No. 13000 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 JULI. - DERDE BLAD. Anno 1902. 5
HET HOEFIJZER.
THEE.
Op mijn schrijftafel staat als presee-papier
een paardehocf; niet een sierlijke reproduo-
tde uit metaal, neon; het is een echte, mooie
voorhoef van een edel Berberpaard; het be-
Jlag is van zilver en een fceekening versiert
poven de gladde zijde der gipsvulling. Een
kunstvaardige hand heeft er een prachtigen
(paardekop met golvende manen en groote,
(vurige oogen op gotoovord. Onder de teeke-
«ïing staat: „Mel-Chir".
In nachten van volle maan, als de slaap
iiict wil komen, als de groote, oude linden
ycor mijn ramen onder den hevigen storm
wind zwiepend de takken buigen en de zwar
te stroom in het kanaal klagend ruischt,
don is het mij, als hoorde ik uit de verre
verte een dreunenden hoefslag, en levendig
irokt de geschiedenis van Mel-Chir mijn
geest voorbij, van het sneeuwwitte roe, wiens
hoef mijn schrijftafel siert.
Claude De St.-Ignan was als luitenant
Baar Biskra, de zuidelijkste, Fransche, mili
taire post van het departement Constantino
jin Algiers overgeplaatst. Van uet élégante,
schoone Nancy naar het zufden van Tunis,
naar de kleine oase der Algerijnsche Sahara,
'dat was een harde slag geweest voor den
levenslustgen Claude, en in een slecht hu
mour streod hij verscheiden maanden tegen
jhet onveranderlijke; daarna kreeg zijn licht
zinnige geest weer do overhand, en hij ver
gat bij het ronddwalen spoedig de opwek
kende genoegens vaa het garnizoensleven
in het vaderland.
Op zekeren dag had hij zich in gezelschap
?van een Kabiel, die oen goede heiberg in Bis
kra had, voor een wandeling naar de woeste
streek der zoutmo - ssen gereed gemaakt,
omdat de laatste hen. in uitzicht gesteld had,
dat hij daar een paardenhandelaar kon ont
moeten, die elk jaar op dezen tijd van Me-
rayer of El-Aghuat naar het noorden trok,
om zijn edele dieren in de garnizoenssteden
te verkoopen. Claude wilde deze gelegenheid
niet laten voorbijgaan; reeds lang koesterde
hij don wensch zich een mooi dier van zuiver
ras aan te sohaffen.
Door stoppenlamd, woestijn met hier en
daar dicht begroeide plekken of lieflijke
oasen wandelend, liet hij al de eigenaardige
bekoring van deze landstreek op zich inwer
ken, plukte hier en daar thijm of mimoeen
en neuriede Fransohe coupletjes. Te midden
van een vroolijk refrein viel Ktaua, de Ka-
biel, hem plotseling in do redo en zeide, in
«do verte wijzend:
„Zie, daar ligt do zoutplaats Mel-Chir,
en als niet allee mij bedriegt, rust in de na
bijheid Nofatka met zijn paarden l"
Claude hield de hand boven de oogen en
keek in de aangeduide richting:
,,'t Is een jonge man met twee paarden."
Toen bracht Ktaua de handen voor zijn
^mond, dat de klank zich niet zou verdeelen,
en riep:
1 „Hé, Nofatka I"
De toegoroepene, een jonge SchilluicL van
gespierden lichaamsbouw en met een trotsch
voorkomen, luisterde en keek soherp naar de
beide wandelaars:
„Ben jij het, Ktaua?"
,Van top tot teen I"
Zij 6tonden nu dicht bij elkaar en de paar-
i'den aan een lang touw aton de sporadische
.grassprietjes.
„Heb je maar twee paarden?" vroeg
'Ktaua.
„Ik heb er vijf; te Bresina en Tadscheruna
|heb ik er drie achter golaten; de Arabier is
naar Bafcna gezonden en ik neem Biskra
\voor mijn rekening."
Claude was qaar de paarden gegaan; lief-
Van de vele millioenen mcnschen, die da
gelijks met welbehagen hun kopje thee slur
pen, hebben zeker weinigen er over nage
dacht, van waar de kleine bruine blaadjes
op den bodem van den theepot komen. Of
vde thee uit Indië of Ceylon komt, of zij
Oolong- of Pekko- of Souchong-thee heet,
is de groote meerderheid der theedrinkers
vrij wel onverschillig. In hotels of koffiehui
zen wordt eenvoudig een kop of een per-
1 soon thee gevraagd, bij voorname five o'clock
teas wordt iemand een kopje met het meer
of minder kostbare nat voorgezet, zonder
i'dat men zich om de soort der thee bekom-
mert.Als er maar genoeg suiker en room bij
is. Zonder deze beide dingen geen thee 1
Hoe geheel ander is het in het eigenlijke
vaderland der thee, in China 1 Het zou d&ir,
waar voor millioenen menschen thee niet
alleen de belangrijkste, maar men zou
gevoeglijk kunnen zeggen, do eenige drank
,'is, niemand in den zin komen, ook maar
'een onkel stukje suiker in zijn thee te doen;
;"de room kennen de Ohineezen in 't geheel
niet. Zij drinken over 't geheel geen melk
en de koeien worden niet gemolken. Alleen
(in Tibet wordt bij de thee gort en meel
'gevoegd en zoo een soort van dikke soep
bereid.
In de eerste dagen van mijn verblijf in
.China kon 'r mij aan de op Chineescha wijze
bereide thee niet gewonnen. Wanneer ik
bij Ohineezen bezoeken aflegde of inkoo-
pea deed, werd mij alfcyd een kopje thee
koozend streek hij den slanken schimmel over
den hals en toen Nefatka zweeg, vroeg hij
levendig:
„En deze Berber?"
De Schillukh kneep de oogen dioht, keek
Claude weer aan, daarna den Kabiel, en gaf
spottend ten antwoord:
„Die is nog te koop, mijnheer I"
Claude- streek met duim en wijsvinger
langs den sierlijke poot; toen hij hot hoofd
weer ophief, vroeg hij:
„En de prijs?"
„Vraagt u het alleen uit nieuwsgierigheid
of moet het een handel wezen?"
„Ik heb een paard noodig; jong, vurig en
edel moot het wezen."
„"Wie is u, mijnheer?" vroeg Nefatka.
Toen was het Ktaua, die beschoid gaf:
„Ik sta voor den koopen in; hij is een
luitenant uit Biskra; zeg je prijs, alsof het
voor mij was, Nefatka, en noem eerlijk do
gebreken on de deugden van het paard; ik
wil ochter zorgen, dat je bij Sheliga goed
ontvangen zult worden, als je in Biskra
komt."
Des Sohillukhs oogen schitterden, en bin
nen een halfuur was de koop gesloten. Alle
drie haddon goede zaken gedaan. Olar le had
een jong raspaard voor een billijken prijs,
Nefatka verheugde zich op hot vooruitzicht
de schoone Sheliga in Ktaua's herberg te
zien, en de Kabiel had van beide een aange
naam douceurtje gekregen...
Luitenant De St.-Ignan had zijn jongen
Berber Mel-Chir gekocht en hot gedweeë cn
toch zoo vurige, schoone dier was zij^ trots;
bijna teeder behandelde hij liet en het luis
terde naar den klank van zijn stom als voelde
het de goede of slechte stemmingen van zijn
meester.
Toen Claude na ongeveer twee jaa: weer
in een garnizoen van het moederland kwam,
was Mel-Chir zeven jaar oud, een prachtig
dier in do volle kracht van zijn leven, waarom
hem menig kameraad benijdde, maar ook
mademoiselle Corinne, de school rijdster in
het groote hippodróme. Corinne stelde in
Claude, den jongen bezoeker van het hippo
dróme, veel belang, en ook hij bleef niot koud
voor de gloeiende blikken der gevierde schoo
ne. In een intieme kring ontmoette men
elkaar bij déjeuners en soupers, en deed men
samen soms wandolritjes. Met schuine oogen
keken do vrienden naar hun bleeken kame
raad, wien zoo gomakkelijk een gunst ten
deel viel, waarnaar zij tevergeefs hadden ge
streefd, en een snaak meende, dat hij zijn
geluk alleen aan don witten Berber te dan
ken had, waarom het de schoone Gorinnc te
doen was. Waar hij dio wijsheid vandaan
haalde, wist niemand, maar... er moeet toch
iets van aan wezen; want op zekeren dag
werd verteld, dat mademoiselle dien avond
bij de voorstelling den sohimmel Mel-Chir
zou berijden.
Claude had tegen zijn wil aan den aan
drang dor sohoolrijdsber toegegeven, toen zij
hem met smeekbeden had bestormd, om haar
maar éénmaal zijn Berber ter beschikking
te stollen; hij had allerlei uitvluchten ge
zocht, maar... wat vermag niet een mooie
vrouwenmond 1 Uit éénmaal waren meer
malen gevolgd; nu zag hij reeds lachend on
zonder zorg toe, wanneer Corinne trotsch
en zegevierend den vurigon schimmel bereed
en hem in de vrije uren in het hippodróme
al de kleine kunsten vertoonde, die zij hom
spelend leerde. Zijn strengen raad: „Alleen
goede woorden, nooit sporen of zweep", had
zij trouw gevolgd; en nu zij Claude zoo onbe
zorgd zag, bereikte zij met haar vleiende
woordjes spoedig ook dat, wat zij zich met
vrouwelijke eigenzinnigheid in het hoofd had
gezet: Zij wilde bij haar benefioe met Mel-
Chir paradeeren. Claude had toegegeven
onder voorwaarde, dat het de eenige maal
zou zijn; hij had haar ©n den directeur echter
voorgozet. Een met een staart getooide aman-
deloogige Mongool bracht de kopjes, legde
er eenige theeblaadjes in, goot er kokend
water op en dekte dan elk kopje met het
omgekeerde schoteltje toe. Na eenige minu
ten nam mijn gastheer in den regel zijn kop
je in de rechterhand, schoof met den wijs
vinger derzelfdo hand het schoteltje een
weinig terug, om bij het drinken de theebla
den niet in den mond te krijgen, en slurpte
dan met welbehagen het geelachtig-groene,
heldere vocht. Bij mijn eerste onhandige po
ging ontglipte het schoteltje aan mijn vin
gers en brak, ik brandde mijn hand en tong
en vond de thee afschuwelijk. Bij do volgen-
do pogingen ging het al beter en na een
week begreep ik volkomen, dat men thee op
Chineesche manier moet drinken. Dan is zij
een ware lafenis. Als de Chineezen zoo wei
nig geestrijke dranken genieten en onzen
wijn, ons bier in 't geheel niet kennen, mag
men dit voor het grootste deel toesohrijven
aan de verkwikkende, opwekkende eigen
schappen van hun voortreffelijke thee. Het
zelfde kan van de Indiërs en Japanners ge
zegd worden. Beide volken namen do thee
van de Chineezen over en zijn ook met be
trekking tot den theebouw hun grootste con
currenten geworden. Kolossale hoeveelhe
den Indische en Japansche thee komen tegen
woordig op de wereldmarkt, in Engeland en
zijn koloniën dnnkt men bijna uitsluitend
Indische, in Amerika grootendeels Japan-
sche thee, maar de beste blijft de
Chineesche^
herhaaldelijk de waarschuwing gegeven om
toch vooral niet te straffen.
De avond der voorstelling kwam. Dicht
opeengepakt zat de menigte; Clande in don
kring zijner vrienden vooraan. Onder de
tonen van een marsch verscheen Corinne,
met luid applaus begroet. De Berber bleef
een oogonblik verschrikt staan en spitste de
ooren; zij klopte hem zacht op den hals en
maande vleiend: „Wees verstand'rToon er
weer rust kwam, reed cij naar hot midden
der manege en boog, lief groetend naar alle
zijden; Mel-Chir paradeerde voortreffelijk,
hij woelde wat met zijn rechter-voorvoet en
liet zich toen langzaam op de knie neer; Co
rinne had hem niet tevergeefs veel maanden
lang voor dit kunststuk gedresseerd.
Nu een bemoedigend tonggeluid on lang
zaam reed zij de arona rond. Toen zij in
Claude's nabijheid kwam cn een trek van
bezorgdheid op zijn ernstig, bleek gezicht
zag, trok zij ietwat spottend met haar lip
pen.
Waarvoor was hij toch bang? Kende zij do
dieren niet veel boter dan hij
Zegevierend, met triumfcerenden blik, zag
zij hem aan ©n toefde een oogenblikje voor
zijn plaats; daar weerklonk plotseling een
luid gohinnik door de stille ruimte: Mcl-
Chir had zijn meestor herkend, en ongedul
dig schudde hij de golvende manen. Corinne
trok de teugels sterker aan: „Kom I Voor
uit 1" Maar het dier blijft staan; nu streelt
zij het zacht; maar Claude wordt ongedul
dig; Mel-Chir buigt zijn kop, logt zijn ooren
plat achterover, zijn oogen, wijd-geopond,
schitteren en Claude vreest het ergste. Co
rinne eohter, wier scherp oor een heel zacht
gesis heeft gehoord, het eerste in haar lo
ven wordt prikkelbaar on boos; ongedul
dig heft zij do met zilver beslagen karwats
op en geeft den Berber een kort, lioht tikje
in de zijde. Claude heeft het met schrik ge
zien en voelt het ongeluk naderen.
Hoog steigert het ros op, mot een luid ge-
briesoh; dan vliegt het heen als door furiën
vervolgd, de neusgaten dampen, do hoefslag
dreunt tegen de balustrade, dat do toe
schouwers gillend terugwijken. Corinne ver
geet alles en slaat er op los; de directeur en
de knechten wij kon voor het woest geworden
dier, nu springt Claude vastberaden over
de leuning.
„Mel-Chir!" roept hij gebiodend.
De Berber staat
Claude komt juist op tijd om de in on
macht-gevallen Corinne in zijn armen op te
vangen en haar aan de zorg van de toesnel
lende lieden over te geven; daarna teed hij
op den schimmel toe, wiens zijden trillen;
rood door het bloed zijn de neusgaten, do
borst is met schuim bedekt. Zoodra de hand
van Claude Mel-Chir oven aanraakt, legt
hij den mooien kop als moede op zijns
meestors schouder en langzaam vorlaten zij
de manege.
Er hecrscht diepe stilte, welke inuton
lang aanhoudt, in de zaal; dan barst een
donderend applaus los. De menigte heeft al
les voor eon goed gelukt eonsatie-nummor
opgevat en do clowns zorgen er voor, dat
woldra weer een zorgeloos lachen weer
klinkt
Vier wekon later klinkt cie oorlogskreet
door het land. Mademoiselle Corinne hoort
er niets van; zij ligt sedert dien circusavond,
lijdend aan hevige zenuwkoorts, to bed, en
luitenant De St.-Ignan rijdt op zijn witten
Berbor haar raam voorbij naar de oostelijke
grens.
18 Augustus 1870! Het kanongedonder
is langzaam woggostorvon, het geknetter van
geweervuur heeft opgehouden; de wegtrek
kende kruitdamp vermengt zioh met de zwoe
le lucht van bloed. Op do uitgestrekte, oinde-
loozo vlakten van Rozerieulles, Mars-la-Tour
In de omgeving van Kanton kreeg ik geen
theeplantage te zien, want thee wordt in
China eerst verder noordolijk, in hoofdzaak
in het stroomgebied van den Yangtsekiang,
verbouwd. Bij Ringpo, een van de voor do
Europeanen geopende havens, gedijt zij het
best, en ddór was het dan ook een mijner
eerste ondornemingen, de theeplantages in
den omtrek te gaan zien.
Het was in 't begin van Mei, In de kleine
rijstvelden aan den benedenloop der rivier
prijkten de kleine pantjes in het heerlijkste
groen; verder stroomopwaarts aan den voet
der berghellingen stond hot koren reeds een
knie hoog, vonnengd mot klaprozen en rood-
bloeicnde klaver; en de bergen vertoonden
tot op de toppen den wondorlijksten tooi
van azalea's.
Hier en daar, in de omgeving der zeer
verspreide kleine hoeven, verhieven zich
groepen reusachtige wilgen en kamferboo*
men met hun donkergroene, lommerrijke
kronen. Dikstammige wistaria's, deze
schoonste en meest volhardende van alle
slingerplanten, kronkelden zich om de lo -
men, haar takken omklemden de takken der
boomen, en tusschen het loover der laatsten
prijkten haar bloesemdruivon in talloozo,
overweldigende massa's.
Het gezang van meerlea en lijsters ver
vulde de lucht Jn de warme lentezon bo
scheen een zoo heerlijk landschap, als ik
in China niet verwacht had. Haar stralen
werden in de scherp belijnde watervlakten
der kleine rijstvelden duizendvoudig terug
tot Gravelotto ligt de bloedige oogst van don
moelijken, schrikwokkenden dag en uit do
breede ravijn stijgen de zuchten on jammer
klachten op. De dragers kuchen onder den
trourigen la6t der gewonden; verder af on
hoogor klinkt krijschond, krassend het ge
schreeuw van kraaien. Eon jong Pruisisch
officier wankelt naar do hoove St.-Hubert;
een schot heeft hem van het paard doen tui
melen, aan den kant van oen stuk land is
hij neergezonken; maar do avondkoelte b^eft
hem uit zijn onmacht gewekt; mot moeite
heeft hij zich opgericht cn de wonde aan hot
voorhoofd mot den zakdoek verbondon; ver
volgens heeft hij rondgekeken naar zijn
paard... Nergens een spoor;... waarheen hij
zijn oogen richt, overal doodo broeders... In
do verte ziet hij de boerenhoeve, on mot wan
kelende schreden gaat hij door het bloedge
drenkte doodenvold daarop af.
„Wie was de overwinnaar van don dag?"
Niomand geeft hem antwoord, alleen do
raven krassen; nu gaan zijn gedaohto vor
der: „Moedor; mijn bruid I" Zoo goed, zoo
lovonslustig wordt hot hom nu te moede; zij
zullen zijn naam niet op do doodenlijst lezen,
de zeis van den bcenigen maaier i6 slechts
rakelings langs hem heongegaan...
Daar treft een gereutel zijn oor; hij keert
zich naar dien kant om: het is een Fransch
offioior mot brekend oog; naast hem staat
oen slanko schimmel, onrustig stampend op
don grond. Do Duitsohor bukt zich, tilt hot
hoofd van don zwaar gewonde op on giet
hem eenige druppels uit zijn vcldfleoch in,
die den stervende opwokken; diep haalt hij
adem en fluistert:
„Dank u."
„Span u niet in; ik blijf bij u, tot er hulp
komt 1" En weer bevochtigt hij de lippen met
den opwokkendon drank en ook dc slapen.
„To laat 1" mompelt de Fransohman; dan
zucht hij: „Arme moeder."
Zachtjes hinnikt het ros bij don klank van
zijn stem; do oogen van den officier lichten
op, on zacht fluistert hij: „Mel-Chir! Neem
mijn dier en mijn zakbookje,"
Zwaar zinkt hot hoofd achterover... Het
wordt nacht ©n in do stijfheid van den dood
ligt hot ontzieldo lichaam.
Do Duit-scher staat mot ontblostcn hooiüc;
nu neemt hij don Berber bij den teugel:
„Kom 1"
Do schimmel beweegt zich niet... Daar valt
hom in, dat de overledene van eon „zak
boek jo" gesproken heeft; hij opent do jas on
vindt een portofouillc; misschien kan hij nog
een plicht jegens den doode vervullen l
„Kom, arm dier l"
Hij streelt het dier, dat hora langzaam
volgt, den kop telkens weer omdraaiende...
Vredol Als klokgelui klinkt hot door het
land. Overwinning! Het kÜDkt als een
jubelkreet door do Daitsche landouwon.
Ondor de tonen van den overwinningsmarsch
trokken do troopon weer in do girnizoons
van hot vaderland terug.
Aan de spits van zijn compagnie rijdt op
een slanken witten Berber een door de zon
gebruinde offioior, eon bloemen regen begroet
de thuiakomendon, do straten zijn bloombed-
den; de officier ziet alleen hot kleine balkon,
waarop zijn grijze moedor staat on zijn liovo
blondlokkige bruid; nu oarzedt hij I Daar valt
uit de bevende hand van hot meisje eon
prachtige krans van La-Franoe-roze. golij-
kertijd heft Mel-Chir don slanken kop op...
De krans valt hom over hot hoofd om den
hals, én trotsch, als moest het zoo wezen,
stapt do Berber met zijn rozenkrans voort...
Uit Ohaumont is een briof gekomen; ma
dame De St.-Ignan heeft don Duitsoher voor
don laatsten liefdedienst bedankt, dien hij
haar stervenden zoon had bewezen; zij hooft
er bijgevoegd, dat het bedrag voor Mel-Chir
aan een stichting voor weduwen en weezon
gekaatst en glinsterden in do rivior, wol-
kor oevor den weelderigsten plantengroei
vertoonde. In de kleine, door wólvorzorgdo
groententuinen omringde dorpjes cn hoe
ven, die ik op mijn wandeling passeerdo,
zag ik slechte weinige menschen. De ganscho
bevolking was buiten op het veld aan den
arbeid.
Na een wandeling van ongeveer twee uren
bereikte ik een grooter dorp en aan gono
zijde daarvan Btrckten do eerste theeplan
tages zich uit, meest kleine velden, met do
eigenaardige hagedoornachtige theestruikon
bedekt. Men was juist bezig met den eersten
oogst, on ik ontmoette tal van landlieden,
die, mijn groet met een vriendelijk tschin-
tsohin beantwoordend, de pas gepluk j
blaadjes in groote korven huiswaarts droe
gen mannon, vrouwen en kinderen waren
allen gelijk gekloed. Zij droegen eon donker
blauw los hemd met witte mouwen, en een
pantalon van dezelfde stof, die tot evon
benedon de knie reikte. De mannen hadden
op hun eenige keeren om de schedels ge
wonden haarvlechten groote strooien hoe
den zitten; vrouwen en meisjes evenwel
dragen hour weolderig zwart haar zorgvul
dig gekamd en met frissche bloomen ge
tooid. Hier was het ook, waar ik voor de
eerste maal werkelijk mooie slank gebouwde
Chineesche vrouwen zag. Haar gezichten
waren gebruind en. niet zooals dio harer
zusters in do steden gepoederd en beschil
derd; haar benedenste ledematen en haar
naakte benedeuarmen .vertoonden ronde
van gevallen soldaten is geschonken on het
notitie-bookje mot don stamboom van Mel-
Chir had zij teruggezonden als eon aanden
ken, benovens een mooi portrot van haar
zoon, haar eonigen, cn dien zij hot vaderland
moest offeren.
Mel-Chir is niot meer zoo vurig als ia
vroeger jaren. Acht jaren zijn sedert hot
bloedig zaad "an Gravelotto voorbijgegaan;
negen jaren sodert hij do steppen van zijn go-
boortogrond verliet.
Hij is gemakkelijk geworden on dik; hot
eons zoo groot on helder oog ziet woo on
droovig. Zijn meester ligt als majoor in gar
nizoen en de Berbor kauwt behaaglijk hot
genadebrood.
Do kleino Hans, do etamhoudor, doot op
zijn brecdcn rug zijn eerste rijproeven; Mol-
Chir is mak en geduldig gowordon als eon
schaap; maar mon mag hom niot straffen,
ook nu niet. Hij likt zijn meesteres do hand,
als zij hom suiker geeft en hij hinnikt blij
lachend als do kleine Hans hom streelt...
Sodert wekon heeft hij zijn kleinen vriend
niet meer gezien, sedert weken hoeft de mees
teres hem geen suiker gegeven en zijn mees
ter hoeft gcon liofkoozond en opwekkend
woord voor hom gehad! Hij staat te boven
op zijn pooten, kijkt het stalvonster uit, do
plaats over, cn soms overvalt hem een huive
ring van koude.
Daar dragen zij ovor de plaats eon kloino
doodkist, dio onder bloemon begraven ligt,
cn militaire muziek speelt den treurmnrsch
van Chopin.
Mel-Chir's neusvleugels zetten ich uit; hij
begint ovor zijn gelieolo lichaam to beven,
rukt den halster los, steigert plotseling
luid hinnikend dan valt hij noor.
„Ook paarden storven aan hartklopping,"
verklaart de paardenarts.
Mel-Chir wordt begraven, niet ver van do
plaats, waar do kanonnen van Gravelotto hot
stervonBlied van Do St.-Ignan gezongen
haddon.
Hot hoefijzer van den rechtervoorpoot liet
zijn meester mot gips opvullen on met zilver
beslaan; oen vriend soliildordo den kop van
don Berbor er op.
Voordat de Duitsche officior in 1897 stierf,
6chonk hij mij do prosse-papier; zijn blceko
weduwo oohtor vertel do mij later uit do sol. t-
sen van luitenant Do St.-Ignan en uit ei^on
ervaring de geschiedenis van don witten
Berber Mel-Chir.
Oe hand aan den ploeg.
Niet omzien naar 't geen nohter ligt;
Maar 't waakzaam oog vooruit goriobt
Op 't arbeidsveld, nog te botreden.
Den ploeg mot vosten greop govat
En vuortgogaao met kloeke sobroden.
Gelukkig wio roede vroeg dit leert
En by zijn levenstaak ziob weert
Mot onvermoeid, volhardend etrovon,
Gedachtig aan bet: ,Work zoolang
Het voor u dag is in dit leven."
Wie zóó dos wijzen raad betracht,
Niet traag ie, maar met moed en kraoht,
Den voet in de omgeploegde voren,
De beeto middagzon niet sohivomt,
Vervalt zjjn dagtaak naar behooren.
Die oomo soma een wgle rust;
Maar gaat weer dra met nieuwen laat
Het einde van zyn dagwerk tegen.
Bemoedigd door bet vast geloof
In don hom toegozeg'den zegen.
Elk heeft z[jn ploeg op 't arbeidsvold,
Waar op deez' aard bij is gesteld.
Elk beeit zijn taak, bom opgedragen.
O, menscb, neom waar den kostb'ren tyd,
Ëa tel nw korte levensdagen I
Dbn, als g\j d'avondscbeom'ring groot,
De ploegBcbasr rust aan uwen voat
En ge inalnapt na des levens zwoegen,
Wacht u een zoeter, zaal'ger rast
Dan voor don landman, moe van 't ploegon.
vormen. Bij paren trippelden zij voort, op
haar schoudors amboestokken dragend,
waaraan de zware, met theebladen gevulde
korven hingen. Als zij mij passeerden, sloo-
gon zij bedeesd de oogen neer en wondden
haar gezichten mot oen verlegen glimlach
af. In do plantages zolvon lieten zij zich
door mijn kornet niet in haar work storen.
Vlijtig plukten zij mot haar kleino hand
jes do bladen van de takken cn wiorpon
zo in de korven op haar ruggon. Honderden
meisjes, ja zolfa kinderen van vijf of zea
jaren, waren hier aan het werk, want in
eon week moet do oogst 1 ~.orgd zijn. Hij
is namelijk do beste cn kostbaarste van do
drie of hoogstens vier oogsten, welke do
thcestruik jaarlijks levert. De blaadjes zijn
in 't laatst van April en begin Mei vleezi-
ger, welriekcnder dan de latere, on vertoo*
nen kloino witte haartjes, die waarschijn*
lijk do oorzaak waren, uat men in Europ®
dc thee van dezen oogst verkeerdelijk bloot
Bomthce noemt. De bloesems zolvon worde#
niet voor do bereiding van thee gebruikt»
Zij zitten op de toppon dor ongeveer een me
tor hooge struiken en zijn witachtig, smaak^
en reukloos. In den herfst ontwikkelt zich
do YTucht, een omhulsel met drio kleino^
boonen, waaruit de struiken gekweekt
worden.
Met het plukken der frissche groene blo^
den is het werk niet afgeloopen. Wel bo-'
hoeft de the( struik geen bijzondere bemce
ting of bewerl ing van den bodemeen klci^
achtigo en zandhoudende bodem, daarbij zon-