LEIDSCH
WOENSDAG 25 JUNI.
TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
Noi 12985
Offieieele Kennisgeving.
^ERSO VERZICHT.
FEUILLETON.
Voorehands schijnen tij van onze belang
stelling en aanmoediging ook niet bijzon
der gediend te zijn. Een andere weg komt
althans aan Dr. 8ohaepman uitnomender
voor. Niet onwaarschijnlijk zullen zij er de
voorkeur aan geven om leerstoelen in onder
scheidene wetenschappen aan de bestaande
Hoogeeoholen op te richten, met verlof en
steun van de Overheids des lands. Op die
voorwaarde zullen zij allicht te vinden zijn
voor eon wet, die de positie van het Bijzon
der Hooger Ónderwijs regelt. En terwijl wij
ons dan Inspannen voor een kleine, vrije
Universiteit, leggen zij onder do hand op de
openbare scholen beslag.
Daarom is het in de dorde plaate ook
niet noodig, om de verwachting uit te
8prekon, dat de Rijksuniversiteiten steeds
meer door socialisten bezet zullen worden.
Of dit gebeuren zal, kan niemand voorspel
len.. Maar indien dit geschieden mocht, zou
het een ramp voor ons land en ons volk zijn.
In elk geval mogen wij als Christenen
daartoe nimmer medewerken. Ingenomen
heid met een Vrije, Christelijke Universiteit
mag ons nooit verleiden tot den wensch cn
het streven, dat de openbare lioogescholen
steeds verder afdwalen van de waarheid,
welke door God in Zijn Woord is geopen
baard.
Veeleer rust op een Christelijke Regeering
de taak, om inzonderheid ook bij de weten
schap en het onderwijs de Christelijke grond
slagen van ons volksleven te bewaren en te
herstellen."
In De Economist heeft de oud-minister
Pierson een studio geplaatst, waarin hij het
waardeprobleem bespreekt, dat ook
bij een socialistische toekomst een oplossing
zal blijven eischen. Aan deze studie gaat
vooraf een inleiding, waarin do heer Pierson
betoogt, dat men niet van het Sooialis-
m e als van een vaststaande grootheid kan
sprekem. Men heeft socialisten in hope, do
poëtische socialisten, die geen klaar denk
beeld hebben van wat de toekomst brengen
zal. Voorts de zuivere communisten, die wel
omlijnde beginselen bezitten en in do derde
plaats een middensoort, die tusschen be
staande toestanden en het communisme zich
bewegen, en aan beide verwant, zich nu eens
wat meer rechts dan wat meer links bege
ven. Van ieder socialist vraagt de schrijver,
dat hij kleur bokenne; duidelijk zijn plaats
aanwijze; want anders is er nu deze heeren
niet te redenecren. Laat rnen, zegt de heer
Pierson:
,,Laat men het poëtisch socialisme verder
met rust, dan blijven do twee andere soorten
over, cn aan het verschil tusschen die beide
zal men steeds te denken hebben, wanneer
men spreekt van een socialistische maat
schappij. Zulk een maatschappij kan, wat de
verdeeling der inkomsten aaDgaat, op streng
communistische grondslagen rusten, maar
zij kan ook het beginsel van verdeeling naar
dienstbetoon hebben behouden, ofschoon niet
alles, wat onder de bestaande rechtsorde
daaronder verstaan wordt, als dienstbetoon
erkennende. Nog op andere punten kan zij
ten deele aan de hodendaagschc maatschap
pij gelijk zijn, ten deele daarvan afwijken,
dus een mengsel van verschillende bestand-
deelen zijn. Hoe sterk dat mengsel tot het
bestaande kan naderen, heeft onze kroniek
schrijver in het Mei-nummer van De Econo
mist bij zijn verslag van Kautsky's rede te
Delft, in het licht gesteld."
Niet dat de heer Pierson do socialisten,
die hij tot kleurbekennen uitnoodigt, van
onoprechtheid verdenkt, oen neon; ze zijn al
leen maar wat slordig in het uiteenzetten
van eigen denkbeelden. De schrijver neemt
heb volgende voorbeeld:
Wanneer bijvoorbeeld de heer Troelstra
in zijn „Theorio cn beweging" (blz. 9) de
weigering der bourgeoisie om de meerwaarde
theorie te aanvaarden, hieraan toeschrijft,
dat deze theorie ,,een voortdurend protest ia
tegen de ethischo gevoelens, waarmede de
bourgeoisie zoo gaarne schermt", dan kan hij
dit niet letterlijk meenen, want zoo goed als
iemand weet hij, hoe allerbelangrijkst de ar
gumenten zijn (al beaamt hij zo niet), waar
mede de meerwaarde-thcorio is aangevallen,
en hoe volkomen oprecht bij talloos velen de
ethischo gevoelens. Of wanneer hij, een paar
bladzijden vroeger, spreekt van ,,dc burger-
lijke staathuishoudkunde, die de harmonie
aller belangen leerde als gevolg der vrije
oonourrentie", dan moet men ook dit niet
letterlijk opvatten, want natuurlijk is het
den heer Troelstra volkomen bekend, dat de
loer ran Baetiat, waarop hij hier het oog
heeft, door geen enkelen schrijver van gezag
in de „burgerlijke staathuishoudkunde"
goedgekeurd, door velen zelfs met don meea
ten nadruk bestreden is.
De schrijver haalt verder enkele voorbeel
den aan van hot ovorsp ringen van het eone
standpunt op het andere, wat een vruoht-
baar debat met deze hervormers uiterst moei
lijk maakt.
Ons artikel aldus De Standaard
over de Burgemeestersbenoemin
gen bleek bij de liberale pers niet in den
smaak te vallen.
Toch was de critiek er op bitter slap.
Heel dc aanval er tegen geschiedde met
het vanouds bekende „versleten wapen" van
de geschiktheid.
Men kent dat botte wapen maar al te goed:
Benoemd moet worden dc geschiktste. Geno
men nu 600 vacaturen, bleek in 535 gevallen
de liberaal van alle gading steeds de ge
schiktste, on slechte in 30 gevallen de Anti
revolutionair, en in andere 30 gevallen de
Roomsch-Katholiek.
Zoo zet men den Antirevolutionair niet al
leen aan den kant, maar geeft hem boven
dien nog het brandmerk van ongeschiktheid.
De oude historie. Mannon als Bildordijk,
Da Costa, Groen van Prinsterer onge
schikt, cn in hot liberale kamp de lofzang
van eigen glorie met vol orkest gezongen:
,,Nul n'aura de l'esprit que nous et nos
amis."
Als wij aankloppen een ,,odi profanum
vulgus et aroeo", maar als het een liberaal
is, de koorzang van Molièro: „Dignus,
dignus, est intrare in nostro docto corpora.
En daar doet zelfs een anders zoo nuchter
blad als De Nieuwe Courant aan mee.
Van Simei was dit te bogrijpen, maar De
Nieuwe Courant!
Nu wc komen, als de gegevens voor
Utrecht en Gelderland zijn ingekomen, op
dit interessante punt terug.
Thans behoefdo sleohte geconstateerd te
worden, dat als er geen beter wapen uit de
scheede komt, ons artikel ongewond blijft.
Er wordt dezer dagen nogal geschreven"
over een berioht uit Waalwijk.
De Arnhemsche Courant memoreert, wat
geschreven werd in de Katholieke bladen. Zij
schrijft:
„Onder het opschrift: „De nieuwe koers"
juicht en jubelt De Residentiebode over het
volgende bericht uit Waaldijk:
,,Dc Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft, daartoe gemachtigd 'door II. M. de
Koningin, afwijzend beschikt p het ver
zoek van J. A. Schübz c. s. alhier, strekken
de om niet goed be keuren het besluit van
den Gemeenteraad alhier, waarbij aan de
parochie van den H. Antonius een subsidie
is toegekend van 2500 voor den bouw ecner
R.-K. kerk.
De Minister overwoog, dat de toekenning
van een subsidie voor den bouw eencr kerk
niet strijdt met de wet, noch gezegd kan
worden te strijden met het algemeen belang.
In het adres was o.a. tegen hot besluit van
den Gemeenteraad opgekomen, omdat daar
door niot-Roomsch-katholieken gedwongen
werden bij te dragen -in de kosten van een
andoren cercdienat dan de hunne."
De Residentiebode, die dit een feit noemt,
,,dat den burger moed geeft", eindigt haar
jubellied met deze woorden:
„Vóór lang reeds was het velen duidelijk,
dat het dien weg uit kon.
Het kwam cr slechts op aan, een Minister
te hebben, welke niet slechts dien weg uit
wilde, maar ook durfde.
Die man is gevonden i-n Dr. Kuyper."
De Arnhcmschc Courant is met dit gejuich
niet ingenomen.
De Standaard schrijft:
Het verstrekken van golden uit do gemeen
tekas voor kerkelijke doeleinden, stuit ons
tegen dc borst, en is in strijd met wat de
antirevolutionairen steeds voorstonden,
We wcnschten dan ook wel om wat liefs,
dat het besluit van dien aard door den Ge
meenteraad van Waalwijk genomen, had
kunnen vernietigd worden; maar do wob vei>
biedt zulk een bijdrage niet, en het algemeen
belang is er slechts uit hoogor beginsel bij
in het spel.
Ook bij dit hooger beginsel echter heeft
men te rekenen met onzo wetgeving, en tot
in de Grondwet ligt, helaas, nog altoos bob
denkbeeld bezegeld, dat do Staat dwingt cm
te betalen voor openbaren eeredienst on de
gen dwang ook legt op hen, di8 voor eigen
eeredienst hiervan geen profijt trekken.
Meer nog, ook in de schoolquaostio geldt
dusver nog steeds het beginsel, dat bijv. do
voorstanders der Vrijo Universiteit te Am
sterdam door de Overheid gedwongen wor
den belangrijke sommen te offeren voor de
Gemeentelijke universiteit, wier geest ze bo-
strijden.
Hoe gewensolit het dan ook zou zijn, ten
deze allen dwang tot betaling van lasten,
die strekken om te stichten en in stand te
liouden wat onze overtuiging afkeurt, door
de wet af te snijden, onder do bestaande wet
is dit doel onbereikbaar.
En bovendien, een heel andere vraag is
het, of men als lid van zulk een gemeente
raad tegen zulk een voorstel zou gestemd
hebben, of dat men, als het wettig genomen
is, het kan vernietigen.
Dc autonomie der gemeenten mag niet wil
lekeurig worden aangetast
In De Nederlander komt liet volgende ir-
gezonden stuk voor:
Als lidmaat der Ne<L-Herv. Kerk en mij'
aansluitende aan haar Belijdenis, vernam ik
eenige weken geleden met gonoegon hoe een
groot deel der Synode door blanco stemming
geweigerd had predikanten tot hoog
leeraars te benoemen, van wie op goede
gronden moest worden aangenomen, dat zij
de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig
Woord in de aangenomen formulieren van
ecnigheid dor Ncd.-Herv. Kerk is vervat,
niet als zoodanig aannemen of geloovcn en
aldus het Schriftwoord verwerpende „Over
geleverd om onze zonden, opgewekt tot onze
reohtvaardigmaking." Nu zio ik uit liet
weekblad De Gereformeerde Kerk, dat de
kerkcraad te Leiden voornemens is bij do
aanstaande olassicaJe vergadering een voor
stel in te dienen, waarbij de Synode onge
veer wordt verzocht om de bestaande propo
nen ts-formulc zoodanig te horzien, dat daar
in meer rekening wordt gehouden met de i.c-
lijdenis onzer Ned.-Herv. Kerk zooals dit in
/roegero proponentformules geschiedde, zeer
wensoholijk acht.
Zeer wenschelijk acht ik het evenwel, dat
daaraan voora f ga 1) een voorstel om de
Synode te verzookon een verandering voor te
stellen in de samenstelling der commissiën,
die zijn aangewezen om de Synode PrAJikan-
ten voor te dragen tot benoeming van Hoog
leeraren, in d i e n z i n, dat daarmede meer
rekening moet gehouden worden met dc Be
lijdenis onzer Ned.-Herv. Kerk. Hoe dit zou
moeten geschieden ligt op den weg dor Sy
node.
Waar een wil is, ia een weg. Dat hebben
vroegero Synodes helaas in afbroking cn bij
voeging steeds getoond. Het belang der Kerk
staat boven commissiën.
Velen schijnen, merkt De Nederlander op,
van het al of niet opnemen van de dood
straf hun oordeel over de al of niet
christelijkheid van een strafwetboek te doen
afhangen.
Opmerkelijk evenwél is het, dat toen in 1879
het program der antirevolutionaire beginse
len tot stand kwam, met opzet daarin do ver
plichting der overheid tot het invoeren van
die straf, die toen reeds voor het burgerlijk
strafrecht niet meer bestond, niet is opgo-
nomon.
Even opmerkelijk is hot, dat in den rogol
1) Vooraf ga, omdat hier ook van
toepassing kan zijn: Wie het kind (jonge
ling) heeft, hoeft de toekomst. Het gaat niet
aan, dat de Kerk eerst aan den jongeling
gelegenheid geeft allerlei ontkenningen op
te nemen cn dan daarna een verklaring zou
vorderen, dat ze de leer van Gods Heilig
Woord, enz. van harte gelooven en aanne
men, enz.
behoud dior straf, in alle landen, zoo
goed als uitsluitend op doelmatagheidegron
den verdedigd is, en dat hot bekende beroep
op d_9 Schrift veel meer ton dool had tegen
over de bestrijders dier straf haar reohtuia*
tighoid dan wel do verplichting om haar W
handhaven te verdedigen.
Wij zullen nu geen debat over die qu&ostio
openen, dooh alleen als onzo meen ing uit
spreken, dat do keuzo dor strafsoort geen
beginsel-, maar eon doeimatighoidsquaestis
ia Dat er gestraft wordt, cn dat de straf
maat verband houdt met de zwaarte dor
overtreding, is oiseh der gerechtigheid."
Maar óf men straft met boete, met vrijheids
beneming, met toebrengen van liahamelijk
ieed, of wol mot lovonsberooving is o. i. en-
kol een qunostic van doelmatigheid, niet
van beginsel.
De Nctlerlander beroept zich hierbij op
Oalvijn zelf.
„Do wet Gods", zegt deze, „verbiedt te
dooden. Alle wetten straffen alom den dood
slag met den dood, nochtans door verschei
den soorten des doods. In sommige plaatsen
worden de overspelers strenger gestraft, in
andere wederom met liohter straffen. Noch
tans zien wij, dat in zulk een verscheidenheid
allo te zamen gaan en strekken tot één en
hetzelfde einde.
Want zij verkondigen cn stellen allo to
golijk eendrachtelijk straf tegen dio boozo
werken, dio door do eeuwige Wet Gods ver
doemd en verboden zijn, te weten: doodsla
gen, dieverijen, overspelen, valscho getuige
nissen; maar zij komen in de wijze dor straf
fe niet overeen. Dit is ook iet noodig,
noch profijtelijk Daar is een landsobap,
hetwelk door doodslagen en moorderijen ter
stond zou bedorven worden, indien de do< d-
slagcr niet gruwelijk gestraft werd... In den
tijd des oorlogs onder het gek lank der wape
nen zouden alle goede zedon in verloop ko
men, ware hot, dat men door ongowoonlijko
straffen geen 6ohrik maakte. In duren tijd,
of in tijden van pest, zullen r.llo dingen ver
loren gaan, indien men geen meerdere
strengheid gebruiktDie geërgerd wordt
door zoodanige verscheidenheid, dewelke
zeer bekwaam is om de onderhouding van
Gods Woord staande te houden, zal die niet
moeten gehouden worden voor con ^kwaad-
willig hoofd en voor een bcnijdor van de go-
meene welvaart?"
Daar zijn er, morkt vorder De Nederlander
op, vele christenen, die meenen, dat onzo
strafwet tooh moet overeenkomen met het
strafrecht van Israël, zooale wij dat aan
treffen in do Schrift. Calvijn zogt daarvan:
„Want hetgeen van sommigen gezegd wordt,
dat aan Gods wet door Moze6 gegeven groot
ongelijk cn onrecht geschiedt, wanneer men
dezelve afschaft en andore nieuwe wetten
boven haar verheft, dat is gansoh ijdel cn
onnut. Want do andere wetten, die de een
of ander Prins en Overste in zijn land on
derhoudt, worden boven de wet van Mo/os
niet verheven, alsof zc beter waren, maar
worden alleen gebruikt omdat ze beter ge
past cn geschikt zijn naar den staat en ge
legenheid van zijn tijd, van zijn land, van
zijn volk en onderdanen. Gods wet wordt
ook niet afgeschaft, dewijl zo ons nooit ge
geven gewee st is. Want de Hccre heeft zo
door do hand van Mozes niet bediend en
overgeleverd, opdat- zc onder alle volken ver-
kondigd worden en overal plaats grijpen
zou; maar hij heeft, gelijk eon wijzen wet-
gever betaamt, in het maken van do wetten
en rechten in het bijzonder gelet op hot pro
fijt en voordcel van dit volk."
Met deze woorden van den op Bijbclsehen
bodem staanden Hervormer zegt De Neder
lander zioh goheol te kunnen vorcenigcn, in
dien wij, merkt het blad op, deswegens weer
in den verdachten hoek worden gezet, zullen
wij ons daar troosten met het gezelschap van
Calvijn.
Inbusschen, indien men meent, dat or
voor één bijzonder geval een bepaalde straf
is voorgeschreven, terwijl men in alle an
dere govallon in dc keuze dor straf volko
men vrij is, m. a. w. dat het bekende woord
in Genesis IX G een voor alle tijden cn vol
ken uitdrukkelijk gebod bovat, om vergoten
bloed met blocdvergieting tc straffen, laat
men dan voorstellen dat woord in onze wet
geving te doen opnemen zooals het daar
staat. Laat men dan geen andere uitzonde-
KENNISGEVING.
IiOiing voor de Schutterij.
Burgemeester ea Wethouders van Leiden,
Gelet op art. 11 van het Koninklijk besluit van
21 Maart 1828 (Staatablad na. 6). an op de artt
10 en 12 der wet van 11 April 1827 (Staatablad
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
de alphabetische naamlijst van personen, die zich
dit jaar, overeenkomstig art. 6 van voormelde wet,
voor de Schutterij hebben doen inschrijven, ter
inzage zal liggen ter Secretarie dezer gemeente
(ard. Militie en Schutterij, kamer No. 9), van den
J6den tot en met den 24 Juni aanstaande (de
Zondag uitgezonderd), van des voormiddags half-
tien tot des namiddags 3 uren, en dat de loting
zal plaats hebben in een der lokalen van het
Raadhuis alhier op V r ij d a g 2 7^ J u n i a. s.,
des voormiddags te halftien, zullende,
zoo noodig, ten behoeve van hen, die buiten hun
toedoen niet voor de Schutterij werden ingeschre
ven, na afloop der gewone loting een naloting
plaats hebbeu.
De ingeschrevenen zullen zelf hun nummers
kannen trekken of zulks door gemachtigden kun
nen laten doen, terwijl voor hen, dio niet zullen
rijn verschenen of zioh niot door een gemaohtigde
zullen hebben doen vertegenwoordigen, door een
der leden van de Commissie uit het Gemeentebe
stuur do nummers zullen worden getrokken.
burgemeester en Wethouders voornoemd:
Leidon, C. JUTA, Weth., loco-Burg.
14 Juni 1902. VAN HEYST, Secretaris.
In De Nederlander komt onder het hoofd
Gewaagde profetie" hot volgende voor:
In een onzer Christelijke bladen stond on
langs in een ingezonden arfcikol het volgende:
„Als mijn verbeelding eens vleugelen aan
schiet cn in do toekomst wil dringen, iets
wat ook u wel eens overkomen zal dan
zie ik in doze twintigste eeuw hot onder-
wijs losgerukt uit de doodolijke omar
ming van den Staat, niot alleen het lager
maar ook hot hooger ondorwij:. Dan zio
ik, na vele of weinige jaren een Ro o m 8 c h-
Katholieke Universiteit verrij
zen. Zagen we onlangs den zaaier niet reeda
uitgaan
Dan zie ik de Rijks-universiteiten al meer
beaetten door socialisten. Hoorden wo niet
reeds het geluid van dezen Mont-Pelée, zij
dan ook heel in de verte? Maar dan zie
ik ook naast deao machten hot Christelijk
Nederland zich vereenigon om gemeenschap
pelijk te steunen en be sterken, wat dreigt
onder te gaan."
Dr. Bavïnck teekent onder bovenst ïand
'opschrift hierbij aan in De Bazuin:
„Bij deze profetie, die gelukrig maar voor
een vrucht der verbeelding wordt uitgege
ven, is een drieled igo kantteekening niot
misplaatst.
Ten eerste zijn onze openbare universitei
ten, ofschoon geklemd in de „doodelijke om
arming van den Staat," toch nog zulke dege
lijke inrichtingen van wetenschap en onder
wijs, dat zij onder de hoogcsoholoD in Euro
pa en Amerika een plaats der i e innemen.
Tal van hoogleeraren, die in onderscheidone
faculteiten aan haar verbande i waren en
zijn, hebben op het veld van wetenschap den
Hollandsohen naam wijd en zijjd .-breid.
Wol hebben wij op de hoogo evenals op de
lage scholen in ons vaderland tegen, dat zij
hoe langer hoe meer den Christel ij ken grond
slag vorlaton; maar dat neemt niet weg, dat
wij als Christenen geroepen zijn, om allo
goede gave tc erkonnon, die het Gode belieft,
in Zijno algemeens genade ook ar. hen, die
niet of die niet als wij gelooven, te schen
ken.
En van do ongeloovigc richting, die in
onze Overheids-hoogescholen heerscht, draagt
niot uitsluitend do Staat do schuld. Want
al onzo scholen gingen in vorige eeuwen van
do overheid uit, en vertoonden desniettemin
in weerwil van deze „doodelijke omarming,"
een rijk on bloeiend loven.
Ten tweede is het niet beslist noodig, dat
wij van onzo zijde zulk een bijzondere belang
stelling betoonen in of ook een krachtige
aanmoediging verlcenen aan de oprichting
van een Vrije Roomsche Universiteit. Indien
Roomsche Christenen de noodzakelijk
heid daarvan inzien, zullen zij daartoe zei
ven wel besluiten, zonder of ook desnoods
tegen ons advies.
Voob* Go d of de WereBd?
8)
In spanning had Alfred dezen eersten brief ver
wacht, en toen hij hem las, voelde hij zich
diep bewogen. Deze schuwe openbaring van
een haar tot nu toe onbekend gevoel paste
zoo volkomen bij het beeld, dat hij van Em
ma in het harte droeg, en hij nam zich plech
tig voor, haar het leven zoodanig in te rich
ten, dat zij aan haar geluk gelooven moest.
Op den avond van dien tweeden dag voel
de Emma zich niet heel wel, en den volgen
den morgen kon zij niet opstaan. Mevrouw
Lindenberg was daar niet weinig over ont
steld, maar de fabrikant meende, dat het
misschien slechte een verkoudheid was, die
zjj zich bij een uitstapje of op een wandeling
op den hals had gehaaid. Toen zich echter
in den loop van den dag koorts vertoonde,
werd de oude huisdokter der familie ge
raadpleegd. Hij onderzocht de zieke, maar
kon do oorzaak der ongosteldheid niet met
zekerheid bepalen.
De koorts nam gedurende den nacht toe,
en den anderen dag was het meisje bij tus-
schenpoozen bewusteloos. Nu begon ook de
vader ernstig bezorgd te worden, de dokter
kwam herhaalde malen, doch zijn voorschrif
ten leverden geen gevolg opdc ziekte nam
een al erger karakter aan. De oude genees
heer schudde het hoofd, al zijn ondervinding
en zijn veelomvattende wetenschap lieten
hem hier in den steek, hij wist den oorsprong
der ziekte niet te vinden. Ten slotte geloofde
hij met een hevige hersenontsteking te doen
te hebben.
Om haar broeder niot te verontrusten,
schreef mevrouw Lindenberg hem den vier
den dag, dat Emma ongesteld was geworden
en het bed hield, doch zij hoopte, dat de zie
ke binnen een paar dageD hersteld zou zijn
en hem dan zelve bericht zou kunnen zenden.
Alfred antwoordde per telegram en verzocht
om tweemaal daags een draadbericht over
haar toestand.
Deze wensch werd voor Matliilde een bron
van nieuwe zorg, want hoezeer zij ook er op
uit was haar broeder geen onnoodigen angst
te bereiden en hem niet in zijn aangelegen
heden tc storen, zag zij toch met 6chrik, dat
Emma'e toestand hoo langer hoe ernstiger
werd. Zij week bijna niet meer van de spon
de der zieke en bewaakte met de pijnlijkste
zorgvuldigheid alle verschijnselen van Em
ma's lijden.
In de lichte oogenblikkcn, die de ijlende
koortsen van het meisje bij tusschenpoozen
vervingen, vroeg Mathilde teeder, hoe de
zieke zich gevoelde, of zij erge pijn leed en
den een of anderen wensch koesterde. Doch
tot haar grootc bevreemding verklaarde Em
ma steeds, dat zij geen pijnen gevoelde, maar
dat zij al haar kracht kwijt was. Zij lag
meestal rustig op haar legerstede, met half
geopende oogen, sprak niet en vroeg om
niets. Slechts in haar koortsdroomen kwa
men onsamenhangende woorden van haar
lippen, uit welke Mathildes luisterend oor
echter bijna niets dan den naam Alfred en
het woord klooster verstaan kon.
Op den avond van den zesden dag ver
klaarde de dokter, dat hij het noodig achtte
bijzondere maatregelen aangaande de zieke
te nemen, en hij beloofde tevens, den volgen
den dag een collega mee te brengen, om met
hem het eigenaardige geval te besprekea.
Lindenberg was als buiten zicuzelven over
deze mededcelingen en wilde dadelijk om
Alfred telegrapheeren, doch hij stelde dit op
Mathildes verzoek nog tot den volgenden
dag uit.
Zijn vrouw nam het op zich, Emma met de
voorstellen van den geneesheer bekend te
maken. Het meisje gaf terstond, door een
beweging met het hoofd haar toestemming
te kennen, en de moeder meende een zwak
glimlachje om haar lippen te bespeuren,
toen zij beweerde, dat zij dan zeker des te
spoediger gezond zou worden.
Een geestelijke kwam,- en Emma's J)ewu6t-
zijn was zóó helder als het in do laatste da
gen niet geweest was. Zij scheen zich trou
wens eensklaps beter te gevoelen, maar zij
sprak nog weinig.
Toon de geneesheeren een uur later ver
schenen was Emma volkomen vrij van koorts
zoodat de oude dokter zich niet weinig ver
wonderde en tegenover zijn jongeren collega
in een zekere verlegenheid geraakte. Zij be-
antwoorddo al zijn vragen duidelijk cn bon
dig en verklaarde, dat zij zich volstrekt niet
meer zoo zwak voelde en 's namiddags be
paald wel weer kon opzitten, waarvan de
heeren natuurlijk niets wilden weten. Toch
veroorloofden zij haar op haar aandringen
eenige versterkende spijzen, maar overigens
legden zij de grootste voorzichtigheid op.
Mevrouw Lindenberg was overgelukkig,
toen zij des namiddags Alfred de tijding kon
geven, dat Emma zich veel beter bevond, en
dat hij haar bij zijn terugkomst friseh en ge
zond zou aantreffen. Tegen den avond viel
het meisje in een rustigen, vasten slaap, en
toen deze ook nog in den nacht voortduurde,
besloot ook mevrouw Lindenberg tegen den
oiorgee haar vermoeide ledematen eenige
rust tc gunnen.
Een paar uren later trad de fabrikant zoo j
zacht mogelijk de ziekenkamer binnen, en
wat hij zag, bracht hem dermate in verba
zing, dat hij zijn oogen niet gelooven kon.
Zijn vrouw lag in een rustige sluimering ver
zonken, en Emma zat aangekleed aan het
venster. Bij zijn binnentreden stond zij
glimlachend op cn reikte hem do hand, waar
bij zij hem toefluisterde, dat hij heel stil
moest zijn, ten einde haar moeder niet te
storen. Doch Lindenberg wist zijn vreugde
over den zoo onverwachten omkeer niet to be
dwingen, en Mathilde ontwaakte. Zij was
niet minder verwonderd dan haar man, maar
vreesde, dat Emma haar krachten over
schatte, en poogde haar daarom weer naar
bed tc brengen. Doch het meisje verklaarde
beslist, dat zij zich volkomen gezond voelde
en verheugde zich in het vooruitzicht, met
haar ouders weer te kunnen ontbijten. Voor
alle voorzichtigheid liet de fabrikant den ge
neesheer nog roopen, maar ook deze vond
geen reden meer Emma voor ziek te houden.
Hoofdschuddend verliet do oude heer het
huis; zulk een ziektegeval, zoo'n verrassend
snelle genezing na de zwaarste koortsen was
hem nog nooit voorgekomen
Ofschoon de fabrikant zoowel als zijn
vrouw de zaak nog altijd niet recht vertrouw
den, zagen zij toch weldra in, dat zij geen
reden tot bezorgdheid meer hadden: Emma
bleef gezond en bewoog zich met de oude op
gewektheid «a levendigheid door bet hois.
Zij scheen enkel ernstiger te zijn geworden;
zij sprak minder en zat vaak in stilte te mij
meren.
Don volgenden dag kwam een telegram van
Alfred waarin hij zijn vertrek van Londen
aankondigde ea de hoop uitsprak den ande
ren avond te kunnen «aankomen.
Toen mevrouw Lindenberg haar dochter
het telegram Ier hand stelde, meende zij een
lichte siddering hij aar te bespeuren, doch
dit scheen i iet vorder haar aandacht te trek
ken. Toen zij evenwel zag, dat Emma
ook later niet die vreugde over do terug
komst van haar verlof de aan den dag leg
de, welke zij verwacht had, werd zij naden
kend. Zij was echter tc fijngevoelig, om
daarover een vraag tot haar dochter to
richten.
Op den namiddag van den tweedon dag
was de heer Lindenberg naar ziju fabriek
gegaan; zijn vrouw veen arm gezin gaan
opzoeken, waar de moeder sinds goruimea
tijd ziek lag. Zij had die familie geregeld
ondersteund, maar het wag door do zorgen
cn de onrust der laatste dagen niet tot een
bezoek gekomen en zij wildo het verzuimde
thans inhalen. Toen zij terugkeerde, vond zij
Emma niet thuis. Zij ondervroeg de dienst
boden en vernam van haar, dat de juffrouw
uitgegaan was. Eerst dacht zij, dat Emma
misschien naar net station was gesneld om
Alfred af to halen, maar toen het eeno uur
na het andero verliep, zonder dat rij terug
keerde. toen een dienstm isjo van het sta
tion terugkwam net de boodschap dat da
juffrouw daar niet w.is, maar dat een bo*
ambte meende haar met een trein to hebben:
zien vertrekken, werd Mathilde door een
plotseling ii
'ut.)