f2982
Courant wordt dagelijks, met aitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
Eerste Blad.
Officieele Kennisgeving.
IN DE STILTE.
FEUILLETON.
Zaterdag; 21 Juni. A®. 1902.
j
LEIISCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Loiden por 8 maanden." l f 1.10.'
"Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd ïfln 1.80
.Franco per post 1.65-
PRIJS DER AD VERTEN TJJKN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17 J. Orootere
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
in herinnering brengende, dat er, voor zoover
de belangen van den dienst toelaten, voor par
ticulieren gelegenheid bestaat door den
gemeentelijken keuringsdienst kosteloos een
onderzoek te doen instellen naar de deugde
lijkheid van door hen aan te duiden eet- en
drink waren;
brongen ter algemeene kennis:
dat formulieren voor de aanvrage van' dit
onderzoek kosteloos verkrijgbaar zijn
ter Gemeente-Secretarie en bjj den
Directeur-Scheikundige op het Phar-
macoutisch Laboratorium te Vreewijk.
Burgemeester en W ethouders voornoemd,
Leiden, H. C. JUTA, Wetli., loco-Burg.
CO Juni 1902. VAN HEYST, Secretaris.
Het leven is zoo druk en vol van gewoel.
De arbeid legt beslag op ons, vele uren van
den dag, soms tot in den nacht. Dc strijd
om het bestaan dwingt de meestcn onzer de
opgen altijd open te hebben en wakker te
wezen om een ander voor te zijn of op zij
te duwen. De meeningen botsen en brengen
ons gedurig in het gedrang, wij moeten par
tij kiezen en onzer dagen strijd meestrijden;
iwe doen het, niet zelden fel en bitter. Ver-
ecnigingen en bonden zonder tal ter bevorde
ring van dit en tot bestrijding van wat an-
jdcrs bestaan en worden nog dagelijks opge
richt en we zouden geen goede burgers zijn,
•indien we niet van minstens een half dozijn
lid waron en van één of meer mede-bestuur
der. Zoo hebben wij menschen het altijd
druk, zóó druk dat wij bijna gcon tijd heb
ben eens oven uit te rusten van den vormoei-
enden wedloop des levens en eens na te den
ken over ons zelf. Zoo komt het, dat wij hoe
langer hoe zenuwachtiger door de wereld
gaan. Wij richten ons begccren naar zooveel
en jagen met koortsachtigen ijver naar zul
ke wondorc dingen, dat wij eigenlijk zelf niet
weten hoc we 't hebben. De zwakkeren kun
nen het dan ook niet volhouden.
Dat is niet goed voor ons zelf, dat is scha
de voor de maatschappij, die noodig heeft
nijvere, werkzame menschen, geen afgejaag
de en afgejakkerde wezens, door zenuwen
overmand.
Wij moeten ons werk werken, al is het
rwaar en vermoeiend onzen strijd strijden en
'ons leed dragen en toch frisch on kloek blij-
„ven. Dat is levenskunst; die kunst wenscli ik
li on mij toe. Het geheim dier kunst ligt i n
de s t i 11o.
De zon is schuilgegaan en de kalmte van
den avond gedaald na de hitte des daags cn
de lasten van den arbeid. Geen zuchtje doet
het gebladerte trillen, 't verdorde blaadje
schuifelt niet, 't gesternte spreekt alleen."
Gelukkig, wie daar rustig nederzitten voor
hun deur of in het woonvertrek, het werk
volbracht, het zwerven geëindigd, het jagen
voorbij. Een kalm gesprek, een stille over
peinzing, bet waardig slot vormend van den
dag!
Welsprekend en weldadig de stilte van den
Zondag-morgen als het geraas van den werk
dag is verstomd en kalm voetstappend de
kerkgangers gaan, als de rosmolen der we
reld stilstaat. Heerlijk en beteekenisvol is de
stilte der binnenkamer. Daar kunnen wij
eens weer ons zelf zijn, niet bespied door de
blikken van nieuwsgierigen, afgunstigen,
boozen. Daar kunnen onze gebeden en zuch
ten ongemerkt den weg banen naar boven.
Daar kunnen wc weer doorleven blijde en
weemoedige tooneelen uit lang verleden tij
den.
Machtig kunnen we worden aangegrepen
door dc stilte cn de eenzaamheid van het
bosck, waar zij hcerscht te midden der hoo
rnen, die zwijgend omhoog rijzen. Komt do
wind even dwalen door het woud en gaan de
toppen wiegen en ruischen gelijk een zee,
dan „verneemt de mensch liederen en gebe
den uit een verren tijd, droomon ontwaken
uit de gulden dagen der jeugd, stemmen die
reeds lang zwegen, doen zich hooren."
En als dan de stilte weer invalt, dan
wordt het gemoed ontvankelijk als voor de
teederste aandoeningen.
Stilte! Werden er in onze da~?n nog al
taren opgericht, 't is Carlylo, die het zegt
dan moesten zij voor haar worden opge
richt. Stilte is het element, waarin groote
dingen zich vormen en verbinden om ten
laatste in volmaakten vorm in het daglicht
van het leven te kunnen treden. Niet alleen
van Willem den Zwijger is dit de ondervin
ding geweest, maar van alle menschen van
beteekenis."
Wij drukke dagmenschen, die mot al ons
druk gedoe nog zoo weinig soms tot stand
brengen, laten wij uit de" ervaring der bes
ten van ons geslacht profijt trekken.
Een beetje van onze overstelpende drukte
laten varen, de wereld zal er even goed ha
ren gang om gaan en de stilte opgezocht in
het huis, in het boscli... vooral op den Zon
dag.
Het verstoorde evenwicht zal wedorkeeren
op zijn minst, misschien groeien uit de ge
dachten in de eenzaamheid op gerezen.
Hevige stormen kunnen zich in sommige
tijden in ons gemoed verheffen. Bulderend
gaat onze verontwaardiging over het on
recht in de wereld. Als daar een volk wordt
beoorloogd en ten onder gebracht door goud
dorst en eerzucht, als een weerloos menseh
of dier lafhartig wordt gekwerd, overal waar
macht gaat boven recht, daar toornt het lui
de in ons. Wij kunnen ons zoo boos maken,
omdat we ons beleedigd, gekrenkt en ge
griefd achten, Een bitter woord brandt op
onze lippen, wij zijn nauwelijks meer ons zelf
meester.
Nog andere stormen stoken op. „Gij zult
niétspreekt de zedenwet in ons. „Ik wil het
toch!" houdt do lust vol. „Gij zultl" gebiedt
de plicht. „Ik kan niet!" klaagt do zinne
lijke mensch.
Daar zoeken wij de stilte en het wordt ook
stil in ons. Wij koeren tot ons zeiven in en
komen met vragen van zelfonderzoek. Is or
in onze ziel niets van die troebele bron, waar
uit onrecht en rechtsverkrachting opwellen?
Hebben wij zelf ook niet beleedigd
Wij nemen ons stellig voor to luisteren
naar do stem van het geweten voortaan, en
roiken den strengen plicht de hand als onzen
vriend.
De stilte heeft wonderen gewrocht, ons ge
moed verteederd; wij zijn ernstiger, betore
menschen geworden.
oS mskomt over ons als een ruwen najaars
storm de wilde smart. Onze liefste wcnschen
werden niet vervuld. Een ander verkroeg
wat ons toekwam, naar we meenden. Wc lo
den een groot verlies, ons werd van hot hart
gescheurd, wat met meer dan aardsche ban
den aan ons was verbonden. Zij komen tot
ons goede menschen vol hartelijke deelne
ming en ook schijnheilige vrienden, die deel
neming veinzen; altemaal trachten ze ons to
troosten, ons aan te manen, het leed te ver
zetten. Wat baat het, wij willen niet getroost
zijn. Hoe kunnen ze spreken van vergeten I
Er komt bitterheid over ons.
Daar hebben wij het voorrecht, door een ge
lukkig instinct gedreven, dc stilte te zoekon,
de eenzaamheid. Nu gaan we ondervragen of
we zelf wel onschuldig waren aan do grie
vende teleurstelling, die ons trof. Wc komen
tot hot besef, dat de tegenvaller ons tot ver
nieuwde krachtsinspanning moet aansporen.
We leeren in ons leed berusten, het wordt
ons. duidelijk, dat er voor ons een taak is over
gebleven, die vervuld moet worden, en straks
uit do stilte gaat de verslagen mensch weer
aan zijn arbeid, hervat hij zijn taak,
't Leven is werken met lust en ijver, geen
droomen; 't leven Li strijden tegen boozo
machten om ons en in ons, geen moedeloos
klagen.
't Zijn heerlijke menschen, die werken met
kracht en voortvarendheid, die in de wereld
iets tot stand brengen onder moeilijke om
standigheden, onder tegenwerking zelfs.
Maar zullen wc volharden, zullen we blij
ven krachtig en volijverig tot bet einde toe,
dan moeten wc oogcnblikken hebben van stil
le overdenking, van zelfbeproeving en zelf
onderzoek.
Dan moeten we ons bijwijlen wegtillcn uit
het druk gedoo der wereld en terugtrekken
in de stilte.
In de stilte bereiden wij ons voor tot den
strijd, die ons altijd weder wacht.
Vermijden wij dc eenzaamheid niotl
Leiden, 21 Juni.
By de eindexamens van het gymnasium
alhier, dlo op 17, 18, 19 en 20 Juni afge
nomen zjjn, hebbea alle leerlingen der zesde
klasse het gevraagde Getuigsohrift verkregen,
en wel, in alphabetische volgorde, voor Af-
deeling A H. C. van Beusekom, J. M. Blüggel,
A. E. K. Bolland, S. H. van Groningen, H.
W. J. M. KeulsA. G. Kloots, D. Los, J. van
der Mandore, H. T. ObormaD, A. S. Oppon-
keim, S. A. la Rivière, P. Spaan.
Voor Afdeeling B: K. F. van Herwaarden,
O. S. 0. J. Veit, Cb. B. W. Verweyde.
Het hoogste eindcijfer voor Afdeeling A is
behaald door H. W. J. M. Keuls; Yoor Af
deeling B. door Olto Veit.
Bovendien Is geslaagd, als extranea voor
Afdeeling B, mejuffrouw C. A. Kluyver.
Het hoogste eindcijfer vau allen tezamen
is behaald door Mejuffrouw Kluyver.
To beginnen met October a.s. zal bij den
heer A. W. Sijthoir, uitgever alhier, ver
schijnen het vroeger door de firma J. B.
Woltors uitgegeven: „Museum," maandblad
voor philologio en geschiedenis, onder re
dactie van P. J. Blok, J. S. Spcyor en B.
Symons.
Het ligt in ue bedoeling dor Redactie,
door bot geregeld opnemen van hoofdarti
kelen, in vreemde talen, over belangrijke we
tenschappelijke onderwerpen van philologi-
schen of geschiedkundigen aard of over be
langrijke nieuw verschenen werken, dit
Maandblad meer te verheffen tob een onmis-
baren gids voor een ieder, die zich beweegt
op het gebied van philologio of geschiedo-
nis. Daardoor zal het Maandblad zich een
weg banen naar het Buitenland, dat vooral
in don laatsten tijd toont groot belang te
stellen in alle wetenschappelijke uitgaven,
die de philologio of geschiedenis tot onder
worp hebben. Als secretaris zal aan de re
dactie wordon verbonden do directeur der
Universiteits-Bibliotheek alkior Dr. S. G.
de Vries, dit zich door do uitgaaf der „Co
dices Graeci et Latini" over de gehcelc we
reld een gunstige bekendheid heoft ver-
worvon.
Er wordt niet aan getwijfold of de toetre
ding van verscheidene nieuwe intcekcnaren,
wetenschappelijke leesgezelschappen en dor-
gelijkon zal in staat stollen dit Maandblad
een waardige plaats te doen innemen onder
zijn uitheemscho broeders en daardoor niet
woinig bijdragon om aan den uitstokendon
naam dor Nederlandsche geleerden in het
buitenland nieuwen luister bij to zotten.
In het officieel verslag van den Gemeen
teraad van 5 Juni lezen wfi, dat de heer A.
J. van Hoeken vroeg aan «ion Voorzitter of
het wol juist was dat do vorzwaring der fun
deering voor het Sanatoriumgebouw op „Rhyn-
geest" f 16,400 kostte, zooala de lieoren
Fockema Andreae en De Lange meenden.
Hy meende, dat dit f 2000 was, volgens de
inlichtingen door den directeur der gemeente
werken verstrekt.
Ton onrechte hebben wy dus in het Onder
onze vroede Vaderen", bevattende het verslag
dier zitting, den heer Van Hoekon juist het
tegenovergestelde laten zeggen l
Gisteravond werd in „'t Posthof" een
vergadering gehouden van de afdeeling
„Leiden" van de Vereeniging van Handels
bedienden „Mercurius".
Aan de orde was het benoemen van een
vyfdo bestuurslid, waartoe gekozen werd de
heer P. Brussel Pz., zoodat het bestuur der
afdeeling thans bestaat uit de hooren J. W.
de Tombe Jr., voorzitter, B. P. du Croix,
secretaris, P. Brussel Pz., penningmeester,
P. W. Hasselbach, bibliothecaris, en J. C. van
Heusden, algem. secundus.
Voorts werd in beginsel besloten tot het
oprichten van cursussen in Handelscorrespon
dentie, waarvan het bestuur later uitvoerige
mededeeling zal doen, en tot de oprichting van
een dobatlng-club.
In de commissie voor het Bureel tot plaat
sing worden gekozen de heeron J. 0. van
Heusden en J. W. de Tombe Jr.
Na afloop dor vergadering bleef mon nog
een poosje gezellig byeen.
By beschikking van den minister van
binnenlandscho zaken is de aan dr. P. Molen
broek verleendo toelating als privaat docent in
de wiskunde aan de Ryks universiteit to Lei
den, op zyn verzoek ingetrokken.
Naar hot „Hbl." vernoemt, slaat nurn-
mor één op de voordracht voor directeur
der Nederlandsche Handel v-Maatsohappij,
te Amsterdam, voor do vacaturc-Harksen,
do heer C. J. K. van Aalst, thans agent dor
Mij. te Singapore.
Aan hot oind-examon van het Gerefor
meerd gymnasium te Amsterdam namon deel
16 candidaten. Geslaagd voor diploma A
en B: H. Bijlovold, E. v. Beusekom, B. do
Gaay Fortman, W. v. Loon, M Stadig cn
J. Vordam. Voor diploma B: J. vau Andcl,
S. B. H. Göpner, M. E. Lansdorp, W. H.
Doctors van Leeuwen, A. C. Smibt on D.
Stadig.
De inspecteur van het lager onderwUs
in de 2de inspectie, de hoor J. 0. Fabius, die
om gezondheidsredenen vervangon word door
deD districtsschoolopziener te Gouda, is her
stellende. Hy vortoeft nog een paar weken in
Qoldorland en hoopt daarna zyn taak to
hervatten.
Op voorstel van prof. mr. D. Simons
zullen in het collogo van regenten van bot
Centraal-Israölletisch Weeshuis in Nodorland
ook dames leden worden opgenomon.
De minister van bultenlandache zaken
legde gistermiddag, wegens den dood van don
Koning van Saksen, een bezoek van rouw
beklag af by den Duitschen gezant to 's-Gra-
venbage.
Bedankt is voor hot beroep naar de Ned.-
Hervormdo Gomeente to Harllngon door dc.
H. C. Briöt, to Stoenwykerwold.
Dr. J. Borgsma, te Groningen, ls bezig
een Drentsch Woordenboek samen to stellon,
waarvan do uitgave komt ten voordeoio van
hot Weduwen- en Woezenfonds van Drentscho
ondorwyzers. Aan de woordeniyst zal vooraf-
gaan een Inleiding ter toelichting van oonigo
grammatische verschynselon en gevolgd wor
den door oen etymologischo verklaring der
behandelde woorden.
Hy roept den steun voor dit Drentsch
woordenboek In van de Provinclalo Staten
van Drente. Gedeputeerde Staten advisoereu
omtrent dit vorzoek gunstig, daar het college
van oordeel is, dat do totstandkoming van
bedoeld woordenboek, ook met het oog op
het doel dor uitgave, wel wonschoiyk is te
achten en daarom eeno ondersteuning van
provinclewege tot een gering bedrag wel ge
wettigd 8chynt. Zy geven den Stato.i derhalve
In overweging om voor de uitgave van dat
woordenboek oen subsidie van f 000 uit do
provinciale tondsen beschikbaar to stellen, uit
te betalen wanneer dat werk geroed en uit
gegeven is.
Het Nederlandsche stoomschip „Ardjoono",
van Batavia naar Rotterdam, is 20 Juni te
Aden aangekomen met een klein gebrok aan
de machine en heeft onder eigen stoom en
zonder to roparesren de reis voortgozot; de
„Prins Willem IV" arrlveo»de 17 Juni van
Amsterdam te Paramaribo; de „Prins Frederik
Hendrik" vertrok 20 Juni van Paramaribo
naar Amsterdam; de „Potsdam", van Rotter
dam naar Niouw-York, Is 20 Juni Prawlepoint
gepasseerd; de „Prins Wil'om III" vei trok
20 Juni van Havre naar Rotterdam.
Voor God of de Wereld?
5)
..Begin nu asjeblieft niet dadelijk een
gesprek ovor de waarde van bouwstijlen
vermaande mevrouw Lindenberg lachend.
„Pas maar op. Emma, hij beeft zeer cigen-
aardigo meeniugen over do kunst en verde
digt ze tegenover iedereen op een wijze, die
geen tegenspraak duldt."
„Maak mij nu toch niet terstond tot een
st-ijfhoofd, die in alles gelijk wil hebben
tegenover je dochter Matkilde", klonk Al
freds antwoord met schijnbare verontwaar
diging. „Ik ben zoo erg niet, juffrouw
Emma. En nu, beveel zusje!"
Alfred Stein was een man van omstreeks
dertig jaar. Hij wr.~ slank, maar krachtig
gebouwd; al zijn bewegingen kenmerkten
zich dooi* een zekere vaalheid, een zekere
beslistheid zonder dat daardoor in zijn op
treden de fijn beschaafde man zich verloo
chende. Zijn hoog voorhoofd en zijn scherp
oog verrieden den denker zijn wijze van spre
ken den geboren redenaar. De donkere, volle
-baard deed de gezonde, licht gebruinde wan
gen voordeelig uitkomen en verleende zijn
Bcherp geteekende gelaatstrekken een aange
name omlijsting. Emma vond, dat bij veel op
zijn zuster geleek, en dat legdo bij de ver
eering, die zij voor baar stiefmoeder koester
de, wezenlijk veel gewicht in de schaal, zoo
bij een goeden indruk op haar maakte.
De fabrikant had zijn zwager een harte
lijk welkom toegeroepen, en bij het avond
maal ontwikkelde eich een zeer opgewekt
gesprek. Lindenberg vond in hem een man
van helderen blik en een gezond oordcel,
dat met alleen allo kronkelpaden der rechts
wetenschappen nauwkeurig kende maar ook
de tegenwoordige sociale en politieke toe
standen in alle opzichten wist uiteen te
zetten. De kalmte en zekerheid, waarmee hij
zijn meening uitsprak, misten des te minder
op den fabrikant haar uitwerking, daar
hij zelf die eigenschappen ontberen moest
en zich dat ook wel degelijk bewust was.
Emma luisterde met groote oplettend
heid naar do gesprekken der beide beeren,
en al begreep zij ook niet alles, het werd
haar toch zeer spoedig duidelijk, dat zij in
Stein een veel meer dan middelmatigen geest
vóór zich had. Zij had tob nu toe zeer zelden
gelegenheid gehad dusdanige ernstige ge
sprekken bij te wonen, en hoe nieuw zoo'n
onderhoud ook voor haar was, toch ver
heugde zij zich, een blik te kunnen slaan
in toestanden, die zij tot dusverre nauwe
lijks de aandacht had waardig gekeurd.
Doch mevrouw Lindenberg zocht het ge
sprek op andere onderwerpen te brengen.
„Hoe lang ben je in Zwitserland geweest,
Alfred?" vroeg zij, van een pauze in het ge
sprek dadelijk gebruik makend,
„Drio weken heb ik mij daar ontspan
nen." Hij legde een bijzonderen klemtoon op
het laatste woord.
,,Qe schijnt er niet zeer voldaan over te
zijn. Hebt ge nog kennissen aangetroffen?"
„Verschillende. Maar vraag me niet ver
der, bid ik je; ik weet evenmin, welke klee
deren do dames droegen noch of er een nieuwe
verloving in 't zicht is. Ik heb me zoo min
mogelijk om anderen bekommerd en ben mijn
eigen weg gegaan.
„Ge schrijft mij gedachten toe, die ik in
't gehei-1 niet gehad heb," antwoordde zijn
zuster; „dat is een onverantwoordelijke han
delwijze voor een jurist."
„Is u bergbeklimmer, mijnheer Stein?"
vroeg Emma.
„Als u daarmee een verwoeden bergsjou-
wor bedoelt," hernam Alfred, „dan moet ik
die vraag ontkennend beantwoorden- Ik
beklim gaarne nu cn dan eens een bergtop,
die een ver uitzicht biedt, maar als sport
heb ik het klimmen nooit beschouwd of er
aan meegedaan."
„Nu, het overwinnen van gevaren, het
aanwenden van moeite en inspanning is
toch zeker niet zonder invloed op het karak
ter," meende het meisje. „Ook kan ik be
grijpen, dat jonge, krachtvolle menschen er
een bijzondere bekoorlijkheid in vinden."
„IJdelheid, niets dan ijdelheidl" riep de
fabrikant. „Waarom krabbelen de lui tegen
steile rotswanden op, glijden over gletscher-
kloven en bevriezen in sneeuw en ijs, dan
alleen, om later te kunnen zoggen: ik heb
dien en dien top beklommen, heb daar en
daar eon gevaarlijken tocht meegemaakt,
om nog niet eens te spreken van het opsnij
den, dat eraan verbonden wordt."
„Ik geloof ook," zei Alfred, „dat dezelfde
dames, die zoo dapper over sneeuwvelden
heentrekken, thuis niet zoo gemakkelijk te
bewegen zouden zijn, door regen of sneeuw
jacht een armen zieke troost en hulp te
brengen."
„Volkomen mijn meening," sprak Linden
berg. „Ja, ik ga nog verder en beweer, dat
wij menigmaal zeer verbaasd zouden staan,
als wij de innerlijke beweegreden voor op
zichzelf goede handelingen bij de menschen
konden erkennen."
„Zou u dan, mijnheer Stein," vroeg Em
ma, „een goed werk daarom veroordoelen; 1
omdat de beweegredenen niet bepaald edel
zijn?"
„Toch niet," antwoordde Alfred. „Het
werk verliest daardoor in zichzelf niet aan
waarde; ik zou hoogstens met dengone, die
het uitoefent, medelijden kunnen hebben, om
dat hij zich de verdienste verkleint. Daarbij
moet men ook nog bedenken, dat do men-
scbelijke onvolmaaktheid vaak in uiterlijke
beweegredenen een steun vindt om de deugd
te beoefenen ,maar dat deze zelf tot een hoo-
gere opvatting der eigen daad loiden kan."
„Volgens u kan 'ter dus mee door," merk
te de fabrikant aan, „dat iemand een prach
tig kerkraam schenkt en zijn eigen naam er
in laat zetten."
Emma glimlachte, want zij begreep, dat
haar vader bij deze woorden aan zichzelf
dacht.
„Het geeft altijd een aansporing voor an
deren," antwoordde Alfred, „en wij zouden
ons tegenwoordig misschien niet mogen ver
heugen over menige schoone en zegenrijke
schepping, als niet juist eenvergeeflijke
menschelijke zwakheid daartoe den grond ge
legd had."
„U gelooft dus, dat de mensch voor de be
oefening van zulke deugd in staat is?"
vroeg Emma.
„Zeker geloof ik dat, mejuffrouw," ant
woordde Stein; „de Christelijke naasten
liefde is rijk aan voorbeelden van daden, die
zich van zuiver menschelijk oogpunt niet la
ten verklaren."
„Maar," riep Lindenberg uit, „genoeg
hiervan 1 Overigens wil het mij niet beval
len," ging hij voort, „dat jelui beiden el
kaar nog steeds met „u" aanspreekt. Ik stel
voor, dezen maatschappelijken slagboom
weg te nemen."
„Als uw dochter daarmee instemt," zei
Alfred, „kan het mij niot anders dan tot eer
strekken, als ze mij het vortrouwelijk „je",
veroorlooft." Bij deze woorden maakte hij-
glimlachend een lichte buiging voor Emma.
„Ik neem met genoegen een voorslag aan,"
sprak deze, „die u nader aan onzen familie
kring verbindt."
„Dus op je gezondheid en onze goede
vriendschap I" antwoordde do jonge man,
zijn glas opheffend.
„Op je welzijn, Alfred 1"
„Hoe lang blijf je bij ons, Alfred vroeg
nu mevrouw Lindenberg.
„Als ik je niet tot last ben, vcort n da-i
gen. Dan moet ik naar Londen. Ik heb een
ingewikkelde rechtzaak op mij genomen, dia
mijn persoonlijke tegenwoordigheid aldaar»
vorcischt."
„Dat is mooi van je," sprak dc fabrikant,-
„dat go ons niet met enkele uren slechts wilt
afschepen. Ik vind het niet prettig, uls een
lieve gast vandaag komt en morgen weer
heengaat; men wordt niet echt warm van.
harte bij zoo'n bezoek."
„En ik behoor wederom niet tot degenen,
die alles in de vlucht afdoen," voltooide AW
fred. „Ik moet in kalmte kunnen gadeslaan.
Veel menschen reizen tegenwoordig, alsof,
zij oen boek doorbladeren en niet tot rust
kunnen komeD, vóór zij weten, hoe het slofc
luidt."
(Wordt vet vol yd.)
DAGBLAD.