H\ 12988 Zaterdag 28 Juni. A°. 1902. feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. r- Eerste Blad CEWOOHTE. FEUILLETON. LEIDSCH DAG-BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 8 maanden t f 1.10. "Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd zfin 1.80 l Franco per post 1.65- PRIJS DER AD VERTEN TJLÜN" Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.0berekend. f. Ik wil heden de verdediging op mij nomen van iemand, dio zelf niet spreken kan en dus niet kan zeggen, als de menschen soms zoo teel veel leelijks van haar vertellen, wat zij «elve toch het best weet, hoe goed zij het be doelt en hoe goed zij daarom kan wezon en hoe er daarom, meer dan menigeen denkt, Van haar veel moois gezegd worden kan. Ja, öp de keper beschouwd is er van haar meer goed dan kwaad te zeggen. En daarom 'ver dient zij, dat er tusschcnbeide eens een ver dediger van haar opstaat, om op haar goede zijdon te wijzen. Is het dus mooi die rol te vervullen, waar de aangevallene alles maar stilzwijgend aanhooren moet, het wordt nog mooier, omdat zij het zoo verdient. Het gaat met haar als met vole dingen, 'die twee handvatsels hebben; het komt er maar op aan, aan welk van die twee men haar aanpakt. Vat ge haar aan het zwakke oor aan, dan valt ze neer en breekt stuk, en doet gij het daarentegen aan het sterke, 'dan heft ge haar met uwen arm omhoog, en leder staat in bewondering over haar. Jam mer, dat de menschen óf willens en wetens soms het eerste doen, onhebbelijke Nurksen als or altijd zijn in het leven, óf het doen in Onwetendheid, onkundigen als er onder de menschen altijd worden gevonden, die zich met dingen niet moesten inlaten, waarmeevzij niet bekend zijn, óf het doen bij ongeluk, 'onhandigen, ongeluksvogels als ze altijd zijn nl6 ze iets doen. Ik zal probeeren het goede handvatsol te grijpen en de vaak verguisde, verstootene wat in de hoogte te steken. Als ik haar naam al niet in het opschrift genoomd had, gij zoudt er even goed een andere voor kunnen houden, maar nu weet gij het, ik zal heden als verdediger optreden van de gewoonte. Dat zij een macht is in ons leven, is waar, maar daar is zij niet minder om, veeleer meor, en ligt daarin een reden te meer om mot haar rekening te houden. Aardig vertelt Ons Spurgeon van die macht der gewoonte, ah hij, toen hij te Londen eens moest optre den voor een vergadering van bankiers, zei 'dat zijn rede veel van een preek hebben zou, ©n daarbij een anekdote vertolde van den volgenden inhoud: Ik heb, zei hij, eens van een schilder, die uithangborden voor herber gen sohilderde, een geschiedenis gehoord, die de macht der gewoonte doet zien. Zekere her bergier wilde een engel op z'n uithangbord hebben en verzocht onzen riddor van het pen ecel er een voor hem te maken. Doch de schilder antwoordde: „Neem liever een •leeuw, ik heb zoolang leeuwen geschilderd, dat dit eigenlijk mijn vak is." De waard antwoordde, dat er al 3 of 4 leeuwen van verschillend kleuren in de straat waren; hij moest dus een engel heb ben. „Welnu dan," zei onze kunstenaar, „als gij een engel hebben moet, dan zult gij een engel hebben, maar hij zal verschrikkelijk veel op een leeuw gelijken." Of wilt ge nog een ander voorbeeld, dat Walter Scott ons vertelt? Toen hij op school ging, deelde hij op zijn ouden dag eens mee aan een vriend, had hij tevergeefs getracht hoogor geplaatst te worden dan zekere knaap, die steeds een dor eersten van zijn klasse was; maar het mocht niet gelukken. Eindelijk merkte hij op, dat die knaap, als hem iets gevraagd werd, altijd den bovensten knoop van zijn vest tusschen zijn vingers draaide. Hij ontfutselde dien knoop en de list was gelukt. Toen de jongen zijn les op zeggen moest, zochten zijn vingers tevergeefs naar den knoop, hij raakte in de war, kende de les niet en Scott kwam op zijn plaats. De laatste had wel eens gewetenswroeging over zijn daad, was wel eens van plan om hem schadeloos te stellen, maar het oieef bij het goede voornemen. Ziedaar de macht der gewoonte u aan schouwelijk voor oogen gesteld. Maar nog eens, reden te meer om met haar rekening te houden. Dat is een leelijke gewoonte, dat is een goede gewoonte, hooren wij vaak zeggen, maar zeer onjuist, want de gewoonte is niet leelijk of goed, maar wel datgene, wat men gewoon is te doen. Daar zijn menschen, die zoo gewoon zijn kwaad te spreken, te lasteren, dat gij ze nim mer of nooit kunt ontmoeten, of gij merkt er de staaltjes van. Anderen, die nooit er gens aan een feest of partij deel kunnen ne men, of zij zijn onmatig, drinken to veel. Weer anderen, die nooit iets kunnen zien, of hun begeerte is gewekt en zij koopen alles wat zij zien, al kunnen zij 't eigenlijk niet betalen of al betalen zij dat tc duur. Nog eens weer anderen, die nooit iets kunnen zeggen, of zij gebruiken daarbij om het an dere woord een vloek, cn zoo kennen wij meer van dio leelijke gewoonten. Neen, dat is niet waar, gewoonten van het leelijke, zoo is het. "Want keeren wij 't om, dat wordt het do gewoonte van het goede, een goede gewoonte, zooals men wel eens pleegt te zeggen. Wees in uw huis gewoon altijd de waarheid te zeggen; laat er van onmatigheid in uwe woning geen sprake wezen; weet uwe begeer lijkheid te beheerschen en niet te koopen, wat gij niet bepaald noodig hebt; zet voor uwe lippen van don beginne af eon wacht, om Gods naam niet ijdellijk te gebruiken; zeg nooit iets, dat ge niet waar maken kunt; dan wordt dat langzamerhand voor u en voor de uwen een gewoonte. En als ge dat gewoon zijt, dan liegt ge nooit meer ,dan bedrinkt ge u nooit meer, dan spreekt ge nooit meer kwaad, dan vloekt ge nooit meer, dan koopt ge nooit meer, wat ge niet noodig hebt en weet zoo de tering naar de nering te zetten. Nu ja, dat is ook maar een gewoonte 1 Ja dat is het en daar zit 't hem juist in I Want als dat niet een gewoonte is, dan ligt het kwade aan de deur, en sluipt door een kier binnen, als 't niet gewoonte is, om de deur stevig achter ons dicht te doem Groot is de macht der gewoonte, 't Is zoo, maar 't is natuurlijk zoo. De mensch, is een maal gezegd, is een bundel gewoonten, en een ander zei": alles is gewoonte, zelfs de deugd. Een Russisch schrijver heeft eens gezegd: Ge woonten zijn een parelsnoer, maak het los en de parelen rollen döor elkander. Gewon u dus aan hot goede; als het ge woonte is, gaat het gemakkelijk en gewoon te gewent ook. Als het niet gewoonte is om iets te doen, dan wordt het zoo gemakkelijk gewoonte om het n i e t te doen. Nu ja, zegt men, dat is ook geen deugd, die man is dat zoo gewoon. Bijv. er zijn man non, ik ken ze, zoo precies als de meest pre cies loopende klok. Ze zijn soms voor ande ren de klok Nooit één minuut te laat op kantoor, fabriek, werkplaats enz.nu, wat zou dat, ze zijn dat zoo gewoon. Wat dat zou? zoo gewoon? Misschien, wio weet heeft het hun o, zoo'n moeite gekost om zich dat te gewennen; wie weet, wat ze er voor moeten opgeofferd, prijsgegeven hebben, om die ge woonte of andoren om een andere gewoonte om goed te wezen en goed te doen aan te nemen. Verbeeldt u een matig man, die nooit te veel drinkt, een kwaal van te velen, maar die zich die gewoonte eigen gomaakt heeft, omdat hij vroeger ook aan die kwaal leed en u zou kunnon zeggen, wat strijd het hem heeft gekost, om zichzolven van die kwaal te genezen. Heerlijke menschen, mannen en vrouwen van den plicht, om bij op te zien, die menschen die gewoon zijn om het goede te doen. Wat dat zou vraagt gij Neen maar, die vraag is goed. Denkt er eens over na, ik zou niet mogen prijzen den man of de vrouw, die gewoon zijn hun plicht te doen, die niet vloe- ken, niet onmatig zijn, niet verkwistend zijn, niet dagdieven zijn, niet oneerlijk zijn, niet kwaadsprekend zijn, enz. omdat dat zoo hun gewoonte is. Denk er eens over na; verbeeld u, een dronkaard, maar die het vandaag niet is, en verkwister, maar die het vandaag niet is, omdat do gevraagde som to hoog is voor zijn krachteneen vloeker, maar dio nu niet vloekt, omdat hij weet, dat, als hij het wel doet, hij de betrekking bijv. waarnaar hij solliciteert, niet krijgt, verbeeldt u dat ik tot die eendagsbraven zou moeten zeggen: groote man of vrouw, die dit of dat niet zijt, terwijl het uw gewoonte is om het wel te we zen, wat toont ge nu een kracht. Verbeeldt u, een kracht, omdat de slaaf in ketenen ge klonken is en zich niet roeren kan. Ik ga nu uitscheiden, want als ik het nu nog niet voor de gewoonto gewonnen heb, dan win ik het nooit, omdat ik dan afstuit op de gewoonte van velen, om het nooit ge- wonnon te geven, al voelen zij zich zelf over wonnen ook. Gewoonte is een deugd, omdat zij veroverd moet worden, maar zij houdt dat niet op te zijn, al is zij veroverd. Leert gewennen én-gewent u vroeg, allo da gen want het kost nllcdaagsohe oefening en strijd, om niet te doen wat gij niet moogt doen, dan wordt het een gewoonto om te doen wat gij moot doon. En al is dat voor u dan gewoon, voor velen is het dat niet, die durven smalen op gewoonte, kleine grootsprekers, als zij zijn, het is niet door die gewoonte, maar door het goede, waaraan gij u gewend hebt, dat gij gelukkig zijt en gelukkig maakt. En om gelukkig te worden is hot ons hier te doen. Daartoe kan gewoonte mee helpen 1 Lotsverbetering voor ltoogere ambtenaren. Er Is In do laatsto jaren een streven om de lager gesalarieerde ambtenaren Iets op te halen en daardoor hun levenspeil to verhoo- gen en in overeenstemming to brengen met de bescheiden eischen, door den tegenwoor- digen tjjd gesteld. "Waar gemeente of rijk het wellicht zouden vergeten, zorgen de belang hebbenden zelf wel, dat de aandacht er op gevestigd blijft, dank de vakvereenigingen of bonden, wier besturen de belangen van een geheele klasso van personen kunnen vertegen woordigen. Thans beginnen ook de hoogere ambtenaren naar verbetering van positie te verlangen. Door ambtenaren van onderscheidene klassen bij do Hooge Colleges van Staat en do departementen van Algemeen Bestuur is aan Haro Majesteit de Koningin een van 219 handteekeningon voorzien adres gezon den, waarbij adressanten de vrijheid nemen Hr. Ms. aandacht er op te vestigen, dat do belangen der ambtenaren in het algemeen en der jongere ambtenaren in het bijzonder, dringend voorziening behoeven, zoo wat be treft do bedragen der aan hun rangen ver bonden bezoldigingen als wat betreft het stel sel, waarnaar zij rangs- en traktomentsvor- hooging erlangenen in welk adres derhalve eerbiedig aan H. M. de Koningin verzocht wordt in welwillende overweging te willen nemen op welke wijze verbeteringen zouden zijn to brengen in de financieele positie yan bedoelde ambtenaren. Adressanten wijzen er op: dat hunne be zoldigingen nog steeds worden geregeld naar de grondslagen daarvoor vastgesteld by K. B. van 31 Dec. 1874, welke regeling is gebaseerd op de voor 26 jaren bestaande toestanden, terwijl thans de levensstandaard allerwegen een niet onaanzienlijke stijging vertoont. Vooral de ambtenaren aangesteld na 1890 verkoeren in een min gunstigen toestand door de afschaffing der legesgelden, de doorloopende verplichte bfidrsge van 6 pOt. voor het weduwen- en weezenfonds en de verlaging van het pensioen, dat na overlijden van een amb tenaar aan diens weduwe toekomt, waardoor de ambtenaar zich zedelijk verplicht gevoelt te haren behoeve een levensverzekering te sluiten. Hoewel wfi zonder de cijfers voor oogen te hebben, moeilijk over de biiykheid van het verzoek kunnen oordeeien, gunnen we gaarne ook don hoogeren ambtenaren ten biliyk salaris. Doch met het oog op de steeds stij gende uitgaven ook van den Staat zy tor wille der belastingbetalende burgery voorzich tigheid aanbevolen. Het Ryks Ethnographisch Museum alhier hoeft ten geschenke ontvangen van den heer E. Horloos, te Leiden, een zeer fraai bewerkt Ivoren Netzuke of gordelknoop in den vorm van een slapenden man, welks hoofd op een mand rust, terwyi een aap over diens boist kruipt: herkomstig van Japan. Aan den schenker is de dank dor Regeering. betuigd. De levering \t»n reuzel ton behoeve der soldatenmenages van dit garnizoen, gedu rende het tydvak van 1 Juli a. s. tot 1 Januari 1908, is toegowezen aan den hoer Th. M. W. Berger alhier. Dinsdag a. s. vertrekken do staf en de 2 batterijen yan hot 2do regiment veldartillerie alhier in garnizoen per Staatsspoor van 7 u 17 m voor m. naar Oldebroek tenelndo aldaar aan schietoefeningen dool to nemen. Do uitslag van het eind-examen aan het Gymnasium te Haarlem is, dat goslaagd i.yn: voor diploma A: A. R. Baas, G. Bakker, V. J. M. Brandjes, J. J. W. Eekhout, J. M. A. Henny, G. J. U. Palm en R. A. Quintus. Voor diploma B: H. K. Hattink en de extranous J. A. Lodewyks. Eén heeft zlch: teruggetrokken en óón word afgewozen. Den gemeenteraad van 's-Gravonhage zyn voorgedragen do volgende aanbevelingen, ter benoemiDg van: lo. een leeraar in boek-i houden aan de hoogere burgerscholen mot 6jarigen cursus: K. M. de Jong, tydeiyk leeraar on H. G. H. van Vlanen, leeraar aan' een byzondere school; 2o. een leeraar in staat huishoudkunde en staatswetenschappen aan do hoogere burgerscholenmr. dr. H. J. D. j van Lier, tydeiyk leeraar; mr. dr. J. Bi Cohon, advocaat en procureur. Te 's-Gravonhage is overleden do heer M. Henriquez Pimentel, adviseur voor de levensverzekering by hot Departement van Binnenland8che Zaken, hoofdredacteur van do „Yerzekeringsbodo". Do gomeenteraad van Vllssingon heeft oen voorstel om een commissie te bonoemon ten einde te onderzoeken of oen gemeentoiyke brandassurantio in het .belang dor gemeente is, mot 9 tegon 6 stemmon vorworpen. Naar „Hot Yad." vorneemt, zijn do po gingen van het voorloopig comité to '8-Gra- venhage tot oprichting aldaar eenor vak school voor meisjes met gooacn uitslag be kroond, zoodat do opening der school tegen September kan worden tegemoet gezien. Het doel dozer school is: lo. Het opleiden van meisjes in vakken van handenarbeid of nijverheid. 2o. Het opleiden tot flinke huishoudsters. 3o. Het oploiden tot kinderjuffrouw. 4o. Het opleiden tot degelijke dienstboden van meisjes uit de volksklasse en deze be kend te maken met het goedkoop bereiden van een middagmaal. 5o. Hot opleiden tot goede verstel-, wollen en linnen-naaistere en borduursters. Do „N. R. O." geoft de volgende ver taling van een artikel in hot to Rio do Janeiro verschijnend „Journal dc Coramor- cio"van 1 dezer: Als elachtofi.r der gele koorts stierf gisteren de hoor Cornelius Willem Snolle- brand, hoofd-ingenicur van do gasfabriek. Do overledene was Hollander en werd to St.-Maarten, in 18&1, geboren. Hij vorkreeg zijn graad van ciriel-in" nieur aan dc Po lytechnische school tf. Delft, en wijdde zich in Europa hoofdzakelijk aan werken op het gebied der ga&fabricagc, waarin hij deskun- digo werd. De kunstenaar. I. De schilder Paul Yignier Vierde zijn jubi leum. als kunstenaar, want de president der jury, de beroemde Trichard, had hem de gouden medaille overhandigd en begeleid door Trichard, die zijn leermeester was ge weest, verliet hij met zijn vriend, den beeld houwer Carrioux, het Palais de 1'Industrie. De vestibule blakerde in de gloeiende mid dagzon en Yignier, die, door vrienden om ringd, daar nog een oogenblik opgehouden Werd, voelde plotseling een rilling over al zijn leden; hij keerde zich om: een deur, welke op een koele donkero gang uitkwam, Stond open Yignier trok de schouders op, haalde diep adem, alsof hij zich overtuigen wilde, dat eulk een kleinigheid hem niet kon deren, maar verliet daarop toch snel het gebouw. In de Avenue des Champs-Elysées wemel de het van menschen en rijtuigen. Do schil der snelde op een daarvan toe, waarin een jonge vrouw en een klein meisje van onge veer twee jaren zaten. Het kind herkende hem reeds van verre en riep PapalPapal" Yignier nam het op den arm, liefkoosde tn kuste het, terwijl hij zijn vrije hand zijn vrouw toestak, die met vochtige oogen slechts ■enuwachtig de woorden uitbracht: jO beste maawelk een BuoceeP- „Ja," zeide Trichard op ietwat scherpen toon, om zijn ontroering te verbergen, „het is werkelijk een succes, maar ook verdiend." „Wij hebben alles zoo prachtig gezien," bo- gon mevrouw Vignier weer, „wij hadden zul ke goede plaatsen mijn beste man, ik ben zoo trotsch op jel" „Lieveling," antwoordde de schilder, „zon der jou zou ik niet half zoo ingenomen zijn met de hulde, welke mij ten deel is gevallen." En de jongo echtgenooten omhelsden el kaar midden in de Champs-Elysées, De voorbijgangers waren op d©'groep at tent geworden. Men fluisterde: „Dat is im mers de kunstenaar, die de gouden medaille gekregen heeft... De schilder van „Föte du Ohêne"een magnifieke schilderij 1" En in aller oogen lag bewondering. Yignier onttrok zich echter aan de nieuws gierige blikken en r'apte snel in het rijtuig; hij nam zijn dochtertje op schoot, nadat hij zijn beide vrienden geïnstalleerd had, en voort ging het, in de richting van het Luxembourg, huiswaarts. Na al de openlijke eerbewijzen kwam nu dc vreugde in het eigen huis, met de trouwe levensgezellin, de vrien den, die hem als jong beginner hadden ge kend en met het zonnestraaltje des huizes, het bekoorlijke dochtertje ,zijn kleine Hen- riette. Doch ondanks den zachten warmen zomer avond voor Yignier van tijd tot tijd een huivering door de leden en hij voelde zich een weinig onbehaaglijk, waarvan hij echter niets liet merken, om de zijnen niet te ver ontrusten. „Ik zal het er wel uitslapen," dacht hij bij zichzelven en vertrouwde op zijn krachtig gestel, dat al de vermoeienissen en ontbe ringen, welks hij in hei begin v&n rijn loop baan had moeten verduren, tot dusver glans rijk had doorstaan. Met geld en goed was hij niet gezegend geweest, maar zijn ijzeren wil, zijn vlijt en zijn trots om liever te ontberen dan anderen te moeten bedanken, hadden hem tijdens zijn moeilijken studietijd staande gehouden. President Trichard was op den talentvol len jongen man opmerkzaam geworden, hij had hem met zijn vele ervaringen bijgestaan en toen Paul Yignier op zes-en-twintigjari- gen leeftijd zijn eerste schilderij voor de ten toonstelling zag aangenomen, ging hot spoe- dig voorwaarts. Langzamerhand kwamen de „bestellingen" en twee jaren later trouwde de kunstenaar. Daarbij volgde hij alleen zijn hart en koos een arm meisje, dat in bekrompen omstan- heden verkeerde. Het jonge paar begon heel eenvoudig; Antoinette, de jonge vrouw, was een mooi blondine met groote blauwe oogen en toonde een flinke huishoudster te zijn, die het haar man gezellig wist te maken. Het ge luk was met hen, en toon de Staat een zijner schilderijen voor 10,000 franken had aange kocht, kon de kunstenaar, vrij van materieel© zorgen, verder scheppen-. Twee jaren van volkomen geluk volgden: geluk in zijn kunst, geluk in de familie en in zijn huis; een geluk, aan welks voortbestaan Yignier niet twijfelde. Aan het verleden vol ontberingen dacht hij nauwelijks meer. Hetgeen hij verdiende werd ook verteerd. Yignier zeide dikwijls lachend: Waartoe sparen? Mijn naam is.nu be kend. Over tien jaren brengen mijn schilde rijen het dubbele op. Zoo lang ik schilderen kan, behoeven wij geen zorgen te hebben en waarom zou ik niet kunnen echcppen 1 Met twee en dertig jaar I En gezond als een visch in het water." Bij die woorden richtte hij zich, met een zonnig lachje, in zijn vollo lengte op. De jonge vrouw lachte gelukkig, vol ver trouwen, en deed zooals baar echtgenoot wenschte. Het huishouden werd op een steeds grooteren voet ingericht. De eerste kleine, bescheiden woning werd spoedig tegen een grootere verwisseld en ook deze spoedig verlaten om Yignieris wensch, „in cigon woning" te zijn, te verwezenlijken. II. Den dag na de prijsuitdeeling voelde do schilder zich zeer vermoeid, zwaar in het hoofd en bij hot ademhalen kreeg hij een stekende pijn in de hartstreek. Zijn werk wil de niet recht vlotten, en na het ontbijt ging hij naar buiten, in do hoop, dat do frisscho lucht hem zou goeddoen. In den loop van den dag nam echter het onaangonamo, lustolooze gevoel toe en de dokter, die gehaald was, constateerde een longontsteking. Yignier moest vier weken het bed houden en al dien tijd verpleegde zijn vrouw hem trouw. Nachten lang waakte zij aan zijn ziek bed, zij zorgde voor het kind, en stond ieder, die naar hem kwam vragen, to woord. Eindelijk kwam er een verandering ten goede in den toestandde zieke mooht eenige uren het bed verlaten en de reconvalescent ging, ofschoon zeer langzaam, toch vooruit. Na een pauze van acht weken nam Vignier zijn penseel weer op en meende, dat hij weer de oude was. Het verwonderde hem in het eerst ook niet, dat het scheppen hem moeie- lijk viel en do hand de gedachten niet zoo vlug volgen wilde. Toen hij echter voelde, dat zijn krachten niet terugkeerden, zooals hij het bepaald gehoopt had, begon hij tich oo- gerust te maken* Heimelijk, zonder er met zijn vrouw over, te 9preken, ging hij naar den geneesheer,, dio hem tijdens zijn ziekte Lf~d behandeld. „Professor, ik ben gekomen om van u do volle waarheid te hcorcn. Zal ik mijn vroe gere krachten weer_tcrugkr:jgen, of in do zen toestand tan moeheid, van matheid, zonder hoop op volkomen genezing blijven?"' De geneesheer keok den spreker verrast aan en antwoordde vervolgens op jovialen, gedwongen vroolijken toon: „Maar natuurlijk wordt gij weer dc oude I Waarom zoo moedeloos „Ik vraag niet, opdat gij mij moed zult im 6prekcn," antwoordde de schilder eenvoudig. „Ik moet weten of ik een zwakke, zieke man. blijf en hoeveel tijd ik nog voor mij heb ik kan u de redenen, welke mij tot dezo vraag noodzaken, niet uiteenzetten ik kan u alleen verzekeren, dat zij van het grootste belang voor mij zijn. Ik ben niet bang om to stervenhet leven van do mijnen is mij dierbaarder dan mijn eigen bestaan „Maar ik kan niet zoo „Professor, ik bezweer u, antwoord mij openhartig en eerlijk, als man tegenover man 1" De geneesheer keek den kunstenaar ondor- zoekend in de oogenhij zag, dat deze kalm en bedaard zijn uitspraak afwachtte. „Nu, nu," zeide hij geruststellend. Alles is nog niet verlorenGenezing is niet bui tengesloten. Zorg goed voor uzelf, werk niefc te veelneem u voor vochtig weer en kou de in achtik sta er voor in, dat gij goed door dezen wintcjr heenkomtmaar hof volgende jaar Hij hield op en aarzelde. polgl).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1