De Hond in de Qeschiedenis.
Wekeiyksehe Kalender.
v
Stofgoud.
Raadgeving.
ALLERLEI.
Ten allen tijde heeft men de deugden en
do braafheid van den hond geprezen. In
(Homerus wordt Ulj'sscs na een afwezigheid
van twintig jaar het eerst herkend door don
ouden hond, die van vreugde stierf, terwijl
hij de voeten zijns meesters lekte. En tot
Jean-Jacques Rousseau, wiens hond „Duo"
beter zijn naam verdiende dan de meesten,
die hem dragen, duren de loftuitingen op het
hondonras onafgebroken voort. De Egypte-
naren aanbaden den hond onder den naam
van Anubis. Men vertolt echter, dat ze, toen
ze de honden elkaar de stukkon zagen betwis
ten van den stier Apis, dien koning Cambyses
had laten dooden en roostoren, allen eerbied
verloren voor een god, die een anderen god
zoo goedsmoeds opat. Toch i6 de hond een
best dier. Alleen dc geschiedenis van den
hond van Ni veile pleit tegen het dier en die
hond was nog... een mensch,
Jean de Montmorency, heer van Nivelle,
in Vlaanderen, had een stiefmoeder, die hem
zooveel afkeer inboezemde, dat hij naar
Bourgondië vluchtte. Zijn vadeT Jan II ge
lastte hem terug te komen, doch hij kwam
niet; Jan II dreigde, doch Jean de" Nivelle
verroerde zich niet, Vandaar de spreekwijze:
„Hij doet als dio hond, die hond van eon
Jean de Nivelle, die wegloopt aJs men hem
roept." (,,11 est comme le chien de Jean de
Nivelle, qui s'en va, quand on l'appelle").
De voorbeelden van hondentrou/ en honden-
verstand zijn legio.
Een edelman, die een wit voetje had bij
den koning van Frankrijk, Aubry dc Mont-
didier, ging met zijn hond door het bosch
van Bondy, toen een ridder, uic Macairc
heette niet Robert Macaire, maar een
voorvader van dezen en jaloersch was op
zijn aanzien, hem verraderlijk overviel cn
ombracht. Dc hond bleef bij het lijk van zijn
meester en huilde tot een reiziger, die op
weg naar het hof was, voorbijkwam. Hij be
groef den man zonder zich om de oorzaak
van zijn dood te bekommeren, nam den hond
mee en zotte zijn reis voort. Groot was zijn
verwondering en die van alle omstanders,
toen in het paleis aangekomen, de hond
woedend een der edellieden des konings aan
viel. Men hield hem tegen, doch telkens wan
neer hij den ridder bespeurde, ontstak Lij
weer in woede. De koning kreeg argwaan,
hij ging na hoe de hond was gevonden, de
edelman werd ter verantwoording geroepen,
doch zwoer, dat hij niets van de misdaad af
wist. De koning besliste dus, dat er een
Godsoordeel zou gehouden worden. De edel
man on de hond werden in het strijdperk
tegenover elkaar gesteld, de een gewapend
met een dikken stok, dc ander met geen
andere verdedigingsmiddelen dan dc natuur
hem gegeven had; ccn ton kon hem echter
tot wijkplaats cn observatiepost dienen. De
koning, het hof en tal van mcnschcn kwa
men dit zeldzame schouwspel bijwonen. Bij
het geschal dor trompetten springt dc hond
op zijn tegenstander los, ontwijkt behendig
diens geweldige stokslagen, weet hem bij de
keel te grijpen cn op den grond te werpen.
Hij zou hem vorscheuren, toen Macairc be
kende, dat hij dc moordenaar was. Hij werd
gestraft, doch van den hond is niet eens
de naam bekend.
Te Athene zou men hem op staatskosten
onderhouden en een mooi graftcekcn voor
hem opgericht hebben. De hond van X nfcip-
puB, de vader van Pericles, bijvoorbeeld
werd plechtig begraven op een voorgebergte,
dat langen tijd den naam van het graf van
den hond droeg, omdat, toen zijn meester op
raad van The mi stoel es met de gehcele bevol
king uit Athene vluchtte, hij hem halsstarrig
tot Salamis nazwom, waar hij op het strand
den laatstcn adem uitblies.
-Do hond van Berthold, den hoofdman der
moordenaars van Karei den Goeden, graaf
van Vlaanderen, werd te gelijk met dezen
gepijnigd.
Dat zijn, zal men zeggen, zeden uit den
ouden tijd, doch honderd jaar geleden werd
onder het Schrikbewind een hond door een
wijkcomité ter dood voroordeelü, omdat zijn
meester voor aristocraat doorging; het pro
ces-verbaal van de terechtstelling is onlangs
teruggevonden en openbaar gemaakt.
EEN KUNSTSTUKJE.
De draaiende zakdoek.
Een kunststukje, dat altijd zeer vee! suc
ces heeft, is do draaiende zakdoek.
Men leent van iemand uit het gezelschap
een zakdoek, werpt dezen in de hoogte en
vangt hem op op het einde van een stok,
dien men in dc hand houdt en dien men snol
laat draaien. De zakdoek zal zich dan in zijn
volle lengte ontvouwen cn eveneens snel gaan
draaien. Het geheim bestaat hierin, dat aan
het uiteinde van den stok een naald is aan
gebracht, die ongeveer een halven centimetor
uitsteekt. Wanneer nu de zakdoek op het
eind van den stok wordt opgevangen, steekt
de punt van de naald er door en voorkomt,
dat de zakdoek van den stok valt.
Zoudag.
Zeer velen willen 't beter hebben, gelijk
men ziet.
Maar willen velen beter wezen? Neen, dat
zoo niet
Maandag.
De luiheid doet meer ontkiemende talen
ten verforen gaan dan de werkzaamheid er
ontwikkelt.
Dinsdag.
Voorzichtigheid in druk is moeder van 't
geluk.
Voorzichtigheid in nood redt menig van
den dood.
V
Woensdag.
Welk voorwendsel wij ook voor onze droef
heid aanvoeren, toch heeft zij dikwijls ons
belang of onze qdelheid ten grondslag.
Donderdag.
Vrienden waarop men niet vertrouwen
kan, zijn onze gevaarlijkste vijanden.
Vrijdag.
De herinnering aan onze jeugd verlicht
onzen ouderdom, zooala dc regenboog een be
wolkten hemel.
Zaterdag.
Na een wolbesteden dag slaapt mon op
stroo als op rozen.
Dc spaarzaamheid houdt het midden tus-
schen dc gierigheid en de verkwisting; maar
zij moet dat midden ook nauwkeurig bewa
ren.
La Bruyère.
Geef altijd wat minder uit dan gij gewon
nen hebtdan zal uw zak zich gauw uitzetten
en gij zult nooit over buikpijn klagon.
Franklin.
Echt goud is alleen de godsdienst, uie tot
uitgangspunt heeft een ziel, waarin dit staat
geschreven: ,,Wien heb ik, o God! nevens U
in den hemel Buiten U lust mij ook niets oj>
de aarde."
E. Laurillard.
Een eigenaardig.soort, geenszins altijd gesle-
pene, maar dikwijls naïef-iraditioneel kerke
lijke vrecsaanjagers zijn zij, die de menschen
beangst maken, om hen daarna weer gerust
te kunnen stcllpn, ten einde zoo zelf be
schouwd te worden als de weldoeners.
O. Wagnc r.
Voor Amateur-Photografen.
Medegedeeld door J. JanssenPhoto-
ArtikelenLeiden.)
Photographisclio toestellen.
Ten vervolge op ons vorig opstel over
photographische toestellen zullen wij nu de
meest gebruikelijke lenzen behandelen.
Wij beginnen met de zoogenaamde eenvou
dige landschapslens. Dit objectief bestaat
uit twee, somtijds uit drie in elkander ge
kitte lenzen, welke in een koperen montuur
gevat zijn. De gebreken, welke bij deze len
zen het vormen van een scherp beeld ver
hinderen kunnen, worden opgohevon door
het inschuiven van een diafragma, dat is een
metalen plaatje met een rondo opening in
het midden. Dit diafragma onderschept
namelijk de randstralen, welke met de cen
trale stralen niet in hetzelfde punt samen-
vellen en daardoor onscherpte veroorzaken.
Deze vurteekening is echter slechts hinder
lijk bij reproduction of opnamen van ge
bouwen. Bij landschappen of portretten
loopt deze fout niet in het oog. Voor land
schappen is zij bijzonder geschikt, ten eerste
omdat deze lens een mooi perspectief geeft,
en ten tweede omdat zij maar één lichtend
vlak heeft en men dus geen last van de zoo
genaamde diafragmavlekkon heeft, welke
somtijds meer of minder bij dubbelobjectie-
ven voorkomen. De geringe prijs en haar
werkelijk goede hoedanigheden maken haar
tot een zeer gewild objectief, vooral voor
pasbeginnenden.
Door het onmisbare diafragma on het
daardoor veroorzaakte Iichtverlies en ook al
door haar lang brandpunt is zij niet geschikt
voor snelle opnamen.
Do fouten, welke dit type aankleven, kan
nen worden opgeheven door het tegenover
elkaar plaatsen van twee eenvoudige land-
schapslenzon, waardoor de lichtsterkte zeer
verhoogd wordt, daar door deze combinatie
dc brandpuntsafstand bij gelijke werkzame
opening de helft korter wordt. De diafrag
ma's-worden bij deze objectieven tussohen de
beide lenzen6tcllcn ingeschoven. Meestal ech
ter zijn zij voorzien van het zoogenaamde
Iris-diafragma; een diafragma, dat tus-
schen de lenzen bevestigd is, en dat men door
draaien meer of minder kan openen. Een
lens van dit systeem noemt men Aplanaat.
Eon Aplanaat bestaat dus uit twee volko
men gelijke landschapslenzcn, welke tegenge
steld geplaatst zijn, technisch uitgedrukt is
een aplanaat symmetrisch gebouwd. Dit ob
jectief is den amateur zeer aan te raden,
daar dc prijs niet te hoog is en hot instru
ment voor alle opnamen geschikt is. Door
zijn symmetrischen bouw kan men ook de
enkele achterlens als landschapslens gebrui
ken, natuurlijk tot den dubbelen brandpunts
afstand. Ofschoon de Aplanaat veel beter is
dan dc gewone landschapslcns, behoort hij
niet tot de beste objectioven en kleven ook
hem gebreken aan. De aplanaat is namelijk
ook niet vrij van anastigibatisme, dat is
vèrteekening, en geeft hij de beelden aan de
randen gerekt en onschorp weer.
Van deze fouten geheel vrij zijn de als
Anagstigmafcen bekende objectieven als: de
dubbel Anastigmaten van Goerz, de Collinea-
ren van Voigtliinder, de Orthostigmaten van
Stcinheil, de planaren, protaren en unaren
van Zeiss. Deze lenzen .geven reeds bij volle
opening het beeld tot aan de uiterste ran
den zuiver en scherp weer, wat natuurlijk
zeer aan de lichtsterkte ten goede komt. Zij
worden volgens bijzondere wetten uit Jcna-
glas vervaardigd. Als men bij aanschaffing
van een lens niet naar geld behoeft te zien,
kan men niet beter doen dan iets dergelijks te
nemen als zijnde het mooiste, wat er op dit
gebied te krijgen is, en zijn zij het geld te
genover andere objectieven ruim waard.
Vraag van A. v. d. Z., te S.Ik ontwikkel
met Pyro en krijg dan altijd gele negatie
ven Is hier iets aan te doen?
Antwoord: Een zeer goed verhelderingbad
voor negatieven, welke door de ontwikkeling
met Pyro of Hydrochinon geel zijn gewor
den, is het volgende: Yzervitriool 16.5 Gr.,
Aluin 5.5 Gr.> Citroenzuur 5.6. Gr., water
112 Gr. Nadat het negatief volkomen ge
fixeerd is, spoelt men het even af. Daarna
legt men het 3-5 min. in de oplossing, waar
na het negatief een uur in stroomend water
wordt uitgespoeld. Door deze behandeling
krijgt me neen volkomen helder negatief van
een mooie blauwzwarte kleur.
(Op vragen, onder deze rubriek vallende,
zullen inlichtingen gegeven worden, als bijv.
o\er toestellen, ontwikkelaars, enz. Vragce
en antwoorden zullen worden opgenomen).
Een middel om het schimmelen van wyn
te bestreden.
Men kan het schimmelen van wijn voor
komen door gebruik te maken van volkomen
zuivere, reuklooze olijfolie. De hoeveelheid,
hiervoor benoodigd, bedraagt ongeveer een
halven liter per H.L. wijn. Of wel men hangt
strooken linnen, gedrenkt met olijfolie, in de
vloeistof en laat ze daar hangen gedurende
tien of veertien dagen. Men herhaalt dit als
het den eersten keer niet helpt
RECEPT.
Aardbeien-\js.
Vijf ons aardbeien wrijft me hiervoor
door een zeef en doet daarbij het sap van een
halven citroen cn een glas madera. Daarbij
200 gram suiker, opgelost in een vierde van
een kan water geeft het mengsel, dat men
laat bevriezen. Voor de kleur worden daarbij
een paar druppels cochenille-rood gevoegd.
Een niet zeer populair predikant keerde
na afloop van den dienst naar huis, toen
hom een oude dame staande hield, zeggende:
„O, dominee, wat ben ik blijde als u preekt
De predikant, wien zoo iets niet dikwijls
overkwam, zeidc zeer vriendelijk: „Helaas,
mevrouw, te weinigen denken zooals u, en
waarom gaat u zoo gaarne naar mijn preek
luisteren V*
„O", antwoordde zij, „als u preekt, kan ik
altijd een goede plaats krijgen."
Koning Eduard van Engeland had, toen hij
nog Prins van Wales was, de eigenaardig
heid zich, incognito cn slechts van een enke
len hoveling vergezeld onder zijn toekomstige
ondordanen te bewegen. Zoo wandelde hij
eens op een avond, vergezeld van een vriend
door een straat, in de nabijheid van het
Marlborough House en kocht van een straat
slijter voor de aardigheid ecnige gebakken
aardappelen. De straatventer herkende even
wel zijn koninklijken klant en den volgenden
dag prijkte zijn oven met het koninklijk wa
penschild. waaronder dc woorden ,,B. John
son, hofleverancier van Z. K. H. den Prins
van Wales," en slechts met veel moeite en
een flinke Bom gclds gelukte het der overheid
den „all hot"-man te bewegen, afstand te
doen van zijn recht als „hofleverancier."
Een loos alarm. Dokter (die 's nachts om
twee uren bij een zieke geroepen wordt)
„Mevrouw, ik raad u aan zoo spoedig moge
lijk een geestelijke te doen roepen en tevens
om uw notaris te zenden, indien ge nog ceni-
ge testamentaire beschikkingen te maken
hebt."
Dame„Hemel, dokter I Is het zoo erg?"
Dokter (Iakoniek): „In het geheel niet me
vrouw Maar ik ben niet gaarne de eenige,
die 's nachts om twee uren uit zijn slaap ge
haald wordt voor niemendal.n
Eet huismiddel. Heer des huizes: „Wat
heb je gedaan, toen mijn vrouw in onmacht
viel?"
Dienstmeisje: „Ik heb haar uit uw naam
een nieuwen hoed beloofd."
Moderne titel. „Wat is uw beroep
„Ondergrondschespoorwegstationsrestau-
rati eobe rkellner.
RealismeTragedienne: „Wel, hoe vondÜ
ge mijn spel in het laatste drama?"
Bewonderaar: „O! het was een meeste
stuk van dramatische kunst. Jammer, dat
in den schouwburg zulk een koude gevaf
heb."
Actrice: „Kou govat. Hoe is dat moge^!
lijk? Dc schouwburg was toch goed ver-1
warmd?"
Bewonderaar: „Ja, maar de vloer waa>
vreeselijk vochtig."
Actrice: „Vochtig? Wat was daar de ooiv
zaak vafh
Bewonderaar: ,De tranen."
Lood om oud ijzer. Een misdadiger;
werd door een rechter in Ierland veroordeeld'-
tot een gevangenisstraf van 25 jaar. „Maar"^
riep de advocaat die den man verdedigd had)
uit, „ik moet u doen opmerken, d_i mijn'
cliënt een zwak en ziekelijk man is en zekert
lijk zoo lang niet meer te leven heeft, daaron»
roep ik uw. clementie in voor een korteref
straf."
.,Goed," antwoordde de rechter, „dan zal
ik het veranderen in levenslang."
Baas boven baas. In een gezelschap
wordt er over gesproken, dat sommige men*)
schen zeer bedriegelijk het geluid van dieren
kunnen nadoen. Een der gaston zegt, dat, ala
bij het blaffen van een hond nabootst, allo
honden in den omtrek onmiddellijk antwoorw
den.
„En ik", merkt mijnheer Opsnijer op, „als^
ik het gekraai van een haan nadoe, komt do»
zon onmiddellijk op."
Iemand kreeg het 's avonds te kwaad met:
een ander in de kroeg. Hij zei niets, maatj
ging weg, doch niet naar huis, maar liep
nog wat op, tot middernacht.
Toen schelde hij zeer hard bij zijn tegen-
stander aan.
Verschrikt sprong deec uit bed en wiernj
een raam open.
„Wat is er? Wat is er? Wat is er?"
„O, ik ben het maar, ik, Gerritsen."
„Wat moe>t je, Gerritsen, wat is er td
doen
„Oah, ik wou je maar waarschuwen, eeU
van do ramen van je huis staat open."
„Zoo, welk dan?"
„Daar je met je kop uit ligtj"
ma,-
DAMOPGAVE.
Zwart.
abcdefghij
Wit.
Er zijn hier, gelijk men ziet, op het dam
bord alleen zwarte schijven gezet. De opgaveT
is nu om op één der velden een witte dan»'^
te plaateen en wel zóó dat hij, begann add;
te spelen, de zeventien zwarte steenen vregA
slaat.
Op welk veld plaatst ge de witte dam?
Bij 't beproeven raden wo aan, om niet tel-'
keus opnieuw het spel op te moeten, opj
elke geslagen zwarte schijf een witte té
plaatsen.
[Oplossing in het No. der volgende week}.
Het antwoord op de Vraag der vorige
week is: 24.75.
De oplossing van be& Raadsel der vorige
week is: baard.
der, wier klein weduwenpensioon maar even
voldoende was om in haar beschoiden levens
behoeften te voorzien, wilde hij niets aanne
men, Hij ging ijverig les geven, en na ccnigen
tijd had hij het geluk, benoemd te worden
aan een school in zijn vaderstad. Van toen
uf woonde hij weer met zijn moeder samen.
Hoe ouder zij werd, hoe vaker ze sprak van
haar jeugd en haar geboorteland. Evenals
vroeger, maakten ze ook nu weer samen reis
plannen, op een manier echter zooals mon
plannen maakt, van welker onuitvoerbaar
heid men vau te voren al overtuigd is. Ze
hadden ook een reisspaarpotje, on daar kwa
men af cn toe ook wel eens een paar marken
in, maar bij feestelijke gelegenheden, geboor
tedagen, bruiloften in de familie, en/., moest
het kleine spaarpotje telkens weer worden
aangesproken.
Toen kwam Hans op een goeden dag met
een van vreugde stralend gezicht de kamer
.jvan zijn moeder binnen. „Best, lief, moeder
tje", zoi hij gelukkig, „een kindertijdschrift
heeft een lange vertelling van me aangeno
men, en het honorarium is me dadelijk toe
gezonden! Als we derde klasse -reizen, we
u nat uui iijk v u ,-u kussen cn ecu
<- -i i uiMeiiK u, -- konden we in de vacan-
tio een bezoek aan uw geboorteplaats bron
gen. En misschien ook nog wel een klein uit
stapje langs den Rijn maken."
Innig verheugd maakte moedor toebereid-
solen voor de reis; alleen was ze telkens
bang, dat ze ziek zou worden of sterven zou,
vóór het schoonc plan tot uitvoering kwam.
Eindelijk, toen het- eerste voorjaarswindje
woei, zaten ze in het spoor. De Noordduit-
8che laagvlakte zag er nog tamelijk winter
achtig uit. Hoe verder ze echter naar het
Westen kwamen, hoe meer loven er in dc na
tuur viel op te merken. „Vroeger was hier
nog geen spoorweg", zeide moeder, toen ze
haar geboorteplaats naderden.
De aansluiting van het stadje aan den
spoorweg was intusschen ook vrijwel de eeni
ge vooruitgang in den loop der jaren ge
weest. Hans zag te vergeefs naar een rijtuig
om. Hij was bang, dat moeder te moe zon
zijn van de lange reis, om van het station
naar het stadje te kunnen loopen. Maar zij
was te blij, om vermoeienis to voelon. Aan
den arm van haar jong: zoon wandelde
ze gelukkig de poort binnen, waardoor zij
veel jaren geleden als bruid in een extra-
po:;;. wagen, met groen versierd, wegg- reden
was.
Vóór beu een vrij breeds straat, rechte en
links kleine huizen te midden van uitbotten
de boomen, den weg doorweekt door den re
gen, met diepe sporen van de boerenwagens,
aan de kanten breede, vuile goten, geen voet
paden, dan ccn nauwe straat rcjet zeer
puntige keisteenen, de lucht overal be
zwangerd met den reuk van versche mest.
Hans voelde in zich een groote teleurstel
ling.
Dit was dus het paradijs, dftt hij zich ge
droomd hadSchuchter zag hij zijn moeder
van terzij aan, vreczende, dat hij op haar
gezicht dezelfde ontgoocheling zou lezen. Zij
echter zag met stralende oogen om zich heen,
„Alles is nog net als vroeger", zei ze le
vendig. „Kijk, Hans, daar is de oude kerk,
waarin ik gedoopt cn getrouwd ben. Geen
torenklok tor wereld" luidt mooier dan deze.
Maar wat zijn die lindeboomen groot gewor
den Jammer, dat ze onze oude school afge
broken hebben; die groote nieuwe school is
stellig lang zoo gezellig niet. Maar hoor eens,
do kinderen zingen: „Ueb immer Treu und
Redlichheit"; dat hebbtm wij vroeger op
school ook gezongen."
Door een klein straatje nog, en ze stonden
voor moeders ouderlijk huisDe bloedver
wanten, die er wooncTèn, haddon geschreven,
dat ze welkom zouden zijn. Moeder liepen de
tranen over de wangen, toen ze in den tuin
keek. „Zie eens", zei ze geroerd, „daar bloei
en al primula's en sleutelbloemen; daar hield
vader altijd zooveel van."
Wat zag zo er gelukkig uit, toen ze een
uurtje later in de woonkamer zat, te midden
van familieleden. Tot haar blijdschap kon ze
nog vlot plat-Duitsch praten. Aan het vragen
kwam geen eind. Maar Hans was een beetje
stil. Van tijd tot tijd knikte hij zijn moeder
een beetje glimlachend toe, tevreden, dat zij
er zoo vergenoegd uitzag. Maar hijzelf?
Eigenlijk was alles, zooals moedor het hem
beschreven had, maar hij had het zich toch
anders gedacht. Hoo? Dat zou hij niet kun
nen zeggen. Hij voelde alleen, dat hij een
droom uit zijn jeugd armer geworden was.
Ze hadden zich voorgenomen, drie dagen
in het stadje te blijven en dan naar den Rijn
te gaan. Maar toen Hans den derden dag
zijn moeder er aan herinnerdo, dat het tijd
werd, het valiesje te pakken, rei ze, haast een
beetje verlegen, hem de handen op den schou
der leggende: „Zou je het erg vervelend vin
den, als ik-je alleen-naar den Rijn liet gaan?
Ik ken immers den Rijn al van mijn huwe
lijksreis, en bet is natuurlijk de laatste maal,
dat ik in mijn geboorteplaats ben. Juist nu
het lente wordt, zou ik hier nog zoo graag
een dag of wat willen blijven."
Hans trok dus alleen naar den Rijn. Daar
was het opeens heelemaal voorjaar gewor
den. Na eon warmen regen hadden zioh on
der den kus der zon duizenden bloesems onfc*^
sloten. Overal zag men het glinsterende witi
der kersebloescms; ze omlijstten de dorpjes
met een dichten, riekenden krans, ze lichtten
als versch gevallen sneeuw aan de berghelling
gen, vriendelijk afgewisseld door het rose)
der perzikbloesems. Opgetogen aanschouwde'
Hans deze pracht. Dat was drank voor zijnj
naar schoonheid smachtende zielHoe heer
lijk, aan den oever van den Rijn te zitten de
schepen te zien voorbijglijden, te turen naar
een schilderachtige ruïne van een ouden i
burcht en daarbij te denken aan allerlei dich.-|
terlijke sagen.
Nog geheel onder den indruk van do aan*/
schouwde pracht kwam hij na acht dagen te-j
rug bij zijn moeder. „U kende toch den Rijn"-#'
zeide hij, „waarom hebt u mij dan nooitK
verteld, hoe verrukkelijk mooi het daar is Ij
Aan den Rijn is het toch veel mooier dan'
hier."
De moeder streelde peinzend zijn handend
„Ja, mijn jongen", zei ze langzaam, „ik her*?
inner me ook, dat het aan den Rijn bijzonder i
mooi was. Maar ik meende altijd, vooral alaj
ik in den vreemde er aan terugdacht, dat hetfj
toch nergens zoo mooi was als hier, in;
mijn geboorteplaats."