- TWEEDE BLAD. FEUILLETON. De Ingenieur. No. 12997 Anno 1992. gemeenten voorschotten verleentn, die in ge lijke termijnen in ten hoogste 50 jaren moe ten worden afbetaald, e«n zelfs voor de jaar- lijkschc afbetalingen kan het de gemeenten desnoods met een bijdrage te hulp komen. Een college, dat volgens de wet de Regee ring tot uitvoering van deze zaak moet bij staan door de geldelijke aanvragen te onder zoeken en toe te zien op het richtig gebruik der aan de gemeenten verstrekte gelden, is reeds benoemd, 't Wordt gevormd door den oud-minister mr. N. Cr. Piereon en de Ka merloden mr. Kolkman en De Waal Malefijt. De laatste twee paragrafen der wet zijn gewijd aan do straffen, die worden bedreigd bij niet vervulling of handhaving der voor schriften van de wet welke kunnen bestaan in hechtenis of geldboeten. Eindelijk geeft de wet eenigo slotbepalingen. Dezo slotbepa lingen zijn belangrijk genoog om zc in tkort in dit artikel mode te deelen. Zoo wordt daarin den gemeentebesturen hot recht toegekend om zelf te doen wegne men, beletten en verrichten wat belangheb benden verzuimen te doen en zulks op kos ten van den overtreder. Alle 6ohrifturen in deze web genoemd, ook akten en vonnissen, alsmedo overdracht zijn vrij van zegel en registratie rechten. De wet is niet van toepassing op woonwagens en woonschepen en op tijdelijk bewoonde kee- ten, loodsen en tenten, voor zooverre dezo bewoning niet langer dan vijf jaren aan houdt. De thans bestaande plaatselijke bouwver ordeningen moeten binnen drie jaren na het in werking treden dezer wet met haar in overeenstemming worden gebracht, andere vervallen zij na verloop van genoemden ter mijn en kunnen Godop. Staten handelend optreden, zooals in een der vonge artikelen reeds is gezegd. Eindelijk is j>epaald dat Burg. en Weths. elk jaar aan den Raad een beredeneerd ver slag moeten uitbrengen, over 'tgeen in de gemeente rn zake de volkshuisvesting is ver richt, waarvan afschriften moeten worden gezonden aan Gcdep. State®, het College van Bijstand en don Centraion Gezondheids raad. Ook de Regeering stelt ieder jaar een ver slag samen, dat aan de Staten-Generaa'. wordt aangeboden en waarvan eon afdruk te gen betaling der kosten verkrijgbaar wordt gesteld. Hiermede hebben wij do voornaamste be palingen dezer belangrijke wet genoemd, die bij eenigszins krachtige toepassing een ont zaglijken invloed op de volkshuisvesting en daardoor op de volksgezondheid zal kunnen uitoefenen. Met goede voeding is goede huis vesting een eerste vorcischte. Welnu, deze wet opent voor de gemeente de gelegenheid ongezonde woningen te doen opruimen en door betere bo doen vorvangon en geeft door den gemeentelijken steun aan het particulier initiatief meer dan tot dusverre de handen ruim om voor hetzelfde dool werkzaam te zijn. Wo willen Jiopcn. dat binnen niet te langen tijd de zegenrijke vruchten dezer wet zichtbaar zullen zijn en* kunnen worden ge noten door hen, die daaraan zoo groote be hoefte hebben. PERSOVERZICHT. Het Centrum meent tc moeten opk o m en tegen de meening, dat in het 'de bat in de Eerste Kamer naar aanleiding van de Suiker-interpellatie gehouden e ca part ijk westiete vinden zou zijn. Do heer Harte van Tecklenburg, Minister van Financiën heeft in de zitting dor Eerste Kamer van Woensdag getracht den minder gunstigen indruk weg to nemen, door zijn redo van Dinsdag in diezelfde Kamer op sommigen gemaakt, sclirijft Eet Centrum. Of hij daarin geslaagd is, mag misschien nog twijfelachtig hceten. ,,Wat een herrie voor nietsriep de heer Van den Biesen, wel wat on-Ecrste-Kamer-achtig bij het ein de van het debat uit; en deze exclamatie ge tuigde zeker niet van buitengewone tevre denheid. Maar de heer Sassen, van wien de suiker-interpellatie was uitgegaan, betuigde dan toch den minister zijn dank voor do toe zegging, dat er, zoo noodig, maatregelen zul len genomen worden, om de overstrooming van ons land met Duitschc suiker af te we ren. De heer Harte kwam daardoor echter niet in tegenspraak met hetgeen hij in zijn eerste rede had gezegd. Ook toen had hij te kennen gegeven, dat er later wellicht termen zouden kunnen bestaan voor de regeering, om tus- schenbeide te komen en dat zij alleen voor den eersten tijd, tot September 1903, geen maatregelen noodig achtte, als door enkele sprekers'uit Noord-Brabant werd gewenscht. Het verschil tusschen 's ministers redevoe ringen op beide dagen lag alleen in den toon, en het oude spreekwoord kwam weder tot zijn recht: „c'est le ton qui fait la mu- sique". 't Ware zeker wenschclijk geweest, dat de minister daaraan reeds Dinsdag had gedacht. Zijn excuus had hij zich alsdan kun nen besparen. Ten onrechte evenwel 16 van dezo zaak weer een partij-quaestie gemaakt. De oud-minis ter Godin de Beaufort sprak van een verant woordelijkheid, die te dezer zake ook ,,uit politiek oogpuntop de regeering zou rus ten. En hij wees daarbij op de triomfkreten in de liberale pers, over de rede van den heer Bprte op Dinsdag. Ons dunkt zegt Het Centrum dat voor die triomfkreten al even weinig aanlei ding kan bestaan, als voor de politieke ver antwoordelijkheid, waarop de heer De Beau fort doelde. Het vcrleenen van een extra- premio aan de suikerfabrikanten, op dc hef fing van een surtaxe ter wille dier indus- treelen, is toch geen zaak, welke tusschen Linker- en Rechterzijde een politieke grens lijn trekt. Dit doet zelfs het vraagstuk der bescherming in haar geheel niet meer. En wanneer de minister, golijk/Woensdag 't geval was, verzekert, dat hij geen lof van de liberale partij verlangt, dan toont hij daarmede nog te veel waarde te hechten aan do even naicve als tendentieuzo pogingen, die zijn aangewend, om zijn verklaringen van Dinsdag als een twistappel tusschen Ka binet en meerderheid te werpen. Die pogin gen behooren ook al tot de kleine middelen, waarmede men het tegenwoordig regime be stookt omdat men gobrek heeft aan ernstige grieven en deugdelijk oppositie-materiaal. Met evenveel, of even weinig recht zou men de quaestie van dc Hcmbrug, waarin de ri- gecring ook verschillende leden der Rechter zijde tegen zich in 't veld zag komen, als een bewijs van verdeeldheid tusschen Kabinet en meerderheid kunnen uitspelen. Het ware onjuist de tegenwoordige Regce- ring als een protectionistische regcering voor te stellen al zullen door haar hoogst waarschijnlijk wel eens protectionistische maatregelen worden genomen. Wanneer zij tc gelegener tijd door gepaste middelen onze suiker industrie vect te vrijvaren tegen cm I al te zware concurrentie van het buitenland, dan zullen zelfs overtuigde vrijhandelaars haar dit niet als een misslag kunnen aan wrijven. Hier geldt do levénde nractijk meer, dan de abstracte theorie. En dit is zóó waar, dat zelfs een inan als de heer Piorson zich tijdens zijn laatste ministerschap opmaakte, om een wijziging der tarieven in tc voeren, waardoor hij, volgens doctrinaire vrijhande- lnars, zijn gansche verleden loochende. Een man, die dc verantwoordelijkheid van zijn gewichtig ambt voelt, laat zich echter door zulke groote woorden niet uit het veld slaan, noch afbrengen van den gulden mid denweg, waarlangs iets goed6 te bereiken valt. Dc Tijd werpt nahete©r6tozitting- j a a r, oen blik op den afgelegde® weg en vraagt of er voor dc vrienden der tegen woordige regeering, voor hen, die in het vo rige jaar gejubeld hebben toen zij een over winning behaalden bij do stembus, roden be sbaat tot tevredenheid, rede®, om, met even veel moed en vertrouwen als destijds, de po litieke toekomst van ons land en van de christelijke partijen inzonderheid te gemoet te zien. De Tijd aarzelt niet om op de tweede vraag een in allo deelen bevestigend antwoord te geven. „Nicte is er in don loop van het thans af- geloopen zittingjaar geschied, wat in staat zou zijn, dien moed en dat vertrouwen aan het wankelen te brengen. Dc leden van het tegen woo rdigo Kabinet hebben ruimschoots bewezen de kunde en dc bekwaamheiu te be- Wel, houdende wetielijke bepalingen betreffende de Volkshuisvesting IV Slot Paragraaf 6 der Woningwet, luidende: ^Uitbreiding van bebouwdo komnjen", han delt in het bijzonder over de toepassing van onteigening, wanneer de gemeente uitvoering wil geven aan een door den Raad vastgesteld plan van uitbreiding. De wet legt n.L aan den gemeenteraad in elke gemeente boven 10,000 inwoners of andere, waar in do laatste 5 jaren de bevolking met 20 pCt. is toege nomen, de verplichting op een plan van uit breiding vast te stellen, waarop de gronden zijn aangewezen, die in de naaste toekomst voor den aanleg van straten, grachten en pleinen bestemd zijn. Dit plan, dat tenminste eenmaal in de tien 'jaren behoort te worden herzien, moet met de noodige stukken on kaarten openbaar worden gemaakt. Gedep. Staten moeten het plan goedkeuren, terwijl de Raad bij weige ring recht van beroep heeft op de Koningin, evenals ook de belanghebbenden, wanneer de goedkeuring is verleend. Ook kunnen Gedep. Staten van de verplichting tot het maken fvan bedoeld uitbreidingsplan vrijstelling verleenen. Eveneens verleent dc wet aan eiken ge meenteraad de bevoegdheid om in~~ hot belang eener regelmatige verbouwing te ver- 'bieden, dat gebouwen verrijzen of herrijzen op terreinen, die door een voorafgaand .raadsbesluit in de naaste tookomst voor stra ten, grachten of pleinen bestemd zijn. In 'zulk een besluit moet worxon aangegeven, op welk deel van den grond, aan één en den- zelfden eigenaar belioorende, het verbod be trekking heeft. Betreft het meer dan een •derde deel van zijn in liet plan begrepen grond, dan moeten bovendien de redenen worden vermeld, waarom niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan. Ook hier voor is goedkeuring van Gedep. Staten, met beroep op de Koningin, noodig. Nu de zaak, waar het ten slotte ook bij do (Woningwet op aankomt, de geldquaestie. Al do bepalingen tot verbetering cn uit breiding van woningen, zullen niet tot uit- voei-ing kunnen komen, indien de geldmid- 'dolen ontbreken. Niet alle huiseigenarem be schikken over l)ct geld, noodig voor dc nale ving der wet. Bouwvoreonigingen, zoo dio jbestaan soms ook niet, en het kan gebeuren •dat de fmantieele draagkracht der gemeente fevenmin toereikend is. Paragraaf 7 en 8 der fwet handelen dan ook over „geldt I' 'steun van gemeentewege" en van at'ege" en wol, zooals bij nader inzien paragrafen blijkt, door middel van voor schotten en bijdragen. Hoe kan de gemeente hier nu helpend op tredenDe Raad kan ronbedragende voor schotten aan huiseigenaren verleenen, wan neer deze een aanschrijving tot verbotering hunner panden hebben ontvangen en niet bij ^nachbe zijn dezo tc bewerkstelligen. Doze [Iconingen worden slechts aangegaan onder hypothecair verband van gebouw en onder grond en moeten uiterlijk binnen 20 jaron (worden afgelost. Do gemeente, die uit den /aard der zaak veel gemakkelijker geld kan 'yerkrijgon dan particulieren, kan op deze f^wijze huiseigenaren, die anders bezwaarlijk 'He noodige verbeteringen zouden kunnen 'aanbrengen, te hulp komon. Eveneens kan de Raad aan vereenigin- 'gen, die uitsluitend in het belang der volks huisvesting werkzaam zijn, voorschotten ber jigemoebkoming in haar uitgaven verleenen ,£n dan wol met aflossing in ten hoogste 50 [garen. Voorts kan de gemeente aan verecnigin gen, vennootschappen of stichtingen gemeen tegronden en gebouwen in eigendom, erf pacht of opstal overdragen, of zelf gronden en gebouwen aankoopen cn bouwen of ver- bouwen als een richtige uitvoering der wet jflit noodig acht. Eindelijk kan zij geld fcc- 'schikbaar stellen tot uitvoering van een ont- (bigeningsplan en ter tegemoetkoming in de huisvesting en verhuizing der bewoners na onbewoonbaarverklaring en onteigening. Om gemeenten, die dit noodig hebben, steun te verleenen, daarin voorziet para graaf 8 der wet, die handelt over geldelijke ïteun van Rijkswege"Het Rijk kan n.l. aan t De boeken, welke hij over zijn reizen liad geschreven, werden door de geographischc maatschappijen en ernstige corporatiën er- ,'kend en zij hadden hem het recht ('gegeven, een lango reeks van. eervolle bena- jWingen op zijn visitekaartje te zetten/Hij [boviel Alice Langham, wijl zij op een ver vrouwelijken voet met hem stond cn het voor /haar een troostrijk bewustzijn was, dat cr [iemand was, die haar niet verkeerd begreep l'en die van een beroep op zijn vriendschap, iin geval zij er eenmaal te komen mocht, haar ijfcocvlucht daartoe te nemen, geen misbruik fzou maken, een man, van wien men met ze- herheid kon verwachten, dat hij steeds tact vol en beleefd zou zijn, en die, al zou hij ook wellicht nooit iets groots volbrengen, toch /ook zeker niets gemeens zou doen. t Toen Alice Langham in mrs. Porter's salon -verscheen, was het meercndeel der gasten [reeds aanwezig. Nadat zij de vrouw des hui zes had begroet, wendde zij zich tot een ouden iheer, die een passie voor het kolfspel had, l.waarvoor hij haar ook reeds sinds langen tijd had trachten te interesseeren. Aan zijn geestdrift paarde zij dezelfde geestdrift cn zooveel schijnbare belangstelling, alsof het ,'een staatszaak betrof. Haar principe was, talie menschcn, al mochten zij ook groote kun stenaars, groote diplomaten of onbeteekenen- de menschen zijn, zoo te behandelen, alsof zij ,,voor niets anders belangstelling had dan ▼oor hetgeen den inhoud van het leven van den bewuste uitmaakte. Zoo een man haar gesmeekt had met hem te ontvluchten en een ander was er in alle onschuld bij gekomen cn had er haar aan herinnerd, dat nu zijn dans aanbrak, dan zou zij met goed gespeelde ver rukking, alsof door zijn komst dc schoonste hoop van haar leven verwezenlijkt zou wor den, geantwoord hebben: ,,0, werkelijk?" Nu werd zij geheel vuur en vlam voor dc aantrekkelijkheden van het kolfspel, cn zij bood onbewust in haar aan den dag gelegde belangstelling en haar kunstmatige levendig heid een bekoorlijk beeld, toen zij voor het eerst bemerkte, dat een haar vreemde jonge heer, die alleen voor den haard stond, haar aankeek en naar den onzin luisterdo, dien zij verkondigde .Dat hij reeds eenigen tijd had geluisterd, vermoedde zij; ook bemerkte zij een verdachten glans van vroolijkheid in zijn oogen, vóór hij deze haastig afwendde. Miss Langham matigde haar levendig geba renspel en dempte haar stem, maar zij liet haar blikken op het gelaat van den vreem de rusten, wiens eigen oogen in de kamer ronddwaalden, blijkbaar om zich den schijn te geven, alsof hij niet had geluisterd. Dc vreemde was een groote, forschgebouw- de jonge man met een knap gelaat, dat óf door d- zon, óf door wind en weer donker bruin getiüv was en dat bij zijn blond haar en knevel en de u/dtheid van de andere ge zichten in de kamer een zonderling coatnst vormde. Oogensckijnlijk was hij allen aan wezigen vreemd en daarom viel de onge dwongenheid in zijn houding op, welke een mensch vanzelf eigen woïdt, die volkomen zeker, van zichzelven is. Hfcfv aantrekkelijkste in zijn gezicht waren de oogei, die alles, wat om hen heen voorviel, schenen op te merken, maar niet alleen dat zagen, waan de op pervlakte zichtbaar was, maar ook, wat daaronder lag, en wel deden zij dat niet hei melijk, maar met den open, haastigen blik van den geoefenden opmerker. Miss Lang ham vond, dat het gelaat een aantrekkelijk voorwerp tot studie vormde en zij wendde haar oogen er niet van af. Alle andere aan wezigen kende zij, dus wist zij, dat het do cowboy moest zijn, over wien mrs. Porter gesproken had, en zij was verbaasd, dat iemand, die het ruwe leven van het Westen had geleid, zich in gczelschapstoilct nog zoo ongedwongen kon bewegen. Met een veelbeteekonend optrekken der wenkbrauwen stelde de dame des huizes haar cowboy eenvoudig als „mr. Clay, van wien ik u verteld heb", voor, en hierop trad do cowboy ter zijde, om voor mr. King plaats te maken, die miss Langham naar tafel ge leidde. Toen hij zich weer naast haar bevond, zag hij er blijkbaar voldaan uit, doch gedu- rendo het eerste gedeelte van het diner on derhield hij zich met de jonge, getrouwde dame aan zijn linkerhand, terwijl mi68 Lang ham cn King het gesprek daar weer opvat ten, waar zij het bij hun laatste ontmoeting hadden afgebroken Zij kenden elkaar ge noeg, om te kunnen schertsen over het feit, dat zij altijd naast elkaar werden geplaatst. Zij moesten van dezo omstandigheid, zooals miss Langham zeide, den besten kant trach ten te zien, maar terwijl zij sprak, was zij zich de nabijheid van haar anderen buurman die haar nieuwsgierigheid en haar telang- stelling opwekte, voortdurend bewust. H;j scheen zich volkomen thuis te gevoelen en toch maakte hij door de wijze, waarop hij naar alle kanten om zich heen zag en naar do gesprekken luisterde, die in zijn buurt ge voerd werden, den indruk van iemand, voor zitten, die men op verschillende gronden bij hen veronderstelde; terwijl geen van hen ook ma-ar op eenigerlei wijze zich hot vertrouwen onwaardig heeft gemaakt, hetwelk bij hun optreden door de partijen der rechterzijde in hen gesteld word." In dit antwoord ligt zegt De Tijd on getwijfeld, dat op de eorsto vraag reeds groo- tendeols opgesloten. Vervolgens behandelt hot blad de boworing, dat er in dit eerste zittingjaar zoo weinig is afgedaan, dat de oogst schraal is. „Wie in het afgoloopen zittingjaar aanne ming of zelfs behandeling verwachtte van groote wetsontwerpen, door dit ministerie bij zijn optreden op het werkprogram ge bracht, heeft willen oogsten toen hot tijd was van zaaien, heeft rijpe vruchten willen pluk ken in de lente." Onze machine van wetgeving werkt nu een maal langzaam, zegt De Tijden ook wetsont werpen hebben don tijd noodig om tot rijp heid to komen, zoodat, naar de volle over tuiging van het katholieke orgaan, dit Kabi net de beschuldiging van werkloosheid, van traagheid, mot recht, als ten eenenmale on verdiend, kan afwijzen. Het Kabinet heeft in het eerste jaar van zijn bewind aan arboid gepracsteerd vrat hot praesteeren kon. Mag. merkt De Tijd verder op, zonder on tevredenheid op hot afgoloopen zittingjaar worden teruggezien, dan wil dat natuurlijk voor haar niet zeggen, dat, als zij do debat ten aan beide zijden van het Binnenhof ge voerd, in haar herinnering brengt, dan alles stemt tot verheuging en ingenomenheid. „Daar werden door de® premier, een en kele maal ook door een der andere ministers, omtrent, beginsol-quacstiën sc xme, voor treffelijke woorden gesproken; woorden, wel ke hot christelijke hart hunner geestverwan ten in den lande goed deden. Lig* hot aan ons, indien wij in andore gevallen bij enkelen der ministers een zekere schroomvalligheid opmerkten: een zucht om zoo vó. mogelijk dc linkerzijde tc gemoet be komen, om allo ge voeligheden te sparen'?Voorzeker, wij zijn geen voorstandore van een „getuigen" zooals hert in do taal der antirevolutionairen genoemd wordt tenzij het geschiede met matiging, on te bekwamen tijde. ,,'tWas het eerste jaar, dat gestuurd werd in don nieuwen koersdit was te zien nu en dan ook aan de houding der regecrings- partijen in de Kamer. „Van den samenhang en de discipline van geoefende, in den krijg geharde troepen viel bij deze partijen somtijds niot veel te be speuren, enkele malen zelfs gaven zij den in druk veeleer van jonge troepen, die vóór hunne komst op het slagveld nog niet een volledigen oefeningstijd aohter d- rug had den. „Moeilijke cn zwaardere campagnes zullen volgen als de Regcering komt met hare eige ne plannon, belichaamd in wól-ovorwogen wetsontwerpen. „De principicclc strijd, in het afgoloopen jaar een vrij kalme, zal dan in heftigheid toenemen, nieuwe o® scherpe verwijten zul len dan van do linkerzijde tot het ministerie gericht worden; golijk nu over zijn zoogen. wcrklooshoid, zal het dan beschuldigingen te verduren hebben over zijn ijver; niouwe en listige pogingen, om do eenheid aan do reohterzijde te verbreken, zullen in dc Ka mers en daarbuiten woraen aangewend." In haar tweede (slot)artikel bespreekt De Tijd het voorgevallene in de algemecne ver gadering der Liberale Unie op 31 Moi jl., te Amsterdam. Wat daar geschied is, mag volgens het Katholieke orgaan, terecht cc® geheele frontverandering genoemd worden, dio aangenomen dat de liberale troepen hun leiders trouw volgen van groote® en overwegenden invloed kan zijn bij do eerst- volgonde algemeen© verkiezingen. Vnn do houding dor oud-liberalen na het gebeurde in de „Liberale Unie" zegt De Tijd: „Do zwakheid, waarvan wij van de zijde der zoogen. conservatief-liberalen reeds zóó dikwijls getuigen zijn geweest, doet het ons allerminst twijfelachtig schijnen, aan welken kant dezen, op het beslissend oogenblik vóór de keuze gesteld, zich zullen scharen. „Inderdaad wijst alles er op, besluit het blad dat wij bij do eerstvolgende alge- meenc verkiezingen, andere dan in 1901, een wien alles nieuw is, die alles voor het eerst ziet. Aan het cene cindo der tafel zat een groep je vroolijkc jongelui. Een schoondocktor van mrs. Porter vormde het middelpunt van do- ze groep, en hield eens midden in een ver haal op, wenkte met de hand do dubbele rij gezichten toe, die door haar luid spreken zich naar haar hadden toegekeerd, en riep daarbij lachend: „Luistert niet naar r.iij I Dit verhaal is slechts geschikt voor een be perkten kring van toehoorders, cn niet voor jonge meisjes." De voor het eerst uitgaando jonge dames zetten kalm haar gesprek weer voort, alsof zij deze opmerking niet gehoord hadden, en de naast haar zittende hecrcn schenen even onbevangen te zijn. Op het gelaat van den cowboy daarentegen maakte de aanvankelijk verblufte uitdrukking spoedig voor dio van onverholen genoegen plaats, zooals miss Langham bij een heimelijken blik zeer goed bemerkte, en hij ging voort naar alle kanten om zich heen te zien. Om dc een of andere reden, welke haar zelve niet recht duidelijk was, ergerde zij zich over zichzelve cn haar gezellinnen cn de houding, welke de nieuwe ling tegenover deze aannam, verdroot haar eveneens. „Mrs. Porter heeft mij verteld, dat gij haar zoon George kent", zeidc zij eindelijk. Zijn antwoord liet iets op zich wachten, hij b>Dg echter toestemmend het hoofd, waarbij hij haar vragend aankeek, alsof hij, zooals het haar voorkwam, een ietwat minder alle- daagschc opmerking van haar had verwacht. „Ja," antwoordde hij eindelijk, „hij kwam in Ayutea bij ons. Dat was toen het eindpunt van dc spoorlijn van Jalisco naar Mexico." „Dat moet immers, naar ik gehoord heb, vercenigdo liberalo partij, aan éénzelfde pa rool gehoorzamende, tcgenovor ons zullen zien. Dit is een waarschijnlijkheid, waar mede reods nu dient gerekend te worden." Het is op de ve r p 1 e g i n g van krankzin nigen in het goziu, dat de N. Rott. C' de aandacht vestigt, naar aanleiding van het rapport, uitgebracht door een con-missic dor Nedorlandsohe Yoreeniging voor Psychia trie, bestaande uit de directeuren van de ge- stiohten te Mecrenborg, Veldwijk on Qrave; do heeron dr. Van Deventer, dr. Van Dale en dr. Vos. Onder „gezinsverpleging" is ni t te ver staan verpleging in het eigen gezin of dat der familie der lijder. Neen; verpleging in gezinnon, gelijk dat goschiedt in Bolgio te Ghcel, of in Frankrijk on Duitechl md, waar het Belgische voorbeeld navolging heeft ge vonden. Gheol is een gemeente mot 13,000 ziolcn, en in niet mindor dan 1200 gezinnen worden krankzinnigen verpleegd. Up eon opper vlakte van 11,000 hectaren vindt men 2000 patiënte®, en daaronder 200 eerste on tweede klasso patiënten. De meeste® worden eoi opgenomen in een zoogenaamde infirmorio of doorgangsgesticht. Die infirmerio bevat 80 bodden, en in den regel zijn daarvan GO a 65 bezet. Sommigen komen in het gehcol niot in hot doorgangshuis, maar worden ter stond in een gezin geplaatst. Behalve do ge neesheer-directeur, dr. Pceters, zijn cr vijt goneesheoren, die geneeskundigen bijstand verleenen on bovendien nog zoven zooge naamde „gardes", die toezicht houden. Jaar lijks bedraagt het aantal nieuwe patiënten gemiddeld 200. Het is bekend, dat het aantal krankzinnigen, dat gehcol hersteld kan wor den ontslagen, nog altijd goring is. To Ghcel is hot echter naar verhouding grooter dan elders, nl. pl.m. 20 pCt. van alle nieuw op- genomenen. Ook in Nedorland is sedert 189-1 eods meer dan ééno proef genomon met gezinsverple ging, maar hoowel ook die proeven goed slaagden wilde do hierboven genoemdo Vereoniging toch nog een opzottel'jk onder zoek laten instellen naar de voor- en nodee- lon van doze wijzo van verpleging. De conclusie, waartoe de-commissie is ge komen, is in elk opzicht gunstig voor ten rationcclo gezinsverpleging. Op den voor grond stelt zij, dat dezo wijzo van vorploging do meest eenvoudige on minst kostbaro is, omdat zij geen bijzondorc gebouwon en geen complexe® mot dure inrichtingen voor ver warming en vorliohting oisoht. Maar uit den aard dor zaak acht zij nog van meer bolaug dc vraag of het opnemen in oen gezin ook voor den lijder als zoodanig de voorkeur vor- dient.-'En ook dio vraag wordt door dc com missie bevestigend beantwoord. „De lijder" zoo schrijft zij „geheel en al deel uitmakende van het gezin, loeft het gewone huiselijko loven mode, goniot do meest mogclijko vrijheid, verkeert steeds te midden van gezonden, waardoor hij zijn hulp behoevendheid en afhankelijkheid veelal zoo min mogelijk gevoelt. Waar hij in een go- 6tioht geplaatst is in ce® omgeving van me-' do ziekt®, e® op een zeker aantal patiënten slechts éón lid van het verplegend personeel komt, is do vorhouding in het gezin gohool omgekeerd. Hier vindt mon éón zieke te mid den van dikwijls verscheidene gezonde per sonen, die zioh in woord en daad vrel meer met hem kunnen bemoeien; de aanwezig heid van kinderen oefent daarbij vaak eon zekoro bekoring uit, on tal van malen ziet men do kranken zich met do kinderen bezig houden on lien zelfs verzorgen. De lijder heeft zijn plaats aan den disoh, arbeidt mede, loopt in ©n uit, hoort sprekon over do vorschillende huiselijke wederwaardigheden, en govoolt zioh tea slotte geheel verwant aan het gezin, gelijk hij, omgekeerd, als kind des huizes wordt medcgctold. De veraangena ming van het leven wordt dan ook levendig gevoeld." Vooral voor rooonvalosoenten acht de com- mlssio gezinsverpleging van ovorwegond voordeel. „Voor dezen" zoo vervolgt zij „is liet verblijf in een omgeving, zooveel mogelijk overeenkomende met hun gowoonten, dik werf do eonige brug om hun den terugkeer in hot maatschappelijk leven mogelijk te ma- een bijzondere lijn zijn", zeide mr. King, ter wijl hij zich, Clay toeknikkend, naar voren bcog, om aan het discours to kunnen deelno men, „een bijzonder product van de ingo- nieurskunst." „Zij zal in elk geval het land doorsnijden," stemdo de ander onverschillig toe. „Ik heb daar reeds het een en ander over gehoord", ging King voort. „Want toen ik met mijn jacht te Pariqua lag, leordo ik eenigc heoren kennen, die daar bij de lijn waren Een groote hoeveelheid materiaal kwam per schip naar die haven en wij gin gen veel met die hecrcn om." Clay besehouwdo King scherp, alsof hij een herinnering wilde opwekken, maar daar deze blik den ander in verlegenheid scheen te brengen, vertoonde zich spoedig weer in zijn plaats de vrijmoedige glimlach cn wijdde hij King al zijn opmerkzaamheid. „Volgens mijn idee, miss Langham, is cr tegenwoordig niemand," riep King plotse ling, terwijl hij zich naar do jonge dame toekccrdo, „dio zulk een romantisch leven- leidt, als de civiel-ingenieur en niemand, wiens werkzaamheden zoo weinig gewaar deerd worden." „Werkelijk?" vroeg miss Langham, hem tot voortzetting van het gesprek aanmoedi gend. (Wordt n,lgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5