No. 13 27 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 13 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. An.io 1902 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Us Ingeaieur. Naar aanleiding ecner beslissing, onlange in do Synode der Ned.-Herv. Kerk geno men, ■waarbij op het verzoek van een dame, doctoranda in de letteren, om ook vrou wen tot dc Evangeliebediening toe te laten, niet 10 tegen 9 stemmen afwijzend werd beschikt, schrijft De Maasbode: Let men nu op het protestantsch beginsel van het vrije onderzoek en van de private voorlichting en inspiratie des H. Geestea bij het lezen en het verkondigen van Gods Woord, dan is heel de Synode, al zit dr. Bronsveld ook in het bestuur, niet bij machte om deze feministe principieel te weerstaan. En de zaak practisch genomen, zou er van den kant der Synode ook al weinig be zwaar kunnen gemaakt worden. Want daar zijn ook bijbelvaste vrouwen go- noeg; een natuurlijke flux de bouche kan aan velen der zwakkere sekse allerminst ontzegd wordenen het herhaaldelijk buiten d2 kerk spreken op de openbare tribune heeft in onze dagen menige vrouw bekend en ver trouwd gemaakt met de velerlei geheime middelen der publieke welsprekendheid. Al le schroom, dien zij nog door conventie uit een nu geheel afgesloten verleden had over gehouden, werd door meer dan een dezer vrouwen van gelaat en houding ten eenenma- h afgeschud. Maar met dat al, waar reeds zooveel in de Ned.-Hervormde Kerk het onderste boven staat, daar zal toch menigen eerzamen ge- loovige de schrik om het hart zijn geslagen, nu hij zag, welk nieuw geestelijk bederf het reeds zoo wankelend gebouw der Ned.-Herv. Kerk dreigt binnen te sluipen. Hij zou dan ook allicht gemeend hebben, dat de heeren van het Haagsche concilio het verzoekschrift acr feministische dame een voudig ter griffie hadden gedeponeerd. Toch kent zulk een~ het modernisme van zijn Synode niet. Om kort te gaan, na nog eenige pour-par lors ging men over tot stemming, met het re sultaat dat do dame werd afgewezen, maar met 10 stemmen tegen 91! Met één stem meerderheid... Een dubbeltje derhalve op zijn kant. Zoodat er wel zonneklaar uit blijkt, wat .geest op heden een aanmerkelijk deel dezer conoilievaders bezielt. Nog is de vrouw niet op den kansel, maar eerlang zal zij er komen, misschien wel den man verdringen, om dan ten slotte wat de man nog overeind liet staan, nog onbesuis der en hartstochtelijker tot op de diepste fundamenten los te wrikken en omver te ha len. Zou dr. Bronsveld, mede ter zitting aan wezig, over dit dreigende keerpunt in dc geschiedenis zijner nationale" Kerk in dc „Kroniek" van September misschien zijn licht willen laten schijnon Voor een kroniekschrijver immers, wien hel wel en wee zijner ,,vaderlandsche" Kerk zoo «innig ter harte gaat, is dit droevig ver schijnsel in de gemeente Christi merkwaar dig genoeg, om er desnoods een geheel num mer van zijn Stemmen aan te wijden en de Itoomschon intusschen een maandmot rust te laten. De Nieuwe Delftsche Courant schrijft: Met duizenden worden de prentbrief kaarten of Ansichten dagelijks per post verzonden. Het verzamelen van dozc prentbriefkaar ten ia een onschuldige liefhebberij. Ten minste, als dié kaarten -stads- en dorpsgezichten, kleederdrachten en al der gelijke, of onderwerpen de kunst betreffende, vertoonen. Maar wat te zeggen van zooveel zedelooze, beslist gemeente kaarten, die in groote masea por post nog wel worden verzonden. Reeds in 1896 zijn door het hoofdbestuur der posterijen aan de ambtenaren maatrege len voorgeschreven ten opzichte der verzan ding van pornographische stukken, maar de toevloed van prentbriefkaarten is zóó groot, dat het personeel er maar moeilijk het oog op kan houden. Althans niet op de kantoren der grootere steden. 54) Bij hot zien van het blood was Hope krijt wit geworden. Zij sloeg dc armen om den hals van haar broeder, verborg haar gelaat op zijn schouder en begon te wcenen. „Ik ben zeer zelfzuchtig", snikte zij. „Ik was zoo gelukkig en gij hebt al dien tijd pijn gehad." Geheel ontsteld keek haar broeder de an deren aan. „Welk een onzin l" zcide hij, Hope zacht op don schouder kloppend. „Gij zijt over vermoeid en hebt rust noodig, dat ontbreekt je. Dat gij zoo weekhartig kunt worden, na dat gij je zoo dapper hebt gedragen, en nu zelfs in het bijzijn van deze jonge dames Schaamt gij je dan niet?" „Mij dunkt, de anderen moesten zich schamen", merkte Mac Williams op, terwijl hij bedaard met zijn avondeten voortging. „Zij hebben immers niet genoeg kleeren aan Langham keek over Hope's schouder Clay aan én knikte vcelbeteekcnend. „Zij heeft wat te veel van haar zenuwen gevergd", zeide hij verontschuldigend, „cn dat is geen wonder, want het is toch een eenigszins ongewone nacht voor haar ge weest. Door haar tranen heen hem toelachend, richtte Hope het hoofd op cn wendde zich vervolgens tot Clay. „Ja, het is een ongewone nacht geweest," seide zij. „Zullen wij het hem vertellen?" En toch is het dringend noodig, dat die vuile kaarten niet meer worden verzonden of uitgereikt. Zou het daarom geen overweging verdie nen, in enkele groote steden, bijv. Amster dam, Rotterdam en 's-Gravenhage, bijwijze van proef, een ambtenaar aan te stellen, speciaal belast met het nazien der Ansichten, die door de post verzonden worden? Dat zou een uitgave van enkele duizenden per jaar zijn, die den zeden ten goede zou ko men. Intusschen kunnen de afzenders van zede- lcoze stukken alvast gewaarschuwd zijn, dat de ambtenaren het recht hebben, die stukken ter hand te stellen aan den officier van jus titie, ingevolge art. 240 van het Wetboek van Strafrecht. En dit op last van den Minister van Justitie. Waarschijnlijk zal de te wachten straf hun het afzenden van zulke schandelijke stukken wel doen betreuren. De Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft: Art. 7ö der Ongevallenwet luidt: „Over de beslissingen, waartegen ingevol ge de bepalingen dezer wot beroep openstaat, wordt geoordeold door raden van beroep en in het hoogste ressort door een college voor het Rijk. „In de raden van boroep hebben werkge vers en werklieden zitting „Yoor het overige wordt alles, wat de sa menstelling der in hot eerste lid bedoelde colleges en de wijze van behandeling der be roepen betreft, bij nadere wet geregeld". Van de nadere wet, in het laatste lid van het artikel bedoeld, de zoogenaamde B e- r oeps wet, is nu door de tegenwoordige Regeering een nader gewijzigd ontwerp in gediend. Volgens dat ontwerp zullen in de raden van boroep zitting hebben een voorzitter of plaatsvervangend voorzitter en loden werk gevers en leden werkliedon in gelijken ge tale of hun plaatsvervangers. De benoeming van den voorzitter en zijn plaatsvervanger geschiedt door de Konin gin, dio van do leden werkgevers en leden werklieden en hun plaatsvervangers door Gedeputeerde Staten. Maar Gedeputeerde Staten zijn niet vrij om tc benoemen wie zij willen. Dc werkgevers en de werklieden zullen hun person en ter benoeming voordragen. Met die voordracht zal het op een curieuze manier toegaan. Aan den werkgever of werkman, die voldoet aan de eisohen, door de wet gesteld, wordt op zijn verzoek door don burgemeester zijner woonplaats een kaart op naam uitgereikt, waaruit zijn be noembaarheid tot lid of plaatsvervangend lid van den raad van beroep blijkt. Alleen zij, die in het bezit van zulk een kaart zijn, zijn benoembaar. De werkgevers, die in het bezit van een kaart zijn, kunnen nu werk gevers, eveneens in het bezit van een kaart machtigen mede te werken tot het opmaken van eon voordracht" voor do benoeming van werkgevers. Zoo kunnen ook de werklieden, in het bezit van een kaart, werklieden, even eens in het bezit daarvan, machtigen tot het opmaken van een voordracht voor de benoe ming van werklieden. Blijkens do Memorie van Toelichting stel len de ministers zich voor, dat dit volgender wijs in zijn werk zou kunnen gaan: Een nader te bepalen aantal, stel (100) ge rechtigden wij zullen hen maar kiezers noemen wijzen samen één gemachtigde laat ons dozen groot-kiezer noemen aan. Wie als groot-kiezer wil erkend worden, heeft te zorgen, dat hij de kaarten van 100 kiezers in zijn bezit krijgt. Legt hij deze aan den burgomeester over, dan ontvangt hij twee b iljetten, een voor de voordracht van een lid, het tweede voor dc voordracht van een plaatsvervangend lid van beroep. En nu bogint voor de groot-kiezers het zelfde spelletje weer als voor de kiezers. Een nader tc bepalen aantal (wij stellen 200) de zer groot-kiezers wijzen 6amcn een der groot-kiozers aan, die de voordracht d<"-ct voor een lid of een plaatsvervangend lid van den raad van beroep. Wij zullen dezeD door de groot-kiezers aangewezene nu maar op per-kiezer noemen. Wie als opper-kiezer wil erkend worden, heeft te zorgen, dat hij Clay richtte zich onwillekeurig op en greep haar hand. Mac Williams zette den schotel, waaruit hij gegeten had, haastig op dc bank en stond eveneens op. De hutbe woners staarden de door het haardvuur be schenen groep, het mooie, jonge meisje en den grooten, door de zon verbranden man naast haar, met groote verbazing aaü on Langham keek met een verlegen lachje van zijn zuster naar Clay en van dezen weer naar zijn zuster. „Ik heb mij veel veroorloofd, Langham," zeide Clay. „Ik heb uw zuster gevraagd, of zij mijn vrouw wilde worden, en zij heeft ja gezegd." Langham werd zoo rood al6 zijn zuster. Tegenover een liefde, die, zooals hij voelde, groot en sterk moest zijn, was hij verlegen cn kwam ziclizelven zonderling en onervaren voor. Bevangen trad hij op Hope toe, kuste haar en greep vervolgens Clay's hand, cn nu stonden de drie bijeen, keken elkaar aan, maar in geen der gezichten kwam een uitdrukking van twijfel of onzekerheid. Zoo bleven zij een tijdlang glimlachend en allerhande onsamenhangende kreten uit- sbootend, staan, volkomen ongevoelig voor al hot andere, dan hun eigen geluk. Mot half gesloten oogen beschouwde Mac Williams het gelukkige paar, waarbij zi- zonder linge rimpels en plooien in zijn gelaat ver toonden, totdat Hope zich plotseling van de anderen losmaakte en met uitgestoken handen op hem toekwam. ..Heeft u mij dan ni :s te zeggen, mr. Wil liams?" vroeg zij. Dc aangesprokene keek Clay onzeker aan, alsof hij, volgens gewoonte, zijn superieur ook bij deze gelegenheid om raad wilde vra gen, daarop greep hij de handen, die zij de kaarten van 20 groot-kiezers in zijn bezit krijgt on die aan Gedeputeerde St-aton overlegt-. Hij mag dan aan dezen een voor dracht indienon voor een lid of plaatsver vangend lid van don raad van boroep. Het totaal aantal der aldus aan. Gedeputeerde Staten voorgedragenen mag 1 1/2 maal zoo veel bedragen al 6 er personen te benoemen zijn. Gedeputeerde Staten mogen perso nen, op een gedane voordracht voorkomen de, niet anders ter zijde stellen dan om bij- aondei-e redenen en bij gemotiveerde be schikking. Als men het wetsontwerp leest, zou men meenen, dat de bedoeling was, dat do per sonen, die wij oppor-kiezers genoemd heb ben, zelf de tot lid of plaatsvervangend lid door dc groot-kiezers voorgodragenen zouden zijn; maar, alsof dit nog niet mooi genoeg was, voegt de Memorie van Toelichting in de uiteenzetting van het stelsel er nog een trapje bij door deze opper-kiezers bevoegd te vorklaren tot het indienen van een voor dracht voor een lid of een plaatsvervanger. Do militaire medewerker van het Han delsblad schreef ter verduidelijking van de mededeeling, dat 12 in plaats van 9 regi menten infanterie zouden worden in gesteld „Elk regiment zal in vredestijd bestaan uit vier bataljons; dit geeft dus voor de twaalf regimenten te zamen 48 bataljons. Thans is een regiment gevormd uit vijf ba taljons, hetgeen voor de negen regimenten een aantal van 45 bataljons bedraagt. Hieruit volgt, dat de besproken uitbrei ding eigenlijk slechts een vermeerdering van drie bataljons ten gevolge zal hebben. De promotie zal zich derhalve ook hoogstens tot dezo vermeerdering bepalen. Wij kunnen nog toevoegen, dat het plan bestaat, het gam-izoen te Leeuwarden in 1903 met een regimentsstaf en een bataljon te vermeerderen. Voorts wcnschte het legerbestuur te Assen een kazerno voor een bataljon te doen bij bouwen, die in 1904 zal kunnen worden be trokken. Ook bestaat het voornemen in 1905 te Nij megen een regimontsstaf en een bataljon meer to doen huisvesten." Hot wil het Utrechtsch Dagblad voorko men, dat dit wel wat onschuldig wordt voor gesteld „Er komen dan toch in elk geval nog drie regimentsstaven Dat maakt dus op de 9 ko- lonels-rcgiments-coramandanten een vermeer dering met drie. „Verder drie bataljons-commandanten voor de 3 nieuwe oataljons,! vormoedolijk dan nog 3 commandanten voor de depot-batal jons der nieuwe regimenten. „Voorts drie kapiteins-adjudanten; eeni ge kapiteins voor speciale diensten on kapi tein-kwartier meestci-s. En| dan de gehcele aanklfevc van don staf". Ei^ dan misschien ook nog wel een divisie-commandant, met... „Ja, waar is het cindcT' De Tijd acht het onjuist, dat dc uitbrei ding van het wapen der infanterie in vre de s tij d feitelijk zich tot drie bataljons zal bepalen, dorhalvo ook dc promotie hoog stens in verhouding tot dezo uitbreiding zal staan. In oorlogstijd zullen er echter wel de gelijk 24 nieuwe bataljons zijn. „Wij verstaan het volkomen, dat mon in vredestijd het getal bataljons on compag nieën per regiment tot een kleiner getal te rugbrengt. Daardoor kan, ten d.ele althans, worden te gemoet gekomen aan het groote euvel der oefeningen in vredestijd, veel te geringe sterkte aan manschappen bij do ver schillende onderdcelen. Deze samentrekking van het getal dienstplichtigen, welke men in vredestijd gedurende verschillende maanden des jaars onder dc wapens houdt, maakt ech ter de aanstelling niet overbodig van aan voerders voor dc troepen, die men alleen heb ben zal in oorlogstijd. Of zou men meenen, voor de vier en twintig bataljons, welke er dan op eenmaal bijkomen, voldoend officiers kader te vinden in de officieren, thans ge detacheerd bij militaire inrichtingen van on derwijs enz. en dat ondanks de behoefte aan officieren, welke zich dan zal doon ge voelen voor do landweer, later ook voor den landstorm hem too hield, en schuddo ze met kracht. Zijn gewoon zelfvertrouwen scheen hem ver laten te hebben cn bij trippelde verlegen glimlachend van den ecnen voet op den an deren. „Wol, ik heb immers altijd gezegd, dat er geen betere vrouwen, dan zooals gij er een zijt, geschapen worden," stamelde hij ein delijk. „Dat heb ik van het begin af gezegd, niet waar, Clay?" vroeg hij, terwijl hij deze zeer beslist toeknikte. „En dat is ook zoo; zij worden nergens beter geschapen." Bij deze woorden liet hij haar handen val len, trad op Clay toe en plaatste zich met een glimlach van verbazing en bewondering voor hom. „Hoo hebt gij dat toch aangelegd?" vroeg bij. „Hoe hebt gij hot gedaan? Ik veron derstel, dat gij weet, dat gij lang niet goed genoeg voor miss Hope zijt", ging hij op strengen toon voort. „Dat weet gij toch, hoop ik?" „Natuurlijk weet ik dab," antwoordde Clay eenvoudig. Nu trad Mac Williams op de deur toe en bleef daar een tijdlang staan, terwijl hij van over zijn schouder naar het paar staarde. „Neen, beter worden zij niet geschapen," herhaalde hij ernstig, steeds het hoofd schuddend, en zijn verbazing cn vreugde in eon zacht gemompel te kennen gevend. „Geef mij als 'tje blieft wat geld," zeide Hope tot Clay, „alles wat gij bij jc hebt," voegde zij or met een glimlach over dc macht, welke zij zich aanmatigde, bij, „en gij ook, Ted." Beide mannen ledigden hun zakken en Hope schudde dc massa zilveren munten in de handen der vrouwen, die haar als we- zenlooe aanstaarden. „Het offioiorskader der in vredestijd be staande bataljons te plunderen voor nieuw te vormen troependeelen, zal ook niet mo gelijk wezen, als iedej; dier offioieren tóch reeds ruim het dubbele getal soldaten onder zich krijgt van het hoogste maximum, dat hij in vredestijd gedurende de manoeuvres- weken ooit gecommandeerd heeft, cn daar bij nog op verliezen gerekend moet worden. „Een vermeerdering van het getal regi menten met drie, ouder gelijktijdige inkrim ping van het getal der bataljons van vijf tot- vier per regiment in vredestijd, en met uit breiding van datzelfde getal van vier tot zes ten tijde van oorlog, heeft dus niet alleen ten gevolge, dat terstond meer benoodigd zijn drie kolonels, drie luitenant-kolonels of majoors, drie regimentsstaven (met bijbehoo- rende muziekkorpsen?), maar brongt vanzelf mede de aanstelling of aanwijzing nog vier en twintig bataljonschefs, van minstens viermaal vier en twintig kapiteins en van een nog grootor getal luitenants officie ren, voor welke, wat de groote meorderhoid aangaat, in gewone omstandigheden geen werkzaamheid dn het leger zal te vinden zijn. „Tevens zal, natuurlijk, moeten gezorgd worden, dat voor de manschappen der vijfde en zesde bataljons van elk regdment ten al len tijde in do magazijnen kleeding, uitrus ting en bewapening voorhanden zijn. Ook de geneeskundige dienst, do intendance en admi nistratie zullen voor een grootere troepen macht in oorlog moeten ingericht worden. „Wij achten het, ter voorkoming van illu sion en daarop volgende bittere teleurstellin gen, goed, op dezon staat van zaken te wij zen. Niet do tegenwoordige Regeering troft dienaangaande eenig verwijt; zij heeft, ook in dat geval, de wet uit te voeren, welke door het vorige Kabinet werd tot stand gebracht. Doch een feit is het, dat, al zal daarvan in gewone omstandigheden niet zóó heel veel blijkon, door de oprichting van drio nieuwe regimenten infanterie cn door vermeerde ring van hot getal bataljons in oorlogstijd van 45 tot 72 ons leger een in verhouding tot ons klein land hoogst oanzienlijko uit- breiding zal ondergaan, welke zeer stellig zal leiden tot een belangrijke vermeerdering van ons officieron-korps en wat voor het groot pnblick van nog meer belang is op volgcndo Begrootingon van Oorlog zeer zwaar zal drukken." Deze sombero beschouwingen van Utr. Dbl. en Tijd docD de ArnhCrt. vragen: „Wat wil men dan toch? Onder hon, wie do verdedigbaarheid van ons land ter harto gaat, is er letterlijk niomand, die onzo legor- sterkte der wet van 1861 voldoende achtte, cn nu zij volgons de niouwe wet zal worden uitgebreid, jammert men over dc vermeerde ring van kosten, welke daarvan het gevolg zal zija. Dat zonder dat uitbreiding der lcgcrsterkte onmogelijk is, kan een kind be grijpen, en bovendien hebben do ministers Eland en Kool het land daarop voorbereid". Dat hun raming niet overtroffen zal wor den, zouden wij zeker niet gaarne vooi'spol- len, maar do eerste sprak van een half mil- lioen verhooging van het budget en de laat ste ontkende niet, dat or nog wel een mil- lioentje bijkomen zal. Is echter ens leger op te kostbaren voet geschoeid, dan heeft het Utr. Dbl. dit toch voor een belangrijk deel ta danken aan zijn goestvorwanten, aan don voorzitter der commissie van rapporteurs, jhr. mr. Van Karnebeek, en anderon conser vatieven, die nagenoeg alle pogingen tot be zuiniging en vereenvoudiging van den dionst in vredestijd bestreden hebben. „En De Tijd, wier geestverwanten voor 't mccrendcel mede verantwoordelijk zijn voor de dure nieuwe wet, doordien zij do veel kostbaarder voorstellen van den minister Kool slikten, nadat zij, o. a. ook om redenen van zuinigheid, don korten eerste-oefenings- tijd in de wet hadden helpen leggen, ondanks den tegenstand van den minister Eland, De Tijd is allerminst gerechtigd den tegen- wcordigen Minister schoon te wasschcn en do verantwoordelijkheid voor hoogero defen sie-uitgaven op „het vorige Kabinet" tc schuiven, ook omdat de uitgaven zeker niet minder, zoo zelfs niet hooger geweest zouden zijn, indien in 1891 het militie-ontwerp van den minister Bergansius tot stand gekomen ware." De heer M. J. van der Mey de Bi©, apothe ker te Rotterdam, vordeuigt in de Nieuwe Rotterdamsche Courant het ambtsge heim van den apotheker. Aanleiding nam hij uit hel feit, dat eon apotheker to Haarlem der Justitie kennis gaf van het feit, dat* hij (in den nacht van den moord op juffrouw Van Wcemen) wei gerde hulp tc verlecneu aan „een man met een ongunstig uiterlijk", die om hulp had aangeklopt. „Ons ambtsgeheim" schrijft o. m. de heer De Bie „hangt zóó onafscheidelijk samen met onzen ambtseed, dat aan dczcu niet kan getornd worden, zonder gevaar het andere geheel to verliezen. En dat zou rijn tot schade van onzen stand en tot groote schade van het algemeen, van de maatschap pij. Het publick vertrouwt ons cn weet bij ons geheel veilig te zijn met zijn geheimen, evenzeer als bij een dokter, bij een advocaat of bij oen geestelijke. Hot komt or dus op aan, wét men in de apotheek onder geheim verstaat. En dan kan men m. i. slechts dezo éóno norm aannemen: „In do apotheek is allc9 gehoiru, waarvan do apotheker met re delijkheid kan onderstellen, dat de patiënt niet bekend wenscht te hebben." Niet do apotheker heeft te beoordeelen of iots gchoiin moet zijn of niet, maar alléén hij, die hot geheim aan hem in zijn functio medo- dcolt. En daarvoor zijn niet steeds uilgo- sproken woorden noodzakelijk, óók dc om standigheden kunnen reeds die mededeeling doen. Daarom staat ook in don eed: „dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening tc mijner kennis is geko men." Maar ook zij, die zich mot dezo zins- uitlegging niet kunnen verocnigen en dus van meening zijn, dat er moet gelezen wor- don„aan niomand zal openbaron, wat in dio uitoofening alsgeheim te mijner ken nis is gekomen", zij moeten zich toch even zeer houden aan de zeer ruime betcckenis, die in de praktijk der apotheok door liet publick aan het begrip geheim wordt toege kend." Uit do benoeming van don oud-minister Loly tot gouvonour van Suriname blijkt opniouw, schrijft De Nederlanderdal de Rogcoring geen partij* Jioid bij bonoo- tningon wil, maar in de eerste plaats let op gesohikthoid on bekwaamheid. Wij aarzolen niet dezo kous een zeer go- lukkigo te noemon, die aan het Kabinot tot oor strekt en aan do kolonie Suriname tot bron van welvaart kan worden Wij hopen, dat hij veel vrucht op zijn work mag zion. Do hoor Lely is iemand mot aan geboren beetuurdorsgavon, wat vooral tij dens zijn tweede ministerschap, toon hij ge rijpt waa door do ervaring uitkwam. Zoowol in kloino als in groote zakon toonde hi) voortrof felijko gouvernomontcolo oigon sohappon. Wij herinneren sloohta aan de wij- zo, waarop hij het net van tramwegen uit breidde, ën aan de wijze, waarop bij do, door ons bestreden, eerste Ongevallenwet verde digde. Ook in de Eerste Kamer, waar ze ten slotte viel, was do indruk: wanneer iets haar had kunnon redden, dan was hot de verde diging van minister Lely gewoest. En dat hot hem daarbij niet om persoon lijk succes, maar om dc zaak zelve, waar voor hij strijdt, te doen is; dat bij naast een krachtige overtuiging tooh ook weer de on misbare en gezonde plooibaarheid vau den staatsman hoeft, dat toont diezelfdo ge- sohiedenis dor OngevalloDwet, welke hij, na haar afstemming, in gewijzigden vorm we- dor indiende en deed aannamen, onbevreesd voor don verkeorden indruk, dien dit toege ven aan het particulier initiatief maken moeet on ook maakte op zijn geeslvcrwan ton. Hot komt ona voor, dat de heer Van Asch van Wijck modo door hot uitlokken van deze benoeming de goede verwachtingen, die mon in Suriname van zijn optreden aLs minister meende te mogen koesteren, heeft gerecht vaardigd. De bewering, die wij in een dor bladen la zen, dat do Rogecring zich met deze benoe ming van een lastig tegenstander wil ont doen, wijst afgezien nog van h foit, dat do heer L^ly als Kamerlid niet bijzonder las tig was en er in Amsterdam IX niot veel kans bestaat, dat or eon minder lastig oppo nent terugkomt op een kleinzieligheid „Wij danken ook voor do mooi te, welke gij u om onzentwil gegeven hebt en voor uw goed avondmaal," zeide Hope daarbij in het Spaansch. „En moge uw huis voor onheil bewaard worden Met veel geknik en goede wensohon, welke zij in de overdreven beeldrijke taal van het land te konnon gaven, v i0don de vrouw cd haar doohtors haar naar don landauer en onder het wegrijden wuifde Hope haar een laat sten groet met de hand toe, terwijl rij zich tevens dichter tegen Clay's schouder aanvlijde. Een uur later hadden zij de hoofdstraat weer bereikt en begonnen de sterren to vcr- bleeken en het maanlicht verdween, bos- 8chen en rotsen begonnen er minder spook achtig uit te zien en hun natuurlijke vor men en gedaanten weer aan te nemen. In het koele, grijze licht van den morgen her kenden zij de heuvels, wolkc de hoofdstad omgaven cn door een opmerking van do jonge mannen op den bok attent gemaakt, ontdekten zij de haven van Valencia aan hun voeten. Toen zij de straat insloegen, welke naar do Palmenvilla leidde, zagen zij de slapende hoofdplaats, waarvan de huizen door het lioht der opgaande zon rood waren getint, als een doodenstad beneden zich lig gen cn van drie plaatsen in verschillende ge deelten der stad stegen dikke, zwarte rook zuilen langzaam in dc lucht omhoog „O, dat had ik geheel vergeten," riep Clay. „Hier is immers een revolutie ge weest. Hoe lang sohijnt dat reeds geleden Om vijf uren hadden zij het hek van den tuin der Palmenvilla bereikt en hun ver schijnen bracht den daar staanden schild wacht in een toestand van onmilitaire blijd schap. Een pony dezelfde, waarop Jo«é zich uit dc voeten had gemaakt, was voor een uur vermoeid, vuil en stijf in den stal gearriveerd en had den bewoners der Pal menvilla een ontzetbenden angst aange jaagd. Mr. Langham en zijn oudste dochter ston den op do veranda, toen do paarden de al lee kwamen binnen galoppeeron. Don gehcc- len nacht waren zij op geweest cn beider ge zichten zagen er ten gevolge van den door- gestanen angst cn van gebrek aan slaap bleek cn ontdaan uit. Mr. Langham sloot Hope in zijn armen en drukte haar zwijgend' aan zijn borst. „Waar zijt gij geweest?' vroeg hij einde-' lijk. „Waarom hebt gij mij dat aangedaan? Gij moest toch weten welk een angst ik zou uitstaan." „Ik kon niet andera," antwoordde Hope, „ik moest met madame Alvarez gaan." Haar zuster had niet minder angst uitge staan dan haar vader, zoo lang zij ovct Hope in het onz.ckcre was, doch nu, nu zij haar behouden en wal voor zich zag, veran derde haar stemming en kreeg de toorn de bovenhand over de zorgen en angst, welke zij had uitgestaan. „Mijn lieve Hope", zeide haai' zuster streng, „wij anderen werden dus allen voor madame Alvarez opgeofferd? Van welk nut kondet gij dan onder de gegeven omstandig heden voor haar zijn? Tijd noch plaats wa ren voor een jong meisje gepast cn gij lugdcfc den hceron slechts een verantwoordelijkheid mee* op." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5