De Hond in de Qeschiedenis. Wekeiyksehe Kalender. v Stofgoud. Raadgeving. ALLERLEI. Ten allen tijde heeft men de deugden en do braafheid van den hond geprezen. In (Homerus wordt Ulj'sscs na een afwezigheid van twintig jaar het eerst herkend door don ouden hond, die van vreugde stierf, terwijl hij de voeten zijns meesters lekte. En tot Jean-Jacques Rousseau, wiens hond „Duo" beter zijn naam verdiende dan de meesten, die hem dragen, duren de loftuitingen op het hondonras onafgebroken voort. De Egypte- naren aanbaden den hond onder den naam van Anubis. Men vertolt echter, dat ze, toen ze de honden elkaar de stukkon zagen betwis ten van den stier Apis, dien koning Cambyses had laten dooden en roostoren, allen eerbied verloren voor een god, die een anderen god zoo goedsmoeds opat. Toch i6 de hond een best dier. Alleen dc geschiedenis van den hond van Ni veile pleit tegen het dier en die hond was nog... een mensch, Jean de Montmorency, heer van Nivelle, in Vlaanderen, had een stiefmoeder, die hem zooveel afkeer inboezemde, dat hij naar Bourgondië vluchtte. Zijn vadeT Jan II ge lastte hem terug te komen, doch hij kwam niet; Jan II dreigde, doch Jean de" Nivelle verroerde zich niet, Vandaar de spreekwijze: „Hij doet als dio hond, die hond van eon Jean de Nivelle, die wegloopt aJs men hem roept." (,,11 est comme le chien de Jean de Nivelle, qui s'en va, quand on l'appelle"). De voorbeelden van hondentrou/ en honden- verstand zijn legio. Een edelman, die een wit voetje had bij den koning van Frankrijk, Aubry dc Mont- didier, ging met zijn hond door het bosch van Bondy, toen een ridder, uic Macairc heette niet Robert Macaire, maar een voorvader van dezen en jaloersch was op zijn aanzien, hem verraderlijk overviel cn ombracht. Dc hond bleef bij het lijk van zijn meester en huilde tot een reiziger, die op weg naar het hof was, voorbijkwam. Hij be groef den man zonder zich om de oorzaak van zijn dood te bekommeren, nam den hond mee en zotte zijn reis voort. Groot was zijn verwondering en die van alle omstanders, toen in het paleis aangekomen, de hond woedend een der edellieden des konings aan viel. Men hield hem tegen, doch telkens wan neer hij den ridder bespeurde, ontstak Lij weer in woede. De koning kreeg argwaan, hij ging na hoe de hond was gevonden, de edelman werd ter verantwoording geroepen, doch zwoer, dat hij niets van de misdaad af wist. De koning besliste dus, dat er een Godsoordeel zou gehouden worden. De edel man on de hond werden in het strijdperk tegenover elkaar gesteld, de een gewapend met een dikken stok, dc ander met geen andere verdedigingsmiddelen dan dc natuur hem gegeven had; ccn ton kon hem echter tot wijkplaats cn observatiepost dienen. De koning, het hof en tal van mcnschcn kwa men dit zeldzame schouwspel bijwonen. Bij het geschal dor trompetten springt dc hond op zijn tegenstander los, ontwijkt behendig diens geweldige stokslagen, weet hem bij de keel te grijpen cn op den grond te werpen. Hij zou hem vorscheuren, toen Macairc be kende, dat hij dc moordenaar was. Hij werd gestraft, doch van den hond is niet eens de naam bekend. Te Athene zou men hem op staatskosten onderhouden en een mooi graftcekcn voor hem opgericht hebben. De hond van X nfcip- puB, de vader van Pericles, bijvoorbeeld werd plechtig begraven op een voorgebergte, dat langen tijd den naam van het graf van den hond droeg, omdat, toen zijn meester op raad van The mi stoel es met de gehcele bevol king uit Athene vluchtte, hij hem halsstarrig tot Salamis nazwom, waar hij op het strand den laatstcn adem uitblies. -Do hond van Berthold, den hoofdman der moordenaars van Karei den Goeden, graaf van Vlaanderen, werd te gelijk met dezen gepijnigd. Dat zijn, zal men zeggen, zeden uit den ouden tijd, doch honderd jaar geleden werd onder het Schrikbewind een hond door een wijkcomité ter dood voroordeelü, omdat zijn meester voor aristocraat doorging; het pro ces-verbaal van de terechtstelling is onlangs teruggevonden en openbaar gemaakt. EEN KUNSTSTUKJE. De draaiende zakdoek. Een kunststukje, dat altijd zeer vee! suc ces heeft, is do draaiende zakdoek. Men leent van iemand uit het gezelschap een zakdoek, werpt dezen in de hoogte en vangt hem op op het einde van een stok, dien men in dc hand houdt en dien men snol laat draaien. De zakdoek zal zich dan in zijn volle lengte ontvouwen cn eveneens snel gaan draaien. Het geheim bestaat hierin, dat aan het uiteinde van den stok een naald is aan gebracht, die ongeveer een halven centimetor uitsteekt. Wanneer nu de zakdoek op het eind van den stok wordt opgevangen, steekt de punt van de naald er door en voorkomt, dat de zakdoek van den stok valt. Zoudag. Zeer velen willen 't beter hebben, gelijk men ziet. Maar willen velen beter wezen? Neen, dat zoo niet Maandag. De luiheid doet meer ontkiemende talen ten verforen gaan dan de werkzaamheid er ontwikkelt. Dinsdag. Voorzichtigheid in druk is moeder van 't geluk. Voorzichtigheid in nood redt menig van den dood. V Woensdag. Welk voorwendsel wij ook voor onze droef heid aanvoeren, toch heeft zij dikwijls ons belang of onze qdelheid ten grondslag. Donderdag. Vrienden waarop men niet vertrouwen kan, zijn onze gevaarlijkste vijanden. Vrijdag. De herinnering aan onze jeugd verlicht onzen ouderdom, zooala dc regenboog een be wolkten hemel. Zaterdag. Na een wolbesteden dag slaapt mon op stroo als op rozen. Dc spaarzaamheid houdt het midden tus- schen dc gierigheid en de verkwisting; maar zij moet dat midden ook nauwkeurig bewa ren. La Bruyère. Geef altijd wat minder uit dan gij gewon nen hebtdan zal uw zak zich gauw uitzetten en gij zult nooit over buikpijn klagon. Franklin. Echt goud is alleen de godsdienst, uie tot uitgangspunt heeft een ziel, waarin dit staat geschreven: ,,Wien heb ik, o God! nevens U in den hemel Buiten U lust mij ook niets oj> de aarde." E. Laurillard. Een eigenaardig.soort, geenszins altijd gesle- pene, maar dikwijls naïef-iraditioneel kerke lijke vrecsaanjagers zijn zij, die de menschen beangst maken, om hen daarna weer gerust te kunnen stcllpn, ten einde zoo zelf be schouwd te worden als de weldoeners. O. Wagnc r. Voor Amateur-Photografen. Medegedeeld door J. JanssenPhoto- ArtikelenLeiden.) Photographisclio toestellen. Ten vervolge op ons vorig opstel over photographische toestellen zullen wij nu de meest gebruikelijke lenzen behandelen. Wij beginnen met de zoogenaamde eenvou dige landschapslens. Dit objectief bestaat uit twee, somtijds uit drie in elkander ge kitte lenzen, welke in een koperen montuur gevat zijn. De gebreken, welke bij deze len zen het vormen van een scherp beeld ver hinderen kunnen, worden opgohevon door het inschuiven van een diafragma, dat is een metalen plaatje met een rondo opening in het midden. Dit diafragma onderschept namelijk de randstralen, welke met de cen trale stralen niet in hetzelfde punt samen- vellen en daardoor onscherpte veroorzaken. Deze vurteekening is echter slechts hinder lijk bij reproduction of opnamen van ge bouwen. Bij landschappen of portretten loopt deze fout niet in het oog. Voor land schappen is zij bijzonder geschikt, ten eerste omdat deze lens een mooi perspectief geeft, en ten tweede omdat zij maar één lichtend vlak heeft en men dus geen last van de zoo genaamde diafragmavlekkon heeft, welke somtijds meer of minder bij dubbelobjectie- ven voorkomen. De geringe prijs en haar werkelijk goede hoedanigheden maken haar tot een zeer gewild objectief, vooral voor pasbeginnenden. Door het onmisbare diafragma on het daardoor veroorzaakte Iichtverlies en ook al door haar lang brandpunt is zij niet geschikt voor snelle opnamen. Do fouten, welke dit type aankleven, kan nen worden opgeheven door het tegenover elkaar plaatsen van twee eenvoudige land- schapslenzon, waardoor de lichtsterkte zeer verhoogd wordt, daar door deze combinatie dc brandpuntsafstand bij gelijke werkzame opening de helft korter wordt. De diafrag ma's-worden bij deze objectieven tussohen de beide lenzen6tcllcn ingeschoven. Meestal ech ter zijn zij voorzien van het zoogenaamde Iris-diafragma; een diafragma, dat tus- schen de lenzen bevestigd is, en dat men door draaien meer of minder kan openen. Een lens van dit systeem noemt men Aplanaat. Eon Aplanaat bestaat dus uit twee volko men gelijke landschapslenzcn, welke tegenge steld geplaatst zijn, technisch uitgedrukt is een aplanaat symmetrisch gebouwd. Dit ob jectief is den amateur zeer aan te raden, daar dc prijs niet te hoog is en hot instru ment voor alle opnamen geschikt is. Door zijn symmetrischen bouw kan men ook de enkele achterlens als landschapslens gebrui ken, natuurlijk tot den dubbelen brandpunts afstand. Ofschoon de Aplanaat veel beter is dan dc gewone landschapslcns, behoort hij niet tot de beste objectioven en kleven ook hem gebreken aan. De aplanaat is namelijk ook niet vrij van anastigibatisme, dat is vèrteekening, en geeft hij de beelden aan de randen gerekt en onschorp weer. Van deze fouten geheel vrij zijn de als Anagstigmafcen bekende objectieven als: de dubbel Anastigmaten van Goerz, de Collinea- ren van Voigtliinder, de Orthostigmaten van Stcinheil, de planaren, protaren en unaren van Zeiss. Deze lenzen .geven reeds bij volle opening het beeld tot aan de uiterste ran den zuiver en scherp weer, wat natuurlijk zeer aan de lichtsterkte ten goede komt. Zij worden volgens bijzondere wetten uit Jcna- glas vervaardigd. Als men bij aanschaffing van een lens niet naar geld behoeft te zien, kan men niet beter doen dan iets dergelijks te nemen als zijnde het mooiste, wat er op dit gebied te krijgen is, en zijn zij het geld te genover andere objectieven ruim waard. Vraag van A. v. d. Z., te S.Ik ontwikkel met Pyro en krijg dan altijd gele negatie ven Is hier iets aan te doen? Antwoord: Een zeer goed verhelderingbad voor negatieven, welke door de ontwikkeling met Pyro of Hydrochinon geel zijn gewor den, is het volgende: Yzervitriool 16.5 Gr., Aluin 5.5 Gr.> Citroenzuur 5.6. Gr., water 112 Gr. Nadat het negatief volkomen ge fixeerd is, spoelt men het even af. Daarna legt men het 3-5 min. in de oplossing, waar na het negatief een uur in stroomend water wordt uitgespoeld. Door deze behandeling krijgt me neen volkomen helder negatief van een mooie blauwzwarte kleur. (Op vragen, onder deze rubriek vallende, zullen inlichtingen gegeven worden, als bijv. o\er toestellen, ontwikkelaars, enz. Vragce en antwoorden zullen worden opgenomen). Een middel om het schimmelen van wyn te bestreden. Men kan het schimmelen van wijn voor komen door gebruik te maken van volkomen zuivere, reuklooze olijfolie. De hoeveelheid, hiervoor benoodigd, bedraagt ongeveer een halven liter per H.L. wijn. Of wel men hangt strooken linnen, gedrenkt met olijfolie, in de vloeistof en laat ze daar hangen gedurende tien of veertien dagen. Men herhaalt dit als het den eersten keer niet helpt RECEPT. Aardbeien-\js. Vijf ons aardbeien wrijft me hiervoor door een zeef en doet daarbij het sap van een halven citroen cn een glas madera. Daarbij 200 gram suiker, opgelost in een vierde van een kan water geeft het mengsel, dat men laat bevriezen. Voor de kleur worden daarbij een paar druppels cochenille-rood gevoegd. Een niet zeer populair predikant keerde na afloop van den dienst naar huis, toen hom een oude dame staande hield, zeggende: „O, dominee, wat ben ik blijde als u preekt De predikant, wien zoo iets niet dikwijls overkwam, zeidc zeer vriendelijk: „Helaas, mevrouw, te weinigen denken zooals u, en waarom gaat u zoo gaarne naar mijn preek luisteren V* „O", antwoordde zij, „als u preekt, kan ik altijd een goede plaats krijgen." Koning Eduard van Engeland had, toen hij nog Prins van Wales was, de eigenaardig heid zich, incognito cn slechts van een enke len hoveling vergezeld onder zijn toekomstige ondordanen te bewegen. Zoo wandelde hij eens op een avond, vergezeld van een vriend door een straat, in de nabijheid van het Marlborough House en kocht van een straat slijter voor de aardigheid ecnige gebakken aardappelen. De straatventer herkende even wel zijn koninklijken klant en den volgenden dag prijkte zijn oven met het koninklijk wa penschild. waaronder dc woorden ,,B. John son, hofleverancier van Z. K. H. den Prins van Wales," en slechts met veel moeite en een flinke Bom gclds gelukte het der overheid den „all hot"-man te bewegen, afstand te doen van zijn recht als „hofleverancier." Een loos alarm. Dokter (die 's nachts om twee uren bij een zieke geroepen wordt) „Mevrouw, ik raad u aan zoo spoedig moge lijk een geestelijke te doen roepen en tevens om uw notaris te zenden, indien ge nog ceni- ge testamentaire beschikkingen te maken hebt." Dame„Hemel, dokter I Is het zoo erg?" Dokter (Iakoniek): „In het geheel niet me vrouw Maar ik ben niet gaarne de eenige, die 's nachts om twee uren uit zijn slaap ge haald wordt voor niemendal.n Eet huismiddel. Heer des huizes: „Wat heb je gedaan, toen mijn vrouw in onmacht viel?" Dienstmeisje: „Ik heb haar uit uw naam een nieuwen hoed beloofd." Moderne titel. „Wat is uw beroep „Ondergrondschespoorwegstationsrestau- rati eobe rkellner. RealismeTragedienne: „Wel, hoe vondÜ ge mijn spel in het laatste drama?" Bewonderaar: „O! het was een meeste stuk van dramatische kunst. Jammer, dat in den schouwburg zulk een koude gevaf heb." Actrice: „Kou govat. Hoe is dat moge^! lijk? Dc schouwburg was toch goed ver-1 warmd?" Bewonderaar: „Ja, maar de vloer waa> vreeselijk vochtig." Actrice: „Vochtig? Wat was daar de ooiv zaak vafh Bewonderaar: ,De tranen." Lood om oud ijzer. Een misdadiger; werd door een rechter in Ierland veroordeeld'- tot een gevangenisstraf van 25 jaar. „Maar"^ riep de advocaat die den man verdedigd had) uit, „ik moet u doen opmerken, d_i mijn' cliënt een zwak en ziekelijk man is en zekert lijk zoo lang niet meer te leven heeft, daaron» roep ik uw. clementie in voor een korteref straf." .,Goed," antwoordde de rechter, „dan zal ik het veranderen in levenslang." Baas boven baas. In een gezelschap wordt er over gesproken, dat sommige men*) schen zeer bedriegelijk het geluid van dieren kunnen nadoen. Een der gaston zegt, dat, ala bij het blaffen van een hond nabootst, allo honden in den omtrek onmiddellijk antwoorw den. „En ik", merkt mijnheer Opsnijer op, „als^ ik het gekraai van een haan nadoe, komt do» zon onmiddellijk op." Iemand kreeg het 's avonds te kwaad met: een ander in de kroeg. Hij zei niets, maatj ging weg, doch niet naar huis, maar liep nog wat op, tot middernacht. Toen schelde hij zeer hard bij zijn tegen- stander aan. Verschrikt sprong deec uit bed en wiernj een raam open. „Wat is er? Wat is er? Wat is er?" „O, ik ben het maar, ik, Gerritsen." „Wat moe>t je, Gerritsen, wat is er td doen „Oah, ik wou je maar waarschuwen, eeU van do ramen van je huis staat open." „Zoo, welk dan?" „Daar je met je kop uit ligtj" ma,- DAMOPGAVE. Zwart. abcdefghij Wit. Er zijn hier, gelijk men ziet, op het dam bord alleen zwarte schijven gezet. De opgaveT is nu om op één der velden een witte dan»'^ te plaateen en wel zóó dat hij, begann add; te spelen, de zeventien zwarte steenen vregA slaat. Op welk veld plaatst ge de witte dam? Bij 't beproeven raden wo aan, om niet tel-' keus opnieuw het spel op te moeten, opj elke geslagen zwarte schijf een witte té plaatsen. [Oplossing in het No. der volgende week}. Het antwoord op de Vraag der vorige week is: 24.75. De oplossing van be& Raadsel der vorige week is: baard. der, wier klein weduwenpensioon maar even voldoende was om in haar beschoiden levens behoeften te voorzien, wilde hij niets aanne men, Hij ging ijverig les geven, en na ccnigen tijd had hij het geluk, benoemd te worden aan een school in zijn vaderstad. Van toen uf woonde hij weer met zijn moeder samen. Hoe ouder zij werd, hoe vaker ze sprak van haar jeugd en haar geboorteland. Evenals vroeger, maakten ze ook nu weer samen reis plannen, op een manier echter zooals mon plannen maakt, van welker onuitvoerbaar heid men vau te voren al overtuigd is. Ze hadden ook een reisspaarpotje, on daar kwa men af cn toe ook wel eens een paar marken in, maar bij feestelijke gelegenheden, geboor tedagen, bruiloften in de familie, en/., moest het kleine spaarpotje telkens weer worden aangesproken. Toen kwam Hans op een goeden dag met een van vreugde stralend gezicht de kamer .jvan zijn moeder binnen. „Best, lief, moeder tje", zoi hij gelukkig, „een kindertijdschrift heeft een lange vertelling van me aangeno men, en het honorarium is me dadelijk toe gezonden! Als we derde klasse -reizen, we u nat uui iijk v u ,-u kussen cn ecu <- -i i uiMeiiK u, -- konden we in de vacan- tio een bezoek aan uw geboorteplaats bron gen. En misschien ook nog wel een klein uit stapje langs den Rijn maken." Innig verheugd maakte moedor toebereid- solen voor de reis; alleen was ze telkens bang, dat ze ziek zou worden of sterven zou, vóór het schoonc plan tot uitvoering kwam. Eindelijk, toen het- eerste voorjaarswindje woei, zaten ze in het spoor. De Noordduit- 8che laagvlakte zag er nog tamelijk winter achtig uit. Hoe verder ze echter naar het Westen kwamen, hoe meer loven er in dc na tuur viel op te merken. „Vroeger was hier nog geen spoorweg", zeide moeder, toen ze haar geboorteplaats naderden. De aansluiting van het stadje aan den spoorweg was intusschen ook vrijwel de eeni ge vooruitgang in den loop der jaren ge weest. Hans zag te vergeefs naar een rijtuig om. Hij was bang, dat moeder te moe zon zijn van de lange reis, om van het station naar het stadje te kunnen loopen. Maar zij was te blij, om vermoeienis to voelon. Aan den arm van haar jong: zoon wandelde ze gelukkig de poort binnen, waardoor zij veel jaren geleden als bruid in een extra- po:;;. wagen, met groen versierd, wegg- reden was. Vóór beu een vrij breeds straat, rechte en links kleine huizen te midden van uitbotten de boomen, den weg doorweekt door den re gen, met diepe sporen van de boerenwagens, aan de kanten breede, vuile goten, geen voet paden, dan ccn nauwe straat rcjet zeer puntige keisteenen, de lucht overal be zwangerd met den reuk van versche mest. Hans voelde in zich een groote teleurstel ling. Dit was dus het paradijs, dftt hij zich ge droomd hadSchuchter zag hij zijn moeder van terzij aan, vreczende, dat hij op haar gezicht dezelfde ontgoocheling zou lezen. Zij echter zag met stralende oogen om zich heen, „Alles is nog net als vroeger", zei ze le vendig. „Kijk, Hans, daar is de oude kerk, waarin ik gedoopt cn getrouwd ben. Geen torenklok tor wereld" luidt mooier dan deze. Maar wat zijn die lindeboomen groot gewor den Jammer, dat ze onze oude school afge broken hebben; die groote nieuwe school is stellig lang zoo gezellig niet. Maar hoor eens, do kinderen zingen: „Ueb immer Treu und Redlichheit"; dat hebbtm wij vroeger op school ook gezongen." Door een klein straatje nog, en ze stonden voor moeders ouderlijk huisDe bloedver wanten, die er wooncTèn, haddon geschreven, dat ze welkom zouden zijn. Moeder liepen de tranen over de wangen, toen ze in den tuin keek. „Zie eens", zei ze geroerd, „daar bloei en al primula's en sleutelbloemen; daar hield vader altijd zooveel van." Wat zag zo er gelukkig uit, toen ze een uurtje later in de woonkamer zat, te midden van familieleden. Tot haar blijdschap kon ze nog vlot plat-Duitsch praten. Aan het vragen kwam geen eind. Maar Hans was een beetje stil. Van tijd tot tijd knikte hij zijn moeder een beetje glimlachend toe, tevreden, dat zij er zoo vergenoegd uitzag. Maar hijzelf? Eigenlijk was alles, zooals moedor het hem beschreven had, maar hij had het zich toch anders gedacht. Hoo? Dat zou hij niet kun nen zeggen. Hij voelde alleen, dat hij een droom uit zijn jeugd armer geworden was. Ze hadden zich voorgenomen, drie dagen in het stadje te blijven en dan naar den Rijn te gaan. Maar toen Hans den derden dag zijn moeder er aan herinnerdo, dat het tijd werd, het valiesje te pakken, rei ze, haast een beetje verlegen, hem de handen op den schou der leggende: „Zou je het erg vervelend vin den, als ik-je alleen-naar den Rijn liet gaan? Ik ken immers den Rijn al van mijn huwe lijksreis, en bet is natuurlijk de laatste maal, dat ik in mijn geboorteplaats ben. Juist nu het lente wordt, zou ik hier nog zoo graag een dag of wat willen blijven." Hans trok dus alleen naar den Rijn. Daar was het opeens heelemaal voorjaar gewor den. Na eon warmen regen hadden zioh on der den kus der zon duizenden bloesems onfc*^ sloten. Overal zag men het glinsterende witi der kersebloescms; ze omlijstten de dorpjes met een dichten, riekenden krans, ze lichtten als versch gevallen sneeuw aan de berghelling gen, vriendelijk afgewisseld door het rose) der perzikbloesems. Opgetogen aanschouwde' Hans deze pracht. Dat was drank voor zijnj naar schoonheid smachtende zielHoe heer lijk, aan den oever van den Rijn te zitten de schepen te zien voorbijglijden, te turen naar een schilderachtige ruïne van een ouden i burcht en daarbij te denken aan allerlei dich.-| terlijke sagen. Nog geheel onder den indruk van do aan*/ schouwde pracht kwam hij na acht dagen te-j rug bij zijn moeder. „U kende toch den Rijn"-#' zeide hij, „waarom hebt u mij dan nooitK verteld, hoe verrukkelijk mooi het daar is Ij Aan den Rijn is het toch veel mooier dan' hier." De moeder streelde peinzend zijn handend „Ja, mijn jongen", zei ze langzaam, „ik her*? inner me ook, dat het aan den Rijn bijzonder i mooi was. Maar ik meende altijd, vooral alaj ik in den vreemde er aan terugdacht, dat hetfj toch nergens zoo mooi was als hier, in; mijn geboorteplaats."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10