LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 17 MEI. - DERDE BLAD. Anna 1902. De Pinksterlotter. Regen en Zonneschijn. LEGENDEN. 12953 (Een verhaal uit Stiermarken. I Waarom die twee jonge luitjes elkander toch zoo vijandig gezind waren Zij woonden niet bij elkaar, ze waren geen bloedverwan ten, ze hadden niets met elkander te maken waren niet getrouwd en toch beerschte er voortdurend vijandschap tussch°n hen. Hu was de boerenzoon van „Kraaienhof" en had niets mét haar te maken; zij was koe meid bij boer Hans en had met hem niets uit te staan. Dat beiden jong en gezond wa ren, kon toch geen reden zijn om elkander vijandig te wezen? „Kraaienhof" en de boerderij van Hans lagen ver van elkander verwijderdtusschen beide plaatsen bevond zich een diepe kloof in het gebergte, waarin doornstruiken groei den, alsof de natuur, met een gevaarlijke roede gewapend, hun toeriep- „Jongelui! Ontwijkt elkander Maar des Zondags kwa men de jongelieden op het dorpsplein en in de kerk te zamen en dan ging het er van langs. Zoo gebeurde het bijv., dat Gregel, de boe renzoon van Kraaienhof, zich "dichtbij Suze, de koemeid van boer Hans, bevond, en haar als bij toeval op de teenen trad, en hoewel ze het wel had kunnen uitschreeuwen van pijn, hield ze zich ferm. „Wacht maar, lievertjedat zal ik je be taald zetten I" jouwde zij hem spottend na en riep, dat hij wel een bespottelijke dwerg moest zijn, om op de teenen van meisjes te moeten staam, wilde hij rond kunnen zien In het gedrang kaapte zij zijn hoed, nam er stilletjes de baneveder af cn stak daarvoor een brandnetel in de plaats. Gregel had het haar niet zien doen, uiaar begreep, dat zij de dadcres was, cn wierp bij een volgende gelegenheid een handvol zaagsel in haar hals. En als na zulke streken en poetsen hun blik ken elkander ontmoetten, lieve hemel, wat was er dan een vuur in hun oogen I Als dat eens losbrak I... Eens was er op „Sterrenhocve" een vlas feest. De jongelieden uit den omtrek waren te zamen gekomen om vlas te breken en 'e avonds het feest met dansen te besluitei. Vóór den dans was er een maaltijd, waarbij druivenkóeken werden opgedischt. Suze ca Gregel waren ook aanwezig. Gregel wist, dat Suze veel van druivenkóeken hield. Vóór het eten vijlde hij in stilte haar lepel halverwege door en toen zij even later dezen ter hand nam en zonder erg in den schotel stak, hield zij opeens den steel in de hand., terwijl het andere gedeelte in den koek bleef steken. Hét gelach was algemeen Suze bekommerde zich evenwel niet om den spot, nam een an deren lepel, at er dapper op los en dacht: ,,Die het. gedaan heeft, moet hel maar goed onthouden, want we zullen afrekening houden 1" Niet lang daarna was het kermis. Gregel stond in zijn hemdsmouwen bij een kraam, en kocht een tabakspijp, het rooken smaak te hem allesbehalve, maar het moest toch eindelijk worden geleerd, anders zouden de meisjes denken, dat hij het niet verdragen kon. Het was er propvol cn juist toen de jongeling zich van de kraam afwendde, om naar de herberg te gaan, merkte hij opeens, dat zijn broek begon af te zakken. Onver hoeds waren zijn bretels afgesneden gewor den en nu moest hij ten aanschouwe van iedereen het ruime klcedingstuk met de beide handen omhoog houden, totdat dc waardin hem met een paar nieuwe draagbanden te hulp kwam. Gregel begreep terstond wie heau die poets gebakken had. Ten overvloede riep een Ka meraad „Hé Dat is zeker een streek van Hansboer's koemeid 1 Zul je je dat laten wel gevallen?" ,,'t Kan mij niet schelen, wat je zegt 1 Ik heb mijn nieuwe japon aan en nu wil ik gaan I" „Je verzet je dus tegen mij Zijn stem klonk tamelijk barscli. „Ja!" Zij wierp liet aardig kopje naar achteren, vertrok haar lippen en zette haar voetje, dat onder den met kant bezette, zijden onderrok te voorschijn kwam, vast voor zich op den grond een verwend, trotsch kind, trillend van opgewondenheid, met de uit drukking van moedwil en triumf in haar donken? oogen. Zijn gelaat betrok Hij kendo van school af nog wel het woord gehoorzamen, maar in het huwelijk dacht hij zich toch alleen door de woorden liefde en eer le laten leiden, bovendien was liet zijn eerste ernstig conflict met zijn mooie jonge vrouw. „Goed," antwoordde hij donker, „ga dan zonder mijl" Haar roode lippen vertrokken zich tot een spottend lachje, ,,'t Zal mij een genoegen zijn, mijnheer!" zeidezij uitdagend. En het was toch een zoo belachelijke nietig heid, waarom zij in strijd waren gekomen Een buitenpartij niets dan een buiten partij bij bekenden, die hem persoonlijk niet sympathiek waren. Zij was snel bereid geweest van het genoe gen af te zien, maar zijn plotselinge korte beslissing jjelccdigde haar trots cn een ge voel \aa oppositie tot eiken prijs besloop haar. „Wat raakt -jou de koemeid van boer Hansl" barst Gregel los. Met fonkelende oogen en gebalde vuisten stond hij voor zijn kameraden, die een weinig terugweken. Het is te begrijpen, dat zich uit gen derge lijke houding een voortdurend sterkere vijandschap ontspon en inderdaad dachten Gregel zoowel als Suze aan niets anders meer dan aan parten, die zij elkander zouden kun nen spelen. Weldra zou er evenwel iets plaats grijpen, dat van groot gewicht zou zijn voor liun toe komstig lot cn gevolgen zou na zich slepen, die aan hun vijandschap voorgoed een einde zouden maken. Het is Pinksteren. Dit feest brengt op het dorp, waar Gregel en Suze wonen, zonder linge gebruiken mede. Die op Pinkstermor gen den zonsopgang doorslaapt, wordt door de meisjes een strookrans op het hoofd gezet en tot „Pinksterkoning" benoemd. Suze, die geen enkele gelegenheid voorbij liet gaan om haar vijandschap te tooncn, wist, dat Gregel op zon- cn feestdagen als hij zijn eigen meester was, gaarne een uurtje over den tijd te bed bleef om zich schadeloos te stellen voor bet vroege opstaan op werk dagen. Daarom bleef Suze dien Pinkster nacht waken en vlocht een mooien stroo krans. Toen deze gereed was, riep zij eenige vriendinnen samen en ging met haar bij heb morgenkrieken op weg naar „Kraaienhof" De dienstmeid op de hoeve maakte zich schul dig aan hoogverraad, door zich voorzichtig in het vertrek te wagen, waar Gregel inder daad nog vast sliep. Zacht legde zij den strookrans op zijn hoofd en maakte dien met een bandje vast. Daarna haalde Suze een schaar te voorschijn en knipte den slapendcn jongeling de helft van zijn knevel af. Toen dit alles volbracht was, sloop- zij, zich inwendig verkneuterende, weg, cn voeg de zich weer bij haar vriendinnen, die, zoo dra de zon boven de bergen verscheen, be gonnen te roepen: „Pinksterkoning! Pink sterkoning Gregel werd wakker. Hij richtte zich op cn bemerkte den strookrans op zijn hoofd terwijl hij dien wegwierp, was zijn eerste gedachte: ,,Dat heeft z ij mij geleverd." Hij wilde fier zijn knevel opdraaien, maar be vond, dat niet meer dan dc helft er van aanwezig was. „Suze, Suze! Deze grap zal je duur te staan komen!" Hij sneed de andere helft van zijn mannelijk sieraad af, deed zijn Zondagschc plunje aan. ging naar -de kerk en deed-, alsof er niets gebeurd was Hij zon evenwel op wraak en vormde in stilte een plan. Wat er gebeurt, wanneer op Pinkstermor gen een jongeling te lang slaapt, hebben we gezienmaar voor een deerne, die den zons opgang in de kussens viert, bestaat- een veel strengere straf. Een overoud gebruik jn die streken is het volgende "Wanneer een deern zich op Pinkstermorgen verslaapt, komen de jongelingen uit den omtrek met een uit stroo en lappen bestaande pop, die een in lompen gekleede vagebond voorstelten levens groot is. Deze pop, cïe ..Pinksterlotter" ge naamd, hangen zij voor het venster van dc lan&slaapster aan een boomtak op Gregel wachtte deze gelegenheid af, om zich over dcD strookrans te wreken. Het volgende Pinksterfeest brak aan In óen nacht begaf Gregel zich naar de woning van Hansboer, plaatste ccn ladder tegen het venster van Suze en bedekte dit venster met een ouden lap. Daarna zocht hij eenige ka meraden op om de Pinkstcrpop tc maken. Toen deze gereed was. hingen ze haar op aan den lindeboom voor het. venster van Suze. Deze onderneming was niet onbekend gc- bleveD aan dc andere jongelui, die zich op de hoeve van Hansboer vereenigd hadden „Het zal een buitengewoon mooie partij worden," begon zij als om zich te verdedigen. ,,Je weet, dat al onze bekenden aanwezig zul len zijnen de diners bij de Bornhausens zijn heel goed Hij vervloekte in stilte alle partijen, daar na deed hij een poging, zijn verloren even wicht terug tc vinden en antwoordde: ,,Ik heb je mijn antwoord gezegd, Wally Zij draaide zich met een schouderophalen om, nam de plooien van haar japon bijeen, terwijl zij kortaf in gehuichelden overmoed zeide: „En ik blijf daarbij!" Hij greep naar de schel cn belde. ..Gustaaf," beval hij den binnentredenden bediende, „pak dadelijk mijn koffer!" ..Terstond, mijnheer!" De deur ging dicht. Zij neuriede een liedje voor zich uit, ter wijl zij rozen in een vaas rangschikte „Je gaat?" vroeg zij als terloops; daarna schoot haar een gedachte te binnen. „Waarheen moet ik de brieven zenden, die voor je komen?" Hij wachtte een oogonblik beleefd op den drempel der deur: „Ik zou jc niet gaarne lastig vallen merkte hij voorkomend op ,-ik zal Gustaaf zelf instructies geven!" Daarop deed hij de deur achter zich toe Zij wac ontzet in het gevoel van haar ellende wierp zij zich zonder op haar nieuw kleed te letten, op d: sofa. Haar oogen vulden zich met tranen. „Hoe schandelijk' 1 Van' mii weg to gaan, mij alleen te laten, niettegenstaande wij pas zes maan den getrouwd zijn 1" Zij nam haar fijne, mefc Suze was tijdig genoeg wakker en verwon derde zich, dat het nog geen dag was. Zij keerde zich dus nog eens om, om opnieuw in to slapen. Zij werd uit dazen slaap even wel op wreede wijze gewekt. Plotseling ver hief zich voor haar venster een oorverdoo- vend gejuich: „Pinksterkoningin! Pinkster koningin Met een sprong was zij uit haar bed. Door middel van een langen stok werd de lap van haar venster gerukt, zoodat dc schitterende zonnestralen haar in do slape rige oogen schenen. Daarop ontdekte zij in de linde de stroopop, de „Pinksterlotter". Het arme meisje viel voor haar bed neer en begon bitterlijk te schreien. Met een bevredigd wraakgevoel gluurde Gregel om de deur van haar kamertje. Maar toen hij zag hoe zij in een hoek kroop cn weende, keerde hij tot zijn kameraden terug en zei, dat het nu genoeg was en ze naar huis moesten gaan. „Ah," spotten dezen, „nu wil hij het weer goed maken. Daar zijn wij niet bij noodig. De Pinksterpop zal nog wel voor iets goed blijken te zijn Zij begrepen nog veel bctor dan hij zelf, welk een omkeer er bij hem had plaats ge had, en gingen heen. Gregel begaf zich spoedig weer naar Suze, maar het eerste, wat hij nu deed, bestond in het geven van een onvricndelijken elleboog stoot, waardoor Suze op nog klagendcr loon begon te schreien. Hij stond een oogonblik naast haar en wist niet wat hij zeggen of döcn zou. „Zijt go boos op mij klonk het eindelijk uit zijn mond. Zij antwoordde niet, maar ging voort met schreien. Een man kan veel, slechts een vrouw kan hij niet zien wcenen, dat wil zeggen, wanneer hij ovortuigd is, dat zij inderdaad weent en... wanneer hij haar liefheeft. In dit oogenblik begreep dc jongeling dat hij Suze liefhad Alle haat, dien hij tot dus verre gekoesterd had, was eigenlijk liefde ge weest, alle plagerijen waren slechts voortge sproten uit een soort teerhartigheid. Nu zag hij evenwel in, dat hij het met die teerhartig heid wel wat bont gemaakt had. „Dat heb jij inij aangedaan bracht de deerne eindelijk snikkende uit. Hij legde zijn hand op haar schouder en zij weerde hom niet af. „Suzanna,". zeide hij en zijn stem was niet zoo helder als anders, „Suzanna, zoo kwaad was het niet geineend. Het was maar een grap, cn ook anderen beloven wel eens een Pinksterpop." „Ik geef niets om die Pinksterpop," ant woordde zij, „maar dat jij, jij „Geeft, ge dan iets om mij?" vroeg hij. Haar weencn werd nog heftiger. „Het doet mij zoo leed," snikte zij, „dat juist j ij mij zooveel verdriet aandoet!" „En gij," Vroeg hij, „doet gij dan anders met mij?" „Omdat ik je zoo gaarne mag!" ant woordde zij. „Ge hebt hot ver met mij gedreven," zei Gregel. „De Pinksterpop zou nooit gekomen zijn. indien gij het vorig jaar mijn knevel niet hadt afgesneden." „Maar die is reeds lang weer aange groeid." riep zij. „De schande, die gij mij vandaag hebt aangedaan, wordt nimmer meer uitgcwischt." „Wees niet kwaad'" zei do jongeling. „Dc schande is reeds morgen vergeten, als wij beiden naar den dominee gaan en ons met elkander verloven. Ja, Suze, ja, het is ernst Steeds moest ik aan je denken, en nooit heb ik geweten wat daar de oorzaak- van was. Maar nu, nu ik je zie woenen, weet ik_het, bcnierk ik hoe lief ik jc heb, Suze. Liever dan iemand anders op de wereld In een oogenblik ontmoetten hun lippen kant bezette mousselinen zakdoek cn droogde haar tranen, daarna stond zij op en ging naar de deur. „Neen, daar zal ik nooit aan gewennen 1" zei zij vast besloten tot zich- zelve. „AlbertineAlbertine Een stem buiten antwoordde: „Ja, me vrouw, ik kom dadelijk 1" Enkele minuten la ter bevond zich mevrouw Wally met haar kamermeisje in érnstig gesprek verdiept in haar rosewit boudoir. In zijn kamer zat intusschen Ewald Dan- nenberg ceD sigaar tc rooken en in een spoorwegboekje te bladeren; hij feliciteerde zich met zijn energieke houding. Tooh was hij wat ongerust over den volgenden schaak- zet'. dien hij nu wilde cn moest doen. Na dit optreden in het salon moest hij heen gaan, onvoorwaardelijk heongaan, zelfs al was het slechts voor korten tijd. Maar waarheen Dat was de vraag Hij herinnerde zich, dat een- zijner kennis sen met geestdrift over reizen in den Harz had gesproken Het moest ccn mooie afwis seling zijn, in de bergen zijn ergernis tc ver doen Hij bladerde in het spoor- cn Kur- boek en keek op de klok Over een uur ging de trein Hij belde om den bediende, daarna ging hij op den corridor en bleef daar een oogenblik besluiteloos staan. Plotseling drong de zilveren lach van zijn vrouw tot hem door. „Zij is. harteloos!" momp'-ldc hij. daarna sprong liij vlug in het rijluig. De bediende reikte hem den kofier toe. „Ingeval er brieven komen, zend ze mij elkander on een goruimen tijd duurde het, eer de geliefden elkander weer los lieten. Den volgenden dag stonden zij bij den do minee en twee weken later betrok Suzanna als eigenares den „Kraaienhof." Of zij elkander ook in don echt zoo sarden, als vóór dien tijd? Neen! Nu kennen zij een ander middel om elkander hun liefde te be tuigen. Doch dit eeno- moest Gregel zich la- ton welgevallen: hij werd voortaan in den ganschen omtrek de „Pinksterlotter" ge noemd, en ook zijn vrouw noemt hem zoo ir. liefdevolle uren. Hij hangt evenwel niet in de linde voor haar venster, maar heeft eer betere plaats binnenshuis Een Pinksterbeê. Daal nu met uw reinste stralen, Zoo als 't eerste Pinksterfeest U bezielend neer zag da-Ion, Zielentnxöter, Heiige Geest l Zie, eendrachtig zijn wij samen In des Heeren Heiligdom: Zijn belofte is Ja cn Amen Levenwekker, kom, ai kom I Tintel ons door hart en aren Met Uw heilige ademglocd I Tokkel lot Gij al de snaren Onzer zielen trillen doet! Geef den ouden, geef den jongen Kracht cn wijsheid .mcor cn meer Nieuwe harten, nieuwe tongen, Overvloeiend tot Gods eer! Wil ons liahb en liefde geven, Zon van LiefdeBron van Licht 1 En vermeerder ons dat loven, Dat ook in den dood niet zwipht I Geest dor Waarheid I blaas daar henen, Dat do nevel samen rottl' Maak heel de Aard, door U beschenen, Van des Heeren kennis vol 1 Geest der Vrijheid! dat de keten Onzer dienstbaarheid verdwijn' I En getuig iu ons geweten. Dat wij 's Vaders kind'ren zijn J. J. L. ten Kate- De Logende van den Meidoorn. Het was op een schoonen dag in de mei maand. In welk land'? Ik weet het niet. Wellicht onder don blau wen, Oostcrschcn hemel, waar de geheole natuur het vriendelijke morgenlicht toe lacht wellicht, aan dc oevers van Vader Rijn, waar dc bloem der legenden welig tiert, in rijken wasdom. Dien ochtend betrad een man het kleine paadje, aan weerszijden met hagc- cn mei doorns beplant, dal door het woud voerde. Niot zonder inspanning bestuurde hij zijn kar, die met zware wijnvaten beladen was. Vroolijk zingende, wandelde hij voort- Maar de aarde was nog doorweeft door den regen van den vorigen dag, en dienten gevolge kostte het veel moeite, de met ijzer beslagen wielen voort tc stuwen Plotseling stokt de kar in een wagenspoor en valt ter zijde. Tevergeefs moedigt de arme man zijn paard aan, voort tc gaanvruchteloos tracht hij dc raderen los te maken uit het slijk. Geen sterveling iu den omtrek om hem ter hulpc te komen Rampzalig noodlot! Do zon klimt hooger en hoogcr aan het uitspansel, dc bloemen vervullen de lucht dan naar het Wilhelmhotel, te Eichcnrode, in den Harz. Heb jc mij begrepen, Gustaaf?" „Jawel, mijnheer! Aangename reis!" ant woordde dc bediende, die weldra langzaam naar huis terug slenterde. ,,'t Is merkwaandig! Wat mag hem nan keeren dacht Gustaaf, „nooit te voren heeft hij zoo gauw het huis verlaten! Ja dc tijden veranderen!" In deze philosophische beschouwingen ver zonken, werd hij door het kamermeisje zij ner meesteres gestoord. „Ach, beste Gustaaf," zeide zij met een vriendelijk lachje, „mevrouw heeft den naam van het hotel vergeten, waar mijnheer logeeren wil. Hoe heet hot toch Ik geloof, 'tis dc Roode Leeuw De bediende lachte vaderlijk „Neen, Al- hertientje, 'tis het Wilhelm-hotel, te Eichcn rode, in den Harz", zeide hij vriendelijk, ter wijl hij haar ouder de zachte kin streek. „Dank je, Gustaaf -Ik heb alleen den naam van het hotel noodig," zeide zij verge noegd in haar vuistje lachend cn trip pelde weg. Dc wind waaide van de bergen cn baande zich heftig door alle reten cn spleten der deuren een weg. Niemand maakte gebruik van de leeszaal van het hotel, alleen Ewald Dannenberg had zich daar teruggetrokken., toen hij zag, dat het weer zoo oapleizicrig waa. Plotseling 6prong hij op. wierp de krant weg* en ging naar dc concierge-k&mcr. „Heeft u brieven voor mij?" vroeg hij met haar fïisschc geuren en... nog altijd b> vindt onze man zich geheel allccu, uitgeput cn treurig. Opeens ziet hij ccn dame naast zich, coa dame, in ccn sneeuwwit gewaad cn oinliaa* gen door een hcmelsblauwcn mantel. „Goede man, ik ben moede cn heb dorst Zoudt gc mij een bectjo wijn willen geven?" vraagt zij op hemelzoctcn toon. „Zeer gaarne, mevrouw," antwoordde hjj, eerbiedig het hoofd ontblootchde, „maar ik heb geen glas!" Dc dame zwijgt. Aan dc haag plukt zij ccn witto, roodgeaderde bloem, die haar kclkjo ïauw ontvouwd heeft. „Ziedaar," zegt zij glimlachond. Dc voerman vulde het kelkje der bloem net wijn cn nauwelijks heeft dc dame het aan haar lippen gebracht, of dc kar verheft zich uit dc modder en vervolgt haar weg. De bloem was oen mcidoornbloesem, de oubekendo Vrouwe de Moedermaagd. Hot Roodborstje. Hebt gij ooit vernomen hoe en wanneer dit algemeen geliefde vogeltje dat wondere roode mcrktceken ontvangen heeft? Welnu, het zal u hier verhaald worden, 't Is een lie* felijkc legende. Zij werd gevonden in ccn dier manuscripten, welke dateeren uit vroe ger, lang vervlogen tijden I 't Was in de dagen, toen Jezus klein waa cn op ïiarde leefde. Hij telde ongeveer zeven jaren. Ongekend cn ongeacht wooude Hij onder de wenschen, in het schoonc Galileo, als een lelie in het dal. Op zekeren morgen nam de H. Maagd Hem mede naar Cana, waar haar nicht Elizabeth cn de kleine Jo hannes woonden, die beiden ziek lagen. Jezus ging immers altijd met Zijn Moeder, om troost en heil te verstrekken daar, waar het noodig was I Met haastige schreden gingen zij voort langs in bloei staande velden, door do lento met een nieuw gewaad omhangen, langs groe ne vijgeboonien en hoogc sycomorcn, langs oeders mot hun ruischend bladerloof en fiere kruinen cn goudgele olijven. Achter dezo velden echter lag een woestijn, ccn woes tijn zonder vruchtbare oasen, zonder water, zonder? beschutting tegen zon en hitto. Slechts struikgewas vertoonde zich aan allo zijden, terwijl hier en daar een heester met zijn scherpe aoornen, zooals men die alleen in Calilca aantreft, boven het kreupelhout uitstak. Een dier doornen lag op het voetpad, dat Jezus on Maria betraden, cn wondde het tee re voetje van den kleinen Zoon Godr Zonder "klagen echter volgde het Oodudijk Kind Zijn Moeder. Het wilde nu reeds lijden zonder zuchten. Een moeder echter ziet alles, wat in haar kind omgaat, of zoo haar oog het niet ziet, dan voelt haar hart liet. Zoo ook Maria. Al dra had ze bespeurd, dat er iets haperde. Ze liet haar GoddelijkcD Zoon op liet mos ncdcr- zittcn en trachtte den doorn te verwijderen. Doch vruchteloosTot tienmaal toe beproef de zij het, doch steeds tevergeefshaar vin gers konden hot scherpe puntje niet vatten, nog minder omklemmen. Zij weende bij dc smart van haar Kind, onmachtig als zij was die tc lenigen Doch liefkoozend en troostend zag Jezus naar haar op. „Moeder, daar in hot boschje is de genees heer, die mij helpen kan. Laten wij hem roe pen. U zult zien, Moederlief, hij zal den doorn onmiddellijk vinden!" sprak Hij fee der. Op een der takken van do kale, spichtige hoornen zong een klein grijs vogeltje zijn hoogste liedjes uit. De kleine Jezus wenkte liet en onverwijld den portier voor dc ticnxle maal op dezen morgen. Do man keek in de brievenbus. „Eén. mijnheer," zei hij, terwijl hij den brief overgaf. Dannenberg» gezicht, dat opgevroolijkt was, werd merkbaar langer, toen hij zag, dat het geen schrijven van Wally was. Hij had het met veel verlangen gehoopt. Daarna bladerde hij onverschillig in het vreemde lingonbock van het hotel. „Ben ik hier dc eenige gast?" „Zeker, mijnheer. I" is de eenigehet sei zoen is nog niet begonnen en dan zijn wij nooit overvol", gaf de portier ten antwoord. „Maar zoocven kreeg ik een telegram uit Berlijn, om twee kamers en een meisjeska mer op de eerste étage voor een dame te rcscrvceren 1" Dannenberg ademde onw illekeurig verlicht op. Deze verschrikkelijk vervelende table d'hóte den vorigen avond met drie eerbied waardigheden van het stadje on ccn oude beenderige dame, die aan den tijd'der Pha- rao's herinnerde, had hem bijna naar Berlijn teruggedreven Dij moest aan zijn mooie eet kamer, de opmerkzamen Gustaaf, den over vloed van bloemen en voor alles aan het ver rukkelijk gezichtje van zijn vrouw denken, wier lachje hem bctooverde. In zijn wanhoop zette hij den hoed .op ov. ging uit. Zijn overjas had hij in de haast, waarmee hij afgereisd was, vergeten en i* den loop van een half uur wm bij W>t op d« huid doornat van den regen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9