Paardenmarkt BOEKVERKOOPM 1 Van af heden worden alle nog voorhanden zijnde ZOMERMANTELS en MANTELKOSTUMES spotgoed koop opgeruimd. U Speeltuin VREEWIJK. GESLOTEN. n. KITS m UEIJNINOEN Go Dinsdag 17 Inni 1902: FEUILLETON. moeten vluchten", aldus vertelde mij een vrouw je. Ik ontmoette haar boven op den berg bij een kapel. Zij liad. daar gebeden, ik genoten van het heerlijk prachtig vergezicht over de baai, de stad en de omliggende bergen, zoo heerlijk tropisch begroeid. Terwijl ik daar in gedach ten verdiept zat, klonk mij opeens in do ooren: ,,Ne pouvez vous emmener moi et oe petit gar$on (een jongetje van 5 jaar) k bord de votre vaissoau?" ^Het was treurig om die vrouw aan te zien. Zij vertelde mij veel en vroeg mij ein delijk heel beleefd dix ccntimea pour le pe tit. „Hij had zoo'n honger", vertelde ze, ,,en er was geen werk meer, alles stond stil in Fort-de-Francc, zoodat zij niets verdienen kon." Ik gaf het ventje 30 centimes en de blijdschap was groot. „Je prierai pour vous", zeide zij, „Dieu vous bénira." Eu voort ging zij. Ik spoedde mij nu stadwaarts, waar weer andore toonoc- len mij wachtten. Zooals ik hierboven zeide, waren alle menschen bang. Honderden von den het dan ook raadzaam het land to ont vluchten en op de nabijliggende eilanden een veilig onderkomen te zoeken. Onder die ver- Vekkenden heerschte soms een ware paniek. Ik heb dit gadegeslagen, meer dan een half uur. Meermalen kon ik moeilijk een lach be dwingen, soms ook kwamen de tranen mij in de oogen. Ik zag daar oude menschen, be pakt en bezakt, kinderen, diep in den rouw met betraande oogen. Yan alle kanten kwa men ze aanzetten, hollende of langzaam voet voor voetje voortgaande, in rijtuigen in vlie genden draf. Aan de aanlegplaats verdrong zich alles onder wild getier, om een plaatsje op de booten te krijgen. Zette er dan weer een volgeladen af, en maakte deze het voornemen daartoe kenbaar, door te fluiten, dan was de opwinding op zijn ergst, want ieder vreesde, d-fc dit de laatste tocht zou zijn en wilde dus nog met het scheepje mee. Zoo lag over de geheele 6tad die gejaagdheid van angst. Ieder, die nog bleef, zat gepakt on gezakt op de stoep voor het huis, om bij mogelijk dreigend ge vaar te kunnen vluchten. In Columbia en Venezuela heb ik van nabij de ellende gezien, die een burgeroorlog over het land kan bren gen, den treurigen toestand, waarin die lan den verkceren, maar het lijden op Martini que, te midden van een kalme, prachtige na tuur is nog erger. Toch al, wat ik op deze reis al gezien heb, haalt niet bij hetgeen ik den 21 sten Mei zou zien. Dezen dag za-1 ik niet licht vergeten en ik zal trachten u eenigszins een voorstelling te geven van de verschrikkelijke ramp, die het schoone eiland getroffen heeft. Laat ik u vooraf zeggen, dat de meest opgeschroefde verhalen uit Amerika de waarheid niet zullen nabijko men, want wat wij dien dag gezien hebben, kan in zijn volle werkelijkheid niet beschre ven worden, daarvoor is het te grootsch. Laat ik u eerst vertellen, op welke wijze wij in staat gesteld werden, van zoo nabij het verwoeste San-Pierre te zien. Do Amerikaanscho Marino had bij een paar kruisers ook een heel handig transport- scheepje op Fort-de-France. Met een van die kruisers waren veel reporters van de groote Amerikaansche bladen en die zouden nu met de „Potomac", (zoo heette genoemd scheep je) een tocht naar San-Pierre ondernemen. De état-majoor van Hr> Ms. „Koningin-Re gentes" werd uitgenoodigd ook mede te gaan en zoo gebeurde het, dat we omstreeks elf uren embarkeerden op een Amerikaansch oorlogsschip, waar we verwelkomd werden door de officieren. Wij maakten daar tevens kennis met de Amerikaansche press-men, wat natuurlijk heel interessant was. Zoodra we aan boord waren, begon de tocht onder de kust door naar San-Pierre. Hoe dichter we bij den berg kwamen, hoe meer het landschap die doodskleur, begon te krijgen ten gevolge van de in groote hoeveelheden gevallen asch enz. en hoe meer alle leven van planten, zoowel als van menschen en dieren gedood was. Eindelijk zei mij een van de offioieren, die vroeger al eens te 8.-P. geweest was: „Daar moet 't liggen, althans een groot deel er van." Het andere deel -heette nog achter een bergrug verscholen. Hoe ik echter keek, ik zag niets dan den rookenden vulkaan en de stroomen lava, die daar waren uitgekomen. Toen we echter dien bergrug voorbij wa ren, zagen we niet alleen duidelijk de over blijfselen van het andore gedeelte van do stad, maar begrepen wij ook de reden, waar om we hot eerste deel niet konden zien. Bij de tweede uitbarsting nl. was de lava zoo hoog gekomen, dat van de hoogste muren niets meer te zien was. Zoodra we voor an ker lagen, werden de "sloqpen gestreken en gingen we naar den wal. Daar zagen wij pas, wat een vreeselijke ramp hier was aigespeeld Stel u voor een stad van plm. 34,000 inwo ners (volgens de laatste statistieken), dus nog grooter dan Delft om maar een voor beeld te noemen, geheel in puin. Bij die 34,000 waren op den dag der uitbarsting ze ker nog 6000, uit den omtrek gevlucht, bang als zij waren geworden door de verdachte verschijnselen, die de borg vertoonde. En die stad en die 40,000 menschen zijn in een mini mum van tijd vernietigd. Die stad lag nu voor ons, w. z. de puin- hoopen er van, geheel bedekt met asch, lava en stof dat aan alles zoo'n vale doodskleur geeft. Wij wisten, dat we over de lijken liepen, die daar onder de asch verborgen waren en waarvan we af en toe do verpestende lucht konden waarnemen, soms ook nog de over blijfselen konden zien. Alle leven was hier plotseling afgebroken. We zagen daar bijv. een brandkast, door de hitte opengesprongen waarin we nog boeken vonden, tot den laat- sten dag bijgehouden. De Amerikanen haalden hun hart op, dat begrijpt u. Alles werd gekiekt, van de eene plaats holden zij naar de andere, met 3chets- of notitieboek steeds in de hand. Het is mij niet mogelijk u alles te beschrijven, wat wij op onzen tocht zagen, het was i. e. w. een tooneel van verwoesting. Terwijl we zoo al onze aandacht wijdden aan hetgeen er in onze onmiddellijke nabij heid te zien was, hadden wij den berg geheel uit het oog verloren. Deze vertoonde echter op eens zeer verdachte verschijnselen. Door een onzer daarop opmerkzaam gemaakt zijn de, maakten wij ons werkelijk ongerust. Aan boord van de „Potomac" scheen men er ook zoo over te denken, althans het afgesproken sein, twee stooten met de stoomfluit, werd gegeven. Zoo vlug we konden, scheepten wij ons in en trachtten zoo gauw mogelijk de „Potomac" te bereiken, waar wij allen heelhuids arriveerden. Aan allo kanten was nu de berg aan 't rooken en een dikke vuile damp verspreidde zich over dc omgeving. Juist, toen het anker zou gelicht worden, zagen wij een vrouw den berg afkomen met haar hebben en houen boven op 't hoofd. Zij deed erg vreemd en wij meenden, dat zij met de „Potomac" wilde vluchten, evenals den vorigen dag verscheidene uit den omtrek met dit stoomscheepje naar Fort-de-France gevlucht waren. Dadelijk werd dan ook eer sloep gestreken, en naar den wal gestuurd* waar de jantjes trachtten de vrouw aan boord te krijgen. Zij wilde er echter r ets van weten en verkoos blijkbaar in de doodenctad achter te blijven. Hu werd de tocht voortgezet orn ook den anderen kant van den berg te zien. Wij zagen toen nog een dorp, dat tot dc goten toe door lava was ingesloten, zoodat alleen cle daken zich aan ons oog vertoonden. Langzamer hand begon het nu door 't hevig rooken van den berg erg donker en dampig to worden zoodat we voortdurend met mistsïgnalen moesten stoomen, totdat we plotseling weer de heldere lucht kregan, omdat we buiten dat gedeelte kwamen, waar de wind de dampen'1 heenvoerde. Op dit oogenblik konden wij den krater prachtig zien, te meer, daar hij na maar weinig rookte; alleen had hö zoo'n pluimpje al6 waarmee de Vesuvius gewoon lijk afgebeeld. Weldra bereikten wij weer Fort-de-Francè,- waar wij de „Potomac" verlieten, om over te gaan op onzen eigen bodem. Allen verkeer den onder den indruk van hetgeen men ge zien had. Ik heb u zoo getrouw mogelijk een verslag van dien merkwaardigen tocht gegeven. Ik kan er nog aan toevoegen, dat de berg den j 2den Mei is begonnen te rookon. Hij is toen: door een commiosie onderzocht en volkomen! gevaarloos bevonden. De leden van die com- missie liggen nu onder do puinhoopen vsat? San-Pierre. J Slechts één man werd gered: een pastoors- die onder den grond in een kerker gokropenv was en daar later gevonden werd. Zooals u in mijn vorig schrijven meldde, is deze en'«^ kele dagen later kalm op San-Lucia gestoi^ ven. Wijnhandelaren, ChoorLsteeg, LEIDEN, bevelen zich zeer aan o. a. voor de levering van den lichten geurlgen Moezelwtjn Moselhiümclien ad f 10. per doztfn, f 0.85 per flesch buiten emb.. 6028J3 A. s. Zaterdag 14 Juni :821 s Mevrouw KOEK, Pastorie Val* kenburg, Z.-H., vraagt tegen Sep tember: eene eenvoudige 5882 8 Oienstbod®, van goede getuigen voorzien. Flink werken en netjes strijken voreischten. TE RHIJNSBURG. Leldsclie Accountantskan toor: IP. A. A. v. LOOST ©n W. M. H ACKFOORT, Beesten markt 48, inrichten, contro leeren en bewerken van administraties. Alle werk zaamheden op administratief gebied. 1174 8 bij 5827 7 BÜRGERSDIJK WHINS. Kytdagon: Vrijdag en Zater* das, 13en 14 Jnni vanlO tot3 uur,?" ■9 s 0PRU1IH& MANTELS. TERHEUDEN WAALS. De Pleegzuster. 10) Ook de heeren Schulze en Rosenstein had den het vernomen, en zoo stond op een goe den avond eerstgenoemde voor den luitenant mot het op hoffelijko wijze gedaan verzoek, tegen don 21stcn, dat wil zeggen binnen tien dagen, het sommetje van 15,000 mark bijeen te brengen; want ondanks al de vriendschap kon hij heusch niet langer prolongceren. Hij was er niet alleen bij betrokken waar zou hij, Schulze, vijftien duizend mark vandaan halen'? en de andere vrienden worden lastig. En do luitenant legde uit, dat hij het be zoek wel had zien aankomen, en daarom aan zijn neef geschreven had. Maar als dio hem in den streek liet, je kon nooit weten dan beloofde hij toch zeker, dat het gel.» er wezen zou over zes. weken. Wilde Schulze het niet gcloüvon? Ja, als hij het den luitenant nu al to lastig maakte, dan zou deze misschien go- dwongen worden, het mooie pakje uit to trekken... en dan wist Schulze wel, hoeveel het hem zou kosten. Schouderophalend verklaarde meneer Schulze dat hij nog zes weken geduld zou oefenen, als Rosenstein ten minste... Hij had gehoord, dat de luitenant geëngageerd was met ccn dame zonder fortuin, „Dat gaat u niets aan zei Frits toor nig, terwijl hij hevig bloosde. „Nu, neem me niet kwalijl ZooaJs ge zegd: ik zal het probeeren, maar als net niet lukt, dan, dan moet de zaak haar beloop heb ben." „Ga je gang maar i Dag, meneer Schulzo 1" Hij maakte een welsprekend handgobaar naar de deur; maar toen de woekeraar den drempel reeds bereikt had, klonk het luch tigjes achter hem: „Wacht even 1 Kent u ook een familie Holdbach of eigenlijk een weduwe, op don Kurf ürstendamm V' „Mevrouw Holdbach, geboren Klotzig?" „Ja, dezelfde." „Die ken ik heel goed; dat wil zoggen, niet persoonlijk..." „Dat snap ik." „Puissant rijk, van haarzolve; groote i-> ma: Gebroeders Klotzig. Als u daar kans had, ja dan viel er to praten 1" Frits kon zich niet weerhouden, hoogmoe dig te antwoorden: „Kans1? Dat is het woord niet; zeg liever: zekerheid 1" Den heer Schulze klonken deze woorden als muziek. „Nu, baron, ik zal zien, wat ik kan doen. Ik denk wel, dat u tevreden zult zijn. Wel te rusten, luitenanti" Frits Karl bleef achter, boos, dat hij zoo veel had gezegd. Maar hoe kwam hij anders van den kerel af? En dat antwoord uit Sa- loschïn bleef maar weg. Hij keek op zijn horloge. Hij wilde naar een theater, doch na dc pauze was het vroeg genoeg. Eerst nog even bij mama aanwip pen. Mevrouw von Wahlbeck had berouw, dat ze haar „draak" den dienst had opgezegd, en trachtte nu, met zoete woordekens, Ro sette tot blijven te bewegen. Doch deze was ditmaal onverbiddelijk: zij had een betrek king in bet zicht, waar bijna het dubbele loon haar toelachte, bij een dame, die het zoo nauw niet nam cn een arme keukenmeid niet op do vingers keok. 't Was mevrouw's beste vriendin, mevrouw Holdbach, die al les gedaan had, om R-osette te krijgen. Het gesprek werd afgebroken door bellen aan de voordeur; Rosette ging brommend opendoen. Verrast keek zij op, toen zij zag, wie de bozoekster was, en nog verraster was mevrouw Walhbeck, toen een paar minuten daarna Marie Louise voor haar stond. „Kind 1" riep zo uit; „wat zie je bleek en naar 1 Wat heb jo gedaan?" Er was reden voor die verbazing. Het meisje zag er indordaad treurig, vervallen uit, met oogen, die getuigden van veel tra nen; haar schoonheid was in dit oogenblik geheel overschaduwd door het leed. „Net een oude vrijster I" dacht mevrouw. „Gelukkig I 't Zou den strijd vo r Frits min der moeilijk maken." Daar het toeval haar zoo goed te hulp kwam, wilde zij haar zoon, die al genoeg aan zijn pakje te dragen had, dien strijd besparen en voor hem handelen. Zij voelde zioh zoo geheel meesteres van e en toestand dat zij op werkelijk hartelijke wijze het meis je tot zich trok en liefderijk kuste. „Kindlief, wat hebben ze je gedaan? Ga eerst zitten en vertel danl Wat is te Salo- schin gebeurd? Den baron heb je, naar het schijnt, zoo goed verpleegd, maar jij zelf 1... Ja, ja, zieken, vooral zieke mannen zijn merkwaardig egoïstisch. Hun lieve i k gaat boven alles, en zonder genade laten zij an deren zich opofferen voor hen 1' Marie Louise staarde naar den grond. Haar lippen bewogen; maar het woord ter verdediging kwam niet er over. Het was behaaglijk en gezellig in het sa lon; Marie Louise zat in een gemakkelijk fauteuiltje tegenover haar toekomstige schoonmoeder, die kalm aan een handwerk je voortborduurde. Zij liet thco brengen, en toen aan dezen verkwikkenden drank de verei&chto aan- daoht was gewijd, begon de weduwe: „Dus je bent weer in Berlijn?" „Ja, sinds gisteren," „Is je opdracht ginds vervuld?" „Ja." „Wie had het gedacht 1 Eigenlijk was je taak een geheel andere: een reddeloos tot sterven gedoemde het laatste einde van den moeilijken levensweg helpen verlichten. En ziedaar onze lieve Marie Louise behoeft zich nauwelijks te vertoonen, om een won der te verrichten de stervende bezint zich; hij vindt het leven nog to mooi; hij geneest Zij babbelde gracieus, vroolijk, doch wat gedwongen. „Ja, God deed een wonder, lieve mama, dat is zeker. Even zeker is het, dat het niet door mij geschiedde 1" klonk het ernstig. „Nu ja, natuurlijk niet, hartjeJe neemt het zoo woordelijk opIk schertste maar met je lieve toovermacht. Neen, de heeren doctoren hebben zich weer eerte vergist met hun voorspellingen. Ze moeten beschaamd aftrekken. Laback heeft zich hier in den la- teren tijd in het geheel niet meer laten zien; Frits is eens een visite gaan maken, doch vond hem niet thuisJa, Frits...... dien heb je zeker nog niet gezien?" De onbevangen toon en blik kregen beide iets scherps. „Neen, mama. Ik dacht „Zoo! Je blijft dus hierJa, wat ik zeggen wilde: het was voor mijn armen jongen een zware teleurstelling, toon je hem 6ckreef, dat het met de erfenis misliep, zoöé dat hij levenslang officior bij een lin'.cregi-'? ment mag blijven! Labach heeft hem lificq') minder aangename wending zijner zo-ak',- weer op schrift gegeven, met een mocia^ voorrede over het onvolmaakte dor weteza-' schap, die eigenlijk nooit ieta moest vocp-j spellen. Praatjes, die Frits natuurlijk nietf schadeloos konden stellen voor de bedrogen- hoop, welke neeflief eerst door zijn fat-cis doodbericht heeft opgewekt. Een geluk nofy j dat mijn jongen niet dadelijk ontslag nam, j om landbouwkundige studiën te begivnom.- Wat zou hij er dan leelijk voor zitten Hoe pijnlijk werd Marie's hart getroffen dooï al deze kouds, bittere woorden ovar' den goeden, beminden manStom zat rij daar; ze vond den moed niet, voor hem, om^' wien haar hart blocddo, to spreken, in dep angst, zich te verraden en deze scherpziend® vrouw op het idee te brengen, dat so verloofde in den geest reeds lang ontrouw was geworden en gindscbcn man vurig ep hopeloos beminde hij, die haar versmaad deverachtte misschien Haar keel werd als toegeknepen; kan? oogen konden don scherpen blik niet vop>, dragen, dien mevrouw Wahlbeck nu op haaf richtte. Plotseling, zonder overgang, vroog zij „Je bent zoo merkwaardig veranderd^ Marie, zoo in alles; dat kan onmogelijk en-) kei van lichamelijk leed of overspanning komen. Zeg eens, kind, heb je verdriet?'" (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 6