tische belasting-wetgeving, invoering van algemeen kiesrecht is; wél zal, zoolang dit niet bestaat, een belastingbeweging niet veel positiefs kunnen uitwerkenmaar toch zouden ook wij beide zaken afzonderlijk wil len houden. Want al zal een belastiugbcweging bij de huidige samenstelling van het kiezerskorps ons niet alle goeds brengen, dat v/ij er van hopen als zij maar het kwade, dat de Itegccring brouwt, voorloopig tegenhoudt, werkt zij reeds nuttig. Tegen de invoerrechten moeten wij wol optreden, thans, onverwijld, ook al hebben wij nog geen algemeen kiesrecht De Regecring dwingt ons. Zij wacht niet met haar voorstellen, tot hel algemeen kiesrecht er is. Wij kunnen dus daarop niet wachten met ons verweer. Om die reden moet een beweging vóór pro- grosaie en tegen invoerrechten niet aan die voor het algenn n 1 recht wordon ver bonden. Een lid der redactie van De Telegraaf heoft een onderhoud met den minister Kuyper gehad, naar aanleiding van hetgeen in ver schillende Nedorland8che dagbladen onlangs te lezen ia geweest over do laatste reis des Ministers en diens te groote bereidwillig heid om vertegenwoordigers der pers in den vreemde te woord te staan. De Minister ontving my schrift de inter viewer met zjjn bekende vriendelijke wel willendheid, stee Is bereid als ZExc. is, om, waar het kan en raag, inlichtingen te ver schaffen. Toch, zoo grif als anders was de Minister jiiet. Hoofd en hart" zei hy mjj „zyn ïoo overvol over heel andere dingen in deze ^agen van nationale beklemdheid, dat ik Jieusch met die beuzelarijen mU niet kan Inlaten; maar hebt ge een paar korte vragen, dan wil ik u toch niet met wit papier af schepen". Ik zinspeelde toen oven op de „driestar" in De Standaard, vragende of deze met goed keuring van, althans met medeweton van ZExc. was geplaatst. Toen kwam er een trek van misnoogen op 's Ministers golaat. Biykbaar spijtig ant woordde by, na eon oogenblik van aarzeling: „Och, spreek me dóór liever heel niet over. Gij begrijpt, sinds mijn optreden als minister, gaat de inhoud van De Standaard buiten mij om. Dat sproekt vanzelf. Maar wel wil ik u toevertrouwen, dat toen ik uit Berlijn in het vaderland terugkeerde, weinig dingen mjj zoo hebben gehinderd, als juist het lezen van die asterisk. Meer zog ik er liefst niet van. Ik mag do redactie niet to hard vallen. Ge gelooft toch wel, dat ik vroeger zelf er óók wel eens een driestar ingezet hebt, waar ik later spijt van had Toon veroorloofde ik my een toespeling te wagen op den scherpen toon, nu en dan door het Handelsblad gekozen in zyn polemiek met dr. Kuyper. Do Minister glimlachte evenon hernam „Zie eens, of vriend Boissevain zich togen- ovor my altoos va£ personaliteiten speende, mogen andp^ü beoordeelen. Maar ook al had hll. ^VOg meer op zyn kerfstok, een blad als De Standaard had nooit zóó mogen antwoor den 1 Vooral een neurasthenicus mag men nooit prikkelen." „Toch," zei Ik, „had men kunnen bogrypen, immers „Ter zake," viel ZExc. In, „niets is dwazor dan to beweren, dat ik my in het buitenland met interviewers en agenten van Reuter zou omgeven. Laat ik op óón feit wyzen, trouwens aan ieder bekend. Toen ik in Januari in Brussel, Parys en Londen was, heb ik op- zettoiyk gemaakt, dat niemand daar iets van wist. Eerst toen ik hoog en droog in Den Haag zat, is men er achter gekomen, dat ik er goweost was. En wat Reuter aangaat, we weten in Nederland immers maai' al te goed, helaas, dat Reuter zyn telegrammen heusch niet op verzook of aanwyzing, maar gehool eigenmachtig stelt 1 En dat ik die Interviewers niet heb geroepen, maar dat zy als pers- mu8kleton op my afkwamen, dat biykt ge noegzaam uit de bladen, waarvoor zy zich aanmeldden. Voor hetgeen een blad als de Lokalanzeigcr publiceerde, acht ik my dan ook volstrekt niet verantwoordeiyk. Weet gy, wat het geval was? Men dacht, dat ik voor de Afrikaansche zaken naar Beriyn kwam. Dat was do magneetl" „En men poogde," vroeg ik dus, „van Uw Excellentie een en ander omtrent dit veronder stelde dool uwer reis te vernemen?" „Duideiyk, kortaf, heb ik gezegd," hernam do Minister, „dat zjj over hetgeen ik te Ber iyn of te Dresden met regeerlngspersonen gesproken of niet gesproken mocht hebben daarvoor kwamen zy, zooals u terecht ver moedde geen woord van my te hooren zouden krygen." „Dat zal de persmuskieten hebben teleur gesteld?" zei ik schertsend. „U raadt hetdaardoor is hun verwachting toleurgesteld, hebben zy toen, uit wat vol strekt geen interview meer was, maar slechts een los nagesprek, op hun manier een en ander opgedischt, meest geheel uit zyn ver band gerukt, en in hun eigen woorden. Ik denk er dan ook niet aan op dit alles in te gaan, Met name zal niemand, vooral in deze ernstige dagen, lets van my hooren, als zou ik, en dat nogal in bet buitenland, my aan onkiesche uitdrukkingen jegens wat de Hoog heid en de Eore van ons land ia, hebben schuldig gemaakt. Zeg," voegde de Minister er aan toe, terwyi by me aanzag, met een flikkering van verontwaardiging In den diepen blik van zyn ernstige, expressieve oogen, „zog aan wie my daartoe in staat acht, kort en goed, dat ik het beneden my aoht aan hen ook maar éón woord te spillen." Enkele oogenblikken zweeg de Minister. Toen hervatte hy op wat luchtiger, schier schertsenden toon: „Eén staaltje wil ik u toch noemen, hoe het mot zuiko passages uit een interview toegaat: Nu neom ik een Belgisch, geen Duitsch Yoorboold. Door my zou dan, met betrekking l-i de Zeevaartkundige Tentoon stelling te .n.i .vurpen, gezegd zyn: „Ik zal u, Antwerpenaren, een oorlogsschip zenden." Vriend Boissevaln onderstreepte dat I k nu nog eens terdege, m dacht me toen op den koop toe een rammeling toe van mün vorigen Koning. Niet al te humaan lief van hem, is gezegd I Ik zal u nu eens vertellen, wat er van de zaak. aan is, want dit staaltje is ken schetsend en werpt het juiste licht op al dergelijke schryveryen over interviews. Zie eens aan, officieus was aan myn departement, waaronder de behandeling van zulke tentoon stellingen hoort, van Belgische zyde gemeld, dat waarschyniyk andere mogondhodon ter opluistering van de Antwerpsche tentoon stelling een tyd lang eon oorlogsschip op do reede «ouden atationneeren, en de wensch was te kennen gegeven, dat ook. Nederland desgelyks mocht doen. Ik heb toen aan myn ambtgenoot van marine schrifteiyk mede gedeeld en vóór myn vertrek schrifioiyk van hem ton antwoord bekomen, dat hy c.q. gaarne voor vlagvertoon zou zorgen. Evenzoo had ik my vóór myn vertrek vergewist, dat dit donk beeld ter Hoogster plaatse, waar alleen de beslissing ligt, op algeheelo instemming kon rekenen. En eerst toen ik alzoo wist, dat een officieele aanvrage alle kaos had ingewilligd te worden, heb ik te Antwerpen of te Brussel gezogd: „Als het aanzoek officieel komt, zullen wy, bereid als we zyn om uw tentoon stelling te helpen slagen, er ook wel een oorlogsschip heenzenden." Daar heeft nu de interviewer, die natuuriyk alleen by het feit belang had, kortweg van gemaakt„Ik zal u een oorlogsschip zenden." En uit dat I k spon nu Boissevain heel een half „Van Dag tot Dag". U kunt wel denken, hoe ik by het lezen er in myzelf over heb gelachen l" Nog zinspeelde Ik op een paar andere uit leggingen, aan 's Ministers woorden gegeven, en gewaagde onder andere van wat ZExc. zou hebben gezegd met betrekking tot den Bolgischen gezant aan ons Hof. „Verder ga Ik op al dat geschryf niet in", zei do Minister kortaf, „wie op de hoogte is, zal, ook zonder dat ik er iets van zeg, immers wel begrypen, dat van het zotte praatje, als zou ik baron De Grelle Rogier gratuit beleo- digd hebben, geen woord aan is! Niet ik, maar myn interviewer had Rogier genoemd. Ik verkeer met den Belgischen gezant op den meest aangonamen voet, zoo vóór als na myn uitstap naar Beriyn. Wat deze Vlaming met my besprak, was alleen, wat alzoo zou kunnen strekken, om den band tusschen twee volken, die éón in oorsprong zyn, en voor drievierde óón In taal, nauwer toe to halen. En zóó kwam ook de vraag te berde, of onze corres pondentie van Staat tot Staat, in de toekomst niet allicht in de eigen taal kon geleid worden. Dat overigens de togenwoordige Belgische gezant zeer goed Neilerlandach verstaat, wist ik, eor ik op reis ging, lang." „Toch kan ik my voorstellen," zei ik, „dat do wUze, waarop de welwillendheid, waarmee Uw Excellentie de journalisten in den vreemde hebt bejegend, ls beantwoord, een pynlyken Indruk op u heeft moeten maken. Vooral na de avereehtsch* toelichting, aan sommige uwer «oorden in enkele Nederlandsche bladen gegeven?" „Ook uit dit incident," besloot de Minister, „heb ik myn profijt getrokken. Tot dusver kende ik in hoofdzaak onze Nederlandsche reporters, by wie consciontieuze correctheid op den voorgrond staat. Ik heb nu gezien, dat er tusschen hen en hun buitenlandsche collega's nog meer verschil bestaat dan ik vermoedde, een verschil ala tusschen den phonograaf en den man der vrye reproductie, en hoe dit maakt, dat beido soorten oen geheel eigenaardige dosis voorzichtigheid vragen I Hoe zou ik dan myn persvrienden, vriend Boissevain incluis, desnoods voorop, niet dankbaar zyn, dat zy zoo trouw don dienst van* een vriend, die u uw feilen toont, aan my vervulden." „Dus," veroorloofde ik my op te merken, „als Uw Excellentie naar Gainsborough gaat, laat u wellicht geen Interviewers meer by u toe?" De Minister lachte. „Stel u gerust," zei hy, „voor de pers hoop ik te biyven, wat ik st9eds voor haar was. Oude liefde roest nletl Maar laat ik er dit aanstonds by voegen: tion tegen óón, dat ik niet naar Gainsborough ga. Wel ontving ik een uitnoodiging van het feestcomité en op zichzelf zou ik het denk beeld uitnemend vinden, dat by dit derde eeuwfeest der Pelgrim Fathers ook Nederland vertegenwoordigd was, maar ik heb aan het comité geschreven, dat ik het, geiyk nu de zakon staan, niet wel doeniyk vond." Vragend, met eenige verwondering, zag ik den Minister aan, maar weldra kwam de ophelderende toelichting. „Waarschyniyk acht ik het nameiyk," zei Zyn Excellentie, „dat in die zeo van speeches, die op het program Is aangekondigd, allicht ook de booze oorlog zou worden aangeroerd en waar ik, als vreemdeling, niet tegen uit barstingen van het jingoïsme zou kunnen protesteeren, wenschte ik myn ziel niet zwygend te kwellen. Ook dót persbericht, als had Ik voor Gainsborough aangenomen, is, kort gezegd, bezyden de waarheid." Hier eindigde het onderhoud met den Minister. Koloniën. BATAVIA, 25—27 Maart. Do onderwijzer eerste klasse W. F. Tela gaat wegens langdurigen dienst, met eon jaar vorlof naar Europa. Do hulpprediker to Womolie (Amboana) A. van deer Luido gaat wegens lartgdunLgen dienst, met een jaar verlof naar Europa. De officier van geaondhedd 1ste klasse, dr. Th. Amescliot wordt overgeplaatst van het detachement te Benkalis naar den gewea- telijkon en plaats, geneeskundigen dienst in de 2do militaire aideeling op Java te Ma- golang, terwijl de tijdelijk officier van ge zondheid 2de klasse dr. J. Bardam overge plaatst wordt van Pontdanak naar den gew. on plaatselijken geneeskundigen dienst van S. O. K., detachement te Lengkalk. De kapitein der inf. J. H. Z. Schnei ders wordt overgeplaatst van het detache ment te Kw. Simpang naar -xt.jeh en Onder- hoorigheden ter nadere indeeLkg, terwijl de kapitein V. A. E, Godin overgeplaatst wordt van het öde bat. inf. be Kedong Kabo naar het gams, bak van S. O. K., detachement te Kw. Simpang^ (Ddi Ot>) Gelijktijdig met den generaal Boetjo en den kapitein der artillerie Hommes ver trekt den 2den April a. s. ook de eerste luitenant der genie In 't Veld naar Europa^ terwijl den 7den Mei a. s. de eerste luitenant der artillerie Van Thiol met buitenlandsch verlof zal gaan. De kapitein-intendant M. C. Boon is ad interim belast met de verpleging der troepen in Djambi, in afwachting van de komst van zijn collega M. D. van Vuuren, die van Macassar naar Djambi is overge plaatst. De onderwijzer tweede klasse W. J Sta pel gaat wegene langdurigen dienst met één jaar verlof naar Europa. De opzichter tweede klasse O. F. J. Hamel is belast met den dienst der Burger lijke Openbare Werken in de districten Toa- ren, Gandanglegie en Singoro afdeeling Ma- lang, met Toaren als standplaats. De opzichter derde klasse bij den water staat L. O. Varkevisser is werkzaam gesteld in de afdeeling Pasoerocan en Bangil met de hoofdplaats Paooeroean als standplaats. BORNEO. Onlder dagteekomng van 14 Maart wordt uit Bandjarmassin aan de Locomotief" ge schreven: Den 14den dezer, 's avonds pl.m. 7 uur, arriveerde hier de „Medan" van Prioek Tjahoe, na den I2den k v. de troepen al daar te hebben gebracht. Door de zorg van het civiel bostuur waren or ter plaatse reeds eenige pondoks opgericht, zoodat na het de- bark em ent voor de militairen reeds eenige beschutting was. Enkele officieren zijn zelfs in langs de rivier aanwezige woningen ge huisvest Behalve een doode (inl. fuselier) aan koorts, en een zwaren zieke die van daar is geëvacueerd, heeft de colomnc geen verlie zen te betreuren. Van verzet tot nog toe geen sprake. Vele hoofden uit den omtrek hebben hun opwachting gemaakt, en men gelooft dat de onderwerping van den prebenden lr aultan een quaestio van tijd zal zijn. De „Mcdan" ia bij een riam (6tro om versnel! ingJ bijna een ongeluk overkomen; do kapitein verklaarde dat het daar nog gevaarlijker kan zijn dan op zeo. De stroomsnelheid Ls dan op sommige punten verbazend, en de boot doet soms 13 mijfl in do wacht. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-In- diö zijn de volgende beschikkingen genomen CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: wegens langdurigen dienst eon jaar verlof naar Europa, aan den directeur der kweek- Bchool voor inlandsche onderwijzers te Pro- bolinggo Paeoerean A. Q. Boes, met bopa- Mng dat hij zijn betrekking den vijfden April 1002 zad nederleggen. Benoemd: tot tijdelijk oprichter der tweede klasse bij den aanleg van staatsspoor wegen, de tijdelijke oprichters eer dorde kl. W. Forbes, J. O. A. Smith, J. Schuitema- ker en W. L. Harmsen. met bepaling dat eerstgenoemde bij de exploitatie van staats spoorwegen op J ava gedetacheerd en bij zijn corps a la suite gevoerd blijfk Belast: voor den duur van het aan den ambtenaar A. G. Boer verleend verlof naar Europa, met ingang van B April 1902 met de waarneming der betrekking van directeur der kweekschool voor indnndscho onderwij zers be Probollinggo, de hulponderwijzer aan genoemde school O. Lekkerkerker. Tijdelijk belast: mot de waarneming der betrekking van tweeden onderwijzer aan de kweekschool voor indandsohe onderwijzers te Amboana, de onderwijzer der derde klasse bij hot openb. lager onderwijs voor Europea nen J- van der Kloy, thans tijdelijk belast met de waarneming der betrekking van hulponderwijzer aan de kweekschool voor inlandsche onderwijzers te BattdJoeng. Ontslagen: op verzoek eervol uit 'e lands dienst de klerk bij het departement van financiën E. L. W. F. Westerkamp, met bepaling dat dit ontslag wordt gerekend te zijn ingegaan op 19 Maart 1902. Bonoemd: tot onderwijzer eerste klasse bij het openhaar lager onderwijs voor Euro peanen, de onderwijzer der tweede klasso A. F. Heymann. Belast: met ingang van 2 April 1902 met de waarneming der betrekking van on derwijzer der 1ste klasse bij het openb. lager onderwijs voor Europeanen de onderwijzer der tweede klasse F. van der Woude. Belast: gedurende den tijd waarvoor het personeel van don raad van Justitie to So ma rang mot een tweeden substituut officier van Justitie ie vermeerderd, met de waar neming dier betrekking, de ambtenaar op nonaobivitedt mr. L. J. Dijkstra, laatstelijk lid van den raad van Justitie te Padang. Ontslagen: met ingang van 4 Mei 1902 op verzoek eervol uit 8 ilamde dienst, do re sident van Madoera D. H. Framkel. V e r 1 ee n d: wegens riekte, twee jaren ver lof naar Europa ,aan don assistent-resident van Galoeh (Cheribon) J. van der Duinen, met bepaling dat hij zijn betrekking zal ne- derleggon op 2 April 1902. Benoemd: tot tijdelijk commies op het bureau van den poLitioken agent te Djambi (Palembang), de klerk op het residentiekan toor te Palembang H. Coldonhoff. Tijdelijk gesteld: ter beschikking van den directeur der Burgerlijke Openbare Werken ten einde dienst te doen als oprich ter der tweede klasse bij don Waterstabt en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken, de ambtenaren op non activiteit L. P. A. Be- rand en J. W. Ooorongeil, laatstelijk die be trekking bekleed hebbend. Bonoemd: bij de in- en uitvoerrechten en accijnzen; tot adjunct-controleur te Bata via, Th, N. Muller, thans tijdelijk belast met de waarneming dier betrekking. Met ingang van 3 April 1902: tot ontvanger te Seniorang, de adjunct-in specteur J. van der Sprong; tot adjunct-inspecteur, de verificateur dor tweede klasse J. Dronkere. Bij de Algemeen© Rekenkamer: tot referendaris, de hoofdcommies J. O. de Quack; tob hoofdcommies, de eerste com mies J. O. do Bie; tot eersten commies, de tweede commies O. R. Agerbeek; tot tweeden oommdee, de derde oommiee J. Y. Hokbcer; tot derden commies ,de klerk J. Broekman, Bij het Departement van Financiën: tot tweeden commies, de derde commies H. K. A. Bakker; tot dorden commies, de ambtenaar op wacht geld J. W. F. Erdtsleek, laatstelijk derde commies bij 's la-nds drukkerij te Batavia. Bij het Dep. der Burg. Op. Werken: H. van Ekris; tot derden commies, do eerste tot tweeden commies, de derde oommies A. klerk W. L. Chun. MILITAIR DEPARTEMENT. Overga plaatst: van Macaj-sar naar Djambi ter beschikking van den militairen commandant van Palembang, de kapitein-intendant M. D. van Vuuren; van Batavia naar Magelang ale kwartier meester van liet zevende bataljon infanterie, de eerste Iuitenantrkwartiermeester J. Stro band; van Magelang naar Socrakarta als kwar tiermeester van het garnizoen, de tweede lui tenant-kwartiermeester J. C. P. Bouman; van Soorakarta naar Batavia op het bu reau van den gewcetelijken intendant, de eerste 1 uiten aart-kwartiermeester M. W. Scbeltoma; van Batavia naar Macassar als waarne mend gewestelijk intendant, de eerste luite nant-kwartiermeester J. H. A. van de Wa ter. Verleend: wegens langdurigen dienst één jaar verlof naar Europa, aan den onder luitenant H. Prikkel. Bevorderd: tot off. van gezondheid der eerste klasse bij den militairen geneeskundi gen dienst., de off. van gez. der tweedo klasse dr. L. H. Dominicus van den Bussche. Verleend: wegens langdurigen dienst een jaar veriotf naar Europa, aan den kapi tein der infanterie C. H. de Veer. Overgeplaatst: bij het tiende batal jon, de kapitein bij het twintigste bataljon J. J. W. van Benmekom. MARINE DEPARTEMENT Ontsla gen: wegens volbrachten diensttijd, eervol uit 's lands dienst, de gewezen machinist voor den in dienst rijnden hopperbarge bij het ma rine-etablissement te Soerabaia H. C. Coerfc. De hongersnood op Java. In de residentie Semarang H. En welke waren nu de middelen, die de Regeering voor de leniging van den nood verleende? Daar er nl. hoegenaamd geen particuliere industrie ia, uitgezonderd eenige houtaankappon in Kradenan, één gouverne- mentshoutaankap in Karang Asem, éón klein kapperceel In Grobogan en éón in Goendih, die elk misschien aan een paar honderd koelies levensonderhoud verschaffen, en de Semarang Joana-Stoomtraramy, die waar schyniyk ook in het geheel slechts aan een paar honderd koelies wat te verdienen geeft, moest de^Regeering wel hulp verleenen, waar de bevolking niet het noodige voedsel uit zyn grond vermocht te halen. Er werd gedurendo 1900 en 1901 veel voor werkverschaffing gegeven en uitge voerd. Zoo stond de Regeering in Febr. of Maart 1900 een som van plm. f 80,000 toe voor de goheele vorbetering, bestaande in ver harding en begrinding van do wegen Dan- jang Panoenggalan, Toeko Bandjarkidoel en Toeko Bervekoedon, een weg, die vry wel ovenwydig loopt met den weg Poerwodadi Wirosari en die van het district Poerwodadi rechtstreeks naar Koewoe leidt, zich by Toeko splitsende naar het Noorden (naar Bervekoe don). Dit werk was beöindigd In Juli van het vorige jaar, en daarvan trok profijt de bevolking zoowel mannen als vrouwen en kinderen - van de vier dietrioten Poer wodadi, Wirosari, Selo en Kradenan, terwyi er ook verscheidenen van Grobogan werkten. De weg is lang plm. 20 palen, en werd aan gevangen op verschillende plaatsen, eenige palen afstands van elkander gelegen. Was er een voldoende hoeveelheid groote steenen aan gekocht, dan werd de weg uitgegraven, de onderlaag van groote steenen gelegd, daarna het benoodigde grind en zand aangekocht, verspreid en vastgestampt. Dit werk werd door den Waterstaat uitgevoerd. Eón nadeel zou ln de toekomst aan dit reliefwork ver bonden zyn, wanneer bevestigd wordt wat beweerd wordt, nL dat de weg later tot heerendienstweg wordt geproclameerd. Een tweede reliefwork, door het Binn. Bestuur uitgevoerd, werd toegestaan en aan gevangen in April 1901 en bestond op de zelfde wyze als by het eerste reliefwork in de verbetering van den weg Poerwodadi Majahan tot aan de grens van Selo over een lengte van plm. 71/, K.M.dit werd het relief work „Majahan" genoemd. Hiervoor werd een bedrag van f 88,600 toegestaan, terwyi in medio December jl. nog f 4000 daarvoor werden verleend, daar het bleek dat het vorige bedrag ontoereikend was. Hieraan werkte vooral de bevolking der districten Grobogan en Selo, en het was treurig te zien, hoevele vermagerde mannen, vrouwen en kinderen met lompen aan het ïyf, dageiyk6 steenen, grind en zand kwamen aandragen ten verkoop, en later als koelies aan den weg werkten, terwyi ook vele lieden van het district Poerwodadi niet weg bleven. OmBtreeks denzelfden tyd werd een groot werk in het district Wirosari begonnen, aan vangende in de desa Tambakselo op plm. 3 paal afstands ten noordon van de kotta Wiro sari gelegen. Het was het werk: „verbetering van de bevlooilng uit de kali Tirto", bestaan de in het maken van een kunstwerk in ge noemde kali te Tambakselo en het graven van een kanaal waardoor ongeveer negen honderd bouws moer zouden kunnen worden bevloeid. Hiervoor werd plm. f 100.000 toe gestaan en werd uitgevoerd door den Water staat. Hieraan werkten zeer velen van Wirosari, er werden echter ook velen van Grobogan en Poerwodadi aangeworven en hun werd gelegenheid gegeven, in loodsen dicht by het werk te overnachten. Op het einde van October werden nog f 20.000 toegestaan voor den aankoop van het voor den tyd van éón jaar benoodigde aan verhardingamateriaal voor de wegen Poerwo dadiPenawangan (grens van Poerwodadi en «xfAftoiing Dftmgit*) Poerwodadi Goen dih. Dit werk was afgoloopen in óón maand tyds, zoo sterk was de drang der bevolking van Poerwodadi, Grobogan, ja zelfs van Selo tot arbeid door verkoop van het door haar verzamelde grind. Daar echter al deze reliofworks in het alge meen slechts voor de nog tot arbeidon in staat zyndo bevolking dienstig waren, was hot bestuur bedacht op hulp voor do ouden, gebrekkigon en zieken. De resident stond van October tot December onder nadere goed keuring der Regeering f 20.000 toe voor do uitdeeling van ongekookte ryst en djagoeng en 6500 voor de oprichting van z. g. som- poka of rieken]oodsen resp. in Grobogan, Ma jahan, Toro en Paroenggalan, en voor voediüg en verpleging van de daarin opgenomenen. Reeds eenige maanden vroeger bestonden sompoks in Poerwodadi en Wirosari. En zeer treurig was het, zooveel armoede en ellende te zien, als er toen uit de desa's kwam. Duizenden vrouwen en kinderen, ook mannen, vermagerd en met een ellendig uiterlijk, jonge moeders met kleine kinderen, door honger en ziekten uitgeput, niet in staat om zelf in hun onderhoud te voorzien, kwamen dageiyks hun portie ryst of djagoeng halen. In de sompoks werden de gebrekkigen en zieken, meestal zeer vermagerd en met groote wonden behept, en verlaten, ouderlooze kin deren opgenomen en gevoed. Elk dier ge bouwen hield toen honderd a hondordvyfti^ uier ellendige wezens in. Velen van hei stierven in de sompoks, en het gebeurde dik- wyis dat er in die van Grobogan en Majahan per dag vier a vyf stierven. En steeds wer den diegenen, die er uitgingen, vervangen door anderen. Een belangryk reliefwork by gouverne mentsbesluit toegestaan bestond in hefc toestaan van een renteloos voorschot van pl. nu f 286,000 voor de levering van 6800 kar* bouwen aan do bevolking der afdeeling Gro bogan, welke som nog moet vermeerderd worden met pl.m. f 130,000 voor leveriDg van 8200 karbouwen voor Domak. De land bouwer kreeg een karbouw voor f 40, dfjj hy by jaarjyksche betalingen van minste-"* f 6, dus in 8 jaren tyds, moest hebben aflu- taald. Dan was de verkregen karbouw pas zyn volle eigendom geworden, en kon hy er mede doen wat hy wilde. Vóór de afbetf.lii^ waren er aan het bezit beperkende voyri waarden gestold. Met den aankoop der kar? bouwen en de verdere administratie werd hof; plaatseiyk bestuur belast, die de karbouwen contant van een aannemer kocht voor den- zelfden prys, na goedkeuring door den veeartfl, In December werd pl. m. f 20,000 toege-< staan voor den aankoop van zaadpadi top verdeeling onder de landbouwende bevolking die het zaad ais voorschot ontving en na den oogst in geld moest terugbetalen. In 190<> werd ook zaadpadi aan de bevolking uitge deeld, die ze moest terugbetalen; ten gevolge van den slechten economischen toestand even wel is uitstel van botaling verkregen. Met uitzondering van het bevloeiingswerk aan de kali Tirto, do levering van karbouwen en zaadpadi aan de bevolking zyn echt&r -e de andere relief works een hulp van sleouta tydeiyken aard. Door die werken wordt wol is waar veel geld onder de bevolking gebracht! en wordt de bevolking ge vry waard voor oir mlddeliyken ondergang, voor de toekomsi evenwel hebben zy niet veel nut. Wat toofj ls het geval? De mannen en vrouwen verteren na ont vangst hunner centen, een groot gede6lt$ daarvan aan de warongs met eens goev tö eten en zich te verzadigen, wat zeer begrJS peiyk is, ln aanmerking genomen de lange ontberingen die zy geleden hadden. Die er dus zyde by sponnen, waren de aan den weg gelegerde verkoopers en verkoopsters. EnkoleB echter waren er slechts, die geld op ztjvi legden tot aankoop van padi en andere nut* tige zaken. Door rellefworks aan wegen me$ ruime betaling werd de bevolking voortó min of meer verwend, en werd eenigszing onverschillig ten opzichte van het bewerken en beplanten hunner sawahs met tweede gewassen. Irrigatie bestaat er in de afdeeling Grobo gan zoo goed als niet, verreweg de meeste sawahs zyn dan ook van regen afhankeiyk, De Kali Loeri, de rivier die van oost naar west door de afdeeling stroomt, die in den oostmoesson zoor laag staat, maar die in den westmoesson zóódanig bandjirt, dat de kotta daardoor byna geheel overstroomt wordt, ls nog niet geïrrigeordmen hoort evenwol van. plannen, om hem ln het Kradenanscho af ts dammen en het water in kanalen af te leiden" ter bevloeiing van eenige duizenden bouws sawah. In de Serangrlvier, die de grens tusschen da afdeelingen Grobogan en Demak vormt, bestaak in de desa Sedari (onder Domak) een prachtig kunstwerk, en zyn bevloeilngskanalen in he» Demak8che aangebracht. Deze irrigatlewerken worden evenwel voldoende geacht. In deix oostmoesson schynt er te weinig, in den westmoesson te veel water te zyn, zoodat er belangryko overstroomingen plaats hebben. In Kradenan zyn nog twee steenon desa- dammen, die ODgeveer 800 a 400 bouws sawah bevloeien. Ook in do andoro districten zyn enkelf desadammen, die echter slechts in den west moesson kunnon worden benut en niet veel beteekenen. Verliezen van hel Engelsebe leger, zooalt dit voorkomen in de Daily Graphic". i Q 2 "3 D O a a o 0 ■o 9 0 o a il >0 a ■P 3 o 3 17 April. 6 28 1 12 18 6 36 7 16 19 11 23 14 12 21 f 8 21 10 22 10 27 16 23 Totaal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 6