No. 13900 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1!'": PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De lageaisur. In de rubriek „Hotelwezen" bevat De handelsreiziger het volgende van het C a f é- Aestaurant „In den Vergulden f u r k" te Leiden. „Als een liefelijke oase op zijn dikwerf zóó moeitevol pad, lokt bovengenoemde inrich ting den reiziger tot rusten en tot zich ver kwikken aan de voortreffelijke gaven van keuken en kelder. „De Turk" zooals het Café meestal kort weg door stadgenoot en vreemdeling ge noemd wordt ,mag zonder overdrijving een der eerste café's van ons vaderland geheeten worden. „In de eerste plaats treft ons de prachtig antieke in zandsteen gehouwen voorgevel (uit het jaar 1673) door Jonkhr. Victor de Stuers een der schoonste in Nederland ge noemd. „De inwendige inrichting munt uit door üeftigen eenvoud, men mist hier geheel het Bchrecuwend pronkerige of hol massale, dat velen anderen cafés aankleeft; de totaal in druk, met zijn vele huiselijke hoekjes, is uitermate gezellig. „Op de bovenverdieping bevinden zich vijf zalen en salons bestemd voor restaurant, festiviteiten en vergaderingen, waarvan een ■eer druk gebruik gemaakt wordt. „Voegen wij hier nog bij, dat spijs -cn wijnkaart een rijke keuze bieden, dat het pand centraal verwarmd, en vorder alle mo derne comfort aanwezig is, dat circa hon derd bladen ter lezing liggen, telegrammen telephonisch kunnen worden opgegeven cn dat intercommunale aansluiting verkregen kan worden, dan meen ik (v. R.) de lezers van ons Weekblad met gerustheid te mogen aanraden eens met „den Turk" kennis te- gaan maken. „De directeur-gérant verklaarde zich gaar ne bereid belangstellenden de verschillende localitciten te doen bezichtigen. Tot slot van het debat over de Burge meestersbenoemingen of „baantjes" waarin we aan De Standaard, die het be gon, het laatste woord laten, volgt hieronder nog een en ander uit het artikel in dat or gaan. De vorige opgaven aanvullende met uie Omtrent de provinciën Gelderland en iütrecht, alwaar het blad erkent, dat do be noemingen „van veel hooger billijkheidszin" blijk geven, komt het a.r. orgaan tot de slot som, dat in de negen thans besproken pro vinciën de verhouding is als volgt: 654 libe rale, 128 niet-libcrale burgemeesters. Daarbij zoo beweert het geciteerde blad hebben de niet-liberale ,mct name de antirevolutio naire burgemeesters bijna uitsluitend zeer kleino gemeenten onder hun bestier, waar aan o .a. wordt toegeschreven dat de partij- genooten van Dc Standaard, ziende, dat de loopbaan van burgemeester voor hen niet gunstig was, niet meer solliciteerden. Immers toegegeven wordt, dat inderdaad het aantal der liberale sollicitanten dat der anti-liberale verre overtrof. Ook meer van de zijde der Nieuwe Courant gemaakte op merkingen worden geheel of gedeeltelijk Is juist erkend, bijv., dat vele „liberaal" be schouwde burgemeesters politiek-klcurloos zijn, hoewel er op volgt: „Intusschen, een feit blijft het dan toch, dat ze, voor zooveel kleur bekennen onvermij delijk is, als liberalen uitkomen en aan de li berale groepen hun sympathie gunnen." De Standaard verklaart dan ook met een liberaal surplus aan burgemeesters genoegen genomen tc hebben, ware hot niet, dat het onderscheid zoo, alle perken te buiten ging." Dat de antirevolutionairen, als bestaande uit do „kleine luydcn", minder voor het bur gemeestersambt geschikte elementen heeft, acht het blad met de Nieuwe Courant „mis schien ton deele" een oorzaak van het ver schil, maar dan volgt omtrent het begrip geschiktheid de volgende beschouwing: „Geschiktheid is, toegepast op het burge meestersambt, een veelzijdig begrip. Het sluit in zich eigenschappen van kennis, eigenschappen van karakter, eigenschappen van bemiddeldheid, eigenschappen van met monschcn te kunnen omgaan, en te kunnen leiden. Maar behalve deze algcmcene gege vens van geschiktheid, moet een burgemees ter, om voor een bepaalde gemeente,. ge schikt te zijn, zich ook aan het leven van die gemeente kunnen aanpassen, en sympa thie koesteren voor wat haar belang inboe zemt en haar leven beheerscht." Het blad eindigt het artikel als volgt: „Tegenover den tergenden uitroep van de N. CtDoe zooals de-liberalen deden, dur ven wij dezen anderen stellen: laten voortaan de liberalen aan dit Kabinet op het punt van benoemingen een exompel nemen, en we zijn zeker, dat de vrede onder de burgerij er door zal bevorderd worden." Eindelijk zij te dezer zake nog vermeld, dat het Utrechtscli Dagblad op de grief van De Standaard dat er o. a. liberale burgemees ters zijn te Utrecht, Amersfoort, Wijk-bij- Duurstede, IJselstein, enz-, het volgende heeft op te merken: „Wat nu Utrecht aangaat, dit stemt in beide districten met overwegende meerder heid liberaal Zelfs van het standpunt van De Standaard kan er dus niets tegen zijn, dat er hier een liberale burgemeester is. „Doch ten aanzien van Amersfoort willen wij de herinnering van het in dat opzicht misschien niet ministerieelo orgaan een wei nig te gemoet komen. „In 1891 werd aldaar tot burgemeester be noemd mr. F. D. graaf Schimmelpenninck, iemand die zeker niet tot de liberale partij mag worden gerekend, doch die, zoo niet als antirevolutionair, dan toch als conservatief te boek staat. „Deze werd benoemd in de plaats van... den huidigen minister van koloniën jhr. mr. T. A J. van Asch van Wijck, die 27 Juli 1883 tot burgemeester van Amersfoort be noemd, in 1897 met het ambt van gouverneur der kolonie Suriname werd bekleed. „En in 1901 het ligt nog vcrsch in do herinnering werd, alweer door die booze liberalen, jhr. mr. Van Asch van Wijck, die, sedert korten tijd uit Suriname teruggekeerd in den Haagschen gemeenteraad een leiden de rol vervulde, herbenoemd tot burgemees ter van Amersfoort, dat hem met uitbundige vreugde begroette. „Nadat toen ,op voordracht van minister Kuyper, aan jhr. Van Asch van Wijck door H. M. de portefeuille van koloniën word aangeboden, was het tijdens het minister- presidentschap van eerstgenoemde, dat tot burgemeester werd aangesteld jhr. Wuy- tiers „Zou De Standaard niet beter gedaan heb ben, om, zoo ze nu eenmaal genoegen smaakt in kleinen pluisarbcid over het Amerikaan- sche thema the poils for the vio- tors geen valsche draden uit te trekken?" Onder het opschrift„Ganzen op het Kap i tooi" bevat liet Centrum het vol gende entrefilet: Het oorlogsschip „Evertscn" zal dus niet tot 23 dezer te Antwerpen blijven, om daar op 21 Juli het feest to helpen opluisteren van het 71-jarig bestaan der Belgische dy nastie De Nieuwe Courant en de N. Dolt. Ct., die om strijd alarm bliezen alsof het vader land in gevaar was, hebben succes van hun werk. „Lieb Vaterland, kannst ruhig sein..." De groote liberale pers houdt moedig de wacht bij Neêrland's eer en traditie, tot wier verdediging zij altoos gaarne maar vooral in den heeten komkommertijd haar laat sten druppel inkt vergiet. 't Verwondert ons alleen, dat het Handels blad, anders gewoonlijk haantje de voorste waar het tegen minister Kuyper gaat, dit maal hors contours bleef. Of zou men door herhaalde ondervinding daar eindelijk geleerd hebben, dat loos alarmblazen slechts dient, om de cigon posi tie to verzwakken cn den gevreesden tegen stander sterker tc maken? Dan is men op do Pijpenmarkt, althans bij deze gelegenheid, toch wijzer geweest dan op de redactiebureelen der twee andore liberale bladen. Want ook nu was 't een totaal ongemoti veerd noodsignaal, dat tegon deelname der „Evertscn" aan het Antwcrpschc feest werd aangeheven. Zooals het „Handelsblad van Antwerpen" terecht opmerkte, zou het Nedcrlandsche oor logsschip niet eens blijven tor eero van het Belgische nationale feest, maar eigenlijk tor eerovan den Schah van Perzië, die als dan toevallig daar zal tegenwoordig zijn. Bovendien, het bedoelde feest heeft geen negatieve beteekenis, om namelijk de omwen teling van '30 en het voor eeuwig vervallen verklaren van het Huis van Oranje-Nassau op den Belgischen troon to herdenken zoo als de fantasie van een door chauvinisme benevelden geest had gebazeld maar dient positief om do grondvesting der Belgische dynastie te herdenken, waarmee ons vorsten huis reeds meer dan een halve eeuw be vriend is. Onder tweevoudig opzicht dus enkel een in ternationale beleefdheid, welke do „Evert- sen" te Antwerpen zou bewijzen. Vooral een hoffelijkheid jegens onze naaste cn stamverwante buren, met wie Nederland de nauwste relaties onderhoudt en verreweg do meeste belangen gemeen heeft. Enfin, het vaderland is nu gered uit het gevaar dat door een welmeenendobe leefdheid ontstaan kon. Gered door een nieuw soort ganzen op het Kapitool. Men kan echter niet zeggen dat het soort er verstandiger op geworden is. De Romeinschc ganzen ten minste maak ten slechts alarm, toen er werkelijk ge vaar bestond Naar aanleiding van de verbolgenheid van De Tijd en andere katholieke bladen over do bedenkingen, welke de aanvankelijke plan nen tot verlenging van het verblijf van do „Evertscn" ter reede to Antwerpen hadden gevonden, zegt de Nieuwe Courant: Het is ons wèl, dat De Tijd onze Belgische vrienden neg eens in een uitvoerig hoofdar tikel meent tc moeten geruststellen omtrent de zeer vriendschappelijke gevoelens, die te hunnen aanzien in Nederland heerschen; wij deden zelf niet anders. Maar dit mag niet geschieden tegen dc waarheid in van his torische feiten, die nu eenmaal bestaan. Dit mag niet geschieden door do valscho voor stelling, als ware een protest tegen hetgeen de nationale waardigheid aan te tasten scheen, ingegeven door politieke bedilzucht. Dit mag niet geschieden door aan de regee ring ,die tc juister tijd de begane vergissing inzag, toe te dichten dat zij dezo alléén hor- stoldc om zich te weren tegen een „verdacht making", waartegen zij van onze zijde (cn slechts wij verhieven de stem), zoo goed als eenig liberaal kabinet, te allen tijde gevrij waard is." Gewagende van de medcdeeling in De Standaardbereids ook door ons overgeno men, zegt de Nieuwe Courantdat men haast niet ka'n aannemon, „dat dit bij uitstek on handige stukjo ergens anders is gefabriceerd dan ten bureele van het blad zelf, waar men zich-tegenwoordig wel meer verschrijft." Na opgemerkt te hebben, dat het verschil tusschen do lezing, dio de NC. van het go- val gaf, cn dio van het ministeriecle blad zelfs niet met behulp van een microskoop te ontdekken is, gaat de NC. voort: „Wel is de onthulling die het bericlitjo verder bevat, zonderling. „Tijdens dc afwe zigheid van den minister van marine" cn, naar men dus veronderstellen moet, buiten diens weten, worden er orders door wien? aan schcepscommandanten gezonden om een bij koninklijke beschikking vastgesteld verblijf van een schip in het buitonland te verlengen, en dat wel op verzoek van een Nc- derlandsch gezant, dus (naar men evenzeer moet aannemen) door bemiddeling van hot departement van buitcnlandsche zaken. De minister noemt daarvan achteraf „kennis" en doet het „terstond" te niet, wolk oogen- blik toevalligerwijs juist valt op don dag, waarop hij van de tegen de order gerezen bozwaren in een dagblad kennis heeft kun nen nemen 1 „O, Standaard, wij willen met deze zaak, die zoo fluks cn vaardig uit do wereld ge holpen werd, uw geliefd ministerie niet ver der plagen. Maar hadt ge toch niet wijzer gedaan, do malle openbaring uit hoogero sferen achter to houden, welke niets betera weet te doen dan een „misverstand" to fin- geeren, hotwelk zich in de per6 volstrekt niot heefe voorgedaan on daarop een toolichting van do intrekking te baseeren, welke, indien zij juist is, een scherp licht werpt op de desorganisatie van zekero departementen, die geen mèji aan hun hoofd hebben staan." Nu do uitslag der verkiozingen voor leden van do Ëersto Kamer bekond is geworden, maakt Eet Vaderland de vol gende opmerking: De Eerste Kamer verandort van uiterlijk. Yan de Putte om geen anderen te noe men viel weg in den loop van het jaar. Thans hebben de Provincialo Staten van Zuid-Holland aan Indië nieuwe scha go- bracht; Pijnackor Hordijk moest aan prof. Woltjer zijn zetel afstaan. In Noord-Holland trok zich Rutgors van Rozenburg, in Groningen Geertscma terug, twee stoere figuren, die aan de Kamers lange jaren teekening hebben gegeven. De burgemeester van Amsterdam en de Groninger groot-industrieel Scholtcn volg den hen op. Is de Eerste Kamer ook innerlijk voran- derd Zuid-Holland is bezig haar om te zet ten, de andere provinciën bleven in richting tot dusver zichzelf gelijk; Noord-Holland en Groningen schijnen in hun keuze niet onge lukkig te zijn geweest, al zal mr. Van Leeu wen licht een ander typo vertoouen dan do strijdbare oud-liberaal, dien hij vervangt, al zal dc heer Scholtcn door industrieelo kennis en werkkracht moeten trachten to vergoeden wat in mr. Geertsema aan overrijke parle mentaire ervaring, aan opgegaarde Staats- manswijshoid verloron ging. En stellig heeft Friesland met mr. Sickenga de Kamer ver rijkt. Maar onze eigon provincie, Zuid-Holland, die tot nu „colonial men" van den eersten rang ter Eerste Kamer zond? De overwinning dor kerkdijken blijkt hier een ramp to zijn~geweest. Een zekor niet on bekwaam jurist kwam met den Haagschen wethouder in de oude Statenzaal en een ge leerde van beteekenis met den Oalvinisti- schen professor ,maar daaraan bestond niet in de eerste plaats behoefte Het staat to vreezen, dat onze Senaat ook in gehalte zal blijken te hebben geleden. De Maasbode zegt naar aanleiding hier van „Potsierlijk! Eon met ons staatsrecht en onderwijs zoo vertrouwd man als prof. Wolt jer, een orvaren parlementair en jurist als mr. Bevers, zullen hot gehalte onzo Eerste Kamer doen dalen? Potsierlijk, en porsoonlijk, dezo uiting. Tenzij Het Vaderland onder „gehalte" ver sta: het liberaal gehalte. In dit geval heeft het blad onbetwistbaar gelijk. Indische specialiteiten, heet hot nu, wor- dori door do liberalen gewenscht in ons par- loment. Ei, waarom bestreden ze het vorig jaar dan: Titus van Asch van Wijck in Amers foort? kapt. Idenburg in Gouda? gouver neur Barge in Rotterdam III? Ook Indischo specialiteiten schijnen toch slechts genade te vinden aan den overkant, als ze liberaal zijn. Maar men drukke dan zijn spijt over den loop der dingen uit als oerlijk partijganger cn niet met een krokodillentraan over ande- rer onbekwaamheid Dc Nieuwe Courant schrijft over dit on derwerp Dc Staten van Zuid-Holland, die „om" zijn, lieten mr. O. Pijnackor Hordijk vallen, en de verwachting, dat dezo door een ande re provincie met liberale Staten-mecrcWheid zou worden afgevaardigd, word thans niot vorwezenlijkt. Het koloniale element is dus, nu do heer Fran6chon van do Putte gestor ven is, uit dc Eerste Kamer totaal weg. Wie denkt niet terug aan den tijd, toen de bo- langen onzer koloniën juist in dat lichaam bijzondere behartiging vonden Wij zeggen niet, dat men ze er voortaan vcrwaarloozen zalmaar do minister van Koloniën heeft er vrij spel. Er is niemand meer in dc Ka mer, die dezen bewindsman op grond van eigen ervaring on kolonialo kennis aan kan. Dat is op zichzelf niet zonder bedenking cn reeds daarom alleen hopen wij zeer, den heor Pijnacker Hordijk weldra in dc Kamer te zien torugkeeren. Er word niet lang geleden op do mogelijk heid gezinspeeld dat de anti-liberale meer derheid der Zuid-Hollandscho Staten mr. Pijnacker Hordijk, die ten aanzien van het onderwijs ook vroeger als minister van binnenlandsche zaken altijd oen van de li beralen eenigszins afwijkend standpunt hcoft ingenomen cn, golijk wij zeiden, als koloniale specialiteit na Yan de Putte's heengaan on misbaar scheen, zou horkiezen. Dio meerder heid is echter blijkbaar vast besloten do Eer ste Kamer te verchristelijken en, dit zoo zijn-' do heeft zij zeker ditmaal niet oen van de minsten der broederen gekozen in oen weten-' schappelijk hoog aangeschreven man als do hoogleeraar Woltjer ia. Van de tien leden voor Zuid-Holland zijn er thans nog zes liberalen: do heoren Van Alphen, Van Boncval Fauro, 's Jacob, Ncb- bens Sterling, Vcning Moincsz cn Vliclandor Hoin, Drie antirevolutionairen: do heoren Van Velzen, Havolaar en Woltjer. Eén katho liek mr. Bevers. En do partij verhouding in do Eerste Ka mer is nu als volgt: liboralon 28 .roomsch- katholicken 11 cn antirevolutionairen 8. To taal 50. In een hoofdartikel van Het Centrum lezen wij o.m.: Do liberalen beschikken nu nog slechte over een meerderheid van vier stommen (van zes stommen, meent de N. Ct.) Moor hot verdwijnen van dit overwicht is niet meer dan een quaestio van tijd; ou bij do jongste verkiezingen lcod do opposit.io een gevoelig verlies door den val van een karcr bekwaam st© mannen, den oud-gouvomour-gonoraal van Nod.-Indic, mr. O. Pijnackor Hordijk. Do kolonialo adviezen van den heer Pijn ackor Hordijk zullen ongetwijfeld in het Par lement worden gemist. Maar do Liberalen haddon het in do hand hun eminonton par tijgenoot elders een plaats in do Eorste Ka mer tc verzekeren. Die kans hebben zij dit maal laten voorbijgaan, en het Handelsblad schrijft hierover: „Het is wel te betreuren, dat een man van botcekcnis als dc heer Hor dijk niot uit een andero provinoio weder naar de Eerste Kamer is afgevaardigd." Zou wollicht do groobo mate van zelfstan digheid, welke do oud-gouvornour meerma len tegenover zijn oigen geestverwanten aan don dag legde, hier van invloed zijn ge weest?... De Standaard erkent dat do Staten van Zuid-Holland voor oen moeilijko keuze ston den bij do verkiezing voor dc Eerste Kamer. „Aan do bourt van aftreden voor do Eor ste Kamer was ook mr. G. rijnackor Hor dijk, een liberaal man; bekend cn alom ge acht om zijn ruimen blik, om zijn veelal ou- partijdigo opvattingon. Daarvan gaf hij blijk gedurende zijn kortstondig minister schap, toon hij in 1882 voor het eerst van liboralo zijde do stolling bepleitte: do vrije school rogcl, do openbaro uitzondering. Blijk ook gedurende do jaron van zijn land voogdij over onzo Koloniën in den Arohi- pel, toon hij, geheel naar do bedoeling van minister Kcuchenius, ondor wien hij was benoemd, al het mogolijko deed om don te genzin, die bij do Indische ambtenaren togen do zending on tegon allee t mot do4 kerstening van do inlandsohc bevolking in verband stond, to broken. „Zulk een man, éón dor bckwaamston van do Eorste Kamer, welko zeker niot bui tengewoon rijk is aan talenten van supc-j riouron rang, niot to herkioz i het is zekor geen gemakkelijke taak voor een iodor, die prijs stolt op bekwaamheid on, op welwillendheid jegens andored on kondon. „Golukkig, dat de nieuwe mcordcrhoid' van Zuid-Hollands iStaton met eon candi- daat kwam, die stellig in persoonlijke qua- litoiten voor den heor Pijnackor Hordijk niot behoeft onder te doen. Prof. Woltjer' staat bij „vriend on vijand" hoog o&ngc-t schreven om zijn geleerdheid en scherpzin nigheid „Voor do Eerste Kamer, vroeger zoo rijk aan kolonialo specialiteiten Van Gennep, Fransen van dc Putte en Pijnacker Hor dijk waro het zokor niet ongewonscht ged weest, indien do laatste dior kundige mannen behouden had kunnen worden. En wij ver staan hot dan ook niet, dat do Staten van' Groningen of dio van Noord-Holland den heer Pijnackor Hordijk niet tot lid dor Eer ste Kamer verkozen. 7) „Gij hebt niet alleen niets gedaan, maar gij bezit nog niet eens een teekening, waar uit ik zou kunnen opmaken, wat gij van plan zijt te doen. De havendam is niet ge bouwd, de spoorweg nog niet m gebruik en gij hebt nd£ geen gram erts gcdolvon. Va lencia is u boter bekend, dan deze mijn; de stad kent gij van de Alameda tot aan het kanaal. De avonden, als dc muziek op de plaza speelt, kunt gij mij opnoemen, maar gij zijt niet in staat mij de hoogte van een dezer bergen te zeggen. Uw dagen hebt gij in de café's doorgebracht en uw nachten in de danszalen, maar uw salaris hebt gij elke maand gebeurd. Voor lien, die gij in dit koortsnet hebt laten verhongeren, heb ik meer achting dan voor u. Gij hebt deze arme mcnschen erger behandeld dan ik een hond zou behandelen en de dood van ieder van hen komt op uw hoofd neer. Uw verplegings- inrichtingèn zijn beneden allo critiek en gij laat de menschen zooveel rum drinken, als hun belieft. Niet één van hen.... Uit de groep der zwijgende mannen trad een naar voren en dreigde Clay met den wijsvinger „Zulk een taal laat ik mij door geen mensch welgevallen," riep hij driftig. „Ver beeld u maar niet, dat ik onder u zal wer ken. Ik verlang onmiddellijk mijn ontslag." „Wat wilt gij?" riep Clay. „Verlangt gij 4iw ontslag?" Bij deze woorden gaf hij zijn paard de sporen en wierp het om, zoodat hij de mcn schen weer in het gelaat zag. „Hoe durft gij u vermeten van ontslag te spreken Als het mij bevalt, zal ik het ge- heole gezelschap met de volgende boot naar New-York zenden en u zulk een getuigenis meegeven, dat gij blij zult zijn als gij nog het gemeenste werk krijgt. Gij zijt nog niet in een toestand om van ontslag te kunnen spreken geen enkele van u. Maar toch," voegde hij er, zichzelven in de rede vallend bij, „een van u kan het, en dat is Mac Wil liams, die den spoorweg aangelegd heeft. Zijn schuld is het niet, dat de lijn nog niet voor het verkeer bruikbaar is. Zooveel ik ge hoord heb, is hij niet in 6taat geweest het recht van weg van de eigenaars van het land tc verkrijgen, maar ik heb gezien, wat hij tot stand gebracht heeft en hem vraag ik ex- cuus, maar alleen Mac Williams. Wit gij. anderen, aangaat, zoo wil ik u een proef tijd van een maand toestaan. Bovendien duurt het nog een maand, vóór de volgende boot hier komt, en dezen tijd zal ik u toe staan, opdat gij weer kunt goed maken, wat gij misdaan hebt. Als deze tijd afgeloopen is, zullen wij elkaar weer spreken, maar gij zijt nog slechts op proef en zoo lang ik u duld, hier. Goeden morgen l" Zooals Clay gezegd had, was hij or niet de man naar, zijn betrekking er aan te ge ven, wijl hij vond, dat de rol, die hij moest spelen, niet die van eon leider, maar eer der die van een meisje voor alles was cn ofschoon hot reeds een reek6 van jaren tot zijn plichten had behoord, het toezicht over do ineenzetting van machines te houden of den politiedienst in een mijn te regelen, toog hij toch met veel ijver aan het voor hem liggend werk, om zijn ondergeschikten te toonen, dat het er niet op aan kwam, wie het werk deed, maar daarop, dat het gedaan werd. In het begin waren de menschen kor zelig en wantrouwend, maar zij konden aan het feit, dat Clay het werk van 's morgens vijf uur af niet alleen zonder morren, maar oogenschijnlijk met hot grootste genoegen deed, niet lang weerstand bieden. De rijke koffieplanters, aan wie het land toebehoor de, verzoende hij door staatsbezoeken in al lerlei vorm en door minder vormelijke gastmalen, want hij erkende, dat het mijn wezen ook een gezellige en politieke zijde had. Deze feiten in het oog houdend, opende hij dc lijn met groote feestelijkheid en hét eerste stuk erts, dat uit de mijn voor den dag kwam, liet hij in diamanten zetten en vereerde het de vrouw van den minister van binncnl. zaken, zoodat do vrouwen der andere ministers het betreurden, dat hun mannen niet deze portefeuille hadden gekozen. Daarop volgden zes maanden van hard, aanhoudend werken, terwijl de groote havendam van Mac William's spoorweg zich in zee vertoonde en de helling van den eersten berg van zijn groen kleed werd ont daan cn in vorminkte naaktheid bleef staan, terwijl do klank van de hamers en bijlen, het donderend gekraak van het dynamiet en het waarschuwend gefluit der machines aan het stilzwijgen der eeuwen een einde maak ten. Het was een lange, moeilijke strijd ge weest, welko Clay echter veel genot had ver schaft. Twee onverwachte omstandigheden droegen veel tot het succes bij. Dc een was de komst* van den jongen Teddy Langham te Valencia, die naar zijn zeggen kwam om het beroep tc leeren, dat Clay op zulk een uit stekende wijze beoefende, doch in waarheid om over zijns vaders belangen te waken. Hij word Clay toebedeeld en deze verstond hot hom iets te laten leeren, of hij wilde of niet, want Clay leidde hem on Mac William's, die hij beiden zeer gaarne mocht lijden, alsof zij, zooals zij klaagden, do weerspannigste leden van zijn gcheelen staf waren geweest. Het tweedo feit was do medcdeeling, die de jongo Langham op zokeron dag deed, dat de doctoren zijn vader een zachter klimaat hadden aangeraden en dat hij cn zijn beide dochterB over een maand zouden komen om den winter in Valencia door te brengen. Dat mr. Langham te Olancho komen cn zijn nieuwe bezittingen in oogenschouw wil de nemen, was geen verrassing voor Clay. Reeds vroeger had hij zich dat als mogelijk voorgesteld, vooral sinds zijn zoon zich daar ook bevond. De streek was op zichzelve mooi en interessant genoeg om een bezoek te recht vaardigen en het was immers slechts een reis van tien dagen van Nieuw-York, doch hij had nooit gedacht, dat ook miss Langham zou mee komen, en nu droomde hij van niets anders dan van haar komst Hij leefde even ernstig en werkte even on verdroten als tot dusver, maar de streek was geheel voor hem veranderd. Nu zag hij dien in zekeren zin met haar oogen, al hield hij daarbij ook zijn eigen gezichtspunt. Het was alsof hij den brandpunts-afstand van een vorrekijker vergroot had en daardoor over het voor hem liggende cn tastbare iets moois en schilderachtigs zag. Hij ontwierp plannen tot gastmalen, welke hij te harer cere op het balkon van L .t groote restaurant op de plaza wilde aan richten, waar 's avonds do muziek speelde en de. 6ennorita« in lange rijen tusschen de bewonderende officieren en caballero» rond slenterden, cn stelde zich voor, hoe hij, wan-ï neer do ertsbooten beladen waren en zijn.' werk hem meer tijd liet, met haar over do' ruwe bergpaden tusschen koninklijke pahnent rijden of uitstapjes op do baai maken zou om de holen tc onderzoeken, en aan boord* van do raderboot ontbijten, die voor haar nieuw geverfd en verguld moest worden. Hijf stelde» zich voor hoe hij haar door do mijn1 zou leiden, haar eenvoudige vragen overj de machines, do arbeiders en de wijze, hoe hij die twee duizend menschen beliecrschte/ beantwoorden zou. Het was niet omdat hij* de mijn ontdekt had, dat hij haar die gaarnd wilde laten zien, maar als een wonderbaar schouwspel, dat, zooals hij hoopte, haar be^ langstelling zou opwekken. Maar hij was ten hoogste verheugd, toen de jonge Langham voorstelde, voor zijn familie op den top van den heuvel, die over de haven en don dam, wolkc tot liet afladen van het erts was gemaakt, heenstak, ccn huis te bouwen. In dat geval, zoo betoogde do jongo Langham, zou hij veel meer aan zijn familie hebben, dan wanneer deze zich in de< vijf mijlen afgelegen stad vestigde. „Wij kunnen do ambtswoning aan dit eind van den spoorweg blijven bewonen," zcide do jonge man, „en zijn toch dicht bij hen, al» wij 's avonds van het werk terugkceren. Wo nen zij echter te Valencia, dan verstrijkt het grootste gedeelte van den avond met het gaan naar de stad en vóór het aanbreken van den dag komt men niet thuis, want uit do club krijgt men mij niet binnen do drie uur. Het huis zal ons voor verzooking bewaren. „Zeer juist," antwoordde Clay met een schuldbewusten glimlach, „het zal ons voor verzoeking bewaren. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5