Raadgeving;,
Wekeiyksehe Kalender.
v
v
Stofgoud.
ALLERLEI.
OPGAVE.
trekken willen zij aanspraak maken op ^ge
kleed" tc zijn.
Dus een soort van „rok en witte das" voor
dames J Natuurlijk geen rok in denzelfden
vorm als die der heeren. De damesrok zou
alle vormen kunnen aannemen, spencer, jac
quet, mantilla, of wel zooals Napoleon I zijn
hofdames als feesttoillefc voorschreef, de
„chérusque", een soort van overkleed van
tullc cn kant. In theorie zou er wel iets voor
te zoggen zijn, dat bij sommige gelegenheden
voor dames Cv.n bepaald toilet voreischt werd
en dan iets zeer eenvoudigs, iets uniforms.
Het zou zeker een der groole bezwaren
wegnemen, die* de samenwerking bemoeilij
ken van vrouwen uit verschillende standen.
Of het zelfs in dit geval doenlijk zou zijn,
zou echter nog te bezien staan. Maar ver
beeld u nu eens een werkelijk feest, een bal,
een receptie, een soirée, waar alle dames in
den rok verschijnen (Wij zullen het gemaks
halve maar zoo blijven noemen). Het zou
wel iets vroolijks, iets feestelijks hebbenDo
eenvormigheid van de heerenkleeding kan er
nog mee door, omdat de dames toch altijd
„la note gaio" aanbrengen. Maar denk u nu
eens een verceniging van heeren en dames,
allen in „den rok" 1
En welke kleur zou de damesrok moeten
hebben? Dan krijgen wij een begrafenis.
"]lVit! Al niet beter, en zeker niet geschikt
voor alle gelegenheden, omdat het te teer is.
Blauw? De blondines zullen juichen, maar
'de brunettes? Geel of rood? Juist het omge
keerde heeft plaats. Wie weet of grijs nog
niet de bevoorrechte kleur zou worden 1
•Neen, ik geloof werkelijk, dat de moeilijk
heden in de practijk zoo groot zouden blij
ken, dat de nieuwe t.ames-unifcrm wel nooit
tot stand zal komen, al mocht men zelfs het
idee ernstig opvatten en tot uitvoering wil
len brengen, zegt zij, die van dezen profeet
je waagt.
Het zou ook jammer zijn, als het ooit zoo
Ver kwam. Aan de voorstanders van reform-
kleeding is wel eens verweten, dat zij de
vrouwen in uniform wilden steken. Dat be
rust op een geheel verkeerd begrip, zooals
hu iedereen, die zich eenigszins op de hoogte
van de boweging wil stellen, zal inzien. Per
soonlijke smaak en initiatief hebben bij rc-
formkleeding evenveel te zeggen als bij de
gewone modellen. Maar wat zou van smaak
en opvatting terecht komen bij den „dames
rok"? Kan iemand zich de grootc „dames-
klecdcrmakers", zonder wier hulp zulk een
ingrijpende verandering toch zeker niet tot
stand zou komen, voorstellen als „uniform-
makers"
Neen, ik geloof, dat wij ons vooreerst nog
geen rok behoeven aan te schaffen.
Een slad zonder doller, zonder apotheker, zonder... enz.
In Amerika doet van zich spreken zeker
dr. John Dowie. Hij troedt op met de ver
klaring, dat hij do wederverschijning is van
Elia, den Profeet, waarop gezinspeeld
wordt in Deuteronomiuin en Moleachi. Hij
brengt echter geen enkel bewijs bij tot steun
van zijn bewering. Hij verklaart zich eenvou
dig voor den herleefden Elia en grondt die
verklaring op een door hem ontvangen open
baring.
De nieuwe profeet wordt beschreven als
ien man met een flink uiterlijk en innemend
gelaat, die op zekere dagen op hot spreekge
stoelte van zijn tabernakel verschijnt met een
,paar groote, vergulde vleugels op de schou
ders. Als hij spreekt, verschijnt hij in groot
kostuum, geheel van zijde. Zijn echtgenoot©,
de sur intendant©, Jane Dowie, is zeer ele-
Jrant gekleed en gekapt.
Volgens de nieuwe leer was de eerste Elia
)ie verstoorder, de tweede (JohanneB de Doo-
per) de voorlooper, de derde (dr. Dowïo) do
horsteller aller dingen.
Maar vreemder dan de titels en bewerin
gen van dezen man is de opgang, dien bij
'maakt. In de beide laatste jaren is het aan
bal zijner volgelingen op verwonderlijke wijs
'toegenomen. Op het einde van het jaar 1899
bedroeg het getal gedoopton 5 6000. Op het
'einde van 1901: 12,000. Het totaal getal der
jleden bedroeg voor 2 jaren 42,000, thans
loopt het naar de 60,000. De oentraal-taber-
'nakel Sion, die plaats had voor 3000 perso
Als op éen wenk openden zich de poorten
'der drie tempels en do priesters, de trouwe
I dienaren van Brahma, WiBjnoe en Sivas,
gekleed in lange witte gewaden, stegen lang
zaam en ernstig de treden van do hooge zui-
ilengangcn af; op hen volgden tempeldiena
ren, wier taak het was de heilige vuren to
Btoken.
Een slaaf sloeg op den gong en de eerste
der veroordeelden verscheen.
Hij heette PronecL Zijn gelaat was af
schuwwekkend, had iets idioterigs.
Na een burentwist had hij, toen alles bij
zijn vijand in diepe rust lag, het huis in
brand gestoken en met zijn eigen handen de
vrouw en de kinderen van den ongelukkige
in de vlammen teruggeduwd. Zijn misdaad
getuigde van een wraakzuchtig en versteend
|hart en het volk, dat zijn misdaad kende,
brulde achter de politiesoldaten:
„Ten doode met hem, ten doode i"
Spoedig echter brak, ondanks het ge
schreeuw en de tegenspraak der menigte,
'een oude vrouw de keten der soldaten en
wierp zich voor den koning op de knieën.
Zij had zooveel geloopen, dat haar hart
dreigde te bersten, en zij kwam van zóó
nen, is te klein geworden, en te Chicago ie,
voor den tijd van 2 jaren, gehuurd het Audi
torium, een zaal, die 5000 zitplaatsen bWat,
terwijl er nog bijna 2000 staanplaatsen over
blijven, en de sprekers er goed worden ver
staan. De eigenlijke tabernakel staat te Sion,
in de nabijheid van Chicago.
Vóór lö Juli 1901 was Sion een stuk wei
land, thans is het reeds een stad van 4000
zielen. De bevolking on de prijB van den
grond stijgen eiken dag. Sion moet, naar het
plan van dr. Dowio, een groote stad worden,
enkel door geloovigen bewoond. In die „hei
lige stad" mag geen hospitaal zijn, geen
apotheek en geen varkonsslagerij, die er
trouwens in het nabijgelegen Chicago genoeg
zijn, daarenboven geen drank- of tabakwin
kels, geen schouwburgon en geen speelzalen.
Afwijking van de leer en prediking van den
nieuwen Elia wordt niet geduld. Iedereen,
die twijfelt of afwijkt, ie volgens hem een
„vijand van Christus."
Ten gevolge van de bewondering van zijn
volgelingen en van eigen handigheid, is dr.
John Dowio een zeer vermogend man, die
alle uitgaven en inkomsten zonder eenige
controle beheerscht. Men schrijft hem het
plan toe, door middel van zijn schatten, tal
van zendelingen te vormen en de wereld in te
zendon, terwijl overal steden als Sion moeten
verrijzen. In Engeland heeft hij tot heden
toe weinig vTucht van zijn pogen gezien,
maar in Duitechland is het aantal Scientis-
ten, dat zijn de „weters", die der geKeele me
dische wetenschap den rug tookeeren en ge
nezing zoeken alleen door het gebed, vrij
aanzienlijk, en deze Scientistcn zijn de volge
lingen van Elia-Dowic, zonder het misschien
zolven te weten. Dp Duitsche keizer heeft
zioh deze nieuwigheid, die vooral in de zoo
genaamde „groote wereld" veel opgang maak
te, sterk aangetrokken, en geweigerd aan
het Hof weder te ontvangen al uezulken, die
belijders waren geworden van het Dowieïa-
me.
Hoe de Sciontisten hun leer der genezing
alleen door gebed te Berlijn ingang wisten
te doen vinden, blijkt uit het volgende: In
twee meisjesscholen uit do aanzienlijke klas
se werd de leer van dr. Dowie openlijk ver
kondigd. Men verkocht er de noodige gebe
den, en de „kliniek van het gebed" vormde
een bepaald lesuur. De meisjes „vlogen er
op in" en oefenden zich in een daart-oe be
stemde zaal, rondom behangen met Bijbel
spreuken.
De zieke zondaar, want hij is naar ziel en
li oh aam ziek, zoekt voor beide genezing. Wil
hij, na hersteld-te zijn, het vorig leven weer
beginnen, dan helpt het gebed niet langer.
Hij begint met een klein leesboek te koopen
voor 50 penningen, dat is de voorbereiding.
Dan moet hij zich aanschaffen een dor twee
boeken van mevrouw Eddy, die de „ohef van
de vrome kliniek" is. Het eenc boek kost 14
mark, heb andere 21 mark. Met het tweede
komt men natuurlijk verder op den weg der
genezing dan met hot eerste, waarvan de le
zing alleen, volgens mevr. Eddy, dikwijls
oogenblikkelijke genezing heeft veroorzaakt.
Wijkt de ziekte niet, dan onderwerpt men
zich aan het gebed der „dames van de kli
niek". Elk ge-bed kost minstens 3 mark. Zegt
men, dat het duur is, en dat Christus voor
niets genas, dan is het antwoord, dat
„Christus ook geen kosten had te maken."
En zoo werkt aldus luiden de berichten
het Dowieïsme nu in Duitschland, later
uit Amerika misschien verder. Een geldma-
kerij, die den eerbied voor het gebed, niet
zal verhoogen.
Het verwijderen van etiquetten,
Het komt niet zelden voor, dat men oude
etiquetten spoedig van flosschen verwijderen
■wil. Telkens weer doet men daarbij, wanneer
men er de ware kunst niet van verstaat, de
ondervinding op, dat dit zoo heel gauw niet
ia zijn werk gaat. Men wordt dan kwaad of
ongeduldig en schiet nog minder op. Wil
men in enkele seconden klaar wezen, dan
bevochtige men de etiquetten met water en
houde ze boven een vlam.
verre, dat haar voeten opengereten waren
en bloedden.
„Genade!" gilde zij „genade, voor mijn
zoon. Niet hij, maar ik ben de schuldige.
Uit al te groote moederliefde heb ik hem
geen goede opvoeding gegeven: al zijn woor
den klonken mooi in mijn ooren, al zijn han
delingen bewonderde ik, om zijn fouten
lachte ik, in plaats van ze te bestraffen.
Niet hij is de schuldige; ik verdien de straf
voor do misdaad, welke hy beging."
Het volk mompelde. Maar Thollas boog
zich tot de arme vrouw en zeide:
„Uw moederlijke teederheid redt den el
lendige. Moge dit zijn ziel steeds indachtig
zijn, dat gij hem ten tweeden male het leven
geeft."
Atheus werd nu voorgebracht. Hij had
groote, blauwe oogen en aangename, zachte
trekken en men zou het niet van hem ge
dacht hebben, dat hij, om een met moeite
opgespaarde geldsom te bemachtigen, zijn
vader vermoord had. De daad was afschuw
wekkend en het volk riep, toen het van zijn
verbazing was bekomen:
„Geen genade.geen genade 1"
Maar een vrouw snolde toe, een vrouw, in
Het Afrikaanders Volkslied.
Men zond aan „De Nieuwe Courant" de
onderstaande lezing van het Transvaakache
Volkslied
Kent gij dat volk vol heldenmoed,
En nu zoo diep geknecht?
Het heeft geofferd goed en bloed
Voor vrijheid en voor recht.
Komt, burgers, laat het hoofd niet hangen 1
Eens zijn wij weder vrij 1
Eens klinkt het weer in onze zangen:
Dat vrije volk zijn wij 1
Dat vrije volk,
Dat vrije volk,
Dat vrije, vrije volk zijn wij 1
Kent gij dat land, zoo schaarsch' bezocht,
En toch zoo heerlijk schoon;
Waar de natuur haar wond'ren wrocht
En kwistig stelt ten toon?
Ons land, ons land zal 't altijd Wijven 1
Wij houden altijd stand
Of ook de Brit het in mocht lijven,
Het is ons vaderland
Dat heerlijk land,
Dat heerlijk land,
Dat ie, dat is ons vaderland 1
'Kent gij den staat, nog maar een kind,
Maar jong en krachtig, vrij
Een kindermoord was 't Britsch bewind
Ten hulp bij rooverij 1
O, mannen, 't streven onzer dapp'ren
Was schoon, doch heeft gefaald;
Maar onze vlag zal eens weer wapp'ren,
Waar men die nederhaalt.
Trouw aan die vlag,
Trouw aan die vlag,
Die in ons harte nimmer daalt.
Zondag;.
God woont niet in tempelen, met handen
gemaakt.
Maandag.
De liefde dringt, evenals dc lucht, overal
door.
Diu&dag.
Nalatigheid in kleine dingen ontneemt
aan groote verdiensten de waarde.
Woensdag.
Vat nooit een werk met halve hand aan;
het is wel uw kracht waard.
Donderdag.
Elk liefdebetoon maakt het hart rijker in
liefde.
Vrijdag.
Tijdverspilling is de grootste verkwisting.
Zaterdag.
Eerlij k^bekend is half geboet.
EEN KUNSTSTUK.
Eon aardigheid mot oen kaart, oen geld
stuk en oen ei.
Neemt, jonge lezers, oude mogen het
trouwens ook doen! een'gewone speel
kaart óf zoo deze in uw huis niet te vinden is,
een stukje niet te dik karton, en legt deze
of dit horizontaal in evenwicht op den top
van den linkerwijsvinger. Legt dan een geld
stuk op de kaart of het karton, zóó, dat bei
de in evenwicht zijn. Do kunst is dan om dc
kaart te verwijderen zonder het geldstuk aan
te raken.
Eerst wilt ge het natuurlijk probeeren
door de kaart heel langzaam weg te trókken
maar dan mislukt het stellig.
De ware manier is deze: Geeft met den
tweeden of derden vinger van de rechterband
een flinken, plotselingen knip (door dien
vinger van den duim te laten losschieten),
tegen den hoek van d© kaart. $ls dit go-
jeugdige schoonheid, met gouden haren als
zonnestralen en een xozeroodenmiond.
Bijna krankzinnig bij do gedachte aan de
straf, die haar liefste wachtte, riep zij:
„Koning der koningen, genade, genade,
niet hij was het, ik was het."
„Vrouwe, men heeft Athens gezien 1"
„Maar men heeft niet gehoord, hoe ik
hem alle dagen dreigde, dat ik hem niet
meer liefhebben zou,. als hy my niet kost
bare gordels of sieraden met edélsteenen
schonk. Heeft men niet gehoord, hoe ik al
tijd en altijd herhaklde: „Je vader is rijk,
ik zou me willen baden in den gouden regen,
dien hy bezit?" Atheus heeft eenvoudig aan
mijn bevel gehoorzaamd. Hij was slechts de
arm, die den diefstal bedreef; ik was de
wil, di^ hem er toe noodzaakte."
En Thollas sprak:
„De liefde vraagt om zyn leveif, "hij zal le
ven in rouwe over zijn misdaad en in de
smarte u verloren te hebben."
Zoo volgde een heele rij van misdadigers
en ook do laagste en de meest ontaarde vond
een medevoelende ziel. En terwijl het volk
in zijn woede, dat het langverbeide tooneel
zou overgaan, mot luid geschreeuw het offer
schiedt precies in de richting van het vlak
van de kaart, dan vliegt deze in een draaien
de beweging weg en het geldstuk blijft lig
gen.
Heel gemakkelijk is dit echter niet; dat
dui*ven we wel verzekeren.
Maar zijt ge eenmaal zoo ver, dat ge er
aardig slag van hebt, dan kunt ge de kunst
met een kleine wijziging vertoonen.
Vult een wijnglas half vol water en dekt
het dicht met e speelkaart of stuk karton-
Midden op de kaart legt ge een stevigen
ring, van do grootte zooals men dien aan
den vinger draagt, en met behulp daarvan
zet ge op de kaart een kippenei in even
wicht, met de punt naar boven. Nu moet ge
de kaart verwijderen en het ei in het water
laten vallen zonder ei of ring aan fce raken.
De manier is precies eender als boven aan
gegeven. Als de kaart gauw wordt wegge
schoten met één vinger van de rechterhand,
zullen ei en ring in het glas vallen. Het
water maakt, dat het ei onbeschadigd blijft.
Om deze kunst te vertoonen, moeten de
jonge vriendjes echter eerst een veel moei
lijker kunst uitvoeren: hun ouders overtui
gen, dat ze zoo knap zijn, dat ze over een ei
den baas kunnen spelen.
Een snapper heeft niet min als tweederlei
gebreken.
Want die niet zwijgen kan heeft geen ver
stand van spreken.
Huygens.
Menschen zijn er als slakken: een vies en
kleverig spoor wijst de plaats aan, waar zij
geweest zijn.
Meester Constant ij n.
Als de mensch van het verstand geen bal
sem erlangen kan, dan smeekt hij er de hoop
of de begoocheling om, en wonder! een
van beide ontfermen zich dan wel over hem.
Jean Paul.
Niets spreekt meer vanzelf, dan dat onze
hersenen op later leeftijd gaarï gelijken op
een akker, waar bij veel vruchtdragend
koorn een heele voorraad onkruid opgescho
ten is van allerlei schoolsche en maatschap
pelijke stellingen, dogma's cn voorooxdeelen.
L. Bamberger.
Idealisme is iets kostelijks, en men waar
deert het zeer, wanneer liet zich in behaag
lijke algemeenheden uitspreekt; maar wan
neer het met de belangen en met de zaken in
strijd komt, dan is het een dwaas idea-
lisme.
L ndwich.
Eén telegramvijf taarten en één commies.
Dc volgende vermakelijke geschiedenis is
onlangs te Tjimahi, op Java, voorgevallen. J
Een officier, aldaar in garnizoen, verlangde
voor een feestelijke gelegenheid een taart en
bestelde die bij een banketbakker te Welte
vreden, den volgenden dag per spoor te ver
zenden. Den volgenden dag kwam een groote
trommel van Versteeg, den banketbakker,
vergezeld van een groote rekening voor vijf
taarten. De officier zag de rekening op
nieuw in; eer stond werkelijk: vijf taarten,
keek in de trommel en vond daar ook vijf
stuks van het heerlijke gebak- Hij 6ehreef on
middellijk aan de firma Versteeg, dat hy
maar één taart had besteld, en zond vier
taarten terug; wat moest hij met al die zoo-' i
tigheid doen? De firma Versteeg kreeg v.e
taarten en den brief met bekwamen spoed,
kéék er van op, zag er het telegram nog eens
op na: daaT stond toch duidelijk vijf-taar
ten.
En heb onbegrijpelijke werd nu ineens dui
delijk: de telegraafdienst had zich, vergist:
vijf. in plaats van één geschreven.
De firma bedacht zich niet lang, maar
schreef een brief aan den hoofd-inspecteur
van den post- en telegraafdienst onder aan
bieding der stukken van overt ui ring: het te
legram en de vier taarten. De hoofd-inspoe-
teur niet gewoon aan verrassingen buiten <flie.
eischte, ontstond er in Thollas7 ziel weder
rust,-tevredenheid en bope.
Eindelijk bracht men den kaatsten gevan
gene voor. Op den weg, welken hij nam,
week het volk verschrikt en huiverend terug.
En toch was hij dief noch brandstichter
of moordenaar.
Zijn misdaad was afschuwelijker: hij was
melaatsch.
Een oogenblik wachtte de koning; ma-ar
welk oog had dezen weerzïnwehkenden aan
blik langer kunnen verdragen? Aan welk
wezen op aarde zou zij n dood smart ver
oorzaakt hebben Dit mensch was geheel
verlaten. Ongaarne echter wilde de koning
hem door een teeken met de hand aan den
opperpriester nitleveren. Toen begon dit
Tampzalïge overblijfsel van een mensch van
schrik over het lot, dat hem wachtte, luide
te jammeren; lüj riep de doode ouders te
hulp en de verdwenen vrienden
En terwijl hij zijn stem verhief, kwam uit
dc dicht ineengedrongen rijen van het volk
een liond te voorschijn, een armelijke hond,
met vuil vel en neergebogen staart; hij
kwam en likte medelijdend diens pijnlijke
wonden.
welke hem dagelijks over de slechte werking
van den dienst gebracht worden, keek
vreemd op, toen hem op net kantoor vier
taarten werden bezorgd, dacht aan een aan
gename verrassing, doch de glimlach bestierf
op zijn lippen, toen hij kennis had genomen
van den brief en het telegram. Hjj' zond den
brief met de daarbij behoorende bewijsstuk
ken, de taarten incluis, naar hot postkan
toor te Weltevreden voor onderzoek.
Toen de taarten het postkantoor werden
binnengedragen, keek het personeel, even
zeer geen andere dan onaangename verras
singen gewoon, verheugd op; wie bedacht zoo
mildölijk de ambtenaren 1 Men stak de hoof
den bijeen; dacht, dat misschien een der on
langs in zijn examen geslaagde commiezen
aan het trakteeren sloeg. Doch toen de chef
de brieven had doorgelezen, veranderde ook
op zijn gelaat de welwillende trek en de on
gelukkige, wiens naam onder het telegram
prijkte, werd op niet al te zachtzinnige wijze
ter verantwoording geroepen. Nog meer ver
bazing bij het personeel; Wat rtond nu te ge
beuren Men wachtte in angstige spanning
tot het onderhoud tusschen den chef en den
minderen ambtenaar geëindigd was en toen
deze laatste weder onder zijn collega's ver
scheen, met een benepen gezicht vertellend
wat gebeurd was en hoe hij zijn fout moest
boeten door de taarten te betalen, klonk eeni-
gen tijd niets anders dan een hartelijk gelach
door het postkantoor. £/elfs de schuldige
ambtenaar lachte mede, al ging het hem af
als een boer, die kiespijn Imeffci
Een der collega's, die niet >Jléén oog had
voor dc komische zijde der zaak, schafte ech
ter raad. Hij nam een hoed, wierp er een'
geldstuk in en ging op-inzameling uit; men
legde botje bij botje en kreeg zoo het geld voor
de taarten bijeen. En toen werd nauwgezet
tot de verdeeling overgegaan; ieder kreeg zijn
portie en in minder dan geen tijd bleef van
de taarten niets anders over dan de aange-
"~name herinnering.
Dit is de ware geschiedenis van één fou
tief telegram, vyf taarten en één commies,
zooals zij onlangii is afgespeeld.
Zeer vereer end. Moeder: „Ja kind, &1
dc zijden kleeren, die ik draag, komen van_
een onnoozel wormpje."
Kleine Marie: „En dat onnoozel wormpjo
is papa, nietwaar?"
„Maar, jongen, dat zijn toch geen manio-
ren I" zei een dame in een winkel tot een
jeugdigen verkoo^er achter' de toonbank,
die onophoudelijk floot.
„Dit is op last van mijn patroon, me
vrouw J"
„Wat zeg je?"
„Ja, h3j heeft ons nog gitteren gezegd, dat,
als we iets aan u verkochten, wij naar het
geld moetón fRritem I"
Op heeterdaad. Hij: „Die ri.'-nc eigen
schap hebben toch alle vrouwen zonder on
derscheid gemeenzij moeten altyd tegen
spreken P
Zij: „Dat is nieb waar 1"
Vreemd bevel. Kapitein: „Overste, ik
kom u meedeelen, dat de zwemschool voor
•de manschappen veel te Hein wordt."
Overste: „Dan zullen wij verplicht zijn er
een vendieping op te zetten l
Op de kostschool. Kostschoolhouder;
„Noem my nog een huisdier."
De Leerling zwijgt.
Kostschoolhouder„Nu, wij hebben et
vanm iddag nog van gegeten.
"Leerling <(sneT)„Het paard.-
"Vormt uit de letters daaaanprh den
naam eenex stad op het Scandinavisch'
Schiereiland.
De be teekenis van den Kebus. in het nunr-
mer der vorige week is; Ondereenmenging
IHofc antwoord op de Opgave wordt gege
ven in het nummer der volgends week].
Verstooten van dc z.jnen, vervloekt door
^e meuBehen, was den ongelukkige toch nog
een wezen aanhankelijk gebleven: zijn hond.
F.h 'ThoLlas, bewogen, sprak:
„Genade zij -ook dezen melaatse-he
Op hetzelfde oogenblik need met slappe
teugels een 'krj&srnan, bedekt met zweet en
stof,.tot aan de Deden van den koninklijken,
tro^m.
"Vdot 'bij nog aan het woord komen kon
vroeg de heerecher; „Wat brengt gij V'
En de bode: „Wij hebben overwonnen!"
Thollas •stiet een trduurfkreet uit.
„Overwonnen," riep bij, „ten slotte over
winnaar! Priesters en volk, hoort mij! Gij
ziet nu, de goden versmaden het offer, het
levenOm hun wil duidelijk te openba
ren, hebben rij gewild, dat het laatste von
nis geveld zal -worden, van een medelijdend
hart. En nu, gaat en vergeet niet, dat een
ongelukkige, hoe groot ook zijn misdaad
moge zijn, of do afschuw, dien hij verwekt,
niet keelemaal is verlaten. Altijd toeft eeö
vriend in zijn nabijheid, die over zijn fouten 1
of zijn wonden den voldoenden balsem van
eibarmen uitspreidt."