder
aanvlijde.
Een uur later hadden zij de hoofdstraat
weer bereikt en begonnen de sterren to vcr-
bleeken en het maanlicht verdween, bos-
8chen en rotsen begonnen er minder spook
achtig uit te zien en hun natuurlijke vor
men en gedaanten weer aan te nemen. In
het koele, grijze licht van den morgen her
kenden zij de heuvels, wolkc de hoofdstad
omgaven cn door een opmerking van do
jonge mannen op den bok attent gemaakt,
ontdekten zij de haven van Valencia aan
hun voeten. Toen zij de straat insloegen,
welke naar do Palmenvilla leidde, zagen zij
de slapende hoofdplaats, waarvan de huizen
door het lioht der opgaande zon rood waren
getint, als een doodenstad beneden zich lig
gen cn van drie plaatsen in verschillende ge
deelten der stad stegen dikke, zwarte rook
zuilen langzaam in dc lucht omhoog
„O, dat had ik geheel vergeten," riep
Clay. „Hier is immers een revolutie ge
weest. Hoe lang sohijnt dat reeds geleden
Om vijf uren hadden zij het hek van den
tuin der Palmenvilla bereikt en hun ver
schijnen bracht den daar staanden schild
wacht in een toestand van onmilitaire blijd
schap. Een pony dezelfde, waarop Jo«é
zich uit dc voeten had gemaakt, was voor
een uur vermoeid, vuil en stijf in den stal
gearriveerd en had den bewoners der Pal
menvilla een ontzetbenden angst aange
jaagd.
Mr. Langham en zijn oudste dochter ston
den op do veranda, toen do paarden de al
lee kwamen binnen galoppeeron. Don gehcc-
len nacht waren zij op geweest cn beider ge
zichten zagen er ten gevolge van den door-
gestanen angst cn van gebrek aan slaap
bleek cn ontdaan uit. Mr. Langham sloot
Hope in zijn armen en drukte haar zwijgend'
aan zijn borst.
„Waar zijt gij geweest?' vroeg hij einde-'
lijk. „Waarom hebt gij mij dat aangedaan?
Gij moest toch weten welk een angst ik zou
uitstaan."
„Ik kon niet andera," antwoordde Hope,
„ik moest met madame Alvarez gaan."
Haar zuster had niet minder angst uitge
staan dan haar vader, zoo lang zij ovct
Hope in het onz.ckcre was, doch nu, nu zij
haar behouden en wal voor zich zag, veran
derde haar stemming en kreeg de toorn de
bovenhand over de zorgen en angst, welke
zij had uitgestaan.
„Mijn lieve Hope", zeide haai' zuster
streng, „wij anderen werden dus allen voor
madame Alvarez opgeofferd? Van welk nut
kondet gij dan onder de gegeven omstandig
heden voor haar zijn? Tijd noch plaats wa
ren voor een jong meisje gepast cn gij lugdcfc
den hceron slechts een verantwoordelijkheid
mee* op."
(Wordt vervolgd.)