LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 19 APRIL. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
PERSOVERZICHT.;
FEUILLETON.
So. 13930
©n zoeten hun heil in klagen, zonder dat
hun klachten een weerklank vinden.
Ddt alles is te meer to betreuren, omdat
jurist in dien middenstand in don rui
meren zin genomen dè kern woont van
iedere gemeenschap van burgers. Goethe, zelf
uit dien kring voortgekomen, begreep dit
zoo goed, toen hij schreef: dat de wakkere
burger in iedeten voroi de beste kracht van
don staat uitmaakt. Het moge in onze dagen
de gewoonte zijn met mriimchting te gewa
gen van de „bourgeois", zij, die burgers
en kooplieden,mogen' niet vergetendat
noch do hoogste noch de laagste kringen van
ons rolk Nddi?rhanid hebben gamaaikt tot wat
hot is. maar dat hot. vrije Gemeentebest der
Lage Landen een schepping is van don go-
smaden bourgeois."
Onze middendbainld moet echter weder loe
ren aidhzekf te gevoelen, zich weder bewust
woiVfen \an de kracht, welke van hem kan
en behoort uit te gaan. Niet aJs individuen,
als eenlingen, maar als een vast aaneenge
sloten geheel, optredend naar een welover
wogen program, met een bewust, doel voor
oogen. En dat. kam alleen geschieden door
voreoniging, organisatie. Niet om te rem
men. niifi om het wettig streven naar lots
verbetering van andoren. tegön te werken en
zioh daaraan vijandig te beboonon, maar om
integendeel een nieuwe machtige stuwkracht
toe te voegen aam d© reeds bestaande en
daardoor bovens t» voorkomen-, dat niet een
zijdig m éón richting wonden gedreven."
Ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant
bespreekt, de quaestie der oproeping van d'e
militieplichtigen der liohtio.g 1895 en
tracht een oplossing to vinden voor de ge-
oppoiilo bezwaren.
Het blad zegt, dat, indien m©n aanneemt,
dat. do Regeering verplicht is de oproeping
dor Lichting 1895 dit jaar in beginsel vast
te stellen, dan, waar het eerste gedeelte van
het nieuwe artikel 111 op die iiohbing van
toepasdi'Dig geacht wordt, hot laatste lid het
ook zal zijn, n.l. dat. duur en aantal dor
herhalingsoefeningen kunnen worden ver
minderd voor hen, die krachtens art. 109
(arbb. 123 en 124 der oude wet) voor het
blijvend gedeelte onder do wapenen zijn ge
bleven.
De quaestie zoo gaat de N. R. Ct. voort
zou dan ten slotte hierop neerkomen:
Welk gebruik zal de Regeerdng in dit en in
de naast volgend© jaren van die bevoegd
heid in billijkheid dienen be- maken?
Op den, voorgrond stelt' bot blad, dat wat
voor de liohting 1895 geldt, evenzeer van
kracht is 'voor al de oven ge liohbi'ogcm,
vóór 1902 ingelijfd, voor zooverre zij n.l.
reeds tweemaal aan herhalingsoefeningen
deelnamen of deelgenomen zullen hebben.
Voorts, dat hot in het belang van de land
weer steeds wenschetfijk zal zijn, dat van de
bedoeld© bevoegdheid, in het slot van art.
111 aan de Rogeering verleend, gebruik
wondt gemaakt, zoo min mogelijk ten aan
zien der deitie, maar liefst ten opzichte dor
eerst» herhalingsoefening.
Maar daar die wenschelijkheid ten opzich
te van de lichtingen, dio reeds aan twee her-
halingsoefenjingem deelnamen, geen toepas
sing meer kan vinden, zal alzoo voor haar
slechts boporking dor derde oefening moge
lijk zijn, tenzij de Regeering de in het slot
van art. 111 toegekende bevoegdheid voot
haar buiten toepassing laat.
Hiertegen verzet zich echter, volgens de
N. R. Ct., zoowel de billijkhetikl als de be-
doeld/ng des wetgevers. Deze vorlecn.de di©
bevoegdheid bocli niet om ze een doode let
ter to doen zijn.
De N. R. Ct. besluit:
,Wij /.ouden daarom ten aanzien der hier-
bedoelde oudere lichtingen wenschem, dat
voor hen do duur der derde herhalingsoefe
ning weid gesteld op 14 dagen, eenvoudig-
heidsbalvo voor de gehecdo lichting, en in
ieder geval voor ieder, die reedB twee her
halingsoefeningen bijwoonde en aan eerste
oefening en blijvend gedeelte totaal 14 1/2
maand (n.l. volgens de nriëuwe wet 8 12
maan eerste oefening on 6 maanden blijvend
gedooltc) onder de wapenen doorbracht.
Dien tijd van 14 dagen achten wij bodh
voldoende om alle oefeningen nog eens gron
dig met hem te doorloopcn; dio tijd kan voor
de betrokkenen geen overwegend boa waar
opSeveren; de billijkheid zou betracht de be
langen van den dienst en der miliciens zou
den o. i. voldoende behartigd zijn."
De Nieuwe Courant doet der Rogeering
een uitweg aan de hand. Hert, blad erkent
ten d'eelo de gegrondheid dor geopperde be-
denikingen
Indien cenigc Kamerleden gezamenlijk
een wetsvoorstel Lnldieme-n om d© derde her
halingsoefening der lichting 1895 tot den
kortst mogelij kon duur te beporkon,
dan zou, dunkt ons, niets de Rogeering be
hoeven te verhinderen om zich bij de aan
neming van een dergelijk van het parldment
uitgegaan wetsvoorstel neer te leggen. Het
kon. besüuiit, waarin de duur der oefeningen
nliet wordt vermeld, zou no et behoeven to
worden injgetrokkon; de Rogeering zou
slechts gomachti gd worden de opgeroe
penen zeer kort na dc opkomst te ontslaan.
Billijkheidshalve zou dan met dc lichting
1896 ovenzoo gehandeld bchooren te woi<d©n.
Voor defiw dienstplichtigen toch breekt in
1903 het Laatste jaar aan.; ook zij zouden
:3 J üf
Het gebouw van den Rijksraad te St.-Petersbnrg, waar de minister van binueiilandnche
zaken Sipjagin vermoord werd.
Misschien doordat de moordenaar ln militaire uniform gekleod was, of door andere redenen, verspreidde zich het gerucht, dat hot
de minister van oorlog was, die het slachtoffer was geworden van den aanslag. Sipjagin had reeds in het vorige jaar na den moord op
Bogoljepot en den aanslag op Pobedonostsef, verschillende bedreigingen ontvangen, dat ook zfjn beurt zou komen, en er was ook toen al
een verhaal in omloop over een aanslag op ztfn persoon. Sipjagin had den naam van een uitmuntend en scherpzinnig jurist te zyn. Hy
genoot het bijzondere vertrouwen des Keizers. Zyn politieke beginselen werden vooral door de studenten voor zeer conservatief gehouden.
®e Tijd k&d deze? liegeci cror •a-A om-
éervga een artikel, waann geklaagd
wordt ow©r achteruitgang. Mem zou
200 denk on, dat, na do reuzenschreden, die
hot onderwijs goiaan heeft, de toesta,oden
op allo gebied wel veel boter moesten wezen
dan voorheen.
Doch wat ziet men naar de werkelijkheid?
„Noot slechte waren levensgeluk en levens
blijheid in vroeger tijden veel meer algemeen
dan in ons» viagen; niet slechts huisden over
Ihet algemeen krachtiger, gezonder geesten in
krachtiger en gezonder Lichamen dan bij on-
xo sceptische, zenuwzieke en levemszabto
modornon; niet slecht© wae do beschaafd©
tnonschheod in haar geheel beter tegen den
harden strijd, des levens opgowassca, doch
ook algemeen was hot kunnen( wij zeggen niet
het kennen) grooter dan thans. Op een leef
tijd waarop do knapen van onzen tijd nog
nauwelijks de schoolbanken van gymnasium
of hóogoro burgerschool verlaten hebben,
eden wij de jonge mannen van het voorge
slacht reeds optreden als aanvoerder bij le
ger en vloot: reeds handel drijven in Oost
en West; reeds als geoefende kunstenaars
■werkzaam; reeds met sierlijkheid zich uit
drukken in het Latijn of andere vreemde
talen; in 't a'gemeen blijk geven van een
yijphedd, welke door de tegenwoordige jeugd
ondanks do veel grooter© zorgen en veel
grootere geldsommen, aan haar opvoeding
besteed, niet dan bij hooge uitzondering,
en dan nog steeds op veel hoogeren leeftijd,
bereikt «wordt.
Van Staatsdw ang wil De Tijd ten deze
niet weten. De Overhead kan mot door de
iei'ben het bewijs leveren, dat haar oplei
ding in alle opzichten voortreffelijk is. Im-
.tegendeelde ware weg is nog niet gevontliOT©
«non is nog becaig hem te zoeken.
„Welnu, dan behoort ook aan ieder, di©
bewijzen geeft, dat zijn streven ernstig ge
ineend is, vrijheid gd'aten te worden, om
•riten weg t© zoeken op zijn manier. Wij heb
ben het meer gezegd, maar het dient niet
óéns, doch vóór wij ons dool bereikt, hebben,
eekor nog veel malen herhaald- door als
norm to stellen voor alle examens, recht
gevend© bot verschillend© betrekkingen, de
«erischen en programs van zijn eigen ïmrich-
ttLngen', en op die wijze het bijzonld©r on
derwijs te dwingen zijn scholen meer en meer
bot kopieën te maken der openbare scholen,
staat d© Overheid elke afdoende verbetering
van ons onderwijs on van onze volksopvoe
ding in den weg.
Wij denken hier aan examens van hulp
en hoofdonderwijzers; aan toegangsexamens
tot d© Universiteit, de Polytechnische
tSahool, do militalire opleidingsscholen; aan
do examens voor surnumerair bij do belas
tingen, bij de posterijen, enz., onz voor
welke feitelijk gevorderd worden een oplei
ding aan een hoogere burgerschool met vijf
jarigen cursus of wel een opleiding met dezo
geheel evenwijdig loopend©, volgens dezelfde
eigenlijk door iedereen veroordeelde metho
de, omvattende hetzelfde, eveneens door
iedereen veroordeelfde program van leep-ak
ten en examen-kennis."
Onlangs had De Nieutoe Courant een
ftrtikel over de te Rotterdam gelioudbn ver-
gajderijng ter voorbereiding van con con
gres van winkeliers. De Nieuwe Am-
fiemschc Courant spreekt in d©nzeJfden zin.
Het blad zegt o. a.
„Aan den strijd voor lotsverbetering van
den werkman doen wij gaarne mod©, doch
omlbkcnd mag niót wordent, dat bij di©u
Bbrijd, in. onze dagen met zooveel warmte en
Beker nlict zoodeT vrucht gevoerd, do bcfan-
gen van een groot deel van hen, die niet
minder dan de werklieden deel uitmaken
van d© gemeenschap, voortdurend on bijna
dbelselmatig worden voorbijgezien. Wanneer
©r, om iets te noemen, in Kamer of Ge
meenteraad beraadslaagd wordt ove>r nieuwo
of te wijzigen belasting, kan men er van
verzekerd zijn, dat tal van verdedigers der
arbeidersbelangen zich zullen doen hooren;
BeMdn evenwel, althans kyveel minder mabo,
wordt aandacht geschonken aan die van den
middenstand. Vrij algemeen geldt dan ook
Dc verborgen schai.
10)
„Maar gij moet toch ergens heengaan-, dus
Btap in", zeide hij overredend cn nam haar
daarbij de zwart lederen tasch eenvoudig uit
do hand.
Zij streefde niet tegen, inaar keek hem
Bleelits angstig cn smeekend in de oogen. Hij
stak haar de hand toe om haar bij hot in
stappen te helpen, maar zij sprong zonder
zijn hulp in het rijtuig.
„Zoo, en welk adres moet ik den koetsier
opgeven?" vroeg hij. „Het is mij volkomen
onverschillig in welko richting uw doel ligt."
Weer zag hij het zwakke vonkje van hoop
in haar blik verschijnen, juist alsof zij bij
zichzelvo beredeneerde, dat zij zich ten slotte
toch slechts noodeloos bezorgd had gemaakt.
Charing Cross", antwoordde zij met een
matten glimlach.
„Goed. Charing Cross, koetsier!" beval
Prickett.
Hij nam, dc lederen tasch op zijn knieën
houdend, naast haar plaats. Deze tasch was
zoo licht, dat men haar voor leeg had kun
nen houden, en slechts met een klep geslo
ten. Prickett streek streelend met dc hand
ov?r den heugel, de tasch sprong open: zijn
eigen geldkas lag daarin. Hij nam die er
uit, wierp een blik op zijn gezellin en legde
het geld er weer in. Juffrouw Harcourt was
van schrik ineengedoken en verborg het ge
laat in de handenhaar geheele lichaam
beefde als een espenblad.
„Ik geloof, dat wij maar niet naar Cha-
riag Cross mortec rijde»", verklaarde Pn-
van elk stelsel van progressie of dtegreesie,
dat d© belastingdruk het zwaarst ie op de
genïficBdolde inkomsten,waaronder die van
don winkelstand en eter Heine nijverheid
het sterkte vertegenwoordigd zijn.
Met eenrigo oveidrijving, doch niet zonder
een grond van waarheid, werd eens op deze
klasse van ingezetenen toegepast wat vóór
do revolutie gold voor de Fransche boeren:
„gons tai'liabies et corvóahles h merci."
Ook op ander gebied openbaart, zich een
dergelijke achteruitatelling. De „sociale
wetgeving," d. i. die, bedoeld in het belaag
der werklieden, houdt Regeering ©n wetge
vende li ah amen voortdurend beaig, zij wordt
in nagenoeg all© hladen en perioUfioken. be
sproken; doch d© belangen en behoeften van
den middenstand daarentegen worden
eahaarsoh gehoord en nog minder wordt er
rekening mee gehouden. Zoo wacht men te
vergeefs op een wet tot bescherming van den
eerlijken, handa'aar tegen do praktijken van
de vervalschers van levensmiddelen, tegen
kl'io \"an de flessohenbrökkere, tegen de oneer
lijke concurrentie, en zooveel meer.
Doch ook in andere opzichten, verkeert de
wLrikelaersstand in minder gunstige condi
tie; allereerst reedB en we hebben dit on
derwerp redds meermalen aangeroeid wat
betreft het onderwijs. Het middelbaar on
derwijs, zooals het als regd op de"H. B.-S.
mot 5-jarigen cursus wordt gegeven, komt
den müddensband slechts weinig ten goed©;
handelscuïdorwija is niet dan met groot© kos
ten terkrijgbaa-r; een onderwijs, dat reke
ning houdt met de practijk des levens,
wortit slechts hier en daar en meest onvol
doend© gegeven. Zoo treden velen het loven
in, onvoldoend© toegerust voor de taak, die
hen waaht; niet in 't bezit van de kundighe
den, welke zij zouden behoeven, met het ge-
\oflg, dat t© dikwerf sleur en routine d©
plaats moeben innemen van op theoretische
kennis bouwendo practijk. Dit verklaart
waarom zoo velen vijandig staan tegenover
nieuwe denkbeelden; van welkor toepassing
zij alleen het directe nadeel zien voor hun
bedrijf, maar niet do voordeden welke er
van zouden kunnen woidbn getrokken, in
dien met voldoende kennis toegepast
Zoo voelen zij bijv. geducht de schade door
de coöpe ratio hun berokkend, doch blij keu
onmachtig dit vruchtdragend bqgrnsed tot
eigen voordeel boe te passen. In stede van
zich onderling te verbinden en in samen
werking kracht te zoeken, bestrijden zij el
kander dikwerf op d© kloingeestigste wijze
en. tob wederzijdsch nadeel; zij speuren in
iedoren- nieuwen vakgenoot een concurrent
en vijand, in plaats van ©r een mogolijken
bondigeD/oot en medestander in te zien in
don sbrijd voor de wederzijdsohe belangen,
ckett en riep den koetsier het bevel toe:
„Naar huis!"
Zijn gevangene bewaarde het stilzwijgen;
als zij niet zoo gebeefd en haar borst niet zoo
onstuimig gezwoegd had, dan had men kun
nen meenen, dat zij sliep. Hij ergerde zich
over zichzclven, dat haar toestand hem zulk
een medelijden inboezemde.
„Gij zult je toch door een paar mooie
oogen niet uit het ovenwicht laten brengen,
oude ezel?" sprak hij in stilte tegen zichzel-
ven. „Zij dringt zich met valsche aanbeve
lingen in het huis eener fatsoenlijke vrouw,
is de handlangster van een der brutaalste
schurken, neemt zonder eonrig bezwaar je
geldkas mee, wijl zij den inhoud begeert te
hebben, een waardig voorwerp van medelij
den, dat moet men zeggen, en slechte een
schaapskop zou daardoor geroerd kunnen
worden."
Met-dergelijke vleierijen zette hij zichzcl-
ven het hoofd terecht, en toen de droschkc
voor zijn woning stilhield, was hij bijna weer
over zichzolven tevreden. Hij liet het rijtuig,
zonder den koetsier te betalen, heengaan,
ontsloot zelf de voordeur en liet de weduwe
vooraan gaan. Zij voerde geenerlei zenuw
achtige comodio op, maar hij zag wel, dat zij
zich nauwelijks kon staande houden.
„Nu, u gedraagt u ten minst© verstan
dig", merkte hij op, zoodra zij zijn kamer
hadden bereikt, „en ik wil om uwentwil
hopen, dat gij dit ook verder zult doen. Ik
heb u een paar vragen te doen en raad u
aan, eerlijk op te biechten, want zoodra gij
mij iets wilt wijsmaken, ontzie ik u niet.
In de eerste plaats verzoek ik u mij uw
naam te zeggen
Marie Harcourt," was haar antwoord.
„Zoo, blijft a daarbij Nu, als gij zoo
heet, is het goed, maar als gij meent mij
voor den gek te kunnen houden, dan vergist
gij u terdege. Gij heet dus Marie Harcourt?"
„Ja, zoo heet ik."
„Getrouwd of ongetrouwd
„Ongetrouwd."
„Alzoo, Marie Harcourt, ongetrouwd.
Waarvan bestrijdt gij uw onderhoud?"
„Ik ben onbemiddeld."
„Dat kan niet zijn. Waarvan zoudt gij
dan leven?"
Zij zweeg.
„Voor deq dag er mee. Waarvan onder
houdt gij u? Gij moet toch inzien, dat ver
stoktheid uw toestand slechts verergeren
kanUw stilzwijgen ie in de hoogste mate
verdacht en hoe geslotener gij zijt, des te
meer raakt gij in de klem."
Prickett was niet licht verwonderd, maar
Mawe Harcourt bereidde hem toch een ver
rassing. Zij was niet op den stoel, welken
hij haar had aangeboden, gaan zitten, maar
voor hem blijven staan, met de handen tegen
de tafel gedrukt, alsof zij behoefte had aan
steun. Nu richtte zij zich in haar volle lengt©
op en ging met uitgestoken armen eenige
passen op hem toe, sloeg echter eensklaps
met een wilden kreet van smart beide han
den voor het gelaat.
„O, mijnheer Prickett!" riep zij snikkend
uit. „Ik heb veel van u gehoord hoe goed
en verstandig gij zijt sta mij bijHelp
mij. mijnheer Prickett?"
„Ohodacht Prickett bij zichzelven.
„Niete dan comediel"
VI.
Marie Harcourt kon dientengevolge wei
nig bemoediging uit Prickett's gezicht put
ten en keek hem na dezen noodkreet met toe
nemenden angst aan. Toen zij met die woeste
armbeweging op hom was toegetreden, alsof
zij zich rcgolrecht aan zijn borst wilde wor
pen, had hij niet de. minste beweging ge
maakt, geen spier in zijn gelaat was ver
trokken en het was haar alsof haar warme
opwelling op haar zelve terugkaatste, als het
geluid van een rotswand. Prickett begreep
maar half wat haar ontstelde oogen hem
zeiden, maar hij geloofde in elk geval waar
heid daarin te lozen.
„Wij willen niet zoo hoogdravend zijn,"
antwoordde hij nuchter „Bij mij maakt
alleen de eenvoudige eerlijkheid indruk, en
ik zou het aangenaam vmden, als gij u kalm
wildet gedragen. Ik moet deze zaak grondig
onderzoeken en zoodra ik haar onderzocht
heb, mijn plicht doen. Wees zoo goed en
neem plaats."
Ditmaal gehoorzaamde zij hem, want hij
had een gebiedonden toon aangeslagen en
deed geen moeite meer beleefd to schijnen.
„Het geval heeft zich aldus toegedragen,"
ging hij voort. „Gij zijt onder valsche
voorspiegelingen en mot behulp van valscho
brieven in dit huis binnengeslopen, dat is
reeds op zichzelf een tamelijk bedenkelijke
zaak Dezen morgen zijt gij er met de kas
van door gegaan.dat is niet bepaald ver
trouwenwekkend. Misschien zal ik u na ons
gesprek laten gevangen nemen, misschien
ook niet; dat hangt van de verklaringen af,
welke gij mij geven wilt of kunt. Maar het
zal u wel duidelijk geworden zijn, dat men
mij niet ongestraft voor den gek houdt, en
gij aan het kortste eind trekt, als gij het
probeert."
By de laatste woorden had Prickett do
kleine geldkas geopend en den iohoud daarvan
op de tafel uitgeschud.
deeolfde teleurstelling ondervinden als tb©
van 1895; ook voor hen is do (tweede) her
halingsoefening reeds twee jaar geleden.
Ten aanzien der lichting 1897, die even
eens reeds twee herhalingsoefeningen achter
den rug heeft, goldt dit in mindere mate,
oandat haar tweede oefening eers1 in 1901
heoft plaats gehad en zij door wat thaiu
gebeurd is, volkomen gewaarschuwd is. Heb
is trouwens wenschelijk de volledige uitvo©
ring der Militiewct ndet langer te beperken
dau wegens dc omstandigheden strikt wen
schelijk kan worden geacht.
Wij bevolen deze oplossing aan de overw©
ging der Kamerlcübn aan. Werd zij goedg©
keurd, dam zou in -dit jaar alleen do lichting
infanterie 1899 tot herhalingsoefening wor
den opgeroepen; in 1903 de lichtingen 1899
en 1900; in 1904 de lichtingen 1897, 1899
(voor de tweed©) in 1901 (voor dc eerste
maal) em d^n voorte elk jaar drie lichtin*
gen. Is er bctzwaar om dit jaar slechte óón
lichting op te roepen, dan zou alsnog do
lichting 1897 reeds thans kunnen worden op
geroepen in 1908 de lichtingen 1898 en 1900;
in 1901 de lichtingen 1699 cn 1901 en zou
in 1905 allee normaal zijn (drie lichtin
gen)."
ff et Yolk gaat, zegt De Standaard, ge
weldig t© keer tegen het voornemen van mi-
dister Bergawsius om de lichting 1895 in den
zomer t© laten opkomen.
Dat spreekt trouwens vanzelf.
Nqg vóór dat blad zijn groeten mond open
zet, woton zo wol, wat het t© zeggen heoft.
Geen man en geen oent, is immers dto l©u
ze der socialisten, waarmede zjj hun ge
hechtheid aan hot vaderland te kennen go
wn Hoe zouden ze dan kunnen zijn vooi
aa-oof entingen
De quasi-verontwaardiging van Het Volk
over hot voornomen van den Minister van
Oorlog is dan ook niet anders dao. tcvotidr
van don politicus Troelstra
Een middeltje om de menschon onl- iv-desU
te maken en op t© ruien, ten oindo strnka
coa' grooter getal stommen te wrkrijgon
voor hom cn andere socialistische Candida
ten.
En vorder zegt De Standaard
Jaron lang is in de pers on niet liöt
minst in onze bladen geklaagd over do
onvoldoende oefeningen en alles, wat mot
ons milibic4!qgor in betrekking staat.
Eindelijk is er een nieuwe wet gokotncin.
Een wet, die bedoelt ons land, voor wat bo
treft dc levende strijdkrachten, meer weer
baar te maken. En hoewol wij tegen die wet
bexionkingen hebben, omdlat zij naar ons go-
voelcn i*n nnet genoegzame mate hot beginsel
van volksleger tot zijn recht laat ko
men, zoo heeft tooh de antirevolutionaire
partij de totstandkoming or van toegejuicht.
Toch kon ieder weten, dat de nieuwe wet
zwaardore ponsoonlijkc lasten zou opleggem;
maar een partij, die belijdt, dat Gods Woord
©isoht vondodliging van den vadorlaiccktiion
bodem in de ure des gtfvviars, mooht daarom
ui at tegen de wot zijn.
Trouwafts, laten wij niet vergetendat do
persoonlijke losten met minder zoud. n zijn,
wanneer wc een zuiver vodkslegi-r hadden.
Om d\ie roden kunnen we ons dan. ook niofc
zoo druk maken over 's Ministers voorno
men om de lichting van 1895 te laten opko
men.
Zeker daar kleeft iet© hards aan, gelijk
trouwens aaft alle nieuwe maatregelen.
Maar wcersprokenk an ook niet worden,
dat, als wc weerbaar willen zijn, ons leger
dan ook goed geoefend mort wezen
Of nu, gelijk sommige bladen beweren, het
desbetreffend artikel rati' de mtouwe Mil it i©-
wet bodoolt, dan alleen zij, di© van 1898 af
korten oofeningstijd gehad hebben, drie
maal vior weken ruaoofentingen zich morton
getroosten, lateti we in het midklen. Of
schoon het ni'öt onmogelijk schijnt, dat op
die bowonng iets valt af te dJrngen.
Maar dit meenen we toch te kunnen zeg
gen, dat waar de schutterijen kometi. te ver
vallen on die Landweer zeer wei ruig oefenin
gen aal vortlercn, hot n.iet zóó onredelijk
sohijnt om de manschappen vati 1895 nog
cenige dagen t© laten opkomen.
Of zou men in ornst meenen, dat de lich
ting van dat jaar, wanJoeer zij ov* r drie ja
ren of later voor de verdediging van den
„Dat Is niot uw eigendom," zeide Mario, op
de zilveren munt wijzend, half uitdagend, half
smeekend, „en dat is het voorworp, waarom
ik in dit huis kwam."
„Nu ziet go, hoe men zich vergissen kan,"
antwoordde h(J gelaten, „Dit stukje zilver is
m\jn eigendom en is niet do zilvoren munt,
waarom gU hier zyt. De zilvoren munt, welko
gU zoekt, is ergens anders in veilige bewaring
en dezo is vervalecht evenals uwe aanbovo-
lingen."
Dat zeggonde wipte by het zilvoron stukje
met den duim weg, zoodat het over do tafel
rolde en voor den haard bleef liggen.
„Voor zoover is alles goed. Gy zocht oor
zilveren munt met opschrift, maar wolk recht
hebt g(J daarop en wat zoudt gU or moo bo
ginnen, als zo in uw handen viol?"
„Ik zou het den rechtmatigen eigenaar
teruggoven," antwoordde zy.
„Ah zoo? Bestaat er een rechtmatige eige
naar? En wie mag dat wel zyn?"
„Myn vader," verklaarde zy kalm.
„Zoo, zool En mag ik vragen, wat uw vader
is in in hot burgeriyke leven?"
„Mynheer Prickett," begon zy, hom open en
onverschrokken aanziende, „ik wil u de geheele
waarheid zeggen. Misschien zult gy my zolfs
bystaan, als gy eerst alles weetl Myn vader
bevindt zich in groote ellende en gevaar. liy
is de beste, meest rechtschapen man en toch
moet hy zich verborgen houden ais een mis
dadiger."
(WorcU vervolgd,)