LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG <7 MEI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. t; No. 12953 Anno 1902. Rest natuurlijk de schare 6locht-botoalden, die misschien in de enquête een middel zien om wat vooruit te komen op de maat schappelijke ladder, omdat hun dat voorge spiegeld wordt, en waarvan natuurlijk niet anders dan teleurstelling en ontevredenheid het gevolg kan zijn. Ontevredenheid zal het oenig resultaat dezer enquête zijn; iedereen, die slecht betaald wordt, omdat hij werkelijk niet veol presteert en prestecren kan, zal zich verongelijkt gaan gevoelen, omdat hij zooveel minder verdient dan tal van anderen, zonder daarbij in aan merking te nemen, dat die anderen beter on derlegd zijn, hetzij door opvoeding en onder wijs, hetzij door aanleg, karakter, ijver, ge drag etc., etc. Ontevredenheid, omdat hij een plaats heeft willen innemen, een vak heeft willen uit oefenen, waartoe hij niet berekend is, of waartoe hem op den duur de noodigo ener- gio, de noodigo capaciteiten of het -noodige verantwoordelijkheidsgevoel ontbraken. Ontevredenheid, omdat de zaken niet gin gen, zooals men het in jeugdigen overmoed zich had voorgesteld, en dan do patroon, dikwijls begon zijn zin, den reiziger moet ont slaan of op andore conditiën brengen. Dat er niét verschillende dingen, zijn dio verbeterd behoorden te worden, wie onzer zal het ontkennen. Dat de positie van den handelsreiziger bij de wet behoorde geregeld te worden, is waarlijk ook geen nieuwe uit vinding van den Bond, want reeds vóór 15 en 20 jaar is daarop door de Nederlandsche Handelsreizigers Voreeniging gewezen. In dit opzicht treedt do Bond dus in onze spo ren. In Duitsohland bestaat deze wettelijke re geling reeds sedert goruimon tijd, en or is geen enkele aannemelijk reden, waarom zulks ook bij ons niet zou kunnen worden ingevoerd. Wij zullen daarop dus ook bij de Regeering blijven aandringen. Maar dat daartoe een enquête zou noodig zijn, moeten wij beslist blijven ontkonnon. Is een handelsreiziger, een man, die door zijn patroon wordt uitgezonden om do af nemers to bezoeken, bestellingen op te ne men, nieuwe débouchéa te zoeken, op do hoogte te komen van do soliditeit der afne mers, ete. te beschouwen als iemand, dio niet.in staat is voor zijn belangen op to ko men, indien hem op do een of andere wijze onrecht wordt aangedaan? Is een handelsreiziger gelijk ic stellen met de werklieden in glasblazerijen cn aarde werkfabrieken, ontzenuwd door de overma tig hooge atmosfeer, waarin zij den gan- schen dag, van 's morgens vroeg tot 's avonds Iaat in de fabrieken moeten ^doorbrengen Of met de werkers in ijzergieterijen cn ma chinefabrieken, bootwerkers, etc., dio door zwaren lichamelijken arbeid hun krachten uitputten, en de behartiging hunner belan gen aan anderen overlaten? Zijn wij dan zóó stompzinnig goworden, dat wij aan een oommissie van enquête onzo grieven moeten blootleggen, terwijl, wan neer ons werkelijk onrecht wordt aangedaan wij toch in staat behooren te zijn ons zei ven even good to verdedigen, als wij het op reis onze patroons moeten doen. Die daartoe niet in staat is, die daartoe een commissie van enquête meent noodig te hebben, eigent zioh don naam .handelsrei ziger" ten onrechte toe. Handelsreizigers van Nederland, waoht u voor do misleiding, die uit hot instellen van dezo enquête spreekt, alsof dat een pal liatief, een universeel geneesmiddel tegen eleohte salarissen, slechte behandeling, sleoh- te zaken etc. zou zijn. Men is bezig uw stand naar beneden te halen, te vernederen, het aanzien, hetwelk deze nog geniet, gohcól en voorgoed te vernietigen, in plaats van dien op te heffen on tc veredelen, in plaate van alle krachten in te spannen om door vermeerdering van kennis en beschaving de positie van den han dels reizigersstand in het algemeen in de hoogte te brengen. Daarom roepen wij u toe: ontwikkelt u, tracht zooveel mogelijk kennis te verzamelen, theoretische zoowel als praotische, om u in den strijd om het bestaan de beste kansen tot welslagen te verzekeren. De tijdon zijn voorbij, dat een zekere mate van bespraaktheid als de voornaamste eigen schap van een goed handels rcirigor be schouwd werd; vakkennis, warenkennis is thans eon hoofd vore ischte, zoomede alge meen© ontwikkeling en beschaving. Voegt daarbij een goed karakter, ijver, voortva rendheid, en eerlijkheid en go zult zeker niet onder de noodlijdenden ganu behooren. En wordt ge, trots allo kennis en cnergio, door liet ongeluk getroffen, zooals ook kan voorkomen en halaas voorkomt, dan is de Vereeniging daar u to steunen en te helpen dien moeilijken tijd door tc komen. Dan voldoet de Vereeniging aan haar r>. - ping en bewijst zij het niotige en noodzake lijke van haar bestaan, door haar leden in alle voorkomende gevallen van achteruit gang, bij te staan en tc verhoeden, dat zij geheel in den gcwo'digen maalstroom van het dagolijksche leven zoudon ten onder gaan. In een asterisk Woonden" zegt De Resi dentiebode: Eenigon tijd geleden ontstond er een vaca ture in het Gerechtshof tc Arnhem door het bedanken van raadsheer mr. Hij mans. Een aanbeveling werd opgomaakt, van on- vervnlschto materie. Do Minister van Justitie meende zich daaraan niet te moeten houden en benoem de, buiten de voordracht om, mr. P. (J. 't Hooft, een man, bij elkeen geoord om zijn veelzijdige kundigheden.,, maar... een anti revolutionair. Op zichzelf was dio benooming volkomen tc rechtvaardigen. Immers, in Arnhems Gerechtshof hebben op twee presidenten en acht raadshceren naast óón katholiek niet minder dan negen liberalen van divorso pluimago zitting. Voor een antirevolutionair was daar geen plaats. Toch vond, in die benoeming de President van het rechtscollege bij de inatallatio van mr. 't Hooft, na een korten golukwensch, aanleiding tot do volgende ontboezeming: [Hier is volgt de ontboezeming, welke rcod3 in dit blad werd medegedeeld.] Wij hebben bij doza ontboezeming, in ver band met hetgeen wij tot inleiding daarvan in herinnering braohtcn, slechts weinig aan tc leekenon. Wij kunnen volstaan met hot woord, door de Franschen in den slag van Fontenoy den erfvijand toegebeten, in gowijzigden zin aan tc halen: Cost vous messieurs les Anglais h tirer le premier. ,,'fc Is aan u, hceren Engol- 6ohen, om het eerst tc schieten." Hetgeen wij aldus wilden omdraaien:'t Is aan u, heoren Arnhomseho liberalen, 't eerst het vuren tc staken. Do oude leus toch dor liberalen: ,,bij be noemingen zal alleen op kunde gelet wor- don" is in zekoren zin een Amhemschc leus, want zij werd anno '49 in do wereld geslin gerd door den Minister De Kemponacr, con Arnhemmer. 't Is alleen maar zoo jammer, dat die kun de, waarop alleen mag golot worden, na genoeg overal in den lande het monopolio bleek van heeren liberalen. Eerst als van do wanverhouding en rechts ongelijkheid, welke daardoor ten nodcelo der anti-liberalen ontstaan is, cenigermaie zal hersteld wezen, kan het tijd worden den wenk van mr. Do Sitter op tc volgen en bij de benoemingen, niet langer naar hot liboralo wanvoorbeeld, te letten op richting naast erkende bekwaamheden Want dan zal vanzelf paal en perk gestold zijn aan het exclusivisme, dat volo aanbeve lingen van rechterlijke colleges tot partij- daden stempelt. En dan eerst zal het woord van den Ara- hemsdien President niet meer klinken als hetgeen Hamileton noemde: .Words, words, words 1" Welke uitspraak wij op zekoren dag in onzo Tweede Kamer door con volstrekt niet opzettelijk misslag en dus met ongewilde en daarom tc meer bijtende satire hoorden omzetten in Worst, woret, worst." De Tijd zegt: De president van het Arnhemache Ge rechtshof heeft voor zijn rede den vorm ge- 2let Centrum zegt in een asterisk „Niofc gesticht" het volgende: 't Loopt juist, zooals wij hadden vermoed: dr. Bronsveld is niet gesticht over het Optreden van dr. Hoedenmaker. De Utrechtsche predikant venvacht daar- Jvan, blijkens zijn jongste Kroniek," niet ,,Dio zoogenaamde ,,Friesehe Christelijk- hietorischen", die dr. Hoedemaker kozen bot hun geestelijken adviseur, heb ben", zegt hij, „in 1901 een rol gespeeld, viie velen voorkwam van dubbelzinnigheid niet vrij te wezen. Ze hebben, toen het cr op aankwam, de antirevolutionairen ge trouwelijk bijgestaan. Wat baat het, of hun onduidelijk gestolde beginselen afwijken van „Ons Program?" Met antirevolutio nairen en Roomschen zijn zij opgetrok ken, cn hebben zij nu het recht positie te nemen tegenover hen?" Hcolemaal ongelijk heeft de Kroniekschrij ver niet. En wij voor ons willen gaarne verklaren, dat eigenlijk alleen dr. Bronsveld „het recht" heeft positie tc nemen tegenover anti revolutionairen en Roomschen. Dat „recht" schijnt echter op anderen fllochts weinig bekoring uit te oefenen. Het is een beetje uit den tijd- En do wanhopige, telkens mislukte pogingen, sinds jaar en dag door den heer Bronsveld aangewend, om met dat „recht" tot grondslag een nieuwe partij te stichten, bewijzen, dat ons volk iets anders wenBcht, dan een politiek van stol ling-nomen tegenover antirevolutionaire en Roomschen. Zelfs dr. Hoedemaker schijnt ditto hebben Ingezien. Alleen dr. Bronsveld blijft den ouden droom voortdroomen Dr. Bronsveld schrijft in zijn Kroniek in het Meinummer der 6'temmen voor Waar heid cn Vrede heb volgende over dr. Kuy- per: Reeds nu beleven wij aan den minister president inderdaad genoegen. Wanneer heb ben wij aan 't hoofd van een onzer departe menten iemand gezien, op wien do photogra- fen te Berlijn hun wondersnel apparaat heb ben g« ebt, en die heeft gedejeuneerd bij den Duitschen keizer, en is ontvangen door iden koning van Saksen? Welk voorganger van dr. Kuyper ging studio-reizen maken, en nam, terwijl hij het politechnisch onder wijl in Duitschland in oogensohouw ging nomen, dc gelegenheid waar, om te Gheel de yerpleging van krankzinnigen te bezien? Voor do pers is hij een minister zonder wederg&.Haar „muskieten" vergunt hij straf feloos om hem heen tc zwermen, en hij voedt zo met het uitnemendstc wat zij verlangen. Waar ter wereld is een minister, die zich laat ondervragen, zooals onlangs dr. Kuyper hot veroorloofde aan een afgezant van De Telegraaf. Daar is, naar ons gevoelen, iets voor tc zeggen, dat een ministor op goeden voet blijft met do pers, en door haar spreekbuis een en ander verkondigt, dat hij langs an deren weg niet kenbaar kan maken; maar hij mag toch nooit vergeten, dat hij minis ter is. De weelde van een causerie, van een praatje" met een voormalig confrater moet hij zich ontzeggen. En vooral af te keuren is het, dat een zoo hoog geplaatst dignitaris zich van een interview bedient om een tegen stander te beleedigen en te krenken. Dat deed dr. Kuyper te aanzien van den heer Ch. Boissevain. Ik meen dr. Kuyper genoeg tc kennen, om tc mogen beweren, dat zijn qua- lifioabie van den heer Boissevain hem niet ondoordacht cn zonder onvriendelijke bedoe ling is ontvallen. Allen, dio door dr. Kuy per worden bestreden, hebben vroeg of laat ondervonden hoe vlijmend cn schrijnend do wonden zijn, die hij weet toe te brengen. O, hij kan zeer hoffelijk en met edelen zwier het tournooi-veld binnenrijden, cn een tijdlang kan men hem houden voor ©en rid derlijk strijder maar dat duurt niet lang. Wanneer hij zijn tegenstander op hoofschc manier bekampt, let eens op, hoe gemaakt, hoe overdreven, hoe gemanicreerd zijn stijl is. De Pleegzuster. 13) „Gaarno, mamal Neen, ik geloof ook, dat het idee, hetwelk zoo voor de hand scheen te liggen, door gebrek aan ruimte onuitvoerbaar wordt; en dan heeft u een drukke conversatie, die u niet om mijnentwille zou kunnen opgeven, terwyi liet my onmogeiyk zou wezen, mg daarin to voegen. Ik zou maar in den weg staan. Neen, Frits, het zou waariyk te veel gevorderd zyn van mama, afstand te doen van al haar genoegens, omdat ik rouw over groot papa, die voor haar toch zoo goed als een vreemde was «Hm! Ja... ik begrijp nu ook, dat het onmogeiyk is," zei by, schynbaar geheel overtuigd, doch met een blik op zyn moeder, dien ze zich heimeiyk voornam, by gelegenheid betaald te zullen zetten. Voor het oogenblik ging ze snel tot een ander thema over. „En, Marie, zonder onbescheiden te zyn: hoo staat het eigeniyk met je flnancleele omstandigheden? Heb je daar wel eenig idee van? Die moeten wy toch eerst goed kennen, eer we aan liet bespreken van verdere plannen kunnen gaan." „Ik heb recht op een plaats in een dames- gesticht, de zoogenaamde Rohrmeister-stichting. Dat is een voorrecht van onze familie." „0, maar dan is alles in orde! Waarmee breken wy ons het hoofd I Kan je daar elk oogenblik heengaan?" „Dat zou ik kunnen maar lk 2ou daar niets te doen vinden.^ Hoffelijkheid is hem van nature vreemd Het gebruik van onedele wapenen gaat hem beter af. Hot stilet hanteert hij veel liever dan het zwaard- Zijn ongewone talenten staan niet in de rechte verhouding tot zijn karakter. Op den duur zullen rijn zeldzame bekwaamheden, zijn vermogen om zich in een onderwerp „in tc zetten", zijn gevatheid, zijn welbespraakt heid niet opwegen tegen het gebrek aan adel van gezindheid en gemoed. Hij heeft er zoo vele gekrenkt en van zie»* vervreemd door zijn mecdoogenloo8 partij-trekken van hun zwakheid en zijn positiewij gelooven niet, dat het hem gelukken d de hooge plaats te blijven innemen, waarop hij zich nu met kennelijk welb°hagen bewc jt. Het denkbeeld om tegenover de kerkelijken „algemeen kiesrecht" als parool te geven voor do stembus van 1905, vindt dr .Brons veld niet gelukkig. Hij zou het betreuren, als de liberalen niet krachtig op don voor grond stelden, dat zij in uitbreiding van hot kiesrecht geen heil zien. Alleen de demago gen varen z. i. bij het algemeen kiesrecht wel; ons volk verlangt er niet naar. Boven dien, tot heden is uitbreiding an het kie zerspersoneel ten goedo gekomen aan de ker kelijke partijen, en bij de verdere" uitbrei ding zou met het overwicht der Roomsch-* Katholieken wel eens kunnen helpen ver sterken. Maar afgezien daarvan kan schr. in de leuze: „algemeen kiesrecht" geen mid del zien tot „conoentratie." Zij herinnert ro duidelijk aan de sociaal-democratie; en de vrees voor dio partij heeft in het vorige jaar vele liberalen bewogen zich aan te slui ten bij dc kerkelijke partijen. Toch behooren zij daar niet thuis. Al heeft dit ministerie afgelegd elk kcrkgcnootechap- pelijk karakter, om zich tevreden te stollen met het veel algemeener „Christelijk" begin sel er bestaat geen twijfel aan, of min stens éón Kerk wordt door deze Regeering gebaat. Wij bedoelen de Roomsch-Katholie- ke. Dit kabinet leeft bij de gratie van Rome. Wij wijzen slechts op de meer dan uitbun dige hulde, welke door deze ministers ge bracht werd aan het 25-jarig pausschap van Loo XIII. Een zuiver Roomsch Kabinet had zich niet blijder kunnen beloonen over een feit, alleen voor leden der Roomsche Kerk heugelijk en gewichtig. Men kan er zeker van wezen, dat bij de samenstelling van ctb ministerie door Rome voorwaarden bedon gen zijn, welke waarlijk niet gering mogen heoten. Zij zullen van lieverlede wel aan het licht komen. De Roomschen zitten nu ir „Abraham's schoot." Wij zijn op weg onzo probestantsohc vrij heden, ons prote6tant6ch karakter te ver liezen. Terwijl dr. Sohaepman te Rome op luid n toon verkondigde, dat in ons land zulk een groote mate van vrijheid heerscht, zijn de bisschoppen bpzig onzo ltoorasoh-Ka- tholioke landgenooten hoo langer hoo meer in te spinnen, en afhankelijk te maken van de leiding dor geestelijken. Het peil van het onderwijs trachten zij nu reeds te verlagen, en dc eisoh wordt al vernomen, daL men aan de geestelijke zusters, juist omdat zij zusters zijn, een minder zwaar examen zal afnomen. Hoe meer het onderwijs wordt onttrokkon aan de controle van den staat, hoe geringer zijn gehalte zal worden. Roomsche landen lccrcn ons dat. Men zal feiten, zooals er nu een voorviel te Silvolde, waar men iemand kwalijk bejegende, omdat hij binnen de muren van een hervormde kerk, een donker tafercol ophing van de Roomsche Kerk in België, zioh zien herha len. Mon zal bij benoemingen, bij het toe kennen van onderscheidingen, hoe langer hoe meer de Roomschen naar de oogen gaan zien. Do jongst» benoeming van een lid der algomeenc rekenkamer in een bespotting van de waardigheid van dat hoog-geplaatst col lege. Welnu, laat allen die dezo dingen niet willen, evenmin als zij verlangen naar dc overheersching van de sociaal-democratie, rich vereenigen. Daartoe zal het toch moe ten komen. Men zal afkcerig worden van dat spelen met het woord „christelijk", hetwelk in dc practijk neerkomt op „roomsch". Geen godsdiensthaat, geen anti-papisme, maar liefde voor onze nationale, protestant- scho tradities zal er velen bijeenbrengen, dié nu ter rechter- en ter linkerzijde zijn ufge- „Wnt wildo je dan doen? Naaien on bordu ren kan je er toch?" „Ja, om den tyd te dooden; want noodig heeft my daar niemand. Het huis is zeer bezet. Ik zou oen kamer met een andere dame moeten deelen." „Ja, Hef kind, de noodzakeiykheid laat je geen keuze. Wie zou de diensten van een jongedame uit jouw stand noodig hebben? Je kunt toch geen betrekking aannemen I" De geiykmatigheid van mevrouw von Wahl- beck begon reeds plaats te maken voor zeker ongeduld. Frits stoDd op. „Op die manier komen wy niet tot een einde I De meeningen loopen te veel uiteen. Mag ik ook eens een woordje zeggen? Weet je niet, of Je nog wat geld krygt, Marie? Genoeg byvoorbeeld om met je meubelen een bescheiden woning te huren en een bejaarde gezelschapsjuffrouw by je te nemen? Een officiersweduwe, of zoo iets; je vindt ze in massa I die zoo'n positie zonder salaris aanneemt. Je moogt ze om myn part „tante" noemen, en je blyft dan hier te Beriyn, in myn nabyheid." Zy keek hem zoo verschrikt aan, dat hy bezorgd haar handje vatte. „Wat is er? Wat schoeit er aan?" „Achdat zou ik tot geen prys willen, al geloof ik wel, dat grootpapa my een klein sommetje nalaat." „Zoo. Nu, maar zeg dan alsjeblieft beslist je meening. Neem my niet kwaiyk, maar ik heb een beetje haast: [k moet nog oven ergens zijn. Je hebt tot nu toe enkel gezegd, wat je liever niet wilt; my goed, als je maar een beter voorstel hebt. Maar dan wat gauw, nietwaar, liefje?" Hy was boos, wyi zyn Idee niet als hoog ste wysheid werd ontvangen, weken, maar er rioh niet gelukkig gevoelen. Is de man reeds opgestaan, dio deze con centratie zal volbrengen? [En dan volgt hetgeen, waarover Het Cen trum. schrijft over dr. Hoedemaker, geee- oondeerd, door prof. Gunning.] De Regeering heeft dezer dagen een Ko ninklijk besluit in de Kolonie laten afkon digen, om dadelijk in werking te treden, dat, zegt de Nieuwe Surinoameche Courantal lesbehalve de algemeen© sympathie in de Ko lonie heeft-. Het is niota minder dan de ontworp-ver- ordening tot afschaffing van kor ting van ambtenaarstraktemen ten, die door den Gouverneur aan de Ko loniale Staten ter goedkeuring was aange boden en die door dat vertegenwoordigend ooilege op don avond van 23 Augustus 1901 om deugdelijke reden was verworpen met slechts óón stem voor, woder in te vooron, en in werking te doen treden. De Nieuwe Surinaameche Courant be treurt dezen 6tap van de Regeering ten hoog ste. Het blad had gedacht, dat opportuniteit niet iets is, waarvan de Rogeering van het Moederland zich bediende om een wil, be lichaamd in een Koninklijk besluit, in de Kolonie door te drijven tegen den wonsoh in van de volksvertegenwoordiging der Ko lonie. Voorshands kan hot niot anders doen dan zijn leed daaromtrent uiben. Wij vermogen, merkt het op, in de Kolonie niet© tegen het noodlottige art. 48 van het Regeeringsreglc- ment. Maar of do Regeering hiermede wat goeds heeft gedaan, ten aanzien van de aanhan kelijkheid van dc Kolonie jegens haar, t w. om een kleinigheid (korting van ambtena ren) daarom zoo in tc grijpen in de constitu tie dor Kolonie een wotsvoordracht door de Koloniale Volksvertegenwoordiging vor- worpen loch in te voeren betwijfelt de Nieuwe Surinaamsehe Courant ten zeerste. Dc Handelsreiziger, orgaan van de Ne derlandsche Handelsreirigers-verceniging, gevestigd tc Rotterdam, zegt o. m. onder het hoofd: „De enquête naar den t oe s t a nd der handelsreizigers in Nederland, het volgende: Omtrent deze enquête, waartoe door den „Ned. Bond van Handelsreizigers" het be sluit is genomen, hebben wij tot heden ons standpunt nog niet openbaar gemaakt. Daar men echter ons stilzwijgen als een instemming zou kunnen beschouwen, wen- sohen wij hier de verklaring af te leggen, dat. dit volstrekt niet het geval ia Een enquête naar toestanden, die voor hot mecrendeel zeer goed bekend zijn, en die in de meeste gevallen niot zoo slcoht zijn, als men in gesprekken het wil laten voorkomen, heoft absoluut geen dool. De ervaring, heeft dit trouwens reeds ge leerd, want heb denkbeeld is volstrekt niot nieuw, noch oorspronkelijk. Reeds in 1897 is door de Belgische Handelsreizigers Ver eeniging tc Brussel een dergelijke enquête op touw gozot en doorgevoerd cn de resul taten waren treurig. Voor ons land kan de uitkomst niet veel boter zijn. Al worden ook, door ervaring ge leerd, vroogere fouten vermeden, het kan toch niet anders of cene geheel eenzijdige voorstelling van den toestand dor handels reizigers zal hot resultaat dor enquête zijn. Wat booh is het geval? De goeu cn best gesitueerden zullen zich cr wel voor wach ten, aan welke commissie ook, mededeolin- gen te doen omtrent hun inkomsten, hun conditiën met en hun verhouding tegenover hun principalen. Zij toch kunnen daardoor nooit beter worden, en hoe onpartijdig de commissie van onquête ook worde samengesteld, hot zijn toch per saldo ool'.cga'a of met andere woor den ooncurrenten, aan wie men zijn intiem ste aangelegenheden zou moeten toevertrou wen. Hetzelfde geldt voor de middelmatig gesi tueerden; zij, die door ijver en goed gedrag, zich eon bestaan hobben weten to scheppen, dat wol niet schitterend is, maar toch vol doende om zich in den tcgenwoordigen moei lijken tijd niet al te ongelukkig te gevoelen. Met vaste, nu geheel veranderde stom sprak het meisje: „Ik heb zeker een bopaald plan in den zin." Frits, die begonnen was, ongeduldig de kamer op en neer te loopen, draaide zich om en keek haar nieuwsgierig aan. „Als 't maar iets mogelyks is," zei hy twijfelend; „want niet alles is mogelyk voor een juffrouw Rohrmeister, voor myn ver loofde." „Daaraan behoef je my niet te herinneren," antwoordde zy trotsch, licht blozend. „Nunu.... zoo dadeiyk gepikeerdl Dus:.wat is het?" „Dat wil ik liever pas morgen zeggen; ik moet eerst weten, of het gaat." Ongeduldig gespte hy zyn sabel vast. „Goed dan. Ik voeg my naar den wil van mama en jou, onder voorbehoud van een veto. Nu moet ik weg. Morgon vroeg kom ik weer hier 't is dan toch Zondag —en we kunnen samen do nalatenschap van je grootvader doorzien, blyft zeker nog, mama?" „Dat kan ik, helaas, vandaag niet. Ik heb een comitézitting van de Weezen verpleging." Hy keek haar een seconde spottend aan en ze toen droogjoa: „Dan zal Marle zich voor vandaag met het gezelschap van Kunigunde moeten behelpen. Ga maar wat vroeg naar bed; slapen is goed voor je, en de nacht brengt raad." Met een droeven, vragenden blik zag het meisje hem aan, terwyi hy zich boog om haar een kus te geven. Mevrouw von Wahlbeck zette haar hoed reclit voor den spiegel en trok haar mantel vaster om de 6lanke taille. Zoo gingen zy, en Marie bleef alleen In de kamer. Zy haalde ruimer adem. Nog een poos bleef zy stil aan het venster zitten, het hoofdje rustend tegen de hooge stoelleuning, en tuurde naar den gryzen hemel, door wolks wolkenschaduwon de maan langzaam heen- brak, zóó bleek en waterig, dat men gerust verscheidene regendagen mocht voorspellen. Frits bracht zyn moeder tot aan do tram halte; gedurende die korte wandeling zwegen beiden. Zy namen koel afscheid van elkaar en de jonge officier riep een rytuig aan, om zoo spoedig mogelyk de plaats te bereiken, waar hy een driDgende bespreking had. Zyn moeder keek hem na van uit de tram, een bitter, ironisch trekje kwam om haar mond; zy dacht: „Daar gaat de ryke zoon der arme moeder 1" Zy gunde hem elk genot, elke levensvreugde en was op haar manier steeds een liefderijke, zorgvolle moeder voor haar eenige geweest, doch dat belette haar niet, ook op hem haar scherpe critiek uit to oefenen en hem nu en dan een onaangenaam oogenblik to bereiden, door met haarbytendo tong zyn zwakheden aan te roeren. Hy was daaraan gewend, en het weerhield hem niet, haar in alle ernstige levensvragen zyn volle vertrouwen te schenken, verstan- dlgen raad en hulp van haar te verwachten en haar hoogelyk te waardeoren, als zyn ideaal van een vrouw van do wereld. De luitenant moest een heel eind rijden om aan zyn bestemming te komen. Hy liet stilhouden by zyn woning, om de deftige uniform te verwisselen voor een vry sjofel burgerpakje. Toen ging het weer voorwaarts naar het noorden der stad. In een tamelyk donkere straat hield de koetsier stil voor een vroeger zeker voor naam, maar nu erg vervallen huis. Frits stapte uit, betaalde en ging de groote inrij poort binnen, liep de binnenplaats over tot aan een der talrijke woningdeuren, waarop een porseleinen bordje den simpolen naam „Schulze" aangaf. De electnsche bol trilde zenuwachtig onder oen korten druk van zyn vinger, en Frits werd spoedig binnengolaton in oen soort kantoor, slecht verlicht door óón gaslamp onder een groon kapje, die op do schryf- lossonaar stond. Een bejaard heer met oon eerwaardigen gryzen haarkrans om oon gllmmonden, kalen schedel en een blauwen bril op don kleinen, spitsen neus, trad met do pen in de hand op hem too on nam hem eens goed op, eer hy riep: „Ei, meneer de baronI Dat doet my genoegen l" „Heeft u mUn briefkaart gokrogon?" vroog Frits, plaats nemend op den eonigen beschik baren stoel. De oude man schoof eerst een kolossalen grondel op de deur en vergowisto zieb, of het groen serge gordyn voor liet venster goed sloot. Daarna ging hy voor don lessenaar zitten. „Jawel; ik wachtte don baron." „Ik moet u eerst zeggen, meneer Schulze, dat ik verzoek verschoond te biy ven van aan- geteekende brieven, waarmee u my 's morgens uit myn bed laat jagen. U zult trouwens weinig gelegenheid meer daartoe bebbon. „Ik begryp u niet. „U zult 't wel gauw snappen.... Och, gaap my als 't u belieft niet aan, of u my voor het eerst zag. Wat dio aangeteekonde brief en de „gewichtige" mededoeling, die u my bad te doen, beteekondon, dat wist ik natuuriykl" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5