Afscheid iIm to L A. m Dijk. Tweede Kamer. Offieieele Kennisgeving. Eerste Kamer. ■g-""'-I ter verkrijging van heb diploma van vee arts. Dag en plaats van dat examen zullen r.ar dor worden bekend geriiaakb. Zij, die bob gemeld examen wenschen te worden toegelaten, moeten daarvan vóór 8 .Mei. e. k. schriftelijk opgave doen, mits portvrij, aan den directeur van 's Rijks Vee artsenijschool te Utrecht, en hij hun verzoek voegen het bewijs, waaruit blijkt, dat zij het natuurkundig examen, omschreven in art. 9 der aangehaakte wet, met goed gevolg heb ben afgelegd. ARION. Vóór alles moet hy, die z(Jn oordeel over iets te zeggen heeft, eerlek zijn. Hij zal enkelen te zacht toeschijnen, velen echter te hardvooral tegeil minder gunstige oordeel vellingen wordt van verschillende kanten ge protesteerd. Soms wordt dat protest aange- teekend uit zuivere artistlciteltsoverwegingen; dit wijst dan op een meening-, een appreciatie- verschil, moeilijk uit te maken, omdat 's recensenten meening, hoewel zoo Dauwkeurig en ernstig mogelijk voorbereid, gevormd en overdacht, ten slotte Is als een andere, sub jectief. Maar dikwyis ook berust hot protest op overwegingen van humaniteit. Zij worden ook hier ter plaatse niet vergeten; ze zijn hier zelf6 meermalen gememoreerd; de recen sent kan er ook eenigermate rekening mee houden in dien zin, dat bij hetzelfde op ver schillende wijzen kan zeggen. Maai- hiermee kan hy niet te ver gaanniet slechts de eeriykheid stelt hem een grens, maar ook de kunst; z|j wil heilig worden gohouden; en zoo moet het ookdo hoogste sferen van kunst moeten biyven in vlekkelooze reinheid wie daar ook, hoezeer misschien te goeder trouw, maar de kloinste smot op zou dreigen te werpen, moet met onvorbiddeiyke gestreng heid worden afgowozen. In lagere streken is voor velen plaats en kan menigeen een werk kring vindon; de werkzaamheden daar kunnen zeer nuttig, zeer goed, zeer ernstig en genoegen- gevend z()n, zy komen alloen voor een bespreking hi or oigoniyk minder In aan merking. Over het concert van gisteravond zal ik 6lecbts enkele opmerkingen makon. Ik heb den Indruk gekregen, dat ik het koor In vorige jaren wel mooier heb hooren zingen, zuiverder en moor klank ontwikke lend. Op vele plaatsen Intusschen heeft het (goeden steun kreeg het van enkele loden der Kon. Zangver. .Cecilia" te 'e Gravenhago) ook nu de bowyzen gegeven van voldoonde qualiteiten on van goede studie; vooral de dynamische en rhythmische nuancoerlngen violen to pryzen; de dirigent Völlmar heeft zyn koor goed in de macht. Het gehalte der koor wei ken is reeds verbeterd sinds het begin toch moet men nog zorgvuldiger worden in i de keuze; waarjyk, er zyn mooie, oorspronke- 1 lyke mannenkoren genoeg. Byzonder aange naam is my do kennismaking geweest met do aardige, ook eigenaardige koortjes van Grieg, waarin de heer Adelin Formin met talent de baryton-solo'svervulde; do heer tFermin trad verder nog op met Liederen van /Brahms (ik heb hier naar artistieker begelei ding verlangd), Fermm en Lessmaim; lang durig en warm applaus deed hem zt)n eigen liedje nog een tweedo maal ziDgon. Bon anderen solist, den heer G. van der ;Wissol (viool), uit 's Gravenhage, kende ik 'niet; Ik weet te weinig van de omslandig- 1 boden, waaronder hy hier optrad, om myii Indruk, dat zyn goede hoedanigheden nog niet genoeg zyn minder goede en zyn fouten in de schaduw stellen, om een optieden in de concertzaal gewenacht te maken of althans 1 te rechtvaardigen om dien indruk met be slistheid te durven uiten. Wel acht ik het beslist In den violist overmoedig, werken van Joachim eu Zarzychi voor te spelen, die biyk- baar z(jn krachten te boven gaan. Goldmark stelde, met zyn octavengangou ln het koortje Prdhlingsnets, aan de zuivere 'stemming van den vleugel zeer zware eischeD, die niet geheel werden bevredigd. Meer dan een dichter dit ten slotte heoft tevergeefs om vermelding in het tekst boekje gezocht. Hedonnamiddag maaktea velo vrienden en vereerders in do voor dit doel feestelijk 'jversierde Stadszaal hun opwachting aan don heer J. A. van Dijk, die morgen zijn be trekking als Directeur der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen en als hoofd der daaraan verbondon Leerschool zal neerleggen. Toen do heer Van Dijk te vier uren bin nenkwam, werd hij allereerst met gezang ontvangen van een daarvoor samengesteld koor van kweekelingen. Daarna verkreeg het woord Prof. Dr. M. J. de Goojc, die de volgende rede uitsprak, welke wij nog juist kond on afdrukken. Wij behouden ons dus voor morgen op het afscheid terug te komen. De hoogleeraar De Goejc dan sprak: Waarde heer Van Dijkl Op den laatsten 'dag van Uw langdurige en vruchtbare werk zaamheid in Leiden, wenschen velen U een vaarwol toe te roepen en uiting te geven aan de gevoelens van hooge v/aardeering die zij yoor U koesteren. Om dit te kunnen doen, zonder U te grooten last te veroorzaken, heb ben zij besloten zich hier te vereenigen en U uit tc noodigen in hun midden te komen. Zij danken U dat gij aan die uitnoodiging ge volg hebt gegeven. Tot die velen behooren in de eerste plaats de oud-leerlingen der Kweekschool, de leeraren en leeraressen van Kweekschool en Leerschooldan ambtgenoo- ten van Uleden van het Gemeentebestuur, van het Schooltoezicht, bestuurders en leeraren van Mathesis en de Practische Am- bachtsschool, van de Commissie voor do Openbaro Bewaarscholen en het bestuur der Leidsche Fabrieksschool, benevens verschei dene andere vriendon eo vereerders, al wier namen zijn geschreven in een klein album, door den heer Klaver versierd, dat zij U bij dezen aanbieden. Daar deze allen U ongeveer hetzelfde te zeggen hebben, zijn zij overeengekomen, dat slechte één uit aller naam tot U zal spreken, en aan mij is het voorrecht to beurt gevallen, dit te doen. Ik verheug mij daarover. Want, hoewel menig ander het in sierlijker woorden zou kunnen doen, durf ik gerust :.iggen dat niemand mij in oprechte hartelijkheid je gens U overtreft, en bovendien heeft, met uitzondering van één uwer ambtgenootcn, niemand U zoo lang gekend en zoo lang met U samengewerkt. Ik herinner mij nog als de dag van giste ren, hoe ik U op een Zondagnamiddag ten huize van den heer Yan Ravonhorst voor het eerst ontmoette en hoe het mij trof, U te hoo ren spreken met de vrijmoedige beslistheid van den man, die het wist en zich daarvan bewust is. ^..iet zeer lang daarna werd ik tot schoolopziener benoemd en stond ik onmid dellijk voor de zware taak om het vergelijkend examen af te nemen voor do eerlang te ope nen jongensschool 1ste ki. Gij werdt mij ge noemd als de man, die mij daarbij 't best met raad en daad kon bijstaan, en ik ondervond spoedig dat dit volkomen juist was. Ik was toen pas 26 jaar en kende van het lager on derwijs weinig meer dan ik als leerling op do schoolbanken had gezien. Aan Uwo voor lichting heb ik vooral in die dagen zeer veel tc danken gehad. Maar ook later heb ik zel den in ecnigc belangrijke onderwijszaak eone beslissing genomen, zonder met U geraad pleegd tc hebben. Ia het lango tijdvak van bijna 40 jaar, waarin wij met elkander in meerdere of min dere mate nebben samengewerkt, heeft or onafgebroken een aangename .verhouding van ondorlinge waardeering en hartelijxo toegenegenheid tusschcn ons bestaan. Ont vang voor dat alles mijn oprechten dank. Het zou kunnen schijnen dat ik misbruik van de gelegenheid maakte door zoo lang over mijn verhouding tot U te spreken, indien die niet ten nauwsto samenhing met die van het Gemeentebestuur en het School toezicht. Reeds spoedig hebben B. en Ws. uw organiseerend talent ontdekt en daarvan partij getrokken. De eersto schoolverorde ningen onder do Wet van 1857 zijn door u ontworpen en daardoor ia de grondslag ge legd voor de uitmuntende regeling van het lager onderwijs in dezo gemeente, zoodat deze aan vele andere ten voorbeeld heeft ge strekt. Sedert dien tijd zijt gij, bij alle wis selingen in het personeel, steeds de raads man van B. en Ws. in zaken van ondorwijs gebleven. Een Bprekcnd bewijs van groote waardee ring gaf de Gemeenteraad, toen hij u eene persoonlijke toelage van 500 aanbood en het u daardoor mogelijk maakte voor de eer volle benoeming in Groningen te bedanken. Jammer, dat onze beminde Burgemeester, over wiens aanvankelijk herstel wij ons zoo van hartb verheugen, hier niet tegenwoordig kan zijn. Ik geloof niet dat één zijner voor gangers u zoo oprecht toegenegen geweest is on u zoo groote achting heeft toegedragen als hij. Het zal u echter verheugen den Wet houder van Onderwijs cn twee zijner ambt genoten hier te zien. Ook het Sehooltoc- zioht, met name do plaatselijke Schoolcom missie, heeft u stee<ls hoog gewaardeerd. Ik wil daarom niet als bewijs aanhalen dat, na den dood van Yan der Hoim, een hoog- lceraar, lid dier commissie, u bij den Minis ter van Binnenlandsche Zaken warm aan beval voor de betrekking van inspecteur van het lager onderwijs, maar wel dat de com missie u herhaaldelijk over zaken van onder wijs heeft geraadpleegd en uwe adviezen steeds hoog stolde on dat dit al die jaren heeft voortgeduurd in weerwil van do wis seling der personen, waaruit de commissie was samengesteld. Hetzelfde geldt van do schoolopzieners. De tegenwoordigheid van den tegenwoordigen titularis, den heer Kiel- etra, is daarvan het lovend bewijs. Uwo ambtgenooten hebben u ook veel to dankon, wat zij gaarne erkennen. Gij hebt hen allen zien komen niet alleen, maar tot de keus van meer dan een hunner medege werkt. Allen hebben uw voorbeeld gehacl van 6trengo plichtbetrachting cn toewijding aan de hoogo belangen u toevertrouwd, velen bo vendien uw raad en voorlichting genoten. Ondor dc jongeren tolt gij verscheidene ouu- leerlingen. De tegenwoordigheid van velen hunner alhier getuigt van hunne hartelijke gevoelens. Al wat met het lager onderwijs in betrek king staat, heeft Bteecfe op uwe warmo be langstelling kunnen erkennen, en wie heeft niet verzuimd daarvan partij fco trekken. En waar men u eenmaal in het bestuur had ge haald, liet men u ongaarne weder los. Ik noem daarvan in de eerste plaats hot Ge nootschap Mathesis Scientiarem Genetrix77, dat voor de organisatie zijner scholen aan u de grootste verplichtingen heeft. De voorz. prof. Yan Bommclcn, heeft mij medegedeeld, dat een portret van u door den heer Kamer- lingh Onnes geschilderd^ aan het Genoot schap zal wordon aangeboden om in de ver gaderzaal de herinnering aan u levend tc houden. Op mijn verzoek is dit hier ten toon gesteld, zoodat wij het straks allen zullen kunnen beschouwen. Ook aan de Practische 'Ambachtsschool!, waarvan gij het voorzitterschap pas hebt neergelegd, hebt gij groote diensten bewe zen. In de commissie voor de Openbare Be waarscholen, in die van do Kweekschool voor bcwaarschoolhoudoressen,in het Be stuur der Leidsche Fabrieksschool is men eveneens veel aan uwe voorlichting en uwo medewerking verschuldigd. Misschien is mijn lijst nog niet eens vol ledig. Maar het voornaamste hob ik voor het laatst bewaard. Het is do Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, die uit een klein begin met beleid cn zorg gekweekt, onder uwe lei ding cn met hartelijke medewerking van Gemeentebestuur en Schooltoezicht opge groeid is tot eeno inrichting waarop de ge meente trotseh mag wezen. Ik weet van nabij hoe groote moeilijkheden daarbij meer dan eens te overwinnen geweest zijn. Gij hebt u nooit laten ontmoedigen, maar hebt steeds vastberaden uw doel in 't oog gehouden, en kunt nu met zelfvoldoening terugzien op het werk door u bot stand gebracht. Wat al leerlingen hebben aan dezo Kweekschool hun opleiding te danken J De ingenomenheid, waarmede velen hunner deze gedegenheid hebben aangegrepen om u van hunne erken telijkheid te doen blijken, ia voor u de 6choon6te zegepalm. Uit naam nu van die allen, waarde heer Yan Dijk, betuig ik u de diepgevoelde dank baarheid voor alles wat gij ten bale van het onderwijs on van do jeugd verricht hebt. Ont vang do verzekering onzer oprechte hoog achting met onzen hartelijken wcnsch, dafc gij een gelukkigen rusttijd moogb hebben aan do zijde uwer trouwe levensgezellin, wier tegenwoordigheid evenals die uwer kin deren wij op hoogen prijs stellen. Om te voldoen aan eeno behoefte van ons hart, wenschten wij u een aandenken aan te bieden. Doch toen wij ons de vraag stelden, waarin dit zou bestaan, hebben wij geen ze kerheid kunnen krijgen omtrent wat u aan genaam zal wezen. De welbekende slinksche wegen om dit te ontdokken, wenschten wij niet in to slaan. Het slot onzer overwegin gen is geweest, dat wij u zelf moeten vragen, over het bijeengebrachte voor u of de uwo, bijv. voor een reis, of hoe het u zelf 't best zal dunken to beschikken. Evenwel, één klein aandenken meenden wij dat u stellig wolkom zou wezen, n.l. een teekenïng van het huis, waarin gij zoovele jaren hebt ge werkt, zooveol goeds en helaas ook leed on- I ivordsi hebt. De -tegenwoordige leerlingen der Kweek school heb ik opzetüijk nog niet genoemd. Zij wilden zi~h gaarne bij ons aansluiten, meer op andere wijze het hunne bijgedragen om dit afscheid feestelijk te maken. Door huuno zorg is dezo zaal versierd en hunne huilde is cn zal u worden toegezongen. Nog een paar woorden tot slot. Mclf zelf voldoening kunt gij op al den gelevorden ar beid terugzien. Gij hebt do u verleende kos telijke talenten niet als dc onnutte dienst knecht begraven, maar gebruikt ten bate uwer medemenschen en zij hebben overvloe dige rente gedragen. Dat getuigenis kunnen wij allen volmondig van u geven Aanvaar- dien lof, Het is de schoonste krans dien de trouwe arbeider kan ontvangon." Dat de heer Yan Djjk deze van zoo hooge waardeering getuigende rede waarin diens loten en werken hier te Lelden, van zyn komen tot zyn heengaaD, zoo welsprekend werden geschetst niet onbeantwoord liet, kan men gemakkelijk bevroeden; doch geiyk gezegd, met het oog op het uur, waarop ona nommer ter perso gaat, moeten we het verslag van het verdere gedeelte van het afscheids-- feost tot morgen uitstellen. Alleen zy hier nog gemeld dat den heer Yan Dyk, behalve de door prof. De Goeje genoemde huldebiyken, reeds des morgens ook uit naam der gezamenlijke leerlingon van de school der 2de klasse voor jongens en meisjes, eon fraai gevulde bloemenmand, alsmede een piëdestal met planten werd vereerd, welke „afscheidsgroet" zyner schoolkinderen om halfelf aan z(jn woning werd bezorgd. POSTKANTOOR LEIDEN. Ter a/gemecne kennis wordt gebracht, dat vaai af heden, in verband met do zomer- dienstregeling op de spoorwegen, do nieuwe dicnstlijsten worden verkrijgbaar gesteld u 10 cents per ex. bij den uitgever A. W. SijUhoff. Die lijsten vermelden o. a. de vertrekda gen naar Nederl. Oost- en "VVcst-Indië en de voornaamste ovcrzeescho zoomede do Euro- peesche landen; de verzendingen binnens lands, en voorts alle bijzonderheden betref fende den plaatselijken postdienst* Leiden, 1 Mei 1902. De Directeur A. L. NAGEL. Aan dc ordo is do voortzetting dor inter pellatie van den heer Van Alphca en over do in verband daarmede voorgestelde motiën, luidende als volgt: lo. De Kamer, vertrouwen stellende in de door de Regee ring gedane toezegging, dat in deze allo naar de wet bestaanbare faciliteiten zullen wor don verleend, van oordeel dat overigens de uitvoering van den voorgenomen maatregel met ver trouwen aan de Regeering kan worden over gelaten, gaat over tot dc ordo van den dag. 2o. De motie van den heer Ter Laan: De Kamer, van oordeel, dat de oproeping der 8ste lichting van do miliciens der onbereden wa pens voor hcrhalingsocfennigen voor de be trokken huisgezinnen een onverwachten en ondraaglijken last beteekent, en dat deze oproeping niet gecischt wordt door de Militie wet, noodigt den Minister van Oorlog uit, van het voornemen tot deze oproeping alsnog af to zien, en gaat over tot do orde van den dag. De heer Yan Earnebeek meent dat do mil de toezegging, die door den Minister van Oorlog de vorige week gedaan is, do gemoe deren wel tot bedaren zal hebben gebracht. Met do motie-Van Alplien zou spr. dan ook wel kunnen meegaan. Onder de toegezegdo faciliteiten zijn er, waarvan de strekking van blijvenden aard zijn ton aanzien van an dere lichtingen. Wat echter de lichting 1895 betreft, heeft spr. er geen bezwaar tegen. Hij voor zich is overtuigd van do wettig heid en noodzakelijkheid der oproeping cn hij zou ook gaarne twijfelaars daarvan zóó doordringen, dat -jüj als flinke mannen blij moedig opkomen om hun plicht te vervul len. Ook de heer Ter Laan heeft gezegd, dat wanneer de wettigheid van den maatregel hem werd aangetoond, hij er zich bij neer zou leggen. Spr. meent, dat het standpunt van den heer Ter Laan niet geheel correct is. Do formuleering van zijn moCie vindt spr. min der eerlijk. Wanneer de herhalingsoefenin gen niet bij de wet zijn toegelaten, kan de Regeering de miliciens ook niet oproepen. Tot tweemaal toe heeft de heer Ter Laan betoogd, dat voor herhalingsoefeningen al leen kunnen opgeroepen worden mannen die slechts 8 1/2 maand onder de wapenen zijn geweest. Maar waar haalt de heer Ter Laan die redeneering van daan Er kan niet anders bedoeld zijn in het artikel dan de eerste oofoningstijd. Die mag niet langer zijn clan 8 1/2 maand, tenzij blijkt, dat cle manschap pen niet voldoende geoefend zijn. En waar men nu aanneemt, dat het gros der miliciens in 8 1/2 maand voldoende zal zijn, dan kan zeker hetzelfde niet gezegd worden van do miliciens der lichting 1895, toen men nog 12 maanden noodig achtte voor eersten oefe- ningstijd. Men beriep zich hier ook op de verlengingswetten, doch verloor daarbij uit het oog, dat de verlengingswetten bij de ver loden jaar aangenomen militiewet zijn ver vallen. Maar, zegt men, het is in ieder ge val onbillijk, want men mag geen verande ring brengen in een eenmaal aangenomon grondslag. Maar als dat opging, waar zou men dan blijven met alle verlengingswetten 7 Waar de wetgever herhaalde malen verande ring heeft aangebracht, daar was hij er ver leden jaar ook toe gerechtigd. Men ziet ook voorbij dat de miliciens vroeger na 5 jaren overgingen bij de schutterij. Maar nu de schutterij vervallen is, is daarmede allo rai- son d'etre verdwenen voor vroeger genomen uitzonderingsmaatregelen. Ook voor do landweer is het noodig dat do oudste mili ciens nogmaals voor herhalingsoefeningen opkomen. De voorstanders van volksweer baarheid wijst spreker er op dat herhalings oefeningen daarin een groote rol spelen, zoo dat men daarvan niet zoo afkeerig moet zijn. Waar dc Regeering bovendien zooveel faciliteiten heeft toegezegd, mogen wij ons van do opoffering niet laten terughouden door aangeboren nationale lamlendigheid. Spr. vleit zich dan ook dat do Kamer dc motie-Ter Laan niet zal aannemen. De heer De Savornin Lohman zegt, dat do eenigo vraag, dio hior to stellen valt, is: of do oproeping moot geschieden en of zij niet mag geschieden. Naar spr. oor deel laat do tegenwoordige wet daaromtrent wol eenigen twijfel. Spr. zou een lotoling van 1895 niet dur ven advieeercD om niet op tc komen. Voldoet een dor lotelingen niet aan do oproeping, welnu dan komt do zaak voor den rechter en moet deze beslissen. Intusschen, ontken nen mag hij niet, dat wijziging der wet wen- sohdlijk waro in dien zin, dat do miliciens van de lichting van 1895 niet meer behoef den te dienen. Juist de twijfel doet deze mi liciens tegen don dienst opzien. Een oogen- blik dacht spreker zelfs, dat de oproeping niet juist was en hij had reeds een motie ontvangen om de Kamor zich daaromtrent te laten uitspreken. Hij meende dat dc verlengingswetten. ver boden de lichtingen 1895, 1896 en 1897 voor herhalingsoefeningen op to roepen. Hij is nu tot ander inzicht gekomen, omdat do ver- longingswetten vervallen zijn door do wet van 1901. Spr. gelooft dat de miliciens der lichting van 18951897 in dezelfde conditio gekomen zijn door dc wet van 1901 als de mi liciens dor lichtingen 1898 en 1899. De font ligt aan de Kamer, dat geeft spreker toe, maar zij is to verontschuldigen. In ieder ge val gaat 't van do socialisten niet aan om dor Kamer een verwijt to maken van een wet, waaraan zij zelf hebben medegewerkt zonder aan de lichting 1895 te denken. Wat de mo tie-Van Alphen betreft, dio spreekt vanzeilf. Waar zou men beter gemoedelijker Minister van Oorlog kunnen vinden 7 Dat behoeft hier niet meer uitgesproken te worden. Wanneer hij dus tegen de motie stemt-, dan zal do Mi nister wel begrijpen dat hij daarmede het te genovergestelde bedoelt. Do heer DrucJcer motiveerde zijn stem ook namens velen met hem omtrent do mo tie-Ter Laan. Wat zogt de Militiewet ten de ze? Ze beslist niet uitdrukkelijk deze quacs- tie. Hot kan zijn dat bij de samenstelling en kelen het geval voor oogen hadden, maar men kan gerust zeggen dat do wet niet aan hot geval denkt. De wet is geschreven voor de lichtingen der toekomst, niet voor die van 18951897» Had men er aan gedacht, men zou waarschijnlijk een overgangsmaat regel hebben gemaakt. De dienstplichtigen van 18951897 hadden zoo niet een verkregen recht, dan toch c n gegronde verwachting niet weder te behoe ven op te bomen. Opkomst is voor hen een zeer voelbare verplichting. De Kamer zou, had ze er aan gedacht, zich tweemaal be dacht hebben terogwerkende kracht aan de nieuwe Militiewet te geven. Bij de verlen- gingswet verlengde men den dienst op pa pier. De letter van art. Ill pleit tegen uo opvatting des Ministers. Zelfs zouden in de rechtspraak van den Hoogen Raad gevallen to vinden zijn, dat aan de letter werd vast gehouden, al was hot duidelijk tegen den geest der wet. Spreker acht dus de vraag zeer twijfelachtig omtrent de opvatting der Milibiowet. Dit blijkt wel uit do rede van den heer Lohman, zoozeer afwijkend van do opvatting van een geestverwant-, zeer zeker van dien heer kort geleden in ,,Do Neder lander" (Gelach). Nu zegt spr.: Als de wet zegt: het moet, dan zegt hij: dan ook met 12 weken herhalingsoefeningen. Maar de Minister wil' nu wat toegeven. Welnu, alls bet zoo twijfeilaclitig is, dan- kan do Minister zich ook wel afvragen: Is het noodig, wen- scholi.ik cn zeker? Nu zijn de herhalingsoefe ningen. noodig geacht voor de toekomst. Men zal er zich aan moeten wennen. Maar voor hen, die zoovele dienstjaren achter den rog hebben, die reeds langer gediend heb ben dan de wet van I90T eischt, zijn cr rede nen te over de oproeping achterwege te laten'. Di mie uwe wet wil dat als ni-U 12 maan den gediend heeft, men geen herhalings oefeningen meer zal behoeven te verrichten. Welnu, déze miliciens hebben 18 maanden gediend1. Zeer juist ia ook gewezen op de practischo bezwaren voor do miliciens bij hun levensmanier van het. oogenblik en daar bij komt dan het onverwachte van den maat regel. Spreker zou dus meenen, dat dit jaar de gehecte' oproeping moest, vervallen. Dit wordt uitgedrukt in de motie-Ter Laan,, ai is de redactie niet zonder bedenking. Doch die redact-iebezwaren beletten hem niet om j met velen van zijn vrienden voor de motio te stemmem. Do heer Mees gaf in overwoging, de quaestie op te lossen door wyziging derLandwosrwet, en daarin als overgangsmaatregel to bepalen dat z(j, dio behooren tot de lichtingen 1895,' 1896 en 1897, moeten opkomen voor één oefening, behalvo de normale oefeningen voor de landweer van twee maal gedurende zes dagen. Do heer Fan der Zwaag bestreed den heer Yan Karnebeok. Z. i. verbiedt de wet do oproeping, der lichtlng-1895, daar zy slechts voor het toekomende geldt. De heer Lohman verdedigd© verder een onbillijke zaak, zei do heer Van der Zwaag; zoo ook de heer Meoa, wiens denkbeeld slechts een poging was om een onrechtvaardige zaak met een manteltje van billykheid to bedekkeD. Sienimen voor de motie-Ter Laan zal een daad zyn, in het i belang dor kleine boeron, waarvoor men bier l zooveel ze^t te voelen. De heer Schaper meent, dat de opzet der motie-Ter Laan zeer edelmoedig is; wan- neer hy wat langer hier is, zal hy dat wol afloeren. Voor do miliciens van 1895 acht hy het rry wel hetzelfdo of zy voor 14 dagen of voor 3 weken in dio missoiyke kazerne-om geving moeten komen. Veertion dagen op- komen, zeido de minister Kool hier zelf, is i noodeloos plagen. Waar de wet deze oproe- ping niet eischt is het eenvoudig onverant- woordeiyk haar to doen. Spreker wil niet aan- j sporen tot verzet; hy is geon milicien moer en wil anderen niet in moeüykheden brengen, 1 noch voor den militairen rechter, van wien 2jj weinig welwillendheid te wachten hebben. De motie-Van Alphen noemt by een comedie en sollen .met het goed recht der milicien». I Spreker hoopt, dat de Kamer de motie-Ter Laan zal aannemen en dat de minister zich daaraan houden zal. De heer Ter Laan somt nog eens de bezwa- ren op voor de op to roepen miliciens, die,- - blijkens de statistiek, voor een groot gc deelte gehuwd en huisvader zijn, zaken heb ben waarin zo niet tc vervangen zijn enz. Do adresbeweging toont aan dat dc ontroering in 't land nog niet uit is, dat velen hun ondergang van den maatregel tegemoet zien.. Uitvoerig weerspreekt hij dc argumenten van den heer Yan Karnebeek en verzoekt den Minister gevolg tc geven a an do motio. De heer Kolkman verklaart dat hij en do zijnen zich met geen der beide mobien kun nen vereenigen; spreker vraagt waarom do plaatsvervangers ook zullon opgeroepen wor* don, terwijl dezen dan toch in geen geval in do landweer gebruikt kunnen woeden; sp'ren ker geeft den Minister het denkbeeld van' den heer Mees in overweging. Door de hoeren De Savornin Lohman, Heemskerk en Kolkman Is hedon een voorstel ingediend tot wyziging van art. lil der Mili tiewet, waardoor do lichtingen 1895 on 1896 vrijgesteld wordon van de hoihalingsoofenin- gen. De minister van oorlog deolcfo mede dat door hem aan do KoDlngin een voorstel tot schorsing van het besluit was gedaan. Daardoor is hedenochtend de bespreking in do Tweedo Kamor geschorst. Burgemeester en Wethouders van LeideD brengen ter konnis van belanghebbendon dat de Buur t- commi8saris inafdooling'2, bevattende de wijken III, VII, VIII, X en aJ, is verhuisd van Heerensingel 48 naar Oude Lieeren- gracht 10. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, II. C. JUTA, Weth., loco-Burg, SO April 1902. VAN HEYST, Secretaris. Do behandeling van een reeks wetsontwer- pon van geringen omvang in de afdeelingen gaf tot weinig opmerkingen aanleiding. Wat het wetsontwerp betreft tot bckracb-i ti0ing ecner wijziging dor heffing van ho ven- en opslaggeld voor bet gebruik der pro vinciale haven tc Kuinre en beperking der aan dio heffing verleende bekrachtiging tot een bepaalden termijn, bleef niet onopge merkt, dat ten gevolge van do aanneming van het amendoraent-Duymaer van Twist, op art. 2 van dit wetsontwerp, tegenspraak is ontstaan tusschcn dit arbikel en hdt eer sto lid van art. 1, waarin de datum 6 Jan. 1907 is behouden. Gevraagd werd, of naar de meening der Regeering hieruit geen 1 moeilijkheden kunnen voortvloeien, cn zoo ja, of het dan geen overweging zou verdie nen dio ontwerp alsnog in te trokken. Er waren leden, dre bezwaren zouden heb ben aan het wetsontwerp, zooals bet daar ligt, hun stem tc geven. Zitting van heden. (Per Telegraaf! Voorzitter J. E. N. baron Schimmolpenninck van der Oye. De Voorzitter houdt, by de opening d«r vergadering, do volgende toespraak: pilyne Heeren l Ik. behoef niet te zoggen dafc door ona allen met buitengewone belaDgstei- ling is kennis genomen van de exlra nummer» der Staatscourant, die ons in de laatste weken geworden zyn, naar aanleiding van de ernstige ongostoldheid van H. M. onze geëerbiedigde en geliefde Koningin. Met angstige bezorgdheid werden die aan- vankeiyk ter hand genomen, maar ook met oprechte blijdschap, toen de hoop op eea gunstig verloop der ziekte levendig werd. Ook van hot hedenmorgen uitgegeven bulletin, waarbjj het tweemaal daagsche bulletin door een éénmaal daags vervangen wordt, kon mot biyden mood kennis genomen wordon. Myno Heeren l Ik meon ln uw geest t« handelen door u voor te stellen uwen voor- zittor te machtigen Hare Majesteit met do gevoelens, die ons met het ganeche Neder- Iandsche volk bezield hebben en waarmede w\J nog vervuld zyn, met een eerbiedig schre ven in kennis te stallen en der Koningin te verzoeken, die modedeoling te beschouwen ala eon vernieuwd bewys van de innige toewyding on verknochtheid, waardoor ook de Eersto Kamer der Staten-Generaal zich verbonden gevoelt aan do persoon van Hare Majeartert en aan Haar Huis." Onder luide bravo's geeft da Kamer, dia deze toespraak staande heeft aangehoord, hier- rnodo Instemming te kennen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 2