LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG <7 MEI. -
TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
t; No. 12953
Anno 1902.
Rest natuurlijk de schare 6locht-botoalden,
die misschien in de enquête een middel
zien om wat vooruit te komen op de maat
schappelijke ladder, omdat hun dat voorge
spiegeld wordt, en waarvan natuurlijk niet
anders dan teleurstelling en ontevredenheid
het gevolg kan zijn.
Ontevredenheid zal het oenig resultaat dezer
enquête zijn; iedereen, die slecht betaald
wordt, omdat hij werkelijk niet veol presteert
en prestecren kan, zal zich verongelijkt gaan
gevoelen, omdat hij zooveel minder verdient
dan tal van anderen, zonder daarbij in aan
merking te nemen, dat die anderen beter on
derlegd zijn, hetzij door opvoeding en onder
wijs, hetzij door aanleg, karakter, ijver, ge
drag etc., etc.
Ontevredenheid, omdat hij een plaats heeft
willen innemen, een vak heeft willen uit
oefenen, waartoe hij niet berekend is, of
waartoe hem op den duur de noodigo ener-
gio, de noodigo capaciteiten of het -noodige
verantwoordelijkheidsgevoel ontbraken.
Ontevredenheid, omdat de zaken niet gin
gen, zooals men het in jeugdigen overmoed
zich had voorgesteld, en dan do patroon,
dikwijls begon zijn zin, den reiziger moet ont
slaan of op andore conditiën brengen.
Dat er niét verschillende dingen, zijn dio
verbeterd behoorden te worden, wie onzer
zal het ontkennen. Dat de positie van den
handelsreiziger bij de wet behoorde geregeld
te worden, is waarlijk ook geen nieuwe uit
vinding van den Bond, want reeds vóór 15
en 20 jaar is daarop door de Nederlandsche
Handelsreizigers Voreeniging gewezen. In
dit opzicht treedt do Bond dus in onze spo
ren.
In Duitsohland bestaat deze wettelijke re
geling reeds sedert goruimon tijd, en or is
geen enkele aannemelijk reden, waarom
zulks ook bij ons niet zou kunnen worden
ingevoerd. Wij zullen daarop dus ook bij de
Regeering blijven aandringen.
Maar dat daartoe een enquête zou noodig
zijn, moeten wij beslist blijven ontkonnon.
Is een handelsreiziger, een man, die door
zijn patroon wordt uitgezonden om do af
nemers to bezoeken, bestellingen op te ne
men, nieuwe débouchéa te zoeken, op do
hoogte te komen van do soliditeit der afne
mers, ete. te beschouwen als iemand, dio
niet.in staat is voor zijn belangen op to ko
men, indien hem op do een of andere wijze
onrecht wordt aangedaan?
Is een handelsreiziger gelijk ic stellen met
de werklieden in glasblazerijen cn aarde
werkfabrieken, ontzenuwd door de overma
tig hooge atmosfeer, waarin zij den gan-
schen dag, van 's morgens vroeg tot 's avonds
Iaat in de fabrieken moeten ^doorbrengen
Of met de werkers in ijzergieterijen cn ma
chinefabrieken, bootwerkers, etc., dio door
zwaren lichamelijken arbeid hun krachten
uitputten, en de behartiging hunner belan
gen aan anderen overlaten?
Zijn wij dan zóó stompzinnig goworden,
dat wij aan een oommissie van enquête onzo
grieven moeten blootleggen, terwijl, wan
neer ons werkelijk onrecht wordt aangedaan
wij toch in staat behooren te zijn ons zei
ven even good to verdedigen, als wij het op
reis onze patroons moeten doen.
Die daartoe niet in staat is, die daartoe
een commissie van enquête meent noodig te
hebben, eigent zioh don naam .handelsrei
ziger" ten onrechte toe.
Handelsreizigers van Nederland, waoht u
voor do misleiding, die uit hot instellen
van dezo enquête spreekt, alsof dat een pal
liatief, een universeel geneesmiddel tegen
eleohte salarissen, slechte behandeling, sleoh-
te zaken etc. zou zijn.
Men is bezig uw stand naar beneden te
halen, te vernederen, het aanzien, hetwelk
deze nog geniet, gohcól en voorgoed te
vernietigen, in plaats van dien op te heffen
on tc veredelen, in plaate van alle krachten
in te spannen om door vermeerdering van
kennis en beschaving de positie van den han
dels reizigersstand in het algemeen in de
hoogte te brengen.
Daarom roepen wij u toe: ontwikkelt u,
tracht zooveel mogelijk kennis te verzamelen,
theoretische zoowel als praotische, om u in
den strijd om het bestaan de beste kansen
tot welslagen te verzekeren.
De tijdon zijn voorbij, dat een zekere mate
van bespraaktheid als de voornaamste eigen
schap van een goed handels rcirigor be
schouwd werd; vakkennis, warenkennis is
thans eon hoofd vore ischte, zoomede alge
meen© ontwikkeling en beschaving. Voegt
daarbij een goed karakter, ijver, voortva
rendheid, en eerlijkheid en go zult zeker
niet onder de noodlijdenden ganu behooren.
En wordt ge, trots allo kennis en
cnergio, door liet ongeluk getroffen, zooals
ook kan voorkomen en halaas voorkomt, dan
is de Vereeniging daar u to steunen en te
helpen dien moeilijken tijd door tc komen.
Dan voldoet de Vereeniging aan haar r>. -
ping en bewijst zij het niotige en noodzake
lijke van haar bestaan, door haar leden in
alle voorkomende gevallen van achteruit
gang, bij te staan en tc verhoeden, dat zij
geheel in den gcwo'digen maalstroom van
het dagolijksche leven zoudon ten onder
gaan.
In een asterisk Woonden" zegt De Resi
dentiebode:
Eenigon tijd geleden ontstond er een vaca
ture in het Gerechtshof tc Arnhem
door het bedanken van raadsheer mr. Hij
mans.
Een aanbeveling werd opgomaakt, van on-
vervnlschto materie.
Do Minister van Justitie meende zich
daaraan niet te moeten houden en benoem
de, buiten de voordracht om, mr. P. (J. 't
Hooft, een man, bij elkeen geoord om zijn
veelzijdige kundigheden.,, maar... een anti
revolutionair.
Op zichzelf was dio benooming volkomen
tc rechtvaardigen.
Immers, in Arnhems Gerechtshof hebben
op twee presidenten en acht raadshceren
naast óón katholiek niet minder dan negen
liberalen van divorso pluimago zitting.
Voor een antirevolutionair was daar geen
plaats.
Toch vond, in die benoeming de President
van het rechtscollege bij de inatallatio van
mr. 't Hooft, na een korten golukwensch,
aanleiding tot do volgende ontboezeming:
[Hier is volgt de ontboezeming, welke rcod3
in dit blad werd medegedeeld.]
Wij hebben bij doza ontboezeming, in ver
band met hetgeen wij tot inleiding daarvan
in herinnering braohtcn, slechts weinig aan
tc leekenon.
Wij kunnen volstaan met hot woord, door
de Franschen in den slag van Fontenoy den
erfvijand toegebeten, in gowijzigden zin aan
tc halen:
Cost vous messieurs les Anglais h tirer
le premier. ,,'fc Is aan u, hceren Engol-
6ohen, om het eerst tc schieten."
Hetgeen wij aldus wilden omdraaien:'t Is
aan u, heoren Arnhomseho liberalen, 't eerst
het vuren tc staken.
Do oude leus toch dor liberalen: ,,bij be
noemingen zal alleen op kunde gelet wor-
don" is in zekoren zin een Amhemschc leus,
want zij werd anno '49 in do wereld geslin
gerd door den Minister De Kemponacr, con
Arnhemmer.
't Is alleen maar zoo jammer, dat die kun
de, waarop alleen mag golot worden, na
genoeg overal in den lande het monopolio
bleek van heeren liberalen.
Eerst als van do wanverhouding en rechts
ongelijkheid, welke daardoor ten nodcelo der
anti-liberalen ontstaan is, cenigermaie zal
hersteld wezen, kan het tijd worden den wenk
van mr. Do Sitter op tc volgen en bij de
benoemingen, niet langer naar hot liboralo
wanvoorbeeld, te letten op richting naast
erkende bekwaamheden
Want dan zal vanzelf paal en perk gestold
zijn aan het exclusivisme, dat volo aanbeve
lingen van rechterlijke colleges tot partij-
daden stempelt.
En dan eerst zal het woord van den Ara-
hemsdien President niet meer klinken als
hetgeen Hamileton noemde:
.Words, words, words 1"
Welke uitspraak wij op zekoren dag in
onzo Tweede Kamer door con volstrekt niet
opzettelijk misslag en dus met ongewilde
en daarom tc meer bijtende satire hoorden
omzetten in
Worst, woret, worst."
De Tijd zegt:
De president van het Arnhemache Ge
rechtshof heeft voor zijn rede den vorm ge-
2let Centrum zegt in een asterisk „Niofc
gesticht" het volgende:
't Loopt juist, zooals wij hadden vermoed:
dr. Bronsveld is niet gesticht over het
Optreden van dr. Hoedenmaker.
De Utrechtsche predikant venvacht daar-
Jvan, blijkens zijn jongste Kroniek," niet
,,Dio zoogenaamde ,,Friesehe Christelijk-
hietorischen", die dr. Hoedemaker
kozen bot hun geestelijken adviseur, heb
ben", zegt hij, „in 1901 een rol gespeeld,
viie velen voorkwam van dubbelzinnigheid
niet vrij te wezen. Ze hebben, toen het cr
op aankwam, de antirevolutionairen ge
trouwelijk bijgestaan. Wat baat het, of hun
onduidelijk gestolde beginselen afwijken
van „Ons Program?" Met antirevolutio
nairen en Roomschen zijn zij opgetrok
ken, cn hebben zij nu het recht positie
te nemen tegenover hen?"
Hcolemaal ongelijk heeft de Kroniekschrij
ver niet.
En wij voor ons willen gaarne verklaren,
dat eigenlijk alleen dr. Bronsveld „het
recht" heeft positie tc nemen tegenover anti
revolutionairen en Roomschen.
Dat „recht" schijnt echter op anderen
fllochts weinig bekoring uit te oefenen. Het
is een beetje uit den tijd- En do wanhopige,
telkens mislukte pogingen, sinds jaar en dag
door den heer Bronsveld aangewend, om
met dat „recht" tot grondslag een nieuwe
partij te stichten, bewijzen, dat ons volk iets
anders wenBcht, dan een politiek van stol
ling-nomen tegenover antirevolutionaire en
Roomschen.
Zelfs dr. Hoedemaker schijnt ditto hebben
Ingezien.
Alleen dr. Bronsveld blijft den ouden
droom voortdroomen
Dr. Bronsveld schrijft in zijn Kroniek in
het Meinummer der 6'temmen voor Waar
heid cn Vrede heb volgende over dr. Kuy-
per:
Reeds nu beleven wij aan den minister
president inderdaad genoegen. Wanneer heb
ben wij aan 't hoofd van een onzer departe
menten iemand gezien, op wien do photogra-
fen te Berlijn hun wondersnel apparaat heb
ben g« ebt, en die heeft gedejeuneerd bij
den Duitschen keizer, en is ontvangen door
iden koning van Saksen? Welk voorganger
van dr. Kuyper ging studio-reizen maken,
en nam, terwijl hij het politechnisch onder
wijl in Duitschland in oogensohouw ging
nomen, dc gelegenheid waar, om te Gheel de
yerpleging van krankzinnigen te bezien?
Voor do pers is hij een minister zonder
wederg&.Haar „muskieten" vergunt hij straf
feloos om hem heen tc zwermen, en hij voedt
zo met het uitnemendstc wat zij verlangen.
Waar ter wereld is een minister, die zich
laat ondervragen, zooals onlangs dr. Kuyper
hot veroorloofde aan een afgezant van De
Telegraaf.
Daar is, naar ons gevoelen, iets voor tc
zeggen, dat een ministor op goeden voet
blijft met do pers, en door haar spreekbuis
een en ander verkondigt, dat hij langs an
deren weg niet kenbaar kan maken; maar
hij mag toch nooit vergeten, dat hij minis
ter is. De weelde van een causerie, van een
praatje" met een voormalig confrater moet
hij zich ontzeggen. En vooral af te keuren
is het, dat een zoo hoog geplaatst dignitaris
zich van een interview bedient om een tegen
stander te beleedigen en te krenken. Dat deed
dr. Kuyper te aanzien van den heer Ch.
Boissevain. Ik meen dr. Kuyper genoeg tc
kennen, om tc mogen beweren, dat zijn qua-
lifioabie van den heer Boissevain hem niet
ondoordacht cn zonder onvriendelijke bedoe
ling is ontvallen. Allen, dio door dr. Kuy
per worden bestreden, hebben vroeg of laat
ondervonden hoe vlijmend cn schrijnend do
wonden zijn, die hij weet toe te brengen.
O, hij kan zeer hoffelijk en met edelen
zwier het tournooi-veld binnenrijden, cn een
tijdlang kan men hem houden voor ©en rid
derlijk strijder maar dat duurt niet lang.
Wanneer hij zijn tegenstander op hoofschc
manier bekampt, let eens op, hoe gemaakt,
hoe overdreven, hoe gemanicreerd zijn stijl
is.
De Pleegzuster.
13)
„Gaarno, mamal Neen, ik geloof ook, dat
het idee, hetwelk zoo voor de hand scheen
te liggen, door gebrek aan ruimte onuitvoerbaar
wordt; en dan heeft u een drukke conversatie,
die u niet om mijnentwille zou kunnen opgeven,
terwyi liet my onmogeiyk zou wezen, mg
daarin to voegen. Ik zou maar in den weg
staan. Neen, Frits, het zou waariyk te veel
gevorderd zyn van mama, afstand te doen van
al haar genoegens, omdat ik rouw over groot
papa, die voor haar toch zoo goed als een
vreemde was
«Hm! Ja... ik begrijp nu ook, dat het
onmogeiyk is," zei by, schynbaar geheel
overtuigd, doch met een blik op zyn moeder,
dien ze zich heimeiyk voornam, by gelegenheid
betaald te zullen zetten.
Voor het oogenblik ging ze snel tot een
ander thema over.
„En, Marie, zonder onbescheiden te zyn:
hoo staat het eigeniyk met je flnancleele
omstandigheden? Heb je daar wel eenig idee
van? Die moeten wy toch eerst goed kennen,
eer we aan liet bespreken van verdere plannen
kunnen gaan."
„Ik heb recht op een plaats in een dames-
gesticht, de zoogenaamde Rohrmeister-stichting.
Dat is een voorrecht van onze familie."
„0, maar dan is alles in orde! Waarmee
breken wy ons het hoofd I Kan je daar elk
oogenblik heengaan?"
„Dat zou ik kunnen maar lk 2ou daar
niets te doen vinden.^
Hoffelijkheid is hem van nature vreemd
Het gebruik van onedele wapenen gaat hem
beter af. Hot stilet hanteert hij veel liever
dan het zwaard-
Zijn ongewone talenten staan niet in de
rechte verhouding tot zijn karakter. Op den
duur zullen rijn zeldzame bekwaamheden,
zijn vermogen om zich in een onderwerp „in
tc zetten", zijn gevatheid, zijn welbespraakt
heid niet opwegen tegen het gebrek aan adel
van gezindheid en gemoed. Hij heeft er zoo
vele gekrenkt en van zie»* vervreemd door
zijn mecdoogenloo8 partij-trekken van hun
zwakheid en zijn positiewij gelooven niet,
dat het hem gelukken d de hooge plaats te
blijven innemen, waarop hij zich nu met
kennelijk welb°hagen bewc jt.
Het denkbeeld om tegenover de kerkelijken
„algemeen kiesrecht" als parool te geven
voor do stembus van 1905, vindt dr .Brons
veld niet gelukkig. Hij zou het betreuren,
als de liberalen niet krachtig op don voor
grond stelden, dat zij in uitbreiding van hot
kiesrecht geen heil zien. Alleen de demago
gen varen z. i. bij het algemeen kiesrecht
wel; ons volk verlangt er niet naar. Boven
dien, tot heden is uitbreiding an het kie
zerspersoneel ten goedo gekomen aan de ker
kelijke partijen, en bij de verdere" uitbrei
ding zou met het overwicht der Roomsch-*
Katholieken wel eens kunnen helpen ver
sterken. Maar afgezien daarvan kan schr.
in de leuze: „algemeen kiesrecht" geen mid
del zien tot „conoentratie." Zij herinnert ro
duidelijk aan de sociaal-democratie; en de
vrees voor dio partij heeft in het vorige
jaar vele liberalen bewogen zich aan te slui
ten bij dc kerkelijke partijen.
Toch behooren zij daar niet thuis. Al heeft
dit ministerie afgelegd elk kcrkgcnootechap-
pelijk karakter, om zich tevreden te stollen
met het veel algemeener „Christelijk" begin
sel er bestaat geen twijfel aan, of min
stens éón Kerk wordt door deze Regeering
gebaat. Wij bedoelen de Roomsch-Katholie-
ke. Dit kabinet leeft bij de gratie van Rome.
Wij wijzen slechts op de meer dan uitbun
dige hulde, welke door deze ministers ge
bracht werd aan het 25-jarig pausschap van
Loo XIII. Een zuiver Roomsch Kabinet had
zich niet blijder kunnen beloonen over een
feit, alleen voor leden der Roomsche Kerk
heugelijk en gewichtig. Men kan er zeker
van wezen, dat bij de samenstelling van ctb
ministerie door Rome voorwaarden bedon
gen zijn, welke waarlijk niet gering mogen
heoten. Zij zullen van lieverlede wel aan
het licht komen. De Roomschen zitten nu
ir „Abraham's schoot."
Wij zijn op weg onzo probestantsohc vrij
heden, ons prote6tant6ch karakter te ver
liezen. Terwijl dr. Sohaepman te Rome op
luid n toon verkondigde, dat in ons land
zulk een groote mate van vrijheid heerscht,
zijn de bisschoppen bpzig onzo ltoorasoh-Ka-
tholioke landgenooten hoo langer hoo meer
in te spinnen, en afhankelijk te maken van
de leiding dor geestelijken. Het peil van het
onderwijs trachten zij nu reeds te verlagen,
en dc eisoh wordt al vernomen, daL men
aan de geestelijke zusters, juist omdat zij
zusters zijn, een minder zwaar examen zal
afnomen. Hoe meer het onderwijs wordt
onttrokkon aan de controle van den staat,
hoe geringer zijn gehalte zal worden.
Roomsche landen lccrcn ons dat. Men zal
feiten, zooals er nu een voorviel te Silvolde,
waar men iemand kwalijk bejegende, omdat
hij binnen de muren van een hervormde
kerk, een donker tafercol ophing van de
Roomsche Kerk in België, zioh zien herha
len. Mon zal bij benoemingen, bij het toe
kennen van onderscheidingen, hoe langer
hoe meer de Roomschen naar de oogen gaan
zien. Do jongst» benoeming van een lid der
algomeenc rekenkamer in een bespotting van
de waardigheid van dat hoog-geplaatst col
lege.
Welnu, laat allen die dezo dingen niet
willen, evenmin als zij verlangen naar dc
overheersching van de sociaal-democratie,
rich vereenigen. Daartoe zal het toch moe
ten komen. Men zal afkcerig worden van dat
spelen met het woord „christelijk", hetwelk
in dc practijk neerkomt op „roomsch".
Geen godsdiensthaat, geen anti-papisme,
maar liefde voor onze nationale, protestant-
scho tradities zal er velen bijeenbrengen, dié
nu ter rechter- en ter linkerzijde zijn ufge-
„Wnt wildo je dan doen? Naaien on bordu
ren kan je er toch?"
„Ja, om den tyd te dooden; want noodig
heeft my daar niemand. Het huis is zeer
bezet. Ik zou oen kamer met een andere
dame moeten deelen."
„Ja, Hef kind, de noodzakeiykheid laat je
geen keuze. Wie zou de diensten van een
jongedame uit jouw stand noodig hebben? Je
kunt toch geen betrekking aannemen I"
De geiykmatigheid van mevrouw von Wahl-
beck begon reeds plaats te maken voor zeker
ongeduld. Frits stoDd op.
„Op die manier komen wy niet tot een
einde I De meeningen loopen te veel uiteen.
Mag ik ook eens een woordje zeggen? Weet
je niet, of Je nog wat geld krygt, Marie?
Genoeg byvoorbeeld om met je meubelen een
bescheiden woning te huren en een bejaarde
gezelschapsjuffrouw by je te nemen? Een
officiersweduwe, of zoo iets; je vindt ze in
massa I die zoo'n positie zonder salaris
aanneemt. Je moogt ze om myn part „tante"
noemen, en je blyft dan hier te Beriyn, in
myn nabyheid."
Zy keek hem zoo verschrikt aan, dat hy
bezorgd haar handje vatte.
„Wat is er? Wat schoeit er aan?"
„Achdat zou ik tot geen prys willen,
al geloof ik wel, dat grootpapa my een klein
sommetje nalaat."
„Zoo. Nu, maar zeg dan alsjeblieft beslist
je meening. Neem my niet kwaiyk, maar ik
heb een beetje haast: [k moet nog oven
ergens zijn. Je hebt tot nu toe enkel gezegd,
wat je liever niet wilt; my goed, als je maar
een beter voorstel hebt. Maar dan wat gauw,
nietwaar, liefje?"
Hy was boos, wyi zyn Idee niet als hoog
ste wysheid werd ontvangen,
weken, maar er rioh niet gelukkig gevoelen.
Is de man reeds opgestaan, dio deze con
centratie zal volbrengen?
[En dan volgt hetgeen, waarover Het Cen
trum. schrijft over dr. Hoedemaker, geee-
oondeerd, door prof. Gunning.]
De Regeering heeft dezer dagen een Ko
ninklijk besluit in de Kolonie laten afkon
digen, om dadelijk in werking te treden, dat,
zegt de Nieuwe Surinoameche Courantal
lesbehalve de algemeen© sympathie in de Ko
lonie heeft-.
Het is niota minder dan de ontworp-ver-
ordening tot afschaffing van kor
ting van ambtenaarstraktemen
ten, die door den Gouverneur aan de Ko
loniale Staten ter goedkeuring was aange
boden en die door dat vertegenwoordigend
ooilege op don avond van 23 Augustus 1901
om deugdelijke reden was verworpen met
slechts óón stem voor, woder in te vooron,
en in werking te doen treden.
De Nieuwe Surinaameche Courant be
treurt dezen 6tap van de Regeering ten hoog
ste.
Het blad had gedacht, dat opportuniteit
niet iets is, waarvan de Rogeering van het
Moederland zich bediende om een wil, be
lichaamd in een Koninklijk besluit, in de
Kolonie door te drijven tegen den wonsoh
in van de volksvertegenwoordiging der Ko
lonie.
Voorshands kan hot niot anders doen dan
zijn leed daaromtrent uiben. Wij vermogen,
merkt het op, in de Kolonie niet© tegen het
noodlottige art. 48 van het Regeeringsreglc-
ment.
Maar of do Regeering hiermede wat goeds
heeft gedaan, ten aanzien van de aanhan
kelijkheid van dc Kolonie jegens haar, t w.
om een kleinigheid (korting van ambtena
ren) daarom zoo in tc grijpen in de constitu
tie dor Kolonie een wotsvoordracht door
de Koloniale Volksvertegenwoordiging vor-
worpen loch in te voeren betwijfelt de
Nieuwe Surinaamsehe Courant ten zeerste.
Dc Handelsreiziger, orgaan van de Ne
derlandsche Handelsreirigers-verceniging,
gevestigd tc Rotterdam, zegt o. m. onder het
hoofd: „De enquête naar den t oe s t a nd
der handelsreizigers in Nederland,
het volgende:
Omtrent deze enquête, waartoe door den
„Ned. Bond van Handelsreizigers" het be
sluit is genomen, hebben wij tot heden ons
standpunt nog niet openbaar gemaakt.
Daar men echter ons stilzwijgen als een
instemming zou kunnen beschouwen, wen-
sohen wij hier de verklaring af te leggen,
dat. dit volstrekt niet het geval ia
Een enquête naar toestanden, die voor hot
mecrendeel zeer goed bekend zijn, en die in
de meeste gevallen niot zoo slcoht zijn, als
men in gesprekken het wil laten voorkomen,
heoft absoluut geen dool.
De ervaring, heeft dit trouwens reeds ge
leerd, want heb denkbeeld is volstrekt niot
nieuw, noch oorspronkelijk. Reeds in 1897
is door de Belgische Handelsreizigers Ver
eeniging tc Brussel een dergelijke enquête
op touw gozot en doorgevoerd cn de resul
taten waren treurig.
Voor ons land kan de uitkomst niet veel
boter zijn. Al worden ook, door ervaring ge
leerd, vroogere fouten vermeden, het kan
toch niet anders of cene geheel eenzijdige
voorstelling van den toestand dor handels
reizigers zal hot resultaat dor enquête zijn.
Wat booh is het geval? De goeu cn best
gesitueerden zullen zich cr wel voor wach
ten, aan welke commissie ook, mededeolin-
gen te doen omtrent hun inkomsten, hun
conditiën met en hun verhouding tegenover
hun principalen.
Zij toch kunnen daardoor nooit beter
worden, en hoe onpartijdig de commissie van
onquête ook worde samengesteld, hot zijn
toch per saldo ool'.cga'a of met andere woor
den ooncurrenten, aan wie men zijn intiem
ste aangelegenheden zou moeten toevertrou
wen.
Hetzelfde geldt voor de middelmatig gesi
tueerden; zij, die door ijver en goed gedrag,
zich eon bestaan hobben weten to scheppen,
dat wol niet schitterend is, maar toch vol
doende om zich in den tcgenwoordigen moei
lijken tijd niet al te ongelukkig te gevoelen.
Met vaste, nu geheel veranderde stom sprak
het meisje:
„Ik heb zeker een bopaald plan in den zin."
Frits, die begonnen was, ongeduldig de
kamer op en neer te loopen, draaide zich om
en keek haar nieuwsgierig aan.
„Als 't maar iets mogelyks is," zei hy
twijfelend; „want niet alles is mogelyk voor
een juffrouw Rohrmeister, voor myn ver
loofde."
„Daaraan behoef je my niet te herinneren,"
antwoordde zy trotsch, licht blozend.
„Nunu.... zoo dadeiyk gepikeerdl
Dus:.wat is het?"
„Dat wil ik liever pas morgen zeggen; ik
moet eerst weten, of het gaat."
Ongeduldig gespte hy zyn sabel vast.
„Goed dan. Ik voeg my naar den wil van
mama en jou, onder voorbehoud van een veto.
Nu moet ik weg. Morgon vroeg kom ik weer
hier 't is dan toch Zondag —en we kunnen
samen do nalatenschap van je grootvader
doorzien, blyft zeker nog, mama?"
„Dat kan ik, helaas, vandaag niet. Ik heb
een comitézitting van de Weezen verpleging."
Hy keek haar een seconde spottend aan
en ze toen droogjoa:
„Dan zal Marle zich voor vandaag met het
gezelschap van Kunigunde moeten behelpen.
Ga maar wat vroeg naar bed; slapen is goed
voor je, en de nacht brengt raad."
Met een droeven, vragenden blik zag het
meisje hem aan, terwyi hy zich boog om
haar een kus te geven.
Mevrouw von Wahlbeck zette haar hoed
reclit voor den spiegel en trok haar mantel
vaster om de 6lanke taille.
Zoo gingen zy, en Marie bleef alleen In
de kamer. Zy haalde ruimer adem. Nog een
poos bleef zy stil aan het venster zitten, het
hoofdje rustend tegen de hooge stoelleuning,
en tuurde naar den gryzen hemel, door wolks
wolkenschaduwon de maan langzaam heen-
brak, zóó bleek en waterig, dat men gerust
verscheidene regendagen mocht voorspellen.
Frits bracht zyn moeder tot aan do tram
halte; gedurende die korte wandeling zwegen
beiden. Zy namen koel afscheid van elkaar
en de jonge officier riep een rytuig aan, om
zoo spoedig mogelyk de plaats te bereiken,
waar hy een driDgende bespreking had. Zyn
moeder keek hem na van uit de tram, een
bitter, ironisch trekje kwam om haar mond;
zy dacht: „Daar gaat de ryke zoon der arme
moeder 1" Zy gunde hem elk genot, elke
levensvreugde en was op haar manier steeds
een liefderijke, zorgvolle moeder voor haar
eenige geweest, doch dat belette haar niet,
ook op hem haar scherpe critiek uit to
oefenen en hem nu en dan een onaangenaam
oogenblik to bereiden, door met haarbytendo
tong zyn zwakheden aan te roeren.
Hy was daaraan gewend, en het weerhield
hem niet, haar in alle ernstige levensvragen
zyn volle vertrouwen te schenken, verstan-
dlgen raad en hulp van haar te verwachten
en haar hoogelyk te waardeoren, als zyn
ideaal van een vrouw van do wereld.
De luitenant moest een heel eind rijden
om aan zyn bestemming te komen. Hy liet
stilhouden by zyn woning, om de deftige
uniform te verwisselen voor een vry sjofel
burgerpakje. Toen ging het weer voorwaarts
naar het noorden der stad.
In een tamelyk donkere straat hield de
koetsier stil voor een vroeger zeker voor
naam, maar nu erg vervallen huis. Frits
stapte uit, betaalde en ging de groote inrij
poort binnen, liep de binnenplaats over tot
aan een der talrijke woningdeuren, waarop
een porseleinen bordje den simpolen naam
„Schulze" aangaf.
De electnsche bol trilde zenuwachtig onder
oen korten druk van zyn vinger, en Frits
werd spoedig binnengolaton in oen soort
kantoor, slecht verlicht door óón gaslamp
onder een groon kapje, die op do schryf-
lossonaar stond.
Een bejaard heer met oon eerwaardigen
gryzen haarkrans om oon gllmmonden, kalen
schedel en een blauwen bril op don kleinen,
spitsen neus, trad met do pen in de hand
op hem too on nam hem eens goed op, eer
hy riep: „Ei, meneer de baronI Dat doet my
genoegen l"
„Heeft u mUn briefkaart gokrogon?" vroog
Frits, plaats nemend op den eonigen beschik
baren stoel.
De oude man schoof eerst een kolossalen
grondel op de deur en vergowisto zieb, of
het groen serge gordyn voor liet venster
goed sloot. Daarna ging hy voor don lessenaar
zitten.
„Jawel; ik wachtte don baron."
„Ik moet u eerst zeggen, meneer Schulze,
dat ik verzoek verschoond te biy ven van aan-
geteekende brieven, waarmee u my 's morgens
uit myn bed laat jagen. U zult trouwens
weinig gelegenheid meer daartoe bebbon.
„Ik begryp u niet.
„U zult 't wel gauw snappen.... Och,
gaap my als 't u belieft niet aan, of u my
voor het eerst zag. Wat dio aangeteekonde
brief en de „gewichtige" mededoeling, die
u my bad te doen, beteekondon, dat wist ik
natuuriykl"
(Wordt vervolgd.)