LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 17 MEI. - DERDE BLAD.
Anna 1902.
De Pinksterlotter.
Regen en Zonneschijn.
LEGENDEN.
12953
(Een verhaal uit Stiermarken. I
Waarom die twee jonge luitjes elkander
toch zoo vijandig gezind waren Zij woonden
niet bij elkaar, ze waren geen bloedverwan
ten, ze hadden niets met elkander te maken
waren niet getrouwd en toch beerschte er
voortdurend vijandschap tussch°n hen.
Hu was de boerenzoon van „Kraaienhof"
en had niets mét haar te maken; zij was koe
meid bij boer Hans en had met hem niets
uit te staan. Dat beiden jong en gezond wa
ren, kon toch geen reden zijn om elkander
vijandig te wezen?
„Kraaienhof" en de boerderij van Hans
lagen ver van elkander verwijderdtusschen
beide plaatsen bevond zich een diepe kloof in
het gebergte, waarin doornstruiken groei
den, alsof de natuur, met een gevaarlijke
roede gewapend, hun toeriep- „Jongelui!
Ontwijkt elkander Maar des Zondags kwa
men de jongelieden op het dorpsplein en in
de kerk te zamen en dan ging het er van
langs.
Zoo gebeurde het bijv., dat Gregel, de boe
renzoon van Kraaienhof, zich "dichtbij Suze,
de koemeid van boer Hans, bevond, en haar
als bij toeval op de teenen trad, en hoewel ze
het wel had kunnen uitschreeuwen van pijn,
hield ze zich ferm.
„Wacht maar, lievertjedat zal ik je be
taald zetten I" jouwde zij hem spottend na
en riep, dat hij wel een bespottelijke dwerg
moest zijn, om op de teenen van meisjes te
moeten staam, wilde hij rond kunnen zien
In het gedrang kaapte zij zijn hoed, nam er
stilletjes de baneveder af cn stak daarvoor
een brandnetel in de plaats. Gregel had het
haar niet zien doen, uiaar begreep, dat zij
de dadcres was, cn wierp bij een volgende
gelegenheid een handvol zaagsel in haar hals.
En als na zulke streken en poetsen hun blik
ken elkander ontmoetten, lieve hemel, wat
was er dan een vuur in hun oogen I Als dat
eens losbrak I...
Eens was er op „Sterrenhocve" een vlas
feest. De jongelieden uit den omtrek waren
te zamen gekomen om vlas te breken en
'e avonds het feest met dansen te besluitei.
Vóór den dans was er een maaltijd, waarbij
druivenkóeken werden opgedischt. Suze ca
Gregel waren ook aanwezig. Gregel wist, dat
Suze veel van druivenkóeken hield. Vóór het
eten vijlde hij in stilte haar lepel halverwege
door en toen zij even later dezen ter hand
nam en zonder erg in den schotel stak, hield
zij opeens den steel in de hand., terwijl het
andere gedeelte in den koek bleef steken.
Hét gelach was algemeen Suze bekommerde
zich evenwel niet om den spot, nam een an
deren lepel, at er dapper op los en dacht:
,,Die het. gedaan heeft, moet hel maar goed
onthouden, want we zullen afrekening
houden 1"
Niet lang daarna was het kermis. Gregel
stond in zijn hemdsmouwen bij een kraam,
en kocht een tabakspijp, het rooken smaak
te hem allesbehalve, maar het moest toch
eindelijk worden geleerd, anders zouden de
meisjes denken, dat hij het niet verdragen
kon. Het was er propvol cn juist toen de
jongeling zich van de kraam afwendde, om
naar de herberg te gaan, merkte hij opeens,
dat zijn broek begon af te zakken. Onver
hoeds waren zijn bretels afgesneden gewor
den en nu moest hij ten aanschouwe van
iedereen het ruime klcedingstuk met de beide
handen omhoog houden, totdat dc waardin
hem met een paar nieuwe draagbanden te
hulp kwam.
Gregel begreep terstond wie heau die poets
gebakken had. Ten overvloede riep een Ka
meraad „Hé Dat is zeker een streek van
Hansboer's koemeid 1 Zul je je dat laten wel
gevallen?"
,,'t Kan mij niet schelen, wat je zegt 1 Ik
heb mijn nieuwe japon aan en nu wil ik
gaan I"
„Je verzet je dus tegen mij Zijn stem
klonk tamelijk barscli.
„Ja!" Zij wierp liet aardig kopje naar
achteren, vertrok haar lippen en zette haar
voetje, dat onder den met kant bezette, zijden
onderrok te voorschijn kwam, vast voor zich
op den grond een verwend, trotsch kind,
trillend van opgewondenheid, met de uit
drukking van moedwil en triumf in haar
donken? oogen.
Zijn gelaat betrok Hij kendo van school
af nog wel het woord gehoorzamen,
maar in het huwelijk dacht hij zich toch
alleen door de woorden liefde en eer le
laten leiden, bovendien was liet zijn eerste
ernstig conflict met zijn mooie jonge vrouw.
„Goed," antwoordde hij donker, „ga dan
zonder mijl" Haar roode lippen vertrokken
zich tot een spottend lachje, ,,'t Zal mij een
genoegen zijn, mijnheer!" zeidezij uitdagend.
En het was toch een zoo belachelijke nietig
heid, waarom zij in strijd waren gekomen
Een buitenpartij niets dan een buiten
partij bij bekenden, die hem persoonlijk niet
sympathiek waren.
Zij was snel bereid geweest van het genoe
gen af te zien, maar zijn plotselinge korte
beslissing jjelccdigde haar trots cn een ge
voel \aa oppositie tot eiken prijs besloop
haar.
„Wat raakt -jou de koemeid van boer
Hansl" barst Gregel los. Met fonkelende
oogen en gebalde vuisten stond hij voor zijn
kameraden, die een weinig terugweken.
Het is te begrijpen, dat zich uit gen derge
lijke houding een voortdurend sterkere
vijandschap ontspon en inderdaad dachten
Gregel zoowel als Suze aan niets anders meer
dan aan parten, die zij elkander zouden kun
nen spelen.
Weldra zou er evenwel iets plaats grijpen,
dat van groot gewicht zou zijn voor liun toe
komstig lot cn gevolgen zou na zich slepen,
die aan hun vijandschap voorgoed een einde
zouden maken.
Het is Pinksteren. Dit feest brengt op het
dorp, waar Gregel en Suze wonen, zonder
linge gebruiken mede. Die op Pinkstermor
gen den zonsopgang doorslaapt, wordt door
de meisjes een strookrans op het hoofd gezet
en tot „Pinksterkoning" benoemd.
Suze, die geen enkele gelegenheid voorbij
liet gaan om haar vijandschap te tooncn,
wist, dat Gregel op zon- cn feestdagen als hij
zijn eigen meester was, gaarne een uurtje
over den tijd te bed bleef om zich schadeloos
te stellen voor bet vroege opstaan op werk
dagen. Daarom bleef Suze dien Pinkster
nacht waken en vlocht een mooien stroo
krans. Toen deze gereed was, riep zij eenige
vriendinnen samen en ging met haar bij heb
morgenkrieken op weg naar „Kraaienhof"
De dienstmeid op de hoeve maakte zich schul
dig aan hoogverraad, door zich voorzichtig
in het vertrek te wagen, waar Gregel inder
daad nog vast sliep. Zacht legde zij den
strookrans op zijn hoofd en maakte dien met
een bandje vast. Daarna haalde Suze een
schaar te voorschijn en knipte den slapendcn
jongeling de helft van zijn knevel af.
Toen dit alles volbracht was, sloop- zij,
zich inwendig verkneuterende, weg, cn voeg
de zich weer bij haar vriendinnen, die, zoo
dra de zon boven de bergen verscheen, be
gonnen te roepen: „Pinksterkoning! Pink
sterkoning
Gregel werd wakker. Hij richtte zich op
cn bemerkte den strookrans op zijn hoofd
terwijl hij dien wegwierp, was zijn eerste
gedachte: ,,Dat heeft z ij mij geleverd." Hij
wilde fier zijn knevel opdraaien, maar be
vond, dat niet meer dan dc helft er van
aanwezig was. „Suze, Suze! Deze grap zal
je duur te staan komen!" Hij sneed de
andere helft van zijn mannelijk sieraad af,
deed zijn Zondagschc plunje aan. ging naar
-de kerk en deed-, alsof er niets gebeurd was
Hij zon evenwel op wraak en vormde in
stilte een plan.
Wat er gebeurt, wanneer op Pinkstermor
gen een jongeling te lang slaapt, hebben we
gezienmaar voor een deerne, die den zons
opgang in de kussens viert, bestaat- een veel
strengere straf. Een overoud gebruik jn die
streken is het volgende "Wanneer een deern
zich op Pinkstermorgen verslaapt, komen
de jongelingen uit den omtrek met een uit
stroo en lappen bestaande pop, die een in
lompen gekleede vagebond voorstelten levens
groot is. Deze pop, cïe ..Pinksterlotter" ge
naamd, hangen zij voor het venster van dc
lan&slaapster aan een boomtak op Gregel
wachtte deze gelegenheid af, om zich over dcD
strookrans te wreken.
Het volgende Pinksterfeest brak aan In
óen nacht begaf Gregel zich naar de woning
van Hansboer, plaatste ccn ladder tegen het
venster van Suze en bedekte dit venster met
een ouden lap. Daarna zocht hij eenige ka
meraden op om de Pinkstcrpop tc maken.
Toen deze gereed was. hingen ze haar op aan
den lindeboom voor het. venster van Suze.
Deze onderneming was niet onbekend gc-
bleveD aan dc andere jongelui, die zich op de
hoeve van Hansboer vereenigd hadden
„Het zal een buitengewoon mooie partij
worden," begon zij als om zich te verdedigen.
,,Je weet, dat al onze bekenden aanwezig zul
len zijnen de diners bij de Bornhausens
zijn heel goed
Hij vervloekte in stilte alle partijen, daar
na deed hij een poging, zijn verloren even
wicht terug tc vinden en antwoordde: ,,Ik
heb je mijn antwoord gezegd, Wally
Zij draaide zich met een schouderophalen
om, nam de plooien van haar japon bijeen,
terwijl zij kortaf in gehuichelden overmoed
zeide: „En ik blijf daarbij!"
Hij greep naar de schel cn belde.
..Gustaaf," beval hij den binnentredenden
bediende, „pak dadelijk mijn koffer!"
..Terstond, mijnheer!" De deur ging dicht.
Zij neuriede een liedje voor zich uit, ter
wijl zij rozen in een vaas rangschikte
„Je gaat?" vroeg zij als terloops; daarna
schoot haar een gedachte te binnen.
„Waarheen moet ik de brieven zenden, die
voor je komen?"
Hij wachtte een oogonblik beleefd op den
drempel der deur: „Ik zou jc niet gaarne
lastig vallen merkte hij voorkomend op
,-ik zal Gustaaf zelf instructies geven!"
Daarop deed hij de deur achter zich toe
Zij wac ontzet in het gevoel van haar
ellende wierp zij zich zonder op haar nieuw
kleed te letten, op d: sofa.
Haar oogen vulden zich met tranen. „Hoe
schandelijk' 1 Van' mii weg to gaan, mij alleen
te laten, niettegenstaande wij pas zes maan
den getrouwd zijn 1" Zij nam haar fijne, mefc
Suze was tijdig genoeg wakker en verwon
derde zich, dat het nog geen dag was. Zij
keerde zich dus nog eens om, om opnieuw
in to slapen. Zij werd uit dazen slaap even
wel op wreede wijze gewekt. Plotseling ver
hief zich voor haar venster een oorverdoo-
vend gejuich: „Pinksterkoningin! Pinkster
koningin Met een sprong was zij uit haar
bed. Door middel van een langen stok werd
de lap van haar venster gerukt, zoodat dc
schitterende zonnestralen haar in do slape
rige oogen schenen. Daarop ontdekte zij in
de linde de stroopop, de „Pinksterlotter".
Het arme meisje viel voor haar bed neer en
begon bitterlijk te schreien.
Met een bevredigd wraakgevoel gluurde
Gregel om de deur van haar kamertje. Maar
toen hij zag hoe zij in een hoek kroop cn
weende, keerde hij tot zijn kameraden terug
en zei, dat het nu genoeg was en ze naar huis
moesten gaan.
„Ah," spotten dezen, „nu wil hij het weer
goed maken. Daar zijn wij niet bij noodig.
De Pinksterpop zal nog wel voor iets goed
blijken te zijn
Zij begrepen nog veel bctor dan hij zelf,
welk een omkeer er bij hem had plaats ge
had, en gingen heen.
Gregel begaf zich spoedig weer naar Suze,
maar het eerste, wat hij nu deed, bestond in
het geven van een onvricndelijken elleboog
stoot, waardoor Suze op nog klagendcr loon
begon te schreien. Hij stond een oogonblik
naast haar en wist niet wat hij zeggen of
döcn zou.
„Zijt go boos op mij klonk het eindelijk
uit zijn mond.
Zij antwoordde niet, maar ging voort met
schreien.
Een man kan veel, slechts een vrouw kan
hij niet zien wcenen, dat wil zeggen, wanneer
hij ovortuigd is, dat zij inderdaad weent
en... wanneer hij haar liefheeft.
In dit oogenblik begreep dc jongeling dat
hij Suze liefhad Alle haat, dien hij tot dus
verre gekoesterd had, was eigenlijk liefde ge
weest, alle plagerijen waren slechts voortge
sproten uit een soort teerhartigheid. Nu zag
hij evenwel in, dat hij het met die teerhartig
heid wel wat bont gemaakt had.
„Dat heb jij inij aangedaan bracht de
deerne eindelijk snikkende uit.
Hij legde zijn hand op haar schouder en zij
weerde hom niet af.
„Suzanna,". zeide hij en zijn stem was niet
zoo helder als anders, „Suzanna, zoo kwaad
was het niet geineend. Het was maar een
grap, cn ook anderen beloven wel eens een
Pinksterpop."
„Ik geef niets om die Pinksterpop," ant
woordde zij, „maar dat jij, jij
„Geeft, ge dan iets om mij?" vroeg hij.
Haar weencn werd nog heftiger.
„Het doet mij zoo leed," snikte zij, „dat
juist j ij mij zooveel verdriet aandoet!"
„En gij," Vroeg hij, „doet gij dan anders
met mij?"
„Omdat ik je zoo gaarne mag!" ant
woordde zij.
„Ge hebt hot ver met mij gedreven," zei
Gregel. „De Pinksterpop zou nooit gekomen
zijn. indien gij het vorig jaar mijn knevel
niet hadt afgesneden."
„Maar die is reeds lang weer aange
groeid." riep zij. „De schande, die gij mij
vandaag hebt aangedaan, wordt nimmer
meer uitgcwischt."
„Wees niet kwaad'" zei do jongeling. „Dc
schande is reeds morgen vergeten, als wij
beiden naar den dominee gaan en ons met
elkander verloven. Ja, Suze, ja, het is
ernst Steeds moest ik aan je denken, en
nooit heb ik geweten wat daar de oorzaak-
van was. Maar nu, nu ik je zie woenen, weet
ik_het, bcnierk ik hoe lief ik jc heb, Suze.
Liever dan iemand anders op de wereld
In een oogenblik ontmoetten hun lippen
kant bezette mousselinen zakdoek cn droogde
haar tranen, daarna stond zij op en ging
naar de deur. „Neen, daar zal ik nooit aan
gewennen 1" zei zij vast besloten tot zich-
zelve.
„AlbertineAlbertine
Een stem buiten antwoordde: „Ja, me
vrouw, ik kom dadelijk 1" Enkele minuten la
ter bevond zich mevrouw Wally met haar
kamermeisje in érnstig gesprek verdiept in
haar rosewit boudoir.
In zijn kamer zat intusschen Ewald Dan-
nenberg ceD sigaar tc rooken en in een
spoorwegboekje te bladeren; hij feliciteerde
zich met zijn energieke houding. Tooh was
hij wat ongerust over den volgenden schaak-
zet'. dien hij nu wilde cn moest doen. Na
dit optreden in het salon moest hij heen
gaan, onvoorwaardelijk heongaan, zelfs
al was het slechts voor korten tijd. Maar
waarheen Dat was de vraag
Hij herinnerde zich, dat een- zijner kennis
sen met geestdrift over reizen in den Harz
had gesproken Het moest ccn mooie afwis
seling zijn, in de bergen zijn ergernis tc ver
doen Hij bladerde in het spoor- cn Kur-
boek en keek op de klok Over een uur ging
de trein Hij belde om den bediende, daarna
ging hij op den corridor en bleef daar een
oogenblik besluiteloos staan.
Plotseling drong de zilveren lach van zijn
vrouw tot hem door. „Zij is. harteloos!"
momp'-ldc hij. daarna sprong liij vlug in het
rijluig. De bediende reikte hem den kofier
toe. „Ingeval er brieven komen, zend ze mij
elkander on een goruimen tijd duurde het,
eer de geliefden elkander weer los lieten.
Den volgenden dag stonden zij bij den do
minee en twee weken later betrok Suzanna
als eigenares den „Kraaienhof."
Of zij elkander ook in don echt zoo sarden,
als vóór dien tijd? Neen! Nu kennen zij een
ander middel om elkander hun liefde te be
tuigen. Doch dit eeno- moest Gregel zich la-
ton welgevallen: hij werd voortaan in den
ganschen omtrek de „Pinksterlotter" ge
noemd, en ook zijn vrouw noemt hem zoo ir.
liefdevolle uren. Hij hangt evenwel niet in
de linde voor haar venster, maar heeft eer
betere plaats binnenshuis
Een Pinksterbeê.
Daal nu met uw reinste stralen,
Zoo als 't eerste Pinksterfeest
U bezielend neer zag da-Ion,
Zielentnxöter, Heiige Geest l
Zie, eendrachtig zijn wij samen
In des Heeren Heiligdom:
Zijn belofte is Ja cn Amen
Levenwekker, kom, ai kom I
Tintel ons door hart en aren
Met Uw heilige ademglocd I
Tokkel lot Gij al de snaren
Onzer zielen trillen doet!
Geef den ouden, geef den jongen
Kracht cn wijsheid .mcor cn meer
Nieuwe harten, nieuwe tongen,
Overvloeiend tot Gods eer!
Wil ons liahb en liefde geven,
Zon van LiefdeBron van Licht 1
En vermeerder ons dat loven,
Dat ook in den dood niet zwipht I
Geest dor Waarheid I blaas daar henen,
Dat do nevel samen rottl'
Maak heel de Aard, door U beschenen,
Van des Heeren kennis vol 1
Geest der Vrijheid! dat de keten
Onzer dienstbaarheid verdwijn' I
En getuig iu ons geweten.
Dat wij 's Vaders kind'ren zijn
J. J. L. ten Kate-
De Logende van den Meidoorn.
Het was op een schoonen dag in de mei
maand.
In welk land'?
Ik weet het niet. Wellicht onder don blau
wen, Oostcrschcn hemel, waar de geheole
natuur het vriendelijke morgenlicht toe
lacht wellicht, aan dc oevers van Vader
Rijn, waar dc bloem der legenden welig tiert,
in rijken wasdom.
Dien ochtend betrad een man het kleine
paadje, aan weerszijden met hagc- cn mei
doorns beplant, dal door het woud voerde.
Niot zonder inspanning bestuurde hij zijn
kar, die met zware wijnvaten beladen was.
Vroolijk zingende, wandelde hij voort-
Maar de aarde was nog doorweeft door
den regen van den vorigen dag, en dienten
gevolge kostte het veel moeite, de met ijzer
beslagen wielen voort tc stuwen
Plotseling stokt de kar in een wagenspoor
en valt ter zijde.
Tevergeefs moedigt de arme man zijn
paard aan, voort tc gaanvruchteloos tracht
hij dc raderen los te maken uit het slijk.
Geen sterveling iu den omtrek om hem ter
hulpc te komen Rampzalig noodlot!
Do zon klimt hooger en hoogcr aan het
uitspansel, dc bloemen vervullen de lucht
dan naar het Wilhelmhotel, te Eichcnrode,
in den Harz. Heb jc mij begrepen, Gustaaf?"
„Jawel, mijnheer! Aangename reis!" ant
woordde dc bediende, die weldra langzaam
naar huis terug slenterde.
,,'t Is merkwaandig! Wat mag hem nan
keeren dacht Gustaaf, „nooit te voren
heeft hij zoo gauw het huis verlaten! Ja dc
tijden veranderen!"
In deze philosophische beschouwingen ver
zonken, werd hij door het kamermeisje zij
ner meesteres gestoord.
„Ach, beste Gustaaf," zeide zij met een
vriendelijk lachje, „mevrouw heeft den
naam van het hotel vergeten, waar mijnheer
logeeren wil. Hoe heet hot toch Ik geloof,
'tis dc Roode Leeuw
De bediende lachte vaderlijk „Neen, Al-
hertientje, 'tis het Wilhelm-hotel, te Eichcn
rode, in den Harz", zeide hij vriendelijk, ter
wijl hij haar ouder de zachte kin streek.
„Dank je, Gustaaf -Ik heb alleen den
naam van het hotel noodig," zeide zij verge
noegd in haar vuistje lachend cn trip
pelde weg.
Dc wind waaide van de bergen cn baande
zich heftig door alle reten cn spleten der
deuren een weg.
Niemand maakte gebruik van de leeszaal
van het hotel, alleen Ewald Dannenberg had
zich daar teruggetrokken., toen hij zag, dat
het weer zoo oapleizicrig waa.
Plotseling 6prong hij op. wierp de krant
weg* en ging naar dc concierge-k&mcr.
„Heeft u brieven voor mij?" vroeg hij
met haar fïisschc geuren en... nog altijd b>
vindt onze man zich geheel allccu, uitgeput
cn treurig.
Opeens ziet hij ccn dame naast zich, coa
dame, in ccn sneeuwwit gewaad cn oinliaa*
gen door een hcmelsblauwcn mantel.
„Goede man, ik ben moede cn heb dorst
Zoudt gc mij een bectjo wijn willen geven?"
vraagt zij op hemelzoctcn toon.
„Zeer gaarne, mevrouw," antwoordde hjj,
eerbiedig het hoofd ontblootchde, „maar ik
heb geen glas!"
Dc dame zwijgt. Aan dc haag plukt zij ccn
witto, roodgeaderde bloem, die haar kclkjo
ïauw ontvouwd heeft.
„Ziedaar," zegt zij glimlachond.
Dc voerman vulde het kelkje der bloem
net wijn cn nauwelijks heeft dc dame het
aan haar lippen gebracht, of dc kar verheft
zich uit dc modder en vervolgt haar weg.
De bloem was oen mcidoornbloesem, de
oubekendo Vrouwe de Moedermaagd.
Hot Roodborstje.
Hebt gij ooit vernomen hoe en wanneer
dit algemeen geliefde vogeltje dat wondere
roode mcrktceken ontvangen heeft? Welnu,
het zal u hier verhaald worden, 't Is een lie*
felijkc legende. Zij werd gevonden in ccn
dier manuscripten, welke dateeren uit vroe
ger, lang vervlogen tijden I
't Was in de dagen, toen Jezus klein waa
cn op ïiarde leefde. Hij telde ongeveer zeven
jaren. Ongekend cn ongeacht wooude Hij
onder de wenschen, in het schoonc Galileo,
als een lelie in het dal. Op zekeren morgen
nam de H. Maagd Hem mede naar Cana,
waar haar nicht Elizabeth cn de kleine Jo
hannes woonden, die beiden ziek lagen. Jezus
ging immers altijd met Zijn Moeder, om
troost en heil te verstrekken daar, waar het
noodig was I
Met haastige schreden gingen zij voort
langs in bloei staande velden, door do lento
met een nieuw gewaad omhangen, langs groe
ne vijgeboonien en hoogc sycomorcn, langs
oeders mot hun ruischend bladerloof en
fiere kruinen cn goudgele olijven. Achter
dezo velden echter lag een woestijn, ccn woes
tijn zonder vruchtbare oasen, zonder water,
zonder? beschutting tegen zon en hitto.
Slechts struikgewas vertoonde zich aan allo
zijden, terwijl hier en daar een heester met
zijn scherpe aoornen, zooals men die alleen
in Calilca aantreft, boven het kreupelhout
uitstak.
Een dier doornen lag op het voetpad, dat
Jezus on Maria betraden, cn wondde het
tee re voetje van den kleinen Zoon Godr
Zonder "klagen echter volgde het Oodudijk
Kind Zijn Moeder. Het wilde nu reeds lijden
zonder zuchten.
Een moeder echter ziet alles, wat in haar
kind omgaat, of zoo haar oog het niet ziet,
dan voelt haar hart liet. Zoo ook Maria. Al
dra had ze bespeurd, dat er iets haperde. Ze
liet haar GoddelijkcD Zoon op liet mos ncdcr-
zittcn en trachtte den doorn te verwijderen.
Doch vruchteloosTot tienmaal toe beproef
de zij het, doch steeds tevergeefshaar vin
gers konden hot scherpe puntje niet vatten,
nog minder omklemmen.
Zij weende bij dc smart van haar Kind,
onmachtig als zij was die tc lenigen
Doch liefkoozend en troostend zag Jezus
naar haar op.
„Moeder, daar in hot boschje is de genees
heer, die mij helpen kan. Laten wij hem roe
pen. U zult zien, Moederlief, hij zal den
doorn onmiddellijk vinden!" sprak Hij fee
der.
Op een der takken van do kale, spichtige
hoornen zong een klein grijs vogeltje zijn
hoogste liedjes uit.
De kleine Jezus wenkte liet en onverwijld
den portier voor dc ticnxle maal op dezen
morgen.
Do man keek in de brievenbus.
„Eén. mijnheer," zei hij, terwijl hij den
brief overgaf.
Dannenberg» gezicht, dat opgevroolijkt
was, werd merkbaar langer, toen hij zag,
dat het geen schrijven van Wally was. Hij
had het met veel verlangen gehoopt. Daarna
bladerde hij onverschillig in het vreemde
lingonbock van het hotel.
„Ben ik hier dc eenige gast?"
„Zeker, mijnheer. I" is de eenigehet sei
zoen is nog niet begonnen en dan zijn wij
nooit overvol", gaf de portier ten antwoord.
„Maar zoocven kreeg ik een telegram uit
Berlijn, om twee kamers en een meisjeska
mer op de eerste étage voor een dame te
rcscrvceren 1"
Dannenberg ademde onw illekeurig verlicht
op. Deze verschrikkelijk vervelende table
d'hóte den vorigen avond met drie eerbied
waardigheden van het stadje on ccn oude
beenderige dame, die aan den tijd'der Pha-
rao's herinnerde, had hem bijna naar Berlijn
teruggedreven Dij moest aan zijn mooie eet
kamer, de opmerkzamen Gustaaf, den over
vloed van bloemen en voor alles aan het ver
rukkelijk gezichtje van zijn vrouw denken,
wier lachje hem bctooverde.
In zijn wanhoop zette hij den hoed .op ov.
ging uit. Zijn overjas had hij in de haast,
waarmee hij afgereisd was, vergeten en i*
den loop van een half uur wm bij W>t op d«
huid doornat van den regen.