LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 19 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT.; FEUILLETON. So. 13930 ©n zoeten hun heil in klagen, zonder dat hun klachten een weerklank vinden. Ddt alles is te meer to betreuren, omdat jurist in dien middenstand in don rui meren zin genomen dè kern woont van iedere gemeenschap van burgers. Goethe, zelf uit dien kring voortgekomen, begreep dit zoo goed, toen hij schreef: dat de wakkere burger in iedeten voroi de beste kracht van don staat uitmaakt. Het moge in onze dagen de gewoonte zijn met mriimchting te gewa gen van de „bourgeois", zij, die burgers en kooplieden,mogen' niet vergetendat noch do hoogste noch de laagste kringen van ons rolk Nddi?rhanid hebben gamaaikt tot wat hot is. maar dat hot. vrije Gemeentebest der Lage Landen een schepping is van don go- smaden bourgeois." Onze middendbainld moet echter weder loe ren aidhzekf te gevoelen, zich weder bewust woiVfen \an de kracht, welke van hem kan en behoort uit te gaan. Niet aJs individuen, als eenlingen, maar als een vast aaneenge sloten geheel, optredend naar een welover wogen program, met een bewust, doel voor oogen. En dat. kam alleen geschieden door voreoniging, organisatie. Niet om te rem men. niifi om het wettig streven naar lots verbetering van andoren. tegön te werken en zioh daaraan vijandig te beboonon, maar om integendeel een nieuwe machtige stuwkracht toe te voegen aam d© reeds bestaande en daardoor bovens t» voorkomen-, dat niet een zijdig m éón richting wonden gedreven." Ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant bespreekt, de quaestie der oproeping van d'e militieplichtigen der liohtio.g 1895 en tracht een oplossing to vinden voor de ge- oppoiilo bezwaren. Het blad zegt, dat, indien m©n aanneemt, dat. do Regeering verplicht is de oproeping dor Lichting 1895 dit jaar in beginsel vast te stellen, dan, waar het eerste gedeelte van het nieuwe artikel 111 op die iiohbing van toepasdi'Dig geacht wordt, hot laatste lid het ook zal zijn, n.l. dat. duur en aantal dor herhalingsoefeningen kunnen worden ver minderd voor hen, die krachtens art. 109 (arbb. 123 en 124 der oude wet) voor het blijvend gedeelte onder do wapenen zijn ge bleven. De quaestie zoo gaat de N. R. Ct. voort zou dan ten slotte hierop neerkomen: Welk gebruik zal de Regeerdng in dit en in de naast volgend© jaren van die bevoegd heid in billijkheid dienen be- maken? Op den, voorgrond stelt' bot blad, dat wat voor de liohting 1895 geldt, evenzeer van kracht is 'voor al de oven ge liohbi'ogcm, vóór 1902 ingelijfd, voor zooverre zij n.l. reeds tweemaal aan herhalingsoefeningen deelnamen of deelgenomen zullen hebben. Voorts, dat hot in het belang van de land weer steeds wenschetfijk zal zijn, dat van de bedoeld© bevoegdheid, in het slot van art. 111 aan de Rogeering verleend, gebruik wondt gemaakt, zoo min mogelijk ten aan zien der deitie, maar liefst ten opzichte dor eerst» herhalingsoefening. Maar daar die wenschelijkheid ten opzich te van de lichtingen, dio reeds aan twee her- halingsoefenjingem deelnamen, geen toepas sing meer kan vinden, zal alzoo voor haar slechts boporking dor derde oefening moge lijk zijn, tenzij de Regeering de in het slot van art. 111 toegekende bevoegdheid voot haar buiten toepassing laat. Hiertegen verzet zich echter, volgens de N. R. Ct., zoowel de billijkhetikl als de be- doeld/ng des wetgevers. Deze vorlecn.de di© bevoegdheid bocli niet om ze een doode let ter to doen zijn. De N. R. Ct. besluit: ,Wij /.ouden daarom ten aanzien der hier- bedoelde oudere lichtingen wenschem, dat voor hen do duur der derde herhalingsoefe ning weid gesteld op 14 dagen, eenvoudig- heidsbalvo voor de gehecdo lichting, en in ieder geval voor ieder, die reedB twee her halingsoefeningen bijwoonde en aan eerste oefening en blijvend gedeelte totaal 14 1/2 maand (n.l. volgens de nriëuwe wet 8 12 maan eerste oefening on 6 maanden blijvend gedooltc) onder de wapenen doorbracht. Dien tijd van 14 dagen achten wij bodh voldoende om alle oefeningen nog eens gron dig met hem te doorloopcn; dio tijd kan voor de betrokkenen geen overwegend boa waar opSeveren; de billijkheid zou betracht de be langen van den dienst en der miliciens zou den o. i. voldoende behartigd zijn." De Nieuwe Courant doet der Rogeering een uitweg aan de hand. Hert, blad erkent ten d'eelo de gegrondheid dor geopperde be- denikingen Indien cenigc Kamerleden gezamenlijk een wetsvoorstel Lnldieme-n om d© derde her halingsoefening der lichting 1895 tot den kortst mogelij kon duur te beporkon, dan zou, dunkt ons, niets de Rogeering be hoeven te verhinderen om zich bij de aan neming van een dergelijk van het parldment uitgegaan wetsvoorstel neer te leggen. Het kon. besüuiit, waarin de duur der oefeningen nliet wordt vermeld, zou no et behoeven to worden injgetrokkon; de Rogeering zou slechts gomachti gd worden de opgeroe penen zeer kort na dc opkomst te ontslaan. Billijkheidshalve zou dan met dc lichting 1896 ovenzoo gehandeld bchooren te woi<d©n. Voor defiw dienstplichtigen toch breekt in 1903 het Laatste jaar aan.; ook zij zouden :3 J üf Het gebouw van den Rijksraad te St.-Petersbnrg, waar de minister van binueiilandnche zaken Sipjagin vermoord werd. Misschien doordat de moordenaar ln militaire uniform gekleod was, of door andere redenen, verspreidde zich het gerucht, dat hot de minister van oorlog was, die het slachtoffer was geworden van den aanslag. Sipjagin had reeds in het vorige jaar na den moord op Bogoljepot en den aanslag op Pobedonostsef, verschillende bedreigingen ontvangen, dat ook zfjn beurt zou komen, en er was ook toen al een verhaal in omloop over een aanslag op ztfn persoon. Sipjagin had den naam van een uitmuntend en scherpzinnig jurist te zyn. Hy genoot het bijzondere vertrouwen des Keizers. Zyn politieke beginselen werden vooral door de studenten voor zeer conservatief gehouden. ®e Tijd k&d deze? liegeci cror •a-A om- éervga een artikel, waann geklaagd wordt ow©r achteruitgang. Mem zou 200 denk on, dat, na do reuzenschreden, die hot onderwijs goiaan heeft, de toesta,oden op allo gebied wel veel boter moesten wezen dan voorheen. Doch wat ziet men naar de werkelijkheid? „Noot slechte waren levensgeluk en levens blijheid in vroeger tijden veel meer algemeen dan in ons» viagen; niet slechts huisden over Ihet algemeen krachtiger, gezonder geesten in krachtiger en gezonder Lichamen dan bij on- xo sceptische, zenuwzieke en levemszabto modornon; niet slecht© wae do beschaafd© tnonschheod in haar geheel beter tegen den harden strijd, des levens opgowassca, doch ook algemeen was hot kunnen( wij zeggen niet het kennen) grooter dan thans. Op een leef tijd waarop do knapen van onzen tijd nog nauwelijks de schoolbanken van gymnasium of hóogoro burgerschool verlaten hebben, eden wij de jonge mannen van het voorge slacht reeds optreden als aanvoerder bij le ger en vloot: reeds handel drijven in Oost en West; reeds als geoefende kunstenaars ■werkzaam; reeds met sierlijkheid zich uit drukken in het Latijn of andere vreemde talen; in 't a'gemeen blijk geven van een yijphedd, welke door de tegenwoordige jeugd ondanks do veel grooter© zorgen en veel grootere geldsommen, aan haar opvoeding besteed, niet dan bij hooge uitzondering, en dan nog steeds op veel hoogeren leeftijd, bereikt «wordt. Van Staatsdw ang wil De Tijd ten deze niet weten. De Overhead kan mot door de iei'ben het bewijs leveren, dat haar oplei ding in alle opzichten voortreffelijk is. Im- .tegendeelde ware weg is nog niet gevontliOT© «non is nog becaig hem te zoeken. „Welnu, dan behoort ook aan ieder, di© bewijzen geeft, dat zijn streven ernstig ge ineend is, vrijheid gd'aten te worden, om •riten weg t© zoeken op zijn manier. Wij heb ben het meer gezegd, maar het dient niet óéns, doch vóór wij ons dool bereikt, hebben, eekor nog veel malen herhaald- door als norm to stellen voor alle examens, recht gevend© bot verschillend© betrekkingen, de «erischen en programs van zijn eigen ïmrich- ttLngen', en op die wijze het bijzonld©r on derwijs te dwingen zijn scholen meer en meer bot kopieën te maken der openbare scholen, staat d© Overheid elke afdoende verbetering van ons onderwijs on van onze volksopvoe ding in den weg. Wij denken hier aan examens van hulp en hoofdonderwijzers; aan toegangsexamens tot d© Universiteit, de Polytechnische tSahool, do militalire opleidingsscholen; aan do examens voor surnumerair bij do belas tingen, bij de posterijen, enz., onz voor welke feitelijk gevorderd worden een oplei ding aan een hoogere burgerschool met vijf jarigen cursus of wel een opleiding met dezo geheel evenwijdig loopend©, volgens dezelfde eigenlijk door iedereen veroordeelde metho de, omvattende hetzelfde, eveneens door iedereen veroordeelfde program van leep-ak ten en examen-kennis." Onlangs had De Nieutoe Courant een ftrtikel over de te Rotterdam gelioudbn ver- gajderijng ter voorbereiding van con con gres van winkeliers. De Nieuwe Am- fiemschc Courant spreekt in d©nzeJfden zin. Het blad zegt o. a. „Aan den strijd voor lotsverbetering van den werkman doen wij gaarne mod©, doch omlbkcnd mag niót wordent, dat bij di©u Bbrijd, in. onze dagen met zooveel warmte en Beker nlict zoodeT vrucht gevoerd, do bcfan- gen van een groot deel van hen, die niet minder dan de werklieden deel uitmaken van d© gemeenschap, voortdurend on bijna dbelselmatig worden voorbijgezien. Wanneer ©r, om iets te noemen, in Kamer of Ge meenteraad beraadslaagd wordt ove>r nieuwo of te wijzigen belasting, kan men er van verzekerd zijn, dat tal van verdedigers der arbeidersbelangen zich zullen doen hooren; BeMdn evenwel, althans kyveel minder mabo, wordt aandacht geschonken aan die van den middenstand. Vrij algemeen geldt dan ook Dc verborgen schai. 10) „Maar gij moet toch ergens heengaan-, dus Btap in", zeide hij overredend cn nam haar daarbij de zwart lederen tasch eenvoudig uit do hand. Zij streefde niet tegen, inaar keek hem Bleelits angstig cn smeekend in de oogen. Hij stak haar de hand toe om haar bij hot in stappen te helpen, maar zij sprong zonder zijn hulp in het rijtuig. „Zoo, en welk adres moet ik den koetsier opgeven?" vroeg hij. „Het is mij volkomen onverschillig in welko richting uw doel ligt." Weer zag hij het zwakke vonkje van hoop in haar blik verschijnen, juist alsof zij bij zichzelvo beredeneerde, dat zij zich ten slotte toch slechts noodeloos bezorgd had gemaakt. Charing Cross", antwoordde zij met een matten glimlach. „Goed. Charing Cross, koetsier!" beval Prickett. Hij nam, dc lederen tasch op zijn knieën houdend, naast haar plaats. Deze tasch was zoo licht, dat men haar voor leeg had kun nen houden, en slechts met een klep geslo ten. Prickett streek streelend met dc hand ov?r den heugel, de tasch sprong open: zijn eigen geldkas lag daarin. Hij nam die er uit, wierp een blik op zijn gezellin en legde het geld er weer in. Juffrouw Harcourt was van schrik ineengedoken en verborg het ge laat in de handenhaar geheele lichaam beefde als een espenblad. „Ik geloof, dat wij maar niet naar Cha- riag Cross mortec rijde»", verklaarde Pn- van elk stelsel van progressie of dtegreesie, dat d© belastingdruk het zwaarst ie op de genïficBdolde inkomsten,waaronder die van don winkelstand en eter Heine nijverheid het sterkte vertegenwoordigd zijn. Met eenrigo oveidrijving, doch niet zonder een grond van waarheid, werd eens op deze klasse van ingezetenen toegepast wat vóór do revolutie gold voor de Fransche boeren: „gons tai'liabies et corvóahles h merci." Ook op ander gebied openbaart, zich een dergelijke achteruitatelling. De „sociale wetgeving," d. i. die, bedoeld in het belaag der werklieden, houdt Regeering ©n wetge vende li ah amen voortdurend beaig, zij wordt in nagenoeg all© hladen en perioUfioken. be sproken; doch d© belangen en behoeften van den middenstand daarentegen worden eahaarsoh gehoord en nog minder wordt er rekening mee gehouden. Zoo wacht men te vergeefs op een wet tot bescherming van den eerlijken, handa'aar tegen do praktijken van de vervalschers van levensmiddelen, tegen kl'io \"an de flessohenbrökkere, tegen de oneer lijke concurrentie, en zooveel meer. Doch ook in andere opzichten, verkeert de wLrikelaersstand in minder gunstige condi tie; allereerst reedB en we hebben dit on derwerp redds meermalen aangeroeid wat betreft het onderwijs. Het middelbaar on derwijs, zooals het als regd op de"H. B.-S. mot 5-jarigen cursus wordt gegeven, komt den müddensband slechts weinig ten goed©; handelscuïdorwija is niet dan met groot© kos ten terkrijgbaa-r; een onderwijs, dat reke ning houdt met de practijk des levens, wortit slechts hier en daar en meest onvol doend© gegeven. Zoo treden velen het loven in, onvoldoend© toegerust voor de taak, die hen waaht; niet in 't bezit van de kundighe den, welke zij zouden behoeven, met het ge- \oflg, dat t© dikwerf sleur en routine d© plaats moeben innemen van op theoretische kennis bouwendo practijk. Dit verklaart waarom zoo velen vijandig staan tegenover nieuwe denkbeelden; van welkor toepassing zij alleen het directe nadeel zien voor hun bedrijf, maar niet do voordeden welke er van zouden kunnen woidbn getrokken, in dien met voldoende kennis toegepast Zoo voelen zij bijv. geducht de schade door de coöpe ratio hun berokkend, doch blij keu onmachtig dit vruchtdragend bqgrnsed tot eigen voordeel boe te passen. In stede van zich onderling te verbinden en in samen werking kracht te zoeken, bestrijden zij el kander dikwerf op d© kloingeestigste wijze en. tob wederzijdsch nadeel; zij speuren in iedoren- nieuwen vakgenoot een concurrent en vijand, in plaats van ©r een mogolijken bondigeD/oot en medestander in te zien in don sbrijd voor de wederzijdsohe belangen, ckett en riep den koetsier het bevel toe: „Naar huis!" Zijn gevangene bewaarde het stilzwijgen; als zij niet zoo gebeefd en haar borst niet zoo onstuimig gezwoegd had, dan had men kun nen meenen, dat zij sliep. Hij ergerde zich over zichzclven, dat haar toestand hem zulk een medelijden inboezemde. „Gij zult je toch door een paar mooie oogen niet uit het ovenwicht laten brengen, oude ezel?" sprak hij in stilte tegen zichzel- ven. „Zij dringt zich met valsche aanbeve lingen in het huis eener fatsoenlijke vrouw, is de handlangster van een der brutaalste schurken, neemt zonder eonrig bezwaar je geldkas mee, wijl zij den inhoud begeert te hebben, een waardig voorwerp van medelij den, dat moet men zeggen, en slechte een schaapskop zou daardoor geroerd kunnen worden." Met-dergelijke vleierijen zette hij zichzcl- ven het hoofd terecht, en toen de droschkc voor zijn woning stilhield, was hij bijna weer over zichzolven tevreden. Hij liet het rijtuig, zonder den koetsier te betalen, heengaan, ontsloot zelf de voordeur en liet de weduwe vooraan gaan. Zij voerde geenerlei zenuw achtige comodio op, maar hij zag wel, dat zij zich nauwelijks kon staande houden. „Nu, u gedraagt u ten minst© verstan dig", merkte hij op, zoodra zij zijn kamer hadden bereikt, „en ik wil om uwentwil hopen, dat gij dit ook verder zult doen. Ik heb u een paar vragen te doen en raad u aan, eerlijk op te biechten, want zoodra gij mij iets wilt wijsmaken, ontzie ik u niet. In de eerste plaats verzoek ik u mij uw naam te zeggen Marie Harcourt," was haar antwoord. „Zoo, blijft a daarbij Nu, als gij zoo heet, is het goed, maar als gij meent mij voor den gek te kunnen houden, dan vergist gij u terdege. Gij heet dus Marie Harcourt?" „Ja, zoo heet ik." „Getrouwd of ongetrouwd „Ongetrouwd." „Alzoo, Marie Harcourt, ongetrouwd. Waarvan bestrijdt gij uw onderhoud?" „Ik ben onbemiddeld." „Dat kan niet zijn. Waarvan zoudt gij dan leven?" Zij zweeg. „Voor deq dag er mee. Waarvan onder houdt gij u? Gij moet toch inzien, dat ver stoktheid uw toestand slechts verergeren kanUw stilzwijgen ie in de hoogste mate verdacht en hoe geslotener gij zijt, des te meer raakt gij in de klem." Prickett was niet licht verwonderd, maar Mawe Harcourt bereidde hem toch een ver rassing. Zij was niet op den stoel, welken hij haar had aangeboden, gaan zitten, maar voor hem blijven staan, met de handen tegen de tafel gedrukt, alsof zij behoefte had aan steun. Nu richtte zij zich in haar volle lengt© op en ging met uitgestoken armen eenige passen op hem toe, sloeg echter eensklaps met een wilden kreet van smart beide han den voor het gelaat. „O, mijnheer Prickett!" riep zij snikkend uit. „Ik heb veel van u gehoord hoe goed en verstandig gij zijt sta mij bijHelp mij. mijnheer Prickett?" „Ohodacht Prickett bij zichzelven. „Niete dan comediel" VI. Marie Harcourt kon dientengevolge wei nig bemoediging uit Prickett's gezicht put ten en keek hem na dezen noodkreet met toe nemenden angst aan. Toen zij met die woeste armbeweging op hom was toegetreden, alsof zij zich rcgolrecht aan zijn borst wilde wor pen, had hij niet de. minste beweging ge maakt, geen spier in zijn gelaat was ver trokken en het was haar alsof haar warme opwelling op haar zelve terugkaatste, als het geluid van een rotswand. Prickett begreep maar half wat haar ontstelde oogen hem zeiden, maar hij geloofde in elk geval waar heid daarin te lozen. „Wij willen niet zoo hoogdravend zijn," antwoordde hij nuchter „Bij mij maakt alleen de eenvoudige eerlijkheid indruk, en ik zou het aangenaam vmden, als gij u kalm wildet gedragen. Ik moet deze zaak grondig onderzoeken en zoodra ik haar onderzocht heb, mijn plicht doen. Wees zoo goed en neem plaats." Ditmaal gehoorzaamde zij hem, want hij had een gebiedonden toon aangeslagen en deed geen moeite meer beleefd to schijnen. „Het geval heeft zich aldus toegedragen," ging hij voort. „Gij zijt onder valsche voorspiegelingen en mot behulp van valscho brieven in dit huis binnengeslopen, dat is reeds op zichzelf een tamelijk bedenkelijke zaak Dezen morgen zijt gij er met de kas van door gegaan.dat is niet bepaald ver trouwenwekkend. Misschien zal ik u na ons gesprek laten gevangen nemen, misschien ook niet; dat hangt van de verklaringen af, welke gij mij geven wilt of kunt. Maar het zal u wel duidelijk geworden zijn, dat men mij niet ongestraft voor den gek houdt, en gij aan het kortste eind trekt, als gij het probeert." By de laatste woorden had Prickett do kleine geldkas geopend en den iohoud daarvan op de tafel uitgeschud. deeolfde teleurstelling ondervinden als tb© van 1895; ook voor hen is do (tweede) her halingsoefening reeds twee jaar geleden. Ten aanzien der lichting 1897, die even eens reeds twee herhalingsoefeningen achter den rug heeft, goldt dit in mindere mate, oandat haar tweede oefening eers1 in 1901 heoft plaats gehad en zij door wat thaiu gebeurd is, volkomen gewaarschuwd is. Heb is trouwens wenschelijk de volledige uitvo© ring der Militiewct ndet langer te beperken dau wegens dc omstandigheden strikt wen schelijk kan worden geacht. Wij bevolen deze oplossing aan de overw© ging der Kamerlcübn aan. Werd zij goedg© keurd, dam zou in -dit jaar alleen do lichting infanterie 1899 tot herhalingsoefening wor den opgeroepen; in 1903 de lichtingen 1899 en 1900; in 1904 de lichtingen 1897, 1899 (voor de tweed©) in 1901 (voor dc eerste maal) em d^n voorte elk jaar drie lichtin* gen. Is er bctzwaar om dit jaar slechte óón lichting op te roepen, dan zou alsnog do lichting 1897 reeds thans kunnen worden op geroepen in 1908 de lichtingen 1898 en 1900; in 1901 de lichtingen 1699 cn 1901 en zou in 1905 allee normaal zijn (drie lichtin gen)." ff et Yolk gaat, zegt De Standaard, ge weldig t© keer tegen het voornemen van mi- dister Bergawsius om de lichting 1895 in den zomer t© laten opkomen. Dat spreekt trouwens vanzelf. Nqg vóór dat blad zijn groeten mond open zet, woton zo wol, wat het t© zeggen heoft. Geen man en geen oent, is immers dto l©u ze der socialisten, waarmede zjj hun ge hechtheid aan hot vaderland te kennen go wn Hoe zouden ze dan kunnen zijn vooi aa-oof entingen De quasi-verontwaardiging van Het Volk over hot voornomen van den Minister van Oorlog is dan ook niet anders dao. tcvotidr van don politicus Troelstra Een middeltje om de menschon onl- iv-desU te maken en op t© ruien, ten oindo strnka coa' grooter getal stommen te wrkrijgon voor hom cn andere socialistische Candida ten. En vorder zegt De Standaard Jaron lang is in de pers on niet liöt minst in onze bladen geklaagd over do onvoldoende oefeningen en alles, wat mot ons milibic4!qgor in betrekking staat. Eindelijk is er een nieuwe wet gokotncin. Een wet, die bedoelt ons land, voor wat bo treft dc levende strijdkrachten, meer weer baar te maken. En hoewol wij tegen die wet bexionkingen hebben, omdlat zij naar ons go- voelcn i*n nnet genoegzame mate hot beginsel van volksleger tot zijn recht laat ko men, zoo heeft tooh de antirevolutionaire partij de totstandkoming or van toegejuicht. Toch kon ieder weten, dat de nieuwe wet zwaardore ponsoonlijkc lasten zou opleggem; maar een partij, die belijdt, dat Gods Woord ©isoht vondodliging van den vadorlaiccktiion bodem in de ure des gtfvviars, mooht daarom ui at tegen de wot zijn. Trouwafts, laten wij niet vergetendat do persoonlijke losten met minder zoud. n zijn, wanneer wc een zuiver vodkslegi-r hadden. Om d\ie roden kunnen we ons dan. ook niofc zoo druk maken over 's Ministers voorno men om de lichting van 1895 te laten opko men. Zeker daar kleeft iet© hards aan, gelijk trouwens aaft alle nieuwe maatregelen. Maar wcersprokenk an ook niet worden, dat, als wc weerbaar willen zijn, ons leger dan ook goed geoefend mort wezen Of nu, gelijk sommige bladen beweren, het desbetreffend artikel rati' de mtouwe Mil it i©- wet bodoolt, dan alleen zij, di© van 1898 af korten oofeningstijd gehad hebben, drie maal vior weken ruaoofentingen zich morton getroosten, lateti we in het midklen. Of schoon het ni'öt onmogelijk schijnt, dat op die bowonng iets valt af te dJrngen. Maar dit meenen we toch te kunnen zeg gen, dat waar de schutterijen kometi. te ver vallen on die Landweer zeer wei ruig oefenin gen aal vortlercn, hot n.iet zóó onredelijk sohijnt om de manschappen vati 1895 nog cenige dagen t© laten opkomen. Of zou men in ornst meenen, dat de lich ting van dat jaar, wanJoeer zij ov* r drie ja ren of later voor de verdediging van den „Dat Is niot uw eigendom," zeide Mario, op de zilveren munt wijzend, half uitdagend, half smeekend, „en dat is het voorworp, waarom ik in dit huis kwam." „Nu ziet go, hoe men zich vergissen kan," antwoordde h(J gelaten, „Dit stukje zilver is m\jn eigendom en is niet do zilvoren munt, waarom gU hier zyt. De zilvoren munt, welko gU zoekt, is ergens anders in veilige bewaring en dezo is vervalecht evenals uwe aanbovo- lingen." Dat zeggonde wipte by het zilvoron stukje met den duim weg, zoodat het over do tafel rolde en voor den haard bleef liggen. „Voor zoover is alles goed. Gy zocht oor zilveren munt met opschrift, maar wolk recht hebt g(J daarop en wat zoudt gU or moo bo ginnen, als zo in uw handen viol?" „Ik zou het den rechtmatigen eigenaar teruggoven," antwoordde zy. „Ah zoo? Bestaat er een rechtmatige eige naar? En wie mag dat wel zyn?" „Myn vader," verklaarde zy kalm. „Zoo, zool En mag ik vragen, wat uw vader is in in hot burgeriyke leven?" „Mynheer Prickett," begon zy, hom open en onverschrokken aanziende, „ik wil u de geheele waarheid zeggen. Misschien zult gy my zolfs bystaan, als gy eerst alles weetl Myn vader bevindt zich in groote ellende en gevaar. liy is de beste, meest rechtschapen man en toch moet hy zich verborgen houden ais een mis dadiger." (WorcU vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5