iVo. 12961 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 28 MEI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De Nieuwe Courant gelooft niet, dat het denkbeeld van De Standaard om een con- Krea van antirevolutionaire Raadsleden uit de verschillende gemeen ten des lands tot stand te brengen aanbeve ling verdient en zij kan bovendien als De Standaard meent, dat die F .adslcdcn nu zoo op zichzelf staan dat blad geruststel len. althans wat 's-Gravcnhage betreft. „De antirevolutionaire leden in onzen Raad zoo verklaart zij staan volstrekt niet op zichzelf. Waar het pas geeft, verkondigen zij hun beginselen, maar doen overigens wak ker mee met de collega's van allo richtingen aan het behartigen van de gemeentebelan gen. Waar zou het heen, om alweer bij onzen Raad te blijven als de vertegen woordigers der burgerij zich splitsten in aK lerlei clubs, „a l'instar" van de Tweede Ka- mor, en de vraagstukken van gemeentelijk beleid bekeken werden door katholieke, an tirevolutionaire, liberale en nog zooveel an dore brillen? Men is daarvan hior in Den Haag gelukkig zóó vreemd, dat er wel een club bestaat, die vóórvergaderingen houdt om do aan de orde zijnde zaken te bespie- ken, maar het is een club, waarin alle lich tingen zijn vertegenwoordigd en dat Kunnen zijn, omdat hier geen politieke, maar ge meentebelangen besproken worden. Eet Centrum vindt het door De Standaard besproken denkbeeld de overweging waard. Na den inhoud van het artikel aan zijn le zers te hebben meegedeeld, zegt het blad: ,,Tot zoover het antirevolutionaire or gaan, welks beschouwingen ongetwijfeld overweging verdienen. Niet slechts voor de antirevolutionairen, maar ook voor ons. Een nauwere aaneensluiting om een geregelde gedachtenwisseling tusschen de Katholieken over zaken van gemeentelijke politiek lijkt ons verre van overbodig en onbelangrijk. Het denkbeeld, om zulk een politiek pro gram voor onzo partij te ontwerpen, is trouwens reeds eenigen tijd geleden geop perd en op deze plaats met instemming 1 e- sproken." Maar ook 71 et Centrum zou niet gaarne de „politiek" in de gemeenteraden zien over gebracht: „Evenwol zouden wij daarmede niet be doelen een partij-politiek te voeren in den gewonen zin des woords en den partijstrijd in volle scherpte over te brengen naar de gemeentelijke stembus. Daardoor zouden de belangen van stad en dorp o. i. niet zijn gebaat. Bij de gemeente raadsverkiezingen toch is het vooral dc ken nis van locale toestanden en locale behoef ten, die in aanmerking moet komen. De groote beginselen vinden meer hun toepas sing bij do zoogenaamde „hoogere politiek 'j welke de richting aangeeft voor het ganschc land. En wij kunnen het ons daarom zeer goed voorstellen, dat gelijk ten vorige ja- re nog door een onzer liberale hoofdbladen de stelling is verdedigd, om bij Raadsver kiezingen do eigenlijke politiek zooveel mo gelijk te weren. Trouwens, dit geschiedt reeds op vele plaatsen. Candidaten van verschillende rich ting worden aanbevolen, of althans niet be streden, door kiesvcrccnigingen, wier vaan del een andere kleur vertoont. En in de ge meenteraden zeiven is het geen zeldzaamheid, dat bij stemmingen, over zeer belangrijke zaken zelfs, de partijen telkens dooreenvloei- en. Verhoudingen als die in Tweede of Ecr- sto Kamer kent men daar niet. H zou men ook een zuivere cn principiecle partij-groc- peering kunnen hebben over vraagstukken, als die der gemeentelijke belastingen, of der exploitatie van gasfabriek, waterleiding, tram, enz., om nog tc zwijgen van rooilij nen en dergelijke absoluut neutrale zaken? Zelfs do sociale quaestic biedt daartoe geen voldoenden grond; want over loon en ar beidsduur, ja, over het werklieden-vraag stuk in 't algemeen loopen de gevoelens bij nagenoeg alïe partijen en fracties uiteen." Ook dc Ovcrijselsche Boodschapper is met het denkbeeld ingenomen cn herinnert, dat de quaestie van"een gemeentelijk program, reeds in een vergadering van de verceniging „Nederland en Oranje" te Zwolle aan de o.rde kwam. Zooals gemeld werd, is to 's-Gravenhage een openbaro vredesbijee nkomst ge houden, ter herdenking van den openings dag der Vredesconferentie van 1899. Mr. W. H. de Beauf< rt, oud-minister van buitenlandschc zaken, dankte toen het be stuur, dat het dezen dag in cere wil houden en aan deze herinneringsdag een betuiging heeft willen verbinden voor recht cn voor vrede. Daardoor toch wordt protest uitgesproken tegen do oppervlakkige meening, die in de Vredesconferentie zooal niet een huichelach tige vertooning, dan toch een onbeteckenen- de gebeurtenis heeft willen zien. Door het uitbreken van den bloedigen oorlog in Zuid- Afrika, zoo kort na de Vredesconferentie, heeft de meoning ingang gevonden, dat de mogendheden óf den vrede zelf niet in ernst wilden, óf althans niet bereid waren den vrede te handhaven. Intusschen zou elke po ging tot interventie tot niets hebben geleid en was onthouding daarom gerechtvaardigd. Dczo woorden gaven Dc Maasbode de vol gende opmerking in dc pen: Non-interventie dus, puro ct simpliciter. Maar met deze machtspreuk, dio aan be narde diplomaten altijd uitkomst schijnt te bieden, wordt de blaam, een vertooning te zijn geweest, nog niet van de Haagsche Vre- desvergadering afgewenteld. Want wat bedoelde dan toch eigenlijk dio vrcdelievendo heer Pauneefotc, Engelands gezant, met zijn aanwezigheid op de confe rentie? Niet alleen, dat zijn lastgever, de zacht moedige Brit, in oorlogstijd geen afstand wilde doen van het gebruik van inhumane wapenen noch er van wilde afzien om open kuststeden van zee uit te beschieten, noch de Geneefschc conventie tot den zee-oorlog wil de uitstrekken neen, veel erger nog: kort na de conferentie ging de Staat, die door den heer Pauncefote in Den Haag vertegen woordigd werd, met vertreding van alle recht, aan het uitmoorden van een vrij volk en wel op een wijze, zooals de historie nog maar weinig geboekt heeft. En dat alleen omdat de Boerenhoeven der Zuidafrikaansche Republieken boven goud velden waren opgetrokken. Dit noemen alle weldenkende en vrcdelie vendo lieden pure barbaarschheid, obsti naat vasthouden aan het vcrderflijke begin sel van macht boven recht, om welk beginsel uit de politiek der Europeesche Kabinetten uit tc delgen juist do Conferentie des Vre des heette saamgeroepen te zijn. Maar dan is het geen oppervlakkige mee ning onder het volk, zooals de oud-minister veronderstelde, maar zuivere werkelijkheid, wanneer het volk, dat van alle diplomatie gruwtj_.cn altijd zeer klaar en karakteristiek is in het geven van namen, in het afvaar digen van dezen gezant ten leste niet anders ziet dan een „vertooning". En dit niet enkel om de aanwezigheid van dien gezant aldaar, maar ook omdat deze man, toen reeds lang do oorlogsvlam op woei, cxprcsselijk met de protocollen van zjjn heer en lastgever naar Den Haag over komt om de besluiten van een „Conferentie des Vredes" teonderteekenen. En als gij dan zegt, dat deze conferentie, die immers met zoo beste bedoelingen is saamgeroepen, toch niet aansprakelijk kan staan voor doze éénc mogendheid, die aldus uit den band sprong dan vragen wij, hoe veel mogendheden daar in het Huis ten Bosch dan wel met onbesmette handen ver tegenwoordigd stonden, en hoe velen het daar in hun hart ernst was met den wenscli, dat het nu voortaan „vrede op aarde" moest zij hl Misschien den Turk, of den Amerikaan, of den vorst rit het huis van Savoye Of misschien den aanstichter zelf, den Russischen Tsaar. Maar hier zouden wij rar. De Beaufort willen aanraden om prof. Van der Vlugt er op na to lezen. Hij zal dan ver nemen van do lotgevallen van dezen hoog leeraar, die in gezelschap van aanzienlijke mannen uit alle landen van Europa zelfs een reis naar de Ncwa maakte om den mo narch in te lichten over de gruwelen, dio aan de Oostzee in zijn naam gebeurden maar die tot het paleis des vredes in Sint- Petcrsburg niet heeft kunnen doordringen, noch den Tsaar onder de oogen heeft mogen zien, omdat hij door lagere suppoosten een voudig ,,vau het kastje naar den rauur" werd gezonden. Ons dunkt, dat de heer De Beaufort en allen, die met hem op dc „Vredesbijeen komst" waren, hun dag met gowichtiger cn zeker minder hopelooze bezigheden hadden kunnen doorbrengen. De volksnieening wil wel in enkele Mo gendheden, die aan den oproep van den Tsaar gehoor gaven, dc goede bedoelingen waardecren, maar het feit op zichzelf be schouwd, ziet zij in de Haagsche Vredescon ferentie ten slotte niets anders dan een be lachelijke parodie op de hoogo en heilige Vredesboodschap, die ons uit Bethlehem ge worden is. En die meening wordt niet te niet gedaan door het merk van oppervlakkigheid, dat do heer De Beaufort haar indrukt, maar wel wordt, zij op treffende wijze en in het volle licht van den klaren middag bevestigd door de „hoogere" politiek, die sedert het verloop der Vredesconferentie nog steeds in do kabinetten dor Groot-Mogendhcden en achter de groene tafel van meer dan dén par lement gehuldigd en gehandhaafd wordt. In een asterisk zegt Eet Centrum: Sinds lang is d r. A. W. Bronsveld in zijn openbaar optreden bitter ongelukkig. Het ecne échec volgt op het andere. Nu echter doet ecu vroegere trouwe mede stander, ds. Van Dijk, to Doctinchem, die jarenlang met zijn Utrcchtschcn collega te gen dr. Kuyper en de antirevolutionaire partij rusteloos onraad blies, dc maat van het ongeluk overloopen. In Doetinchcms Weekblad senrijft hij een open brief aan dr. Bronsveld, naar aanlei ding van diens bekenden uitval tegen het b ij zonder onderwijs. Op een geduchte manier, waarbij vergele ken zelfs de beminnelijke Kroniekstijl nog van liefde en vrede overvloeit, neemt ds. Van Dijk zijn voormaligen bondgenoot on der handen. Ziehier een staaltje van zijn philippica togen dr. Bronsveld: „Nu zijt gij boos, omdat anderen ook ge voel hebben en recht van spreken, wellicht niet minder dan gij, die nu wel veel opslik ken moet; maar men laat u niet altijd on gemoeid op uw stokpaarldjes. Het ergert u, dat gij niet opgewassen zijt tegen dr. Kuyper en dr. Schacpman en on der moet doen voor dr. Dc Visser en rar. Verkouteren Gij ontziet u zelfs niet, om wijlen mr. Groen van Prinsterer voor tc stellen als „doctrinair" ex' is ook een lasteren van dc heerlijkheden omdat hij naar do wet recht vroeg, on dus een beter inzicht in de dingen had, dan „do jonge Kroniek schrijver", die gelukkig voor Groen onder doen moest. Dat is voor n'wel jainnier, maar voor Nederland gelukkig. Groen heeft bewezen heel wat beter pacda- goog tc zijn dan gij, die met uw paedago- giek beland zijt, waar gij niet wezen wilt, en zoo voortgaande, voorzie ik, dat ook gij terecht komt in dcRoomschc Kerk 1" Het zou vermakelijk zijn, indien het niet tevens zoo treurig ware. Wat. een bedroevend-negatiove uitkomsten, voor geheel het openbaar levon van een ta lentvol man als dr. Bronsveld Wat is het anti-papismc toch een gevaar lijk en ondankbaar iets Het wreekt zich allermeest op dengene, dio er Zich door laat bcheerschen. Terwijl intusschen „Rome" onbetwistbaar groeit en tiert, tegen do even hardnekkige als machtige verdrukking in. Nemesis Bij do militaire debatten in de jongste zittingen van de Tweede Kamer was de socialist Van der Zwaag afwezig. In De Klok verklaart deze heer, dat dit niet door verschillende omstandigheden zoo kwam, neen, Van dor Zwaag bleef met opzet weg; liij begrijpt niet hoe „sociaal-democra ten zich kunnen afsloven met allerlei soort amendementen", bij de nu aanhangige wetten. Het Volk is het hcelemaal niet m<Y^u der Zwaag eens, en schrijft naar on.pb'Ading van diens woorden en houding meer: „Een man als van Van do^ Zwaag, wiens logisch woord niet gohce\ zonder invloed is in dc Kamer, is niet verantwoord tegenover eenigen verlof ginger of anderen gewezen militair, dit» straks het slachtoffer van do gewraakt^ bepaling kan worden, nu hij bij de bestrijding daarvan wegbleef. Uitdrukkelijk is bij de algemcene beraad slagingen door Hugenholtz verklaaixl, dat de sociaal-democraten tegen het ganscho ont werp zullen stemmen, cn toen dc Regeerings- commissaris bij een zeker artikel meende, dat Schaper het „verspreiden" van beleedi- gendo of opruiende geschriften wèl wilde strafbaar stellen, zei deze woordelijk: „Om aJle misverstand to voorkomen: wij zijn tegen al dergelijke strafbepalingen. Onzo goedkeuring is altijd betrekkelijk, want ik beb bezwaar tegen dit geheele Wetboek en ik zal er tegen stommen ook. Wanneer ik bij deze debatten iots toegeef, dan doe ik dit alleen, omdat de strijd er tegen toch nutte loos zou zijn, en als ik iets bestrijd is het alleen om het ontwerp zoo min schadelijk mogelijk to maken." Welnu, sedert wanneer is dat laatste: een slecht wetsontwerp zoo min schadelijk moge lijk maken, strijdig is mot revolutionaire be ginselen, tenzij mon revolutionair gelijk stelt met anti-parlementair? Maar al was de houding der sociaal-demo- craten in dezen wat to parlementair, dan ploit dat Van der Zwaag niet vrij van ver zuim, door van zijn post weg to blijven toen het er op aan kwam om reactionaire, ultra- militaii-istischo en bloedcrigo wetsbepalin gen to bestrijden." Het blad hoopt, dat Van der Zwaag bij do eindstemming ten minste zal tegenwoor dig zijnéén stem kan bot wetsontwerp doen vallen. Dc Oprechte Haarl. Courant maakt hierbij deze opmerking: „Mocht echter dit wetsontwerp worden verworpen, dan heeft men niets beters, maar cn dat schijnt Het Volk te vergeten dan behoudt men den ouden toestand, die door iedereen wordt afgekeurd." De Provinciale Groninger Courant meent, dat na de verwachtingen in do Troonrede, bij den aanvang van dit zittingjaar door de Koningin uitgesproken, betreffende socia le wetgeving, opgewekt, de eerste maat regelen, door liet Kabinet genomen, t n slochtbegin xnogen heetcn. Eerst is, zegt het blad, het wetsontwerp op de arbeids- cn rusttijden, door de vorige Regeering ingediend, teruggenomen, zonder dat het tot heden is vervangen door een ander voorstel, rakende deze zeer urgente aangelegenheid. Vervolgens is een afwijking van den regel van^do Arbeidswet, die .den arbeid van personen beneden zestien jaren niet vóór zekor uur wil zien aanvangen, voor in fabrieken van zijden vischncttcn werk zame mannelijke jongelieden tot 1 Juli 1901 gedoogd, voor niet minder dan vijf jaren be stendigd bij een besluit, niet heel lang na het optreden van het Kabinet genomen. En thans is aan d Tweede Kamer het voorstel gedaan in de Arbeidswet ten behoe ve van één soort van arbeid, het zoogenaamd haringspeten, een wijziging to brengen, dio in het niet nialsch voorloopig verslag, het welk over dat wetsvoorstel dezer dagen is verschenen, door zeer vele leden in de afdec- lingen is bestempeld als een maatregel van roactic tegen een van dc hoofdbeginselen der arbeidswet; als een teruggang op het gebied der arbeidswetgeving in het algemeen. De slechte bejegening, die aan liet denk beeld van de zijdo der pers is te beurt geval len, heeft zich onder do Kamerleden her haald. Inderdaad mag men vragon, of dit nu het eerste noodigo was, dat de Regeering op het gebied der arbeidswetgeving had voor to dragen cn of het een voortbouwing op ge legde grondslagen kan heetcn als aan de in het zweet des aanschijns tot stand gekomen beperking van den arbeidsduur voor vrouwen wordt getornd en banden los wor den gemaakt, die met zooveel moeite zijn gelegd. De voorspelling, dat wat heden aan de haringrookers wordt toegestaan, morgen' door andere industricclen, dio ook liefst den nachtarbeid der vrouwen zouden zien her-- steld, zal worden gevraagd, is niet gewaagd, j In de afdeelingen hebben sommigen het voorstel reeds verwelkomd als een eersten stap om weer tc komen tot wat zij hebben genoemd meerdere vrijheid van aria id voor de vrouwen, maar wat daadwerkelijk zich oplost in opheffing door de wet van de door haar te goeder ure verleende bescherming aan haar, die, economisch zwak als zij zijn, moeten worden beveiligd tegen zichzelvcn en tegen do verleiding om ter wille van een da delijk voordeel liet meer verwijderd, maar veel belangrijker eigen welzijn en dat vra het kroost in de waagschaal te stellen. De mogelijkhoid om des avonds en des nachts vrouwen met het haringspelon te be lasten is geen levensvoorwaarde voor het visehrookersbedrijf, hetwelk het reeds tien jaren zonde- dezen eisch uithoudt. Ondor deze omstandigheden ware het een bedenke lijke stap achteruit met het absoluut verbod van nachtarbeid voor vrouwen, dat lang zaam burgerrecht verkregen heeft, te gaan transigeeren. In ons land is werkelijk nog niet zooveel op het gebied der beporking van dc vrijheid van arbeid verricht om van het weinige, dat met moeite is verkregen, reeds weder voor een deel afstand te doen. En de stelling, in de afdeelingen verde digd, dat „de wet niet zoover mag gaan, dat do ondernemer in zijn brood getroffen wordtkomt in haar algemeenheid, tenzij men liet woord „brood" in don letterlijken zin heeft op to vatten, neer op do vcroordee- ling van allo arbeidswetgeving, oen overwon nen standpunt, welks onhoudbaarheid in het oog springt. Deze aanvulling van de Arbeidswet is er eon, waarmede wij achteruitgaan op het go- bied der sociale wetgeving in de plaats van vooruit. Voor het doorgaan van dezo ccrsto proeve van hetgeen dit Kabinet op d.o ge bied denkt, lot stand tc brengen moge ons de wijsheid der volksvertegenwoordiging be In De Tijd lezen wij onder het liov Rechtsonzekerheid het vo.0jndt Do heer E. Laubuhr, een dor firmanten van Bruiling en Muliren, heeft een brochure uitgegeven, waarin hij het door hem en zijn broeder beloopen vonnis van 6 maanden ge vangenisstraf opnieuw ter spral brengt. Hijzelf heeft do opgelegde straf reeds onder gaan cn zijn broeder zit- thans nog in de ge vangenis. Do schrijver der brochure, getiteld „Rechtsonzekerheid door tweo tegcnstrijdigo uitspraken," tracht nu, hoewel aan het go- streken vonnis niets meor tc veranderen valt, alsnog herstel van eer to bekomen en doet daartoe een beroep op het rechtsgevoel van alle juristen, Kamerleden, ter zake deskun digen en weldonkendeu in Nodcrland. Nog altijd kunnen de beide veroordeelden niet inzien, dat het door hen gepleegde feit nl. het overleggen van in den vorm van facturen opgemaakte declaration, waarop dc naar beste weten berekend loopendo prij zen der handelsartikelen zijn aangogevcn den naam zou moeten dragen van valsehhcid in geschriften, die als bewijsmateriaal moe- ten dienen. Ten bcwijzo hiervan beroept de schrijver der brochure zich op een na zijn beloopen vonnis gedano rechterlijke uitspraak te 's-Hertogenbosch. Zooals men wcot, is daar bij een volkomen analoog geval behandeld. Maar terwijl te Amsterdam do Roohtbnnk de beklaagde veroordeelde cn liet Gerechts hof het vonnis bevestigde, werd door hot Ge rechtshof te 's-Hertogenbosch juist tegen overgesteld geoordeeld en werd daar een be klaagde vrijgesproken. De Hoogo Rar.d heeft de togen beide vonnissen gerichte cassaties vorworpen, op grond van feitolijko beslis- sing, cn zoo doet zich het geval voor, dat to 's-Hertogenbosch geoorloofd is wat to Am sterdam is verboden Do heer Laubuhr zctl dit aldus uiteen: „Dat do van den fabrikant afkomstige factuur voor de bepaling van den loopen den prijs geen deugdelijk bewijsmiddel kan zijn, meen :k hiervoren reeds duidelijk te hebben aangetoond. Dezelfde leer, tegenovergesteld aan die De Pleegzuster. 24) Hy was in het geheol nog niet op bet ideo gekomen, zich gekrenkt te govoolen door Marie Louise's zwijgen on had met schooljon gensachtige onhandigheid de gedachten zyner moeder op het papior gebracht. En zyn vorloofde brak bijna het hart van wee, daar zij zoo slecht bogropen was. Zij had niot geschreven, wijl zij steeds zocht naar hetgeon hem kon interesseoren en niet goed wist, hoe ze eigenlijk schrijven moest, om hom tevreden te stellon. Zy doorvloog de laatste pagina van den brief. Frits ging onmiddellijk na de strafpre dikatie over tot de beschrijving van een in tiem diner by eon prins, waarbij hij de oer gehad had, te worden uitgonoodigd ofgekom- mandeerd. Een poos zat het moisjo stil na te denkon, eer zo besloot tot schrijven. Ze mocht nu geen uur langer wachten en zette zich terstond aan het werk. „Lieve .Frits 1 Hoe diep bedroefd je verwijten ray gemaakt hebben, waag ik niet uit te sproken 1 Hoe kan je zoo gering van my denken! Ik verze ker je, -dat ik in hot geheel niet gepikeerd bon, maar slechts beschaamd, wijl ik den rechten toon in myn brief met heb kunnen treffen. Ik hoop het ditmaal beter te maken en verzoek je om toegevendheid, als ik op nieuw faal. Ik weet bijvoorbeeld niet recht, wat ik je van het landbouwbedrijf, onz. moet melden. Den armen zieke kan ik het toch niet vragen 1 Bij mevrouw Sonnya trachtte ik het gesprek er op te brengen; doch zij zag my zoo ver baasd aan, dat ik voelde, hoe het bloed mij naar het gezicht steeg, en zij gaf een zeer algomeon, nietszeggend antwoord. Van het personeel krijg >k niemand te zien, uitgenomen den ouden Michael, doch slechts een enkelo maal, te kort ora over die dingen te beginnen. Myn dag verloopt zeer eenvormig; vorder dan hot park kom ik niet; ik ben hier immers krankenverpleegster en moot elk oogenblik by de hand zyn! Omtrent den toestand van je neef kan ik je ook niets nieuws raeedeelen. Hy kwynt weg; de levensvonk dooft langzamerhand. Dat het zoo spoedig zal afloopon, als ik den eersten dag raoende, geloof ik niet meor. Hy kampt zwaar tegen den nader sluipenden dood. Het is vreeseiyk pynlyk, hem met geost- drift te hooren sproken over al het schoon, dat hy gezien hoeft op zyn reizen, waarvan hy prachtige platen en photographleèn hoeft meegebracht. Zyn bibliotheek is ryk en bevat tal van kostbare werken. En hiormee heb ik je vraag naar kostbare voorwerpen althans ten deele beantwoord. Er kunnen er nog wol andere in het huis zyn, die de liefdezuster niet to zien krygt. Ik zal zooveel mogeiyk op alles letton. Een prachtige Bechstein en een orgel in gebeeldhouwde kast zyn er ook nog, en mevrouw Wongerska vertelde my, dat hy een Italiaansche viool van hooge waardo bezit, maar die na zijn dood zooals hij meermalen gezegd heeft voor een armen musicus bestomd is; ook de talryko muziek stukken, waarvan vele in handschrift, die schatten moeten gekost hebben, zyn voor een kapelmeester te Leipzig bestemd. Eu zoo, lieve Frits, zal het misschien gaan met meer voorwerpen van waarde, als de eigenaar dood is. Maar er blyft nog genoeg moois en kostbaars, dat niet weg te voeren is. Onvergoiykeiyk schoon is dit Saloschin. Mevrouw Wengerska heeft my laatst de bovenzalen en logeerkamers laten zien, waar nooit iemand meer komt; ik stond verbaasd over den kunstsmaak, waarmee alles ingericht is; goon vorsteiyk paleis kan prachtiger zyn. De goede vrouw vertelde my in allen ernst, dat het in die bovenvertrekken spookt. Inder daad hoor ik 's avonds, als ik op myn kamor zit, geheimzinnige geluiden in de leege aan grenzende kamers. Maar ik denk eerder aan muisjes on ander klein gedierto of aan den wind, dan aan 6poken. 's Morgens lees ik den baron altyd voor; liefst heoft hy boekon, waarin do weelde van veld en bosch beschrevon wordt. Hy mag, belaas, niet meer buiton komen, daar de lucht hem duizelig maakt. Ternauwernood mag een venster in zyn kamer geopend wordon. De kamerdienaar, die hem by het eten bedient, zegt my, dat lijj dageiyks minder gebruikt; men weet inderdaad niet, waarmee het steeds zwakker wordende leven nog wordt onder houden. Merkwaardig is het, dat hy nog uren lang naar het voorlezen kan luisteren en zyn opmerkingen maken. Men vergeet dan, met een stervende te doen te bobben, en ik heb myzelven al eens betrapt, dat ik sprak over dingen, welke by toch niot meer kan beleven. Om muziek hoeft by my nog niot gevraagd. 's Avonds is het heerlyk en vol stemming in zyn kamer. Gisteren vond ik op liet tafeltje, waar mijn boeken en kranten liggen, een praebtigo roos in een Veneliaansche vaas. „De laatste van don zomer," zei von Wahlbeck. Hy had zo zien bloeien van uil zyn venstor, en daar do tuinman slecht weer voorspoldo, last gegeven, zo af to snydon voor mU. Ik vrees, lieve Frits, dat ik nu toch weer gebabbeld heb over véle dingen, die jou woinig interessoerenmaar ik wilde toch gaarno jo vragen naar den toestand van je neef beant woorden en ben daarby weer uitvoerig go worden over da poözio in do omgeving van dozen ter dood veroordeolde. Woes toegevend, als ik ook ditmaal niet den rechten toon trof. Kus je lieve mama voor my. Je trouwe Marie Louise." xnr. Het sneeuwlicht vulde de kamer, toon Marie Louise op eon morgen by haar zioko kwam. Het had dien nacht gerypt en nu scheen een biyde morgenzon op de schitterende, glanzend witto boomtakken, 't Was een sprookjesidyllo bulten. Gewooniyk werden, zoodra de zon holder scheen, do gordynen neergelaten, wyl liet volle licht don zieke hinderde. Verschrikt dacht Marie, dat do kamordienaar ditmaal zyn taak had verzuimd^en wildo het gordyn sluiten, doch haar hand weid teruggehouden. „Xeen, lieve zuster, ik lieb behoefte, dat beeld van de doodo natuur te genieten. Heden nacht vreesde ik weer een aanval van do hai lKloppingen, maar het ging rooi by - en daarom ben ik.verheugd; want de dag na zoo'n aauval is gewooniyk een heel slechte, en ik moet dan van elk geosteiyk genot afstand doen. Er was een zeldzame glans in zy'h oogen; Marie meende, dat hy koortsig waseen onderzook mot den thermometer gaf echter slechts een geringe styging van do temperatuur aan. Maar angstig by de minste ot geringste afwyking, besloot zy toch, boden om doktor Philippi to sturen. Zy sprak daarvan oclitor niet togen den zieke, doch ging togonover hem zitten en zocht liet boek, waarmee ze bezig waren. „Neen, ik heb van morgen geen lust in lezen; ik voel mij zoo opgewekt, dat ik liever wat praten wilde, zuster." Zij legde de handen in den soh ot cn glim lachte met bijna moederlijke teederheid. „U zei onlangs, dat uw loven wel niet licht, zou zijn," begon bij. Zij had niet verwacht, dat hij over haar spreken, nog minder, dat hij zich die uil- lating herinneren zou; zij kleurde, want zc had een gevoel, of ze iets verkeerds jegens hem had gedaan. „Ik sta alleen in het leven..." Zij schrok van haar woorden. Dat was imrrers een leu gen Was zij nie'. verloofd IIoc kwam zij er toe. uit den grond van liaru* hart zoo iets tc zeggen? Hij moc.sl. haar ontroering bemerken, doch zei dat niet. „Ougetwijfeld," sprak hij langzaam, „is er iets bijzonders aan cn om u. Als men zoo jong. zoo zoo schoon is cn men zonde t zich zoo vroeg van de wereld af, dan is dit reeds onvereen igbar.r met het idee van een blij, gemakkelijk 1- ven; dan be ooft r at ie- ven zeer ernstig to worden of ;s dat wellicht reeds geweest. Ik beb er al cms over nage dacht, maar kon niet tot een ast besluit komen; want in uw gezicht, in uw >g-'n, ra uw geheele wezen zie ik riet dc onbedrieg lijke leekenen, dat uw ie.rt iccSs werd go- troffen door wat men liefde en leed noemt. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5