M S. liet kasteol Schannilturg. Wekelyksehe Kalender. v Stofgoud. Merkwaardigheden. Raadgeving. ALLERLEI. Rebus. 1 Vormoedt zij in haar nabijheid gevaar, dan schiet zij geagiteerd op haar jongen toe en zij draagt ze snel en vastbesloten naar een donkeren hoek in veiligheid. Er zijn voorheelden, dat zij, bij. het angstig dekken met het moederlichaam van de be dreigde kleinen, ze in haar verwarring dooddrukte. In de kat blijkt intusschen de moeder liefde de zuivere genegenheid voor het jong, dat zij verzorgt, Ook al is dit jong geen kat. Als zij eekhoorntjes of konijntjes, jonge rat- ten of jonge honden verzorgt, is zij er even teer, oven onuitputtelijk goed voor als voor de jonge kat. Haar gulzigheid. Is een kat eigenlijk wel gulzig'! Gemoedelijk rustig vlijt zij zich bij haar bakje en likt met stille, genoeglijke teugjes haar melk, of eet langzaam en voor zichtig haar brokjes. Als or geen is, dio haar den buit komt betwisten, zit zo er bij neer als eon epicurist, vol genot zich gevend aan de vulling van haar maag. Haar scherpe blik. Hier spreken we in directe bedoeling. Het onderscheidingsver mogen, dat de kat in haar oogen bezit, is 'zeer bijzonder. Dat haar blik valsch en on vast is, is beslist een leugen. Strijk haar over don kop en spreek haar lie woordjes fcoe, wat is er dan een innigheid on een dankbaarheid in haar blik 1 En hoe oprecht aijn die oogen; kijk haar maar strak aan, zij knipt zelfs niet met de oogleden, terwijl een hond al heel gauw den kop afwendt en een paar stappen teruggaat. En wat kan er jn kattenoogon een oneindige angst wezen 1 Wie heeft ooit een arme, vervuilde poes stervend in do kou van do straat op een stoep zion zitten en heeft niet gevoeld den jammer, die in de glanslooze oogen lag? Haar gevoeL Ook het gevoel is in do fcat sterk ontwikkeld. Haar snor- en baard haren, in een norvenwecfsel geplant, voe len de geringste beroering. Knip een kat de snorharen af «en zij is een jammerlijk onge lukkig beest, een halve kat nog maar 1 In haar emoties nemen ook haar beweegbare ooren deel. Warme onweersdagen maken katten onrustig en slecht geluimd; zij zijn bang voor bliksem en donder. Bartels ver telt in zijn brieven over Calabrië en Sicilië, dat vóór de aardbeving van 1783 de katten op het eiland zich in angstsmarten wron gen, haar haren stonden als borstels op, haar oogen traanden en waren met bloed beloopen, haar jammerlijk gehuil was oor verscheurend. Haar zindelijkheid. Géén dier is zoo zorgvol in het maken van haar toilet als do kat. En alles doet zij zelve. Elk wakend oogonblik van den dag is ze doende zich schoon te likken en te strijken, dood op haar gemak, echt behaaglijk cn rustig, zoo- als een kat alles zoo heerlijk doen kan. En dan gaat zij lekker in elkaar gedoken zit ten in het warme zonnetje en slaapt prettig- snorrend in, Haar aanhankelijkheid. Al willen en kele wijzen het tegenspreken: een kat heeft, voor wie haar zacht behandelen en goed doen, wel degelijk liefde en aanhankelijk heid. Zij volgt hon door het huis en ook wel eens op straat. Hoog ontwikkeld is haar gehechtheid aan haar huis. Na nachten- en dagenlange uitstapjes komt zij altijd weer in haar eigen woning terug en bij een ver huizing voorbeelden zijn er tc over weet zij over beken en rivieren, door wou den en berglanden, haar oude huis altijd weer terug to vindon. Haar valschheid. Wat is eigenlijk do valschheid van een kat? Dat zij niet ge streeld wil worden, als zij niet in de stem ming is en dan den poot uitslaat? Maar dat is haar onafhankelijkheid, haar prach tigste deugd. Een kat kruipt niet laf als een hond en als zij geslagen wordt, verzet zij zich. Dat is haar fierheid en wie in die deugd iets leelijks vindt, mag poes valsch noemen. Alleen valsch is poes in haar omgang met muizen. Haar spelon met het gevangen, mishandelde diertje is wreed. Maar daarin immers vindt de mensch juist het nut van het ecn-kat-h ouden? Brehm heeft van een kat, in zijn bezit, bcrekond, dat zij in één jaar 7300 muizen gevangen en opgegeten heeft. En of zij Brehm daarmee een dienst bowezen heeft! Wio kattendeugdon in verdenking bren gen wil, kent de kat niet, is nooit met liefde de eigenaar van een kat geweest. Duizenden menschen houden katten. Of met eenigc juistheid do eigenaardigheden dezer dieren zijn gereleveerd, kunnen zij bij hun eigen poes nagaan. In ons land is de kattoncultuur niet zoo heel sterk ontwikkeld; wij hebben geen kat- ten-asyl als er bestaan in Engoland en Ame rika; geen katten-hospitaal als er een is in den staat Pennsylvaniain ons land laten rijke lieden hun katten geen legaten na, als in Londen mevrouw Churchill deed, die haar poes een jaargeld van 200 pond st. ver maakte. Tot zulke dwaasheden heeft de kattenver- eering het in ons land nog niet gebracht. Op een bergslot, hoog boven een dier lief lijke zijdalen van den Rijn, gaat onze Ko ningin over enkele dagon herstel van krach ten zoeken van de ziekte, die Haar jong le- von bedreigd heeft. Natuurlijk richten zich nu aller blikken naar dat slot en wordt door elk rechtge aard Nederlander do wenBch gekoesterd, dat de heerlijke boschlucht der Rijnbergen weldra aan H. M. den blos Harer jonge ja ren hergeven moge. Het kasteel Schaumburg, dat door den vorst van Waldeck-Pyrmont ter beschikking van onze Koningin is gesteld, is bij vele toe risten, die een bezoek brachten aan Duitsch- lands Rijnstreek, welbekend. Het vormt het voornaamste punt van het programma bij een uitstapje naar het dal van do Lahn en mag onder de mooiste plekjes van Duütsch- land gerekend worden Zich 279 M. boven den zeespiegel verhef fende, beheerscht het de gansche omgeving, en dit heeft het reeds vele eeuwen gedaan. Weleer aangeduid als de „Schowenburg", wordt het kasteel reeds in 915 in een oor konde van Koonraad I en daarna weer in 1194 genoemd, toen het in bezit was van de heeren van Isenburg. Graaf Herman van Yirneburg, aan wien de helft door een er fenis ten deel viel, wilde den burcht tegen den wil van do Isenburgers vergrooten. De aartsbisschop van Trior legde het daarover ontstane geschil in 1232 bij. In 1266 gaf Ger- lach van Isenburg zijn helft als leen aan den aartsbisschop van Keulen. In 1279 ging do burcht aan graaf Hendrik van Westenburg over, wiens nakomelingen in de veertiende eeuw or woonden. Tegen hen bouwde de oor logzuchtige keurvorst on aartsbisschop van Trier in 1319 den burcht Balduinstein, in de nabijheid gelegen. Na herhaaldelijk van eigenaar verwisseld te zijn, werd de Schowenburg in 1656 met de heerlijkheid voor 70,000 guldens aan gra vin Agnes, weduwe van den keizerlijken ge neraal Peter Meiander, rijksgraaf van Holzappel, verkocht. Haar dochter Eliza beth Charlotte trouwde met Adolf van Nas- sau-Dillonburg. In de eerste helft van de vorige eeuw zien wij den burcht, welks naam gaandeweg veranderde in Schaumburg, in het bezit van aartshertog Stephanus van Oostenrijk. Toen deze door zijn liberale hou ding tijdens 1848 aan hot Weenor Hof in ongenade was geraakt, koos hij den burcht als verblijf en vertoefde daar bijna onafge broken tot 1867. Van 1850 tot 1C55 liet hij het oude, smakelooze gebouw veranderen in een grootsch kasteel in modernen Gothi- schen stijl: tegelijkertijd werden de prach tige tuinen er omheen aangelegd. Bovendien bracht do aartshertog een bi bliotheek van 20,000 declen bijeen en een ver zameling delfstoffen, die tot de best geor dende in Duitschland gerekend werd. Deze laatste verzameling is ten slotte aan den Pruisischen Staat gekomen. Ook verder wa ren er nog vele bezienswaardigheden in het kasteel, en aartshertog Stephanus, die zich door liefdadigh^idszin en gastvrijheid be mind maakte, toonde die met groot genoe gen aan de vele bezoekers. Hij had bij uiter ste wilsbeschikking den Schaumburg aan hertog Georg Ludwig II van Oldenburg vermaakt; maar do naast rechthebbende erfgenaam, de vorst van Waldeck, kwam hiertegen op en na langdurige processen wees het Rijksgerechtshof te Leipzig ten slotte in 1887 het kasteel definitief toe aan Georg Victor van Waldeck. Als men het kasteel bezoekt, komt men door de oude, met ijzer beslagen poort uit het jaar 1677 op het langwerpige voorplein, van daar op het eigenlijke slotplein, waar men het hoofdgebouw met vier achthoekige torens voor zich ziet. Voor de poort van het middengebouw staan twee koperen herau ten naast den hoofdtoren verrijst een stand beeld van den hiervoren genoemden gene raal Peter Meiander. Van don hoofdtoren, dien men bestijgt langs een trap van 237 treden, heeft men een overweldigend fraai gezicht op het Lahndal, over de hoogvlakte en de met bosch begroeide hoogten. In het zuidoosten breiden zich, zoo' ver het oog reikt, bosschen uit; tallooze dorpen treffen uit het onafzienbare, rijke en lieflijke berg land het oog van den waarnemer, en van de oude ridderkasteelen Balduinstein, Lauren- burg, Ardeck en Dillenburg teekenen zich de torens of ruïnes togen het boschland schap af ,,Het mooiste kasteel van Duitschland" noemde het een vereerder niet enkel van het schoon der Rijnstreek, doch in do eerste plaats van ons Koningshuis. Hij had meer dan eens den ouden burcht bezocht en be wonderd, doch nu H. M. er zal vertoeven, had het kasteel voor hem als het ware een ander karakter, een nieuwe bekoring gekre gen on onder den indruk dor tijding van Harer Majesteits vertrek daarheen, bracht hij er die hulde aan. Welnu, welke vereer der van ons Vorstenhuis, zou zich daarbij niet aansluiten? Voor den rechtgeaardcn Nederlander is het kasteel Schaumburg thans het mooiste slot van Duitschland. RECEPT. Vanielje-yla. Kook 8 d.L. melk met 80 gram suiker en een half stokje vanielje. Klop vijf eieren ^oed, wit en dooiers met olkaar, en voeg c langzaam de warme melk bij. Doe dan deze massa in hooge, vuurvaste potjes en laat do vla in matig warmen oven dik worden, doch niet te hard. Zij kan koud gepresenteerd worden. Des noods plaatse men haar na afkoeling nog in ij*. Zondag* c 'Er is een heiligdom van 'thart, Ontziet het, stervelingen 1 Maandag. Daar is geen mensch zoo min of 'èhgeacht, Of hij heeft wel een wijs woord bijgebracht. Dinsdag. Men kent verloren goed Eerst als mon 't missen moet. Woensdag. Wat voor haar kinderen een moeder kan, Wel menig wonder getuigt erf van! Donderdag. Zoekt een ster niet te ver. Vrijdag. j/t Goed te hebben" is een zegen, Grooter zegen „goed te zijn." Zaterdag. De ware moed blijkt dan alleen, Als werkelijk 't gevaar verscheen. Do engel, die geen toom ondervond, zou den mensch moeten benijden, die zijn gram- eohap overwint. Jean Paul. Leeft alsof gij morgen sterven moest; streeft alsof gij onsterflijk waart 1 G o i b e 1. Vernuft 6taat tot verstand als een keu kenboek tot een pastei Ludwig Börne. De_dingen zijn niet als zij schijnen, De worm zit binnen lekker ooft, En levenskleur bedekt venijnen; Hij doolt zeer licht, die licht gelooft. Vondel. Het roemen op ondervinding is een be lachelijke gemeenplaats geworden; er zijn lieden, die vijftig of zestig jaar lang meege- dreven hebben met het stroompje, waarin zo meenen te zwemmen, en die van al dien tijd weinig anders zouden kunnen verhalen, dan dat ze verhuisd zijn van de A-gracht naar do B-straat; en niets is gewoner dan to hooren bogen op ervaring juist door hen, die hun grijze haren zoo gemakkelijk ver kregen. Anderen weder meenen hun aanspraken op ondervinding to mogen gronden op wer kelijk ondergane lotswisselingen, zonder dat echter uit iets blijkt, dat zij door dio lots wisselingen irjn aangegrepen in hun ziele- leven. Multatuli. „Wat de heer Chamberlain nu zal zeggen." Onder dezen titel vinden wij in „Het Nieuws van den Dag" dit vers van dr. E. Laurillard: Thans is het tijd, om u to danken, U, groote Machten, fier cn kloek, Wier namen voortaan Bchitt'ren zullen Vol roemglans in 't Historicboek. Waarom? Vooreerst, wijl door u eerlijk En trouw elk punt is nageleefd, Dat eens in zake krijgsgebruiken Uw hand en pen bekrachtigd i heeft. Ook, wijl gij waart zoo strikt onzijdig. Wat ook de laster heeft verspreid, Er liep in al uw doen en laten Geen zweem zelfs van partijdigheid. Voorts, wijl ge scherp en juist doorzien [hebt, Wat contrabande was, wat niet, Wanneer soms ezels gingen schreeuwen, Omdat gij menschen doorgaan liet. Alzoö, ik dank u, want uw houding Was onder alles hoogst correct, En heeft vertrouwen op de grooten In alle kleinen opgewekt. Maar 'k dank U 'fc meest, wijl niemand [uwer 't Geschreeuw van onrecht heeft ge beerd. Terecht. Als onrecht was bedreven, Dan hadt gij wel geprotesteerd; Dat spreekt vanzelf. Maar uit uw zwijgen Merkte ieder, die verstand bezat, Dat ik den eernaam wel mocht dragen, Dien oudtijds Aristides had. De Reohtvaardige. Een groote provisiekamer. Do best voorziene provisiekamer heeft noch een schatrijke bankiersvrouw, noch een koningin, maar de hofmeester van een groo te Oceaanboot. Wat zoo'n schip meeneemt is verbazend. Van den inhoud van zulk een gevaarte vor men manschap en passagiers maar een mi niem gedeelte. Per uur worden meer dan 10,000 K.G. steenkolen verbruikt, maar ook dit buiten berekening gelaten, is do lading veruruiksvoorraad enorm. Bij volbezette kajuiten rekent men op: 15,000 pond versch vleesch, 3000 pond ge vogelte, 2000 pond visch, 2000 pond zuur kool, 6000 pond erwten en boonen, 11,000 pond boter, 3000 pond groenten, vleesch en vruchten in blikjes of ingemaakt, 3000 pond suiker, 4000 pond zout, 2000 pond koffie, 7000 pond ruw ijs, 15000 stuks eieren, 10,000 haringen, 30,000 pond scheepsbeschuit cn 27,000 pond meel. Glazen straatsteencn. Worden glasscherven door verwarming gesmolten en daarna geperst, dan krijgt men een ondoorzichtige massa van groote hardheid, die tevens een groot weerstands vermogen bezit tegen afslijting. To Genève heeft men een proef genomen met het be straten met dezo glazen steenen. De resul taten zijn zeer bevredigend uitgevallen wat betreft do duurzaamheid en voor het uit glijden der paarden leveren zij niet het min ste gevaar op. In Frankrijk zijn reeds on derscheidene. fabrieken opgericht, die zich bezighouden met de vervaardiging van straatsteenen uit glasscherven. Eon stad, dio niet slaapt. Geen stad ter wereld kan zich met Butte, in Montana (Amerika) vergelijken. Het ïb een mijnwerkersstad met 45,000 inwoners een stad, die nooit slaapt. De winkels, uit- spanningslokalon en zelfs enkele kantoren zijn dag en nacht open. Men kan zich op elk uur van den dag of den nacht laten scheren, een tooneelstuk zien, in een café gaan en inkoopen doen, Het •'eenigc beroep, dat de inwoners uit oefenen, is mijnarbcid. Deze wordt onafge broken in drio afdeelingen, elk van acht uren, verricht. En naar het drie-ploegen-stelsel is het ge- heele leven ingericht. Den geheelen nacht stralen de winkels in het schitterendste olectrische licht, goed gokleede menschen ziet men op elk uur rondwandelen; alleen weet men niet of zij juist opgestaan zijn of naar bed willen gaan, Men moet niet denken, dat het in Butte armoedig toegaat. De mijnwerkers verdie nen veel geld; zij werken mot ijver en wil len dus ook van het leven genieten. Spoolgocd voor kindoren van don Tsaar. Het speelgoed, dat „Oom Loubet" naar St.-Petersburg medenam, wordt in de „Frondc" beschreven. De oudste dochter van den Tsaar, grootvorstin Olga, kreeg een kleine automobiel, die door twee pedalen in beweging gebracht wordt. Alle "Beslagen, handvatsels, lantaarns en treden zijn van gedreven nikkel, de kussens en de beklee- ding van het wagentje van zijde. Grootvorstin Tatjana kreeg een door Risler ontworpen toilet, stijl Louis XV. Bij het toilet behoort een gouden grootvorste- lijke kroon, waaraan prachtige kant hangt, en die versierd is met veeren van den Australischen struisvogel. Daar de Austra lische struisvogel slechts twee van deze veeren in zijn staart heeft, moest men vijf tig vogels dooden om dezen bouquet te ma ken. Het overkleed van de japon is van Brusselsche kant over chantilly. Een toilet- stel daarbij van Sèvres-porselein, de bor stels zijn van groenachtig ivoor met gouden initialen, de kammen van lichtgeel schild pad en de flacons zijn van geslepen berg kristal met gouden sluitingen. Grootvorstin Anastasia kreeg een mooien leeren koffer mot vier schuifladen. In de eerste lade, gevoerd met rose atlas-zijde, ligt een pop, zoo groot als een kind van twee jaar. De" andere laden bevatten het onder goed en drie toiletten voor de pop, een En- gelsch kostuum, een Russische japon met echt nationale versiering en een baltoilet van witte zijde, met chantilly volants en guipure bezet. Do kleine grootvorstin Maria kreeg een automatisch vrouwelijk clowntje, in het wit en rose gekleed. Op den eenen schouder zit een aapje, dat alle bewegingen van den clown namaakt. Ook dit voorwerp is in zijn soort een meesterstukje. De grootste plant tor wereld. De grootste plant ter wereld is naar alle waarschijnlijkheid een reusachtig zeewier, bij dc plantenkenners bekend als „norcocy- tis", dat vaak groeit tot een lengte van meer dan 300 voet. De stengel der plant is zoo sterk als een gewoon touw, en groote hoeveelheden or van worden gedroogd en als touw gebruikt door de bewoners der Zuidzee-eilanden, waar deze curieuze plant aardige touwen gevonden worden. Dit zee wier groeit gewoonlijk tot een diepte van 200 tot 300 voet. Zoodra de plant wortel schiet, vormt zich een lansvormige bol, die met den stengel naar de oppervlakte van het water groeit. Deze bol heeft dikwijls een middellijn van 6 voet of meer. Natuurlijk heeft hij, als alles in het planten- of dieren rijk, een bedoeling, en wel deze, dat hij, eenmaal op de oppervlakte van het water drijvende, den verderen groei van den sten gel belet. Dit enorme zeewier groeit in zulke hoeveelheden, dat dikwerf groote eilanden, reusachtige woiden zou men meenen, ge vormd worden, die vaak zulk een omvang hebben, dat zij de scheepvaart belemmeren. De touwen, gemaakt van de stengels der plant, dienen meermalen voor bouwkundige doeleinden en de bollen worden gedroogd en uitgehold, en zijn dan heel geschikts vaartuigjes. Doelmatige vogelnestjes. Van de insectenetende vogels zijn de mee- zen wel de ijverigste. Om dezen vriendjes he# nestelen in onzo tuinen gemakkelijk te ma-, ken, hange men een aantal kunstmatige: nestjes in de vruchtboomen. Op de volgende wijze zijn ze goedkoop en doelmatig te ver-, vaardigen. Stroohulzen (die men v. wijnflesschen afneemt) worden aan het spitse einde met een touwtje dichtgebonden. Het onderste einde wordt door een rond plankje, uit eert sigarenkistje gesneden, gesloten, on met een' j paar ijzerdraadjes aan de huls vastgehecht* Iets meer dan te halver hoogte snijde men een vlieggat in de huls en de woning is ge- reed. Om dezen nestjes een meer natuurlijk voor«I komen te geven, doope men ze één- of bete® tweemaal in een brij, bestaande uit leem met een weinig roet vermengd. Ha het opdrogen; worden ze met een paar ijzerdraadjes aan df oostzij do der vruchtboomen bevestigd. Verveling. Toen Napoleon Bonapart#! op het rotseiland St.-Helena na zijn veelbe-l wogen leven onder den druk van werkloos- heid wegkwijnde, bracht men hem de tij-i ding van den dood van een zijner vroeger# generaals in het Italiaansche leger. „Waaraan is hij gestorven?" vroeg de ex*; keizer. „Aan verveling, Sire 1" was het antwoordje „hij had niets te doen." Napoleon antwoordde met een diepeHi zncht: „Juist genoeg om een mensch te doo^j den, al was hij ook een keizer." Professor X. ging naar huis van eeifc feestdiner met collega's, waar hij zich ui#*) muntend vermaakt en zeer gezellig gesprek, ken en veel getoost had. f Onderweg of het kwam door dc diep^ zinnige gesprekken, die hij had gehouden^, dan wel door zijn tweede sigaar, dat is nie#- uitgemaakt, maar de wijn was l.ofc natuurt lijk niet 1 gevoelde liij zich wat „koortsig.'1' En toen hij bij een lantaarnpaal kwam^Q drukte hij zijn hoog voorhoofd tegen heè ijzer, om het wat af te koelen. Nadat hij daar een oogenblikje zoo had/ gestaan, knoopte hij zijn overjas dicht dfl& nachtlucht was koud en wilde verdof gaan. Maar tot zijn grooten schrik kon hjf! geen voet verzetten; hij was niet in staaj? zich te bewegen. Hij begreep wat er gebeurd waEw Do ele<H trische stroom, die de noodige lichtkrach» voor de lantaarn aanvoerde, was afgeleid en ging nu door zijn lichaam. Hij kon niet los van den paal. Een vreeselijke dood grijnsde hem aan. Hij zou langzamerhand worden verteerd, en onderwijl moest daar hulpeloos, als een opgeprikte vlinder^" blijven staan. In zijn angst gaf hij een luiden gil, waa®*l op een politieagent kwam aanloopen. Dez#l hoorde lachend de verklaring van den vre&*( selijken toestand des professors aan en....*^ maakte toen diens overjas los van don \ax$ taarnpaal, waaromheen de hooggeleerd#! heer baar had vastgeknoopt I Verkeerd begrepen. Een heer komt in een winkel en bestelt een grafkrans. Verkooper: „Moet er nog iets op het linf gedrukt worden, mijnheer?" Kooper: „Ja. Ruet zacht F' Verkooper: „Aan den achterkant ook nog iets?" Kooper: „Neen, noteer u alleen maarl Rust zacht! Op beide kanten 1" Groot was de hilariteit, toen de aanspre kers den krans op de baar legden en op heti lint lazen: „Rust zacht op beide JcantenF „Wel, maakt je advocaat al vorderingelf met je proces over de erfenis?" Pretendent-erfgenaam: „Ja zeker. Hij heeft nu de helft van het geld al gebruikt." Een zinnetje uit een aanklacht: „de rechtbank moge verklaren', dat deï; beklaagde schuldig is, mij voor de door mij' voor hem aan de in de door hc ~i ter exploï-1 tatie overgenomene steengroeve werkzaam!' zijnde arbeiders voorgeschotene werkloonen' schadevergoeding te geven". De oplossing van het drieledig Raadsel der vorige week is: I. paper, peper; IL mud; III. Ohrloch, oorlog. De beteekonis van den Rebus vindt meq in het nummer van de volgende week*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10