M S.
liet kasteol Schannilturg.
Wekelyksehe Kalender.
v
Stofgoud.
Merkwaardigheden.
Raadgeving.
ALLERLEI.
Rebus.
1
Vormoedt zij in haar nabijheid gevaar,
dan schiet zij geagiteerd op haar jongen
toe en zij draagt ze snel en vastbesloten
naar een donkeren hoek in veiligheid. Er
zijn voorheelden, dat zij, bij. het angstig
dekken met het moederlichaam van de be
dreigde kleinen, ze in haar verwarring
dooddrukte.
In de kat blijkt intusschen de moeder
liefde de zuivere genegenheid voor het jong,
dat zij verzorgt, Ook al is dit jong geen kat.
Als zij eekhoorntjes of konijntjes, jonge rat-
ten of jonge honden verzorgt, is zij er even
teer, oven onuitputtelijk goed voor als voor
de jonge kat.
Haar gulzigheid. Is een kat eigenlijk
wel gulzig'! Gemoedelijk rustig vlijt zij zich
bij haar bakje en likt met stille, genoeglijke
teugjes haar melk, of eet langzaam en voor
zichtig haar brokjes. Als or geen is, dio
haar den buit komt betwisten, zit zo er bij
neer als eon epicurist, vol genot zich gevend
aan de vulling van haar maag.
Haar scherpe blik. Hier spreken we in
directe bedoeling. Het onderscheidingsver
mogen, dat de kat in haar oogen bezit, is
'zeer bijzonder. Dat haar blik valsch en on
vast is, is beslist een leugen. Strijk haar
over don kop en spreek haar lie woordjes
fcoe, wat is er dan een innigheid on een
dankbaarheid in haar blik 1 En hoe oprecht
aijn die oogen; kijk haar maar strak aan,
zij knipt zelfs niet met de oogleden, terwijl
een hond al heel gauw den kop afwendt en
een paar stappen teruggaat. En wat kan er
jn kattenoogon een oneindige angst wezen 1
Wie heeft ooit een arme, vervuilde poes
stervend in do kou van do straat op een
stoep zion zitten en heeft niet gevoeld den
jammer, die in de glanslooze oogen lag?
Haar gevoeL Ook het gevoel is in do
fcat sterk ontwikkeld. Haar snor- en baard
haren, in een norvenwecfsel geplant, voe
len de geringste beroering. Knip een kat de
snorharen af «en zij is een jammerlijk onge
lukkig beest, een halve kat nog maar 1 In
haar emoties nemen ook haar beweegbare
ooren deel. Warme onweersdagen maken
katten onrustig en slecht geluimd; zij zijn
bang voor bliksem en donder. Bartels ver
telt in zijn brieven over Calabrië en Sicilië,
dat vóór de aardbeving van 1783 de katten
op het eiland zich in angstsmarten wron
gen, haar haren stonden als borstels op,
haar oogen traanden en waren met bloed
beloopen, haar jammerlijk gehuil was oor
verscheurend.
Haar zindelijkheid. Géén dier is zoo
zorgvol in het maken van haar toilet als do
kat. En alles doet zij zelve. Elk wakend
oogonblik van den dag is ze doende zich
schoon te likken en te strijken, dood op
haar gemak, echt behaaglijk cn rustig, zoo-
als een kat alles zoo heerlijk doen kan. En
dan gaat zij lekker in elkaar gedoken zit
ten in het warme zonnetje en slaapt prettig-
snorrend in,
Haar aanhankelijkheid. Al willen en
kele wijzen het tegenspreken: een kat heeft,
voor wie haar zacht behandelen en goed
doen, wel degelijk liefde en aanhankelijk
heid. Zij volgt hon door het huis en ook wel
eens op straat. Hoog ontwikkeld is haar
gehechtheid aan haar huis. Na nachten- en
dagenlange uitstapjes komt zij altijd weer
in haar eigen woning terug en bij een ver
huizing voorbeelden zijn er tc over
weet zij over beken en rivieren, door wou
den en berglanden, haar oude huis altijd
weer terug to vindon.
Haar valschheid. Wat is eigenlijk do
valschheid van een kat? Dat zij niet ge
streeld wil worden, als zij niet in de stem
ming is en dan den poot uitslaat? Maar
dat is haar onafhankelijkheid, haar prach
tigste deugd. Een kat kruipt niet laf als
een hond en als zij geslagen wordt, verzet
zij zich. Dat is haar fierheid en wie in die
deugd iets leelijks vindt, mag poes valsch
noemen.
Alleen valsch is poes in haar omgang met
muizen. Haar spelon met het gevangen,
mishandelde diertje is wreed. Maar daarin
immers vindt de mensch juist het nut van
het ecn-kat-h ouden? Brehm heeft van een
kat, in zijn bezit, bcrekond, dat zij in één
jaar 7300 muizen gevangen en opgegeten
heeft. En of zij Brehm daarmee een dienst
bowezen heeft!
Wio kattendeugdon in verdenking bren
gen wil, kent de kat niet, is nooit met liefde
de eigenaar van een kat geweest.
Duizenden menschen houden katten. Of
met eenigc juistheid do eigenaardigheden
dezer dieren zijn gereleveerd, kunnen zij bij
hun eigen poes nagaan.
In ons land is de kattoncultuur niet zoo
heel sterk ontwikkeld; wij hebben geen kat-
ten-asyl als er bestaan in Engoland en Ame
rika; geen katten-hospitaal als er een is in
den staat Pennsylvaniain ons land laten
rijke lieden hun katten geen legaten na, als
in Londen mevrouw Churchill deed, die
haar poes een jaargeld van 200 pond st. ver
maakte.
Tot zulke dwaasheden heeft de kattenver-
eering het in ons land nog niet gebracht.
Op een bergslot, hoog boven een dier lief
lijke zijdalen van den Rijn, gaat onze Ko
ningin over enkele dagon herstel van krach
ten zoeken van de ziekte, die Haar jong le-
von bedreigd heeft.
Natuurlijk richten zich nu aller blikken
naar dat slot en wordt door elk rechtge
aard Nederlander do wenBch gekoesterd,
dat de heerlijke boschlucht der Rijnbergen
weldra aan H. M. den blos Harer jonge ja
ren hergeven moge.
Het kasteel Schaumburg, dat door den
vorst van Waldeck-Pyrmont ter beschikking
van onze Koningin is gesteld, is bij vele toe
risten, die een bezoek brachten aan Duitsch-
lands Rijnstreek, welbekend. Het vormt het
voornaamste punt van het programma bij
een uitstapje naar het dal van do Lahn en
mag onder de mooiste plekjes van Duütsch-
land gerekend worden
Zich 279 M. boven den zeespiegel verhef
fende, beheerscht het de gansche omgeving,
en dit heeft het reeds vele eeuwen gedaan.
Weleer aangeduid als de „Schowenburg",
wordt het kasteel reeds in 915 in een oor
konde van Koonraad I en daarna weer in
1194 genoemd, toen het in bezit was van de
heeren van Isenburg. Graaf Herman van
Yirneburg, aan wien de helft door een er
fenis ten deel viel, wilde den burcht tegen
den wil van do Isenburgers vergrooten. De
aartsbisschop van Trior legde het daarover
ontstane geschil in 1232 bij. In 1266 gaf Ger-
lach van Isenburg zijn helft als leen aan den
aartsbisschop van Keulen. In 1279 ging do
burcht aan graaf Hendrik van Westenburg
over, wiens nakomelingen in de veertiende
eeuw or woonden. Tegen hen bouwde de oor
logzuchtige keurvorst on aartsbisschop van
Trier in 1319 den burcht Balduinstein, in
de nabijheid gelegen.
Na herhaaldelijk van eigenaar verwisseld
te zijn, werd de Schowenburg in 1656 met
de heerlijkheid voor 70,000 guldens aan gra
vin Agnes, weduwe van den keizerlijken ge
neraal Peter Meiander, rijksgraaf van
Holzappel, verkocht. Haar dochter Eliza
beth Charlotte trouwde met Adolf van Nas-
sau-Dillonburg. In de eerste helft van de
vorige eeuw zien wij den burcht, welks naam
gaandeweg veranderde in Schaumburg, in
het bezit van aartshertog Stephanus van
Oostenrijk. Toen deze door zijn liberale hou
ding tijdens 1848 aan hot Weenor Hof in
ongenade was geraakt, koos hij den burcht
als verblijf en vertoefde daar bijna onafge
broken tot 1867. Van 1850 tot 1C55 liet hij
het oude, smakelooze gebouw veranderen in
een grootsch kasteel in modernen Gothi-
schen stijl: tegelijkertijd werden de prach
tige tuinen er omheen aangelegd.
Bovendien bracht do aartshertog een bi
bliotheek van 20,000 declen bijeen en een ver
zameling delfstoffen, die tot de best geor
dende in Duitschland gerekend werd. Deze
laatste verzameling is ten slotte aan den
Pruisischen Staat gekomen. Ook verder wa
ren er nog vele bezienswaardigheden in het
kasteel, en aartshertog Stephanus, die zich
door liefdadigh^idszin en gastvrijheid be
mind maakte, toonde die met groot genoe
gen aan de vele bezoekers. Hij had bij uiter
ste wilsbeschikking den Schaumburg aan
hertog Georg Ludwig II van Oldenburg
vermaakt; maar do naast rechthebbende
erfgenaam, de vorst van Waldeck, kwam
hiertegen op en na langdurige processen
wees het Rijksgerechtshof te Leipzig ten
slotte in 1887 het kasteel definitief toe aan
Georg Victor van Waldeck.
Als men het kasteel bezoekt, komt men
door de oude, met ijzer beslagen poort uit
het jaar 1677 op het langwerpige voorplein,
van daar op het eigenlijke slotplein, waar
men het hoofdgebouw met vier achthoekige
torens voor zich ziet. Voor de poort van het
middengebouw staan twee koperen herau
ten naast den hoofdtoren verrijst een stand
beeld van den hiervoren genoemden gene
raal Peter Meiander. Van don hoofdtoren,
dien men bestijgt langs een trap van 237
treden, heeft men een overweldigend fraai
gezicht op het Lahndal, over de hoogvlakte
en de met bosch begroeide hoogten. In het
zuidoosten breiden zich, zoo' ver het oog
reikt, bosschen uit; tallooze dorpen treffen
uit het onafzienbare, rijke en lieflijke berg
land het oog van den waarnemer, en van de
oude ridderkasteelen Balduinstein, Lauren-
burg, Ardeck en Dillenburg teekenen zich de
torens of ruïnes togen het boschland
schap af
,,Het mooiste kasteel van Duitschland"
noemde het een vereerder niet enkel van het
schoon der Rijnstreek, doch in do eerste
plaats van ons Koningshuis. Hij had meer
dan eens den ouden burcht bezocht en be
wonderd, doch nu H. M. er zal vertoeven,
had het kasteel voor hem als het ware een
ander karakter, een nieuwe bekoring gekre
gen on onder den indruk dor tijding van
Harer Majesteits vertrek daarheen, bracht
hij er die hulde aan. Welnu, welke vereer
der van ons Vorstenhuis, zou zich daarbij
niet aansluiten? Voor den rechtgeaardcn
Nederlander is het kasteel Schaumburg
thans het mooiste slot van Duitschland.
RECEPT.
Vanielje-yla.
Kook 8 d.L. melk met 80 gram suiker en
een half stokje vanielje.
Klop vijf eieren ^oed, wit en dooiers met
olkaar, en voeg c langzaam de warme
melk bij.
Doe dan deze massa in hooge, vuurvaste
potjes en laat do vla in matig warmen oven
dik worden, doch niet te hard.
Zij kan koud gepresenteerd worden. Des
noods plaatse men haar na afkoeling nog
in ij*.
Zondag*
c
'Er is een heiligdom van 'thart,
Ontziet het, stervelingen 1
Maandag.
Daar is geen mensch zoo min of 'èhgeacht,
Of hij heeft wel een wijs woord bijgebracht.
Dinsdag.
Men kent verloren goed
Eerst als mon 't missen moet.
Woensdag.
Wat voor haar kinderen een moeder kan,
Wel menig wonder getuigt erf van!
Donderdag.
Zoekt een ster niet te ver.
Vrijdag.
j/t Goed te hebben" is een zegen,
Grooter zegen „goed te zijn."
Zaterdag.
De ware moed blijkt dan alleen,
Als werkelijk 't gevaar verscheen.
Do engel, die geen toom ondervond, zou
den mensch moeten benijden, die zijn gram-
eohap overwint.
Jean Paul.
Leeft alsof gij morgen sterven moest;
streeft alsof gij onsterflijk waart 1
G o i b e 1.
Vernuft 6taat tot verstand als een keu
kenboek tot een pastei
Ludwig Börne.
De_dingen zijn niet als zij schijnen,
De worm zit binnen lekker ooft,
En levenskleur bedekt venijnen;
Hij doolt zeer licht, die licht gelooft.
Vondel.
Het roemen op ondervinding is een be
lachelijke gemeenplaats geworden; er zijn
lieden, die vijftig of zestig jaar lang meege-
dreven hebben met het stroompje, waarin
zo meenen te zwemmen, en die van al dien
tijd weinig anders zouden kunnen verhalen,
dan dat ze verhuisd zijn van de A-gracht
naar do B-straat; en niets is gewoner dan
to hooren bogen op ervaring juist door hen,
die hun grijze haren zoo gemakkelijk ver
kregen.
Anderen weder meenen hun aanspraken
op ondervinding to mogen gronden op wer
kelijk ondergane lotswisselingen, zonder dat
echter uit iets blijkt, dat zij door dio lots
wisselingen irjn aangegrepen in hun ziele-
leven.
Multatuli.
„Wat de heer Chamberlain nu zal zeggen."
Onder dezen titel vinden wij in „Het
Nieuws van den Dag" dit vers van dr. E.
Laurillard:
Thans is het tijd, om u to danken,
U, groote Machten, fier cn kloek,
Wier namen voortaan Bchitt'ren zullen
Vol roemglans in 't Historicboek.
Waarom? Vooreerst, wijl door u eerlijk
En trouw elk punt is nageleefd,
Dat eens in zake krijgsgebruiken
Uw hand en pen bekrachtigd i heeft.
Ook, wijl gij waart zoo strikt onzijdig.
Wat ook de laster heeft verspreid,
Er liep in al uw doen en laten
Geen zweem zelfs van partijdigheid.
Voorts, wijl ge scherp en juist doorzien
[hebt,
Wat contrabande was, wat niet,
Wanneer soms ezels gingen schreeuwen,
Omdat gij menschen doorgaan liet.
Alzoö, ik dank u, want uw houding
Was onder alles hoogst correct,
En heeft vertrouwen op de grooten
In alle kleinen opgewekt.
Maar 'k dank U 'fc meest, wijl niemand
[uwer
't Geschreeuw van onrecht heeft ge
beerd.
Terecht. Als onrecht was bedreven,
Dan hadt gij wel geprotesteerd;
Dat spreekt vanzelf. Maar uit uw zwijgen
Merkte ieder, die verstand bezat,
Dat ik den eernaam wel mocht dragen,
Dien oudtijds Aristides had.
De Reohtvaardige.
Een groote provisiekamer.
Do best voorziene provisiekamer heeft
noch een schatrijke bankiersvrouw, noch een
koningin, maar de hofmeester van een groo
te Oceaanboot.
Wat zoo'n schip meeneemt is verbazend.
Van den inhoud van zulk een gevaarte vor
men manschap en passagiers maar een mi
niem gedeelte. Per uur worden meer dan
10,000 K.G. steenkolen verbruikt, maar ook
dit buiten berekening gelaten, is do lading
veruruiksvoorraad enorm. Bij volbezette
kajuiten rekent men op:
15,000 pond versch vleesch, 3000 pond ge
vogelte, 2000 pond visch, 2000 pond zuur
kool, 6000 pond erwten en boonen, 11,000
pond boter, 3000 pond groenten, vleesch en
vruchten in blikjes of ingemaakt, 3000 pond
suiker, 4000 pond zout, 2000 pond koffie,
7000 pond ruw ijs, 15000 stuks eieren,
10,000 haringen, 30,000 pond scheepsbeschuit
cn 27,000 pond meel.
Glazen straatsteencn.
Worden glasscherven door verwarming
gesmolten en daarna geperst, dan krijgt
men een ondoorzichtige massa van groote
hardheid, die tevens een groot weerstands
vermogen bezit tegen afslijting. To Genève
heeft men een proef genomen met het be
straten met dezo glazen steenen. De resul
taten zijn zeer bevredigend uitgevallen wat
betreft do duurzaamheid en voor het uit
glijden der paarden leveren zij niet het min
ste gevaar op. In Frankrijk zijn reeds on
derscheidene. fabrieken opgericht, die zich
bezighouden met de vervaardiging van
straatsteenen uit glasscherven.
Eon stad, dio niet slaapt.
Geen stad ter wereld kan zich met Butte,
in Montana (Amerika) vergelijken. Het ïb
een mijnwerkersstad met 45,000 inwoners
een stad, die nooit slaapt. De winkels, uit-
spanningslokalon en zelfs enkele kantoren
zijn dag en nacht open. Men kan zich op
elk uur van den dag of den nacht laten
scheren, een tooneelstuk zien, in een café
gaan en inkoopen doen,
Het •'eenigc beroep, dat de inwoners uit
oefenen, is mijnarbcid. Deze wordt onafge
broken in drio afdeelingen, elk van acht
uren, verricht.
En naar het drie-ploegen-stelsel is het ge-
heele leven ingericht. Den geheelen nacht
stralen de winkels in het schitterendste
olectrische licht, goed gokleede menschen
ziet men op elk uur rondwandelen; alleen
weet men niet of zij juist opgestaan zijn of
naar bed willen gaan,
Men moet niet denken, dat het in Butte
armoedig toegaat. De mijnwerkers verdie
nen veel geld; zij werken mot ijver en wil
len dus ook van het leven genieten.
Spoolgocd voor kindoren van don Tsaar.
Het speelgoed, dat „Oom Loubet" naar
St.-Petersburg medenam, wordt in de
„Frondc" beschreven. De oudste dochter
van den Tsaar, grootvorstin Olga, kreeg een
kleine automobiel, die door twee pedalen in
beweging gebracht wordt. Alle "Beslagen,
handvatsels, lantaarns en treden zijn van
gedreven nikkel, de kussens en de beklee-
ding van het wagentje van zijde.
Grootvorstin Tatjana kreeg een door
Risler ontworpen toilet, stijl Louis XV. Bij
het toilet behoort een gouden grootvorste-
lijke kroon, waaraan prachtige kant hangt,
en die versierd is met veeren van den
Australischen struisvogel. Daar de Austra
lische struisvogel slechts twee van deze
veeren in zijn staart heeft, moest men vijf
tig vogels dooden om dezen bouquet te ma
ken. Het overkleed van de japon is van
Brusselsche kant over chantilly. Een toilet-
stel daarbij van Sèvres-porselein, de bor
stels zijn van groenachtig ivoor met gouden
initialen, de kammen van lichtgeel schild
pad en de flacons zijn van geslepen berg
kristal met gouden sluitingen.
Grootvorstin Anastasia kreeg een mooien
leeren koffer mot vier schuifladen. In de
eerste lade, gevoerd met rose atlas-zijde, ligt
een pop, zoo groot als een kind van twee
jaar. De" andere laden bevatten het onder
goed en drie toiletten voor de pop, een En-
gelsch kostuum, een Russische japon met
echt nationale versiering en een baltoilet
van witte zijde, met chantilly volants en
guipure bezet.
Do kleine grootvorstin Maria kreeg een
automatisch vrouwelijk clowntje, in het wit
en rose gekleed. Op den eenen schouder zit
een aapje, dat alle bewegingen van den
clown namaakt. Ook dit voorwerp is in zijn
soort een meesterstukje.
De grootste plant tor wereld.
De grootste plant ter wereld is naar alle
waarschijnlijkheid een reusachtig zeewier,
bij dc plantenkenners bekend als „norcocy-
tis", dat vaak groeit tot een lengte van
meer dan 300 voet. De stengel der plant is
zoo sterk als een gewoon touw, en groote
hoeveelheden or van worden gedroogd en
als touw gebruikt door de bewoners der
Zuidzee-eilanden, waar deze curieuze plant
aardige touwen gevonden worden. Dit zee
wier groeit gewoonlijk tot een diepte van
200 tot 300 voet. Zoodra de plant wortel
schiet, vormt zich een lansvormige bol, die
met den stengel naar de oppervlakte van
het water groeit. Deze bol heeft dikwijls een
middellijn van 6 voet of meer. Natuurlijk
heeft hij, als alles in het planten- of dieren
rijk, een bedoeling, en wel deze, dat hij,
eenmaal op de oppervlakte van het water
drijvende, den verderen groei van den sten
gel belet. Dit enorme zeewier groeit in zulke
hoeveelheden, dat dikwerf groote eilanden,
reusachtige woiden zou men meenen, ge
vormd worden, die vaak zulk een omvang
hebben, dat zij de scheepvaart belemmeren.
De touwen, gemaakt van de stengels der
plant, dienen meermalen voor bouwkundige
doeleinden en de bollen worden gedroogd
en uitgehold, en zijn dan heel geschikts
vaartuigjes.
Doelmatige vogelnestjes.
Van de insectenetende vogels zijn de mee-
zen wel de ijverigste. Om dezen vriendjes he#
nestelen in onzo tuinen gemakkelijk te ma-,
ken, hange men een aantal kunstmatige:
nestjes in de vruchtboomen. Op de volgende
wijze zijn ze goedkoop en doelmatig te ver-,
vaardigen.
Stroohulzen (die men v. wijnflesschen
afneemt) worden aan het spitse einde met
een touwtje dichtgebonden. Het onderste
einde wordt door een rond plankje, uit eert
sigarenkistje gesneden, gesloten, on met een' j
paar ijzerdraadjes aan de huls vastgehecht*
Iets meer dan te halver hoogte snijde men
een vlieggat in de huls en de woning is ge-
reed.
Om dezen nestjes een meer natuurlijk voor«I
komen te geven, doope men ze één- of bete®
tweemaal in een brij, bestaande uit leem met
een weinig roet vermengd. Ha het opdrogen;
worden ze met een paar ijzerdraadjes aan df
oostzij do der vruchtboomen bevestigd.
Verveling. Toen Napoleon Bonapart#!
op het rotseiland St.-Helena na zijn veelbe-l
wogen leven onder den druk van werkloos-
heid wegkwijnde, bracht men hem de tij-i
ding van den dood van een zijner vroeger#
generaals in het Italiaansche leger.
„Waaraan is hij gestorven?" vroeg de ex*;
keizer.
„Aan verveling, Sire 1" was het antwoordje
„hij had niets te doen."
Napoleon antwoordde met een diepeHi
zncht: „Juist genoeg om een mensch te doo^j
den, al was hij ook een keizer."
Professor X. ging naar huis van eeifc
feestdiner met collega's, waar hij zich ui#*)
muntend vermaakt en zeer gezellig gesprek,
ken en veel getoost had. f
Onderweg of het kwam door dc diep^
zinnige gesprekken, die hij had gehouden^,
dan wel door zijn tweede sigaar, dat is nie#-
uitgemaakt, maar de wijn was l.ofc natuurt
lijk niet 1 gevoelde liij zich wat „koortsig.'1'
En toen hij bij een lantaarnpaal kwam^Q
drukte hij zijn hoog voorhoofd tegen heè
ijzer, om het wat af te koelen.
Nadat hij daar een oogenblikje zoo had/
gestaan, knoopte hij zijn overjas dicht dfl&
nachtlucht was koud en wilde verdof
gaan. Maar tot zijn grooten schrik kon hjf!
geen voet verzetten; hij was niet in staaj?
zich te bewegen.
Hij begreep wat er gebeurd waEw Do ele<H
trische stroom, die de noodige lichtkrach»
voor de lantaarn aanvoerde, was afgeleid
en ging nu door zijn lichaam. Hij kon niet
los van den paal. Een vreeselijke dood
grijnsde hem aan. Hij zou langzamerhand
worden verteerd, en onderwijl moest
daar hulpeloos, als een opgeprikte vlinder^"
blijven staan.
In zijn angst gaf hij een luiden gil, waa®*l
op een politieagent kwam aanloopen. Dez#l
hoorde lachend de verklaring van den vre&*(
selijken toestand des professors aan en....*^
maakte toen diens overjas los van don \ax$
taarnpaal, waaromheen de hooggeleerd#!
heer baar had vastgeknoopt I
Verkeerd begrepen. Een heer komt in
een winkel en bestelt een grafkrans.
Verkooper: „Moet er nog iets op het linf
gedrukt worden, mijnheer?"
Kooper: „Ja. Ruet zacht F'
Verkooper: „Aan den achterkant ook nog
iets?"
Kooper: „Neen, noteer u alleen maarl
Rust zacht! Op beide kanten 1"
Groot was de hilariteit, toen de aanspre
kers den krans op de baar legden en op heti
lint lazen: „Rust zacht op beide JcantenF
„Wel, maakt je advocaat al vorderingelf
met je proces over de erfenis?"
Pretendent-erfgenaam: „Ja zeker. Hij heeft
nu de helft van het geld al gebruikt."
Een zinnetje uit een aanklacht:
„de rechtbank moge verklaren', dat deï;
beklaagde schuldig is, mij voor de door mij'
voor hem aan de in de door hc ~i ter exploï-1
tatie overgenomene steengroeve werkzaam!'
zijnde arbeiders voorgeschotene werkloonen'
schadevergoeding te geven".
De oplossing van het drieledig Raadsel
der vorige week is: I. paper, peper; IL
mud; III. Ohrloch, oorlog.
De beteekonis van den Rebus vindt meq
in het nummer van de volgende week*